Rapport : Eindrapport van de Tijdelijke commissie Digitale toekomst “Update vereist – Naar meer parlementaire grip op digitalisering”
35 229 Parlementair onderzoek digitale toekomst
Nr. 10
RAPPORT – TIJDELIJKE COMMISSIE DIGITALE TOEKOMST «UPDATE VEREIST. NAAR MEER PARLEMENTAIRE
GRIP OP DIGITALISERING»
Inhoudsopgave
Woord vooraf van de commissie
1
Samenvatting
4
Inleiding
4
1
Digitale transitie: nieuwe maatschappelijke vraagstukken
7
1.1
TECHNOLOGISCHE SYSTEMEN WORDEN BETER, SNELLER EN PRECIEZER
8
1.2
TECHNOLOGIE RAAKT VERDER GEÏNTEGREERD IN ONZE SAMENLEVING
9
1.3
DE SAMENLEVING WORDT STEEDS VERDER «GEDATAFICEERD»
15
1.4
DIGITALISERING IS POLITIEK
17
2
Zelfreflectie: rol Tweede Kamer bij digitalisering
18
2.1
AANDACHT IN DE TWEEDE KAMER
18
2.2
KENNIS EN INFORMATIEPOSITIE VAN TWEEDE KAMERLEDEN
24
2.3
INTERACTIE MET DECENTRALE OVERHEDEN EN TOEZICHTHOUDERS
25
2.4
ANDERE PARLEMENTEN: MEER ERKENNING VOOR DIGITALISERING
26
2.5
LESSEN
31
3
Voorstellen voor meer grip
32
3.1
VOORAF
33
3.2
VOORSTELLEN
34
Bijlage 1 onderzoeksverantwoording
37
Bijlage 2 bronnenlijst
42
Woord vooraf van de commissie
De tijdelijke commissie Digitale toekomst (TCDT) is geboren uit een sluimerend ongemak.
De afgelopen jaren is de invloed van digitalisering op de samenleving exponentieel
toegenomen. Alle vaste Kamercommissies hebben ermee te maken gekregen. Van onderwijs
tot volksgezondheid en van landbouw tot dienstverlening door de overheid; overal biedt
digitalisering ongekende kansen. Voor de samenleving zijn er echter ook serieuze risico’s:
voor onze veiligheid, democratie en autonomie. Daarmee drong de vraag zich op of in
de Tweede Kamer voldoende kennis en aandacht is om de volle breedte van de ontwikkelingen
te overzien en daar richting aan te geven.
Terwijl de digitale transitie als een nieuwe industriële revolutie voortraast, is
aan de organisatie van de Tweede Kamer in de vaste Kamercommissies bijna niets veranderd.
Alle commissies doen digitalisering «erbij», zonder gespecialiseerde ondersteuning.
Veel vraagstukken komen overal enigszins aan bod, maar nergens echt uitputtend. Zo
stuurde het kabinet in oktober 2019 drie verschillende brieven over kunstmatige intelligentie
naar de Tweede Kamer, die ook in drie verschillende commissies, door verschillende
woordvoerders, zijn behandeld. Kan de Tweede Kamer het kabinet op deze gefragmenteerde
manier voldoende controleren en waar nodig voor verandering zorgen?
In de Nederlandse samenleving groeit ondertussen de kennis over digitalisering en
wordt volop gediscussieerd over wensen en grenzen. Zoals tijdens het referendum over
de Wet op de Inlichtingen en Veiligheidsdiensten (WIV) en ook in deze moeilijke tijd,
bij de zoektocht naar digitale hulpmiddelen om de verspreiding van het Coronavirus
tegen te gaan. Niet alles wat technisch mogelijk is, is ook wenselijk. En niet alles
wat wenselijk is, blijkt ook technisch mogelijk. In de Tweede Kamer moeten die discussies
goed gevoerd worden. Daarbij kunnen we best stevig van mening verschillen. Digitalisering
is politiek: waar waarden op het spel staan, worden verschillende afwegingen gemaakt.
Om een goed beeld te krijgen van de digitale transitie en de rol die de Tweede Kamer
daarin kan of moet spelen, heeft de TCDT met veel verschillende mensen gesproken,
waaronder vertegenwoordigers van gemeenten en provincies, toezichthouders, mensen
uit het bedrijfsleven, maatschappelijke organisaties, wetenschappers, adviescolleges,
ambtenaren, Europarlementariërs en Eurocommissaris Vestager. Met de hulp van onderzoekers
van de Universiteit Utrecht, de Radboud Universiteit en het Rathenau Instituut hebben
we teruggeblikt op ons eigen functioneren in de afgelopen jaren en gekeken naar hoe
andere parlementen omgaan met het onderwerp digitalisering. Onze bevindingen en aanbevelingen
staan beschreven in dit rapport.
Voor veel leden van de commissie, waaronder ikzelf, hadden de afgelopen maanden een
waarde in zichzelf. Het was leerrijk en stimulerend om ondergedompeld te worden in
de technologische veranderingen die gaande zijn en die nog op ons afkomen. Al voelde
het soms, in de woorden van een collega, alsof we voor een flatgebouw stonden, en
met het hoofd in de nek probeerden te overzien tot waar het reikte.
Op onze tocht om een paar etages hoger te klimmen zijn we vaardig bijgestaan door
een ervaren klankbordgroep met helikopterblik. Onze dank gaat uit naar Arie van Bellen,
Anneke Bovens, Inald Lagendijk en Marleen Stikker voor hun kritische blik en bereidheid
om mee te denken.
De grootste dank zijn wij echter verschuldigd aan de onvermoeibare staf die onze commissie
inhoudelijk en praktisch heeft ondersteund: Martijn Balster, Martijn Barth, Niels
Donker, Rens Jansma, Gerard van Roon, Marja Rotermundt en Amarens Veeneman.
In de afgelopen maanden hebben de commissieleden op fysieke afstand van elkaar moeten
werken. Maar wel steeds verbonden in de overtuiging dat technologie dienend moet zijn
aan mens en samenleving en dat de Tweede Kamer daar een belangrijke rol in te spelen
heeft.
Kathalijne Buitenweg (voorzitter)
Mede namens:
Kees Verhoeven (vicevoorzitter)
Jan Middendorp
Danai van Weerdenburg
Chris van Dam
Farid Azarkan
Gerrit Jan van Otterloo
Samenvatting
Digitalisering raakt alle onderdelen van ons leven. Soms tot onze tevredenheid, soms
hebben we twijfels of zijn we ertegen. De Tweede Kamer wil daarover eerder en beter
debatteren en keuzes maken. Hoe pak je dat als parlement zo goed mogelijk aan? De
tijdelijke commissie Digitale toekomst (TCDT) heeft onderzocht hoe parlementen van
andere landen dat doen, hoe de Kamer de afgelopen jaren over digitalisering heeft
gesproken en hoe zij haar kennis kan vergroten. Zij geeft de gehele Tweede Kamer ook
adviezen:
– richt een vaste Tweede Kamercommissie voor Digitale Zaken op;
– bepaal als Kamer welke kennis over digitalisering je nodig hebt;
– ondersteun de andere Kamercommissies rondom digitalisering;
– zorg voor passende wetten en regels voor digitalisering in Nederland en stem goed
af met de organisaties die toezicht houden op digitalisering; en
– weet wat er speelt in de Europese Unie en bepaal scherper met de regering wat Nederland
daar inbrengt over digitalisering.
De digitale transitie raakt alle onderdelen van ons leven, ...
Digitale systemen worden steeds beter, sneller en preciezer. Technologieën hangen
steeds meer met elkaar samen, raken met elkaar vervlochten en vormen zo één geheel.
Gegevens over alles wat mensen en organisaties doen worden steeds vaker opgeslagen
en gebruikt. Zo krijgt iedereen te maken met digitalisering en technologie.
...de politiek moet hier sturing aan geven, ...
Al deze veranderingen roepen de vraag op wat wij graag willen en wat we juist niet
willen. Over zulke vragen moet de politiek zich buigen, niet alleen op een bepaald
beleidsterrein, zoals onderwijs, zorg of in de landbouw, maar ook door al deze gebieden
heen of juist in het algemeen. Welk soort samenleving heeft de politiek voor ogen?
Het is de taak van de Tweede Kamer om ook hierbij de Nederlanders te vertegenwoordigen:
grip krijgen op onze digitale toekomst en op die manier de meningen van de Nederlanders
recht doen.
...maar dit lukt tot nu toe onvoldoende.
Tot nu toe heeft de Tweede Kamer gefragmenteerd over digitalisering gesproken. Hierdoor
zijn niet altijd alle risico’s, kansen en maatschappelijke waarden aan de orde gekomen.
Ook thema’s die meer commissies raken of die niet specifiek bij een bepaalde commissie
horen kwamen niet of onvoldoende tot hun recht. Hoe kan dat?
– De Tweede Kamer is verdeeld in commissies. Elke commissie controleert een Minister
of Staatssecretaris op haar beleidsterrein. Digitalisering past niet exclusief bij
één commissie.
– Andersom is digitalisering voor de bestaande commissies maar een onderwerp uit vele
andere. Dat betekent dat de meeste Kamerleden in die commissies ook maar beperkt tijd
hebben om zich te verdiepen in vragen over digitalisering.
– Het onderwerp digitalisering is relatief nieuw; de Tweede Kamer heeft er nog niet
veel kennis over verzameld.
– Ten slotte worden steeds meer wetten en regels op het gebied van digitalisering vastgesteld
in de Europese Unie. Dat maakt het moeilijker voor de Tweede Kamer om het kabinet
op het juiste moment te controleren en het vergt extra inspanning voor de Kamerleden
om goed geïnformeerd te zijn.
Om de politiek beter te laten sturen is het nodig om digitale veranderingen op een
andere manier te bespreken: we moeten digitale onderwerpen vaker en beter bespreken
en meer aandacht besteden aan de vervlechting van deze digitale veranderingen. Het
is ook nodig om goed te weten wat er in de Europese Unie gebeurt, en wat internationaal.
Én wat provincies, gemeenten en waterschappen nodig hebben, die vragen om een actieve
Tweede Kamer, die regels en wetten maakt. De TCDT is daarom tot de conclusie gekomen
dat het nodig is om een vaste Kamercommissie voor Digitale Zaken op te richten en
adviseert de Tweede Kamer het volgende.
Aanbeveling 1. Installeer een vaste commissie voor Digitale Zaken
De TCDT stelt voor om, na de Tweede Kamerverkiezingen, een vaste commissie voor Digitale
Zaken in te stellen. Deze commissie krijgt de volgende taken:
– Het controleren en behandelen van wetgeving van de bewindspersoon die verantwoordelijk
is voor digitalisering of, in de afwezigheid daarvan, van de bewindspersoon tot wie
de commissie zich primair verhoudt;
– Het verkennen, doordenken en agenderen van huidige en toekomstige commissieoverstijgende
ontwikkelingen op het gebied van digitalisering;
– Het informeren van andere commissies in de Tweede Kamer over relevante ontwikkelingen
op het gebied van digitalisering;
– Het voortouw nemen bij een coherente en integrale behandeling van commissieoverstijgende
digitaliseringsvraagstukken in de Tweede Kamer;
– Het fungeren als aanspreekpunt voor digitaliseringskwesties voor zowel het kabinet
als maatschappelijke groepen, bedrijfsleven, wetenschap en anderen.
Aanbeveling 2. Stel een kennisagenda Digitalisering op
Het is belangrijk dat de Tweede Kamer meer kennis binnenhaalt en zelf bepaalt welke
informatie zij nodig heeft, dus stelt de vaste commissie voor Digitale Zaken jaarlijks
een kennisagenda Digitalisering op.
Aanbeveling 3. Bied inhoudelijke ondersteuning aan overige Kamercommissies
De vaste Kamercommissies, die allemaal in meer of mindere mate te maken krijgen met
vraagstukken rondom digitalisering, moeten kunnen steunen op het werk dat gedaan wordt
in de vaste commissie voor Digitale Zaken.
Aanbeveling 4. Draag zorg voor een sluitend wettelijk kader en toezicht
De vaste commissie voor Digitale Zaken zal zicht houden op de vraag of de bestaande
wet- en regelgeving gezien de digitale ontwikkelingen voldoet. Zo nodig doet zij voorstellen
voor aanpassing of uitbreiding ervan. De commissie laat zich regulier en in samenhang
informeren over digitaliseringsvraagstukken door de toezichthouders, onder meer vanwege
mogelijke hiaten of overlap in toezicht.
Aanbeveling 5. Extra aandacht voor wetgeving uit de Europese Unie
De vaste commissie voor Digitale Zaken zal in een vroegtijdig stadium geïnformeerd
worden over voorstellen van de Europese Unie en de Nederlandse positie in de Europese
besprekingen daarover, zodat zij beter in staat is de inzet van Nederland in de Europese
Unie mede vorm te geven en te controleren.
Inleiding
Digitalisering verandert de samenleving radicaal. Nieuwe technologieën komen in hoog
tempo op ons af en grijpen steeds meer in op onze fysieke, biologische en sociaal-culturele
wereld. Kunstmatige intelligentie, algoritmen, Big data, Internet of Things en de
cloud, kwantumcomputers en robotica: elke technologie heeft op zichzelf al de kracht
om onze samenleving te veranderen, maar samengenomen veranderen ze haar fundamenteel.
Over de tijdelijke commissie Digitale toekomst
Technologische ontwikkelingen raken onvermijdelijk publieke waarden. Denk aan veiligheid,
democratie, werkgelegenheid, de verhouding tussen burgers onderling, en tussen burgers
en de overheid. De Tweede Kamer speelt van oudsher een belangrijke rol bij het borgen
van die waarden. De Kamer heeft echter het gevoel dat zij onvoldoende grip heeft op
de digitale ontwikkelingen, omdat die steeds sneller gaan, mondiaal zijn, met heel
veel andere gelijktijdige veranderingen samenhangen en omdat de werking onzichtbaar
is, maar wel steeds dieper ingrijpt op de samenleving. Het is van groot belang dat
het parlement kaders geeft, technologische ontwikkelingen stimuleert, maar ook grenzen
trekt. De Tweede Kamer wil maatschappelijke en politieke vragen die met digitalisering
samenhangen eerder en beter kunnen bespreken en wil zichzelf daartoe zo goed mogelijk
organiseren. Daarom is op dinsdag 2 juli 2019 de tijdelijke commissie Digitale toekomst
(hierna: TCDT) ingesteld, die de opdracht kreeg om hier voorstellen voor te doen.
Onderzoeksvragen
De TCDT heeft onderzocht hoe de Tweede Kamer invulling geeft aan digitaliseringsvraagstukken
en welke verbetermogelijkheden er zijn. De TCDT heeft daarbij de traditionele rollen
van de Tweede Kamer – controleur van de regering, medewetgever en volksvertegenwoordiging
– als uitgangspunt gehanteerd. Het onderzoek richtte zich op de volgende hoofdvraag:
Hoe kan de Tweede Kamer de kennispositie versterken op het gebied van digitalisering
en op welke wijze kan de Tweede Kamer meer grip krijgen op gewenste en ongewenste
ontwikkelingen samenhangend met digitalisering (controlerende en wetgevende taak)?
Om de hoofdvraag te beantwoorden heeft de TCDT drie deelvragen opgesteld:
1. Welke bovenliggende thema’s op het terrein van digitalisering – zowel voor wat betreft
technologische ontwikkeling als hun impact op maatschappelijke waarden – vragen aandacht
van de Tweede Kamer in de nabije toekomst en waarom?
2. Welke lessen kunnen worden getrokken uit de wijze waarop door de Tweede Kamer op dit
moment naar digitaliseringsvraagstukken wordt gekeken en wat kan worden geleerd van
andere landen en andere overheidslagen om dit beter aan te pakken? Welke methode of
toetsingskader(s) worden daarbij gehanteerd?
3. Wat is er – zowel inhoudelijk, organisatorisch als institutioneel – nodig om de kennispositie
van de Tweede Kamer te vergroten ten aanzien van digitale ontwikkelingen en over welk
instrumentarium beschikt de Tweede Kamer om meer grip te krijgen op die ontwikkelingen?
Digitalisering
Digitalisering is een breed begrip. Wij gebruiken de term «digitalisering» voor de
ontwikkelingen in de samenleving die te maken hebben met het toenemend gebruik van
digitale informatie, data en apparaten. Door de omvang en het tempo waarin dit gebeurt
blijkt digitalisering de motor achter een transitie die de samenleving radicaal verandert
en nieuwe kansen en risico’s met zich meebrengt.
Aanpak
De TCDT heeft met behulp van verschillende deelonderzoeken, gesprekken, werkbezoeken
en rondetafelgesprekken antwoorden gekregen op de deelvragen. Deze antwoorden vormen
de bouwstenen voor de beantwoording van de hoofdvraag. In bijlage 1, Onderzoeksverantwoording,
licht de TCDT haar aanpak uitgebreid toe.
Leeswijzer
In hoofdstuk 1 schetst de TCDT diverse (nieuwe) maatschappelijke vraagstukken die
de digitale transitie met zich meebrengt en de aandacht vragen van de politiek. Hoofdstuk
2 gaat in op de wijze waarop de Tweede Kamer tot nu toe is omgegaan met digitaliseringsvraagstukken,
hoe andere landen dat doen en welke lessen hieruit getrokken kunnen worden. Vervolgens
worden deze lessen in hoofdstuk 3 vertaald naar concrete aanbevelingen voor de Tweede
Kamer.
1 Digitale transitie: nieuwe maatschappelijke vraagstukken
We hoeven slechts een paar decennia terug in de tijd om te bevatten hoe ingrijpend
digitalisering en technologisering onze samenleving veranderen. Het effect dat zij
hebben op ons leven: hoe we werken, communiceren, omgaan met ziekte, sporten, eten,
studeren en sociale contacten onderhouden. Vergelijk dit met zeventig jaar geleden
toen de eerste moderne machines met computerkracht ontwikkeld werden. Of dertig jaar
geleden toen het wereldwijde web ontstond. Pas in 1993 maakte de wereld kennis met
de eerste webbrowser. Internet stelde ons in staat contact te hebben met mensen over
de hele wereld. Daarvóór werd de computer vooral gebruikt om teksten te typen, spreadsheets
te vullen of spelletjes te spelen. Wie bedenkt dat pas in 2007, dertien jaar geleden,
de smartphone zijn intrede deed en dat Hyves in 2011 nog groter was dan Facebook,
ziet de immense veranderingen die alleen al in het laatste decennium hebben plaatsgevonden.
Het historisch perspectief maakt duidelijk: de digitale transitie is enorm en gaat
ongekend snel. De toekomst zal ongetwijfeld anders uitpakken dan we nu kunnen voorspellen.
De grote veranderingen zijn, in navolging van Jamie Susskind (2018), te herleiden
tot drie grote ontwikkelingen:
– Technologische systemen worden steeds beter, sneller en preciezer (zie § 1.1);
– Technologie zal nog meer dan nu integreren in onze samenleving (§ 1.2); en
– Steeds meer aspecten van onze samenleving zullen gekwantificeerd worden (§ 1.3).
Laten we de veranderingen eerst van wat dichterbij bekijken, voordat we naar de taak
van de Tweede Kamer gaan om te voorzien in visie, sturing en kaders.
1.1 Technologische systemen worden beter, sneller en preciezer
Sommige technologische ontwikkelingen hebben al een grote impact op onze samenleving,
zoals kunstmatige intelligentie (vaak afgekort als AI, artificiële intelligentie).
Op andere1, zoals de kwantumcomputer, moeten we ons voorbereiden.
Kunstmatige intelligentie
Kunstmatige intelligentie is niet één technologie, maar is beter te begrijpen als
een systeem dat waarneemt, analyseert (denkt) en handelt, en daarvan kan leren. Diverse
technologieën (sensoren, big data, robots, apps) zorgen er samen voor dat een systeem
of machine in een juiste omgeving een zekere mate van intelligent gedrag vertoont.
Over de mogelijkheden van dat intelligente gedrag zijn de verwachtingen hooggespannen.
Volgens de opstellers van AI voor Nederland gaat kunstmatige intelligentie «als sleuteltechnologie
de wereld net zo ingrijpend veranderen als de industriële revolutie dat in de 18e
en 19e eeuw heeft gedaan» (AINED, 2018, p.1). Sterker nog, Googletopman Sundar Pichai
stelt in januari 2018: «AI is een van de belangrijkste onderwerpen waar de mensheid
aan werkt en zal meer impact hebben dan elektriciteit of vuur» (MSNBC, 2018).
Kunstmatige intelligentie is niet nieuw: al in de jaren »50 verkende een generatie
wetenschappers, wiskundigen en filosofen het concept van kunstmatige intelligentie.
Toch is duidelijk merkbaar dat de ontwikkeling en toepassing ervan een versnelling
doormaakt. Oorzaak hiervan is de exponentiële groei in computerkracht, de verfijning
van algoritmen en de explosieve groei in volume en detail van beschikbare data waar
kunstmatige-intelligentiesystemen zich mee kunnen voeden (o.a. EY & Microsoft, 2018
en EC, 2018).
Veel toepassingen van kunstmatige intelligentie gebruiken we al lang. Denk aan spamfilters
in je mailbox, online zoekmachines en aanbevelingen die we krijgen bij Bol.com of
Netflix. In de toekomst zal kunstmatige intelligentie op nog meer terreinen worden
ingezet om ons leven beter te maken. Er zijn op allerlei terreinen kansen. In de zorg
bijvoorbeeld, waar artsen steeds vaker de hulp zullen inschakelen van kunstmatig-intelligente
systemen die adviezen uitbrengen op basis van medische gegevens. Of in het verkeer,
waar zelfrijdende voertuigen naar verwachting hun intrede zullen doen. Een andere
ontwikkeling waarvan we de impact zullen merken is de opkomst van systemen die namens
mensen kunnen onderhandelen met meerdere partijen om snel tot prijsafspraken te komen,
bijvoorbeeld in de complexe energiemarkt. Op dit moment komt een groot deel van de
beurshandel al tot stand op basis van deze technologie. Een groot verschil met andere
technologieën is dat kunstmatige intelligentie autonomer wordt, waardoor we steeds
meer beslissingen uit handen gaan geven.2
Kunstmatige intelligentie brengt naast kansen ook risico’s met zich mee. Zo is niet
altijd na te gaan hoe bepaalde beslissingen precies tot stand zijn gekomen, of worden
datasets gebruikt waarin bepaalde aannames zitten die de uitkomsten onbedoeld beïnvloeden.
Amazon gebruikte bijvoorbeeld een systeem om sollicitanten automatisch te selecteren,
maar dit bleek sollicitatiebrieven van vrouwen onder aan de stapel te leggen. De oorzaak:
het systeem baseerde zich op historische data van de ICT-industrie, waarin meer mannen
dan vrouwen werken. Het leerde zichzelf onbedoeld om geslacht als selectiecriterium
te gebruiken (zie ook § 1.3). Risico’s kunnen ook zitten in onverwachte effecten.
Zo moest Microsoft zijn slimme chatbot Taj binnen 24 uur stopzetten toen mensen haar
racistische uitingen voerden en Taj zelf racistische en opruiende tweets ging plaatsen.
Wil de samenleving dat kunstmatige intelligentie ethisch en maatschappelijk verantwoord
wordt ingezet, dan is het nodig om heldere kaders te scheppen, bijvoorbeeld met betrekking
tot transparantie, het tegengaan van ingebouwde vooroordelen en het voorkomen dat
de computer het laatste woord heeft.
Kwantumcomputers
Naast kunstmatige intelligentie is kwantumcomputing een van de grootste innovaties
die we in de nabije toekomst mee zullen maken. Een kwantumcomputer maakt gebruik van
de wetten van de kwantumfysica en rekent met zogenaamde qubits. In tegenstelling tot de bits van een normale computer kunnen qubits op hetzelfde
moment 0 en 1 zijn. Dat maakt het mogelijk om een berekening, die normaal gesproken
uit elkaar opvolgende stappen bestaat, in één keer uit te voeren. Dat geeft een kwantumcomputer
een ongekende rekensnelheid. Met de kwantumcomputer wordt het bijvoorbeeld mogelijk
om marktbewegingen te analyseren die vele malen te complex zijn voor de huidige computers.
Ook wordt het mogelijk om de versleuteling te kraken van beveiligde digitale communicatie
die nu nog als «onkraakbaar» te boek staat. Onderzoekers richten zich daarom op de
ontwikkeling van versleuteling die ook standhoudt wanneer kwantumcomputers beschikbaar
zijn. Ook hier is dus sprake van grote kansen, maar ook van grote risico’s. Daarnaast
is ook sprake van verwevenheid: kwantumcomputing zal de ontwikkeling van kunstmatige
intelligentie alleen maar versnellen.
Naast kunstmatige intelligentie en kwantumcomputers worden ook andere technologische
systemen steeds sneller, accurater en efficiënter. Deze technologieën komen in de
volgende paragraaf aan bod.
1.2 Technologie raakt verder geïntegreerd in onze samenleving
Naast het feit dat er technisch meer mogelijk wordt, wordt de plek van technologie
in onze samenleving steeds prominenter. Zowel in het fysieke, het biologische als
het sociaal-culturele domein.3
Fysieke domein
Technologie raakt steeds meer geïntegreerd in de fysieke wereld: in de publieke ruimte,
in ons huis, op ons lichaam en in de infrastructuur die hiervoor nodig is. Steeds
meer apparaten zullen aangesloten zijn op het internet of andere netwerken en daardoor
extra functionaliteiten krijgen (denk aan een koelkast die zelf eten besteld zodra
iets op is). Er zal een wereldwijd netwerk ontstaan waarin zowel mensen als apparaten
online zijn en met elkaar communiceren, oftewel het Internet of Things (IoT). We leven
steeds meer in smart homes, in smart cities en met smart industries.
Publieke ruimte
De opkomst van IoT, camera’s en sensoren is vormbepalend voor de publieke ruimte.
Via allerlei sensoren kunnen overheden, bedrijven en bewoners gedetailleerd inzicht
krijgen in wat er gebeurt in de stad. Telecombedrijven hebben bijvoorbeeld inzicht
in hoe mensen zich door steden verplaatsen, doordat zij kunnen zien met welke zendmasten
mobiele telefoons verbonden zijn. Burgers kunnen met eigen sensoren meten hoe verkeersstromen
de plaatselijke luchtkwaliteit beïnvloeden. Gemeenten kunnen gebruikmaken van slimme
riolen, die bijhouden welke bacteriën, biomarkers of virussen aanwezig zijn.
Een bekend voorbeeld is het «Living Lab» Stratumseind in Eindhoven. Sensoren, camera’s
en andere meetinstrumenten verzamelen niet-privacygevoelige gegevens over het uitgaanspubliek
in dit uitgaansgebied. Vervolgens worden de data gebruikt voor slimme toepassingen,
zoals armaturen met led-verlichting op lantarenpalen. Door de lampen te variëren in
intensiteit, kleur, plaatsing en dynamiek hopen onderzoekers van het Intelligent Lighting
Institute van de TU Eindhoven te achterhalen of ze de stemming, oriëntatie, aandacht
en het zelfbewustzijn van de bezoekers aan Stratumseind kunnen beïnvloeden. Met dit
experiment wil de gemeente het uitgaansgebied veiliger, levendiger en aantrekkelijker
maken.
De toename van camera’s en sensoren in de publieke ruimte kent in potentie echter
ook risico’s, zoals dat mensen zichzelf niet durven te zijn. Ze ervaren een «chilling
effect»: de druk om te conformeren en aan zelfcensuur te doen. Een ander risico, naast
de kwetsbaarheid in informatiebeveiliging, is dat verzamelde data aan elkaar gekoppeld
worden zonder rekening te houden met bestaande wet- en regelgeving.
Binnenshuis
Ook binnenshuis krijgen steeds meer apparaten een internetadres. Slimme thermostaten
zijn bijvoorbeeld verbonden met de energieleverancier, bieden digitaal inzicht in
ons energieverbruik en kunnen dat vergelijken met dat van anderen. Een slimme televisie
analyseert ons kijkgedrag en geeft ons tips voor andere programma’s die onze interesse
zullen hebben. Slimme koelkasten bestellen automatisch nieuwe boodschappen en tandenborstels
monitoren ons poetsgedrag. Ook Barbiepoppen hebben inmiddels een microfoon en een
internetverbinding en kunnen daardoor uitgebreide gesprekken voeren met kinderen.4
De IoT-apparaten verzamelen continu gegevens, zonder dat iedereen zich daarvan bewust
is of daarvoor (bewust) toestemming heeft gegeven. Meestal zijn deze data eigendom
van de producent en niet van de gebruiker. Dit roept vragen op over privacy en eigendom
van de data. Bijvoorbeeld als het gaat om verzameling van data in je eigen huis. Wie
bezit de gegevens, onder welke voorwaarden mogen deze gedeeld worden, en wie is verantwoordelijk
en aansprakelijk?
Op ons lichaam
Technologie zal ook meer fysiek, indringender en intiemer verbonden zijn met ons lichaam.
Naar schatting houdt nu al 90% van de mensen hun smartphone 24 uur per dag binnen
één meter afstand van hun lichaam (Goodman, 2019, p.59). Er bestaan daarnaast al veel
smart wearables, apparaten die op het lichaam gedragen worden, zoals slimme brillen, horloges, zweetbandjes
of T-shirts die continu gegevens meten en delen over bijvoorbeeld hartslag, ademhalingsfrequentie,
lichaamstemperatuur en voedings- en slaappatronen. Zelfs in ons lichaam bevindt zich vaker technologie, met name voor mensen met een lichamelijke
beperking. Zo wordt momenteel onderzoek gedaan naar potentiële toepassingen voor het
vervangen of verbeteren van magen, nieren, harten, longen, spieren, huid, ledematen,
oren en ogen (Hooijdonk, 2017).
Onderliggende infrastructuur
Minder direct zichtbaar is dat ook de vitale infrastructuur digitaliseert. Essentiële
voorzieningen zoals de zorg, het betalingsverkeer, overheidsdiensten en de elektriciteitsvoorzieningen
zijn steeds vaker (volledig) afhankelijk van digitale technologieën. Door automatisering
verloopt het werk sneller en efficiënter en worden er minder (menselijke) fouten gemaakt.
De groeiende digitalisering van onderliggende infrastructuur in ons land kent echter
ook risico’s. De verstoring of uitval van digitale systemen kan namelijk leiden tot
ernstige verstoringen van het (fysieke) maatschappelijk leven. Zo kan een kleine gebeurtenis
steeds grotere schokgolven veroorzaken, zoals bij flash crashes op de beurs, of een hack van een relatief klein systeem dat vervolgens een internationale
zeehaven lamlegt. Cyberaanvallen, maar ook menselijke fouten, kapotte servers, softwareproblemen
of externe factoren als kabelbreuken of elektriciteitsstoringen kunnen zo leiden tot
wat de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid «digitale ontwrichting» noemt
(WRR, 2019).
Doordat een steeds groter deel van de samenleving digitaliseert, krijgt alles en dus
ook geopolitiek, spionage, machtsvertoon en criminaliteit een digitale dimensie. Door
cyberspionage kunnen gevoelige geheimen gestolen worden. Cybersabotage kan een vitale
sector raken, zoals de dienstverlening van een ziekenhuis of een bank. Het MKB en
de burger staan bloot aan de steeds professionelere methoden van cybercriminelen en
de opkomst van het Internet of Things vergroot de kwetsbaarheid voor cyberaanvallen.
Dit en meer maakt dat cybersecurity niet eerder zo belangrijk is geweest.
Biologische domein
In de afgelopen zes decennia digitaliseerde ook het biologische domein. Het is steeds
beter mogelijk om het menselijk lichaam en DNA te vangen in bits en bytes, personen
en emoties te herkennen via biometrie en zelfs het menselijk gedrag te sturen door
technologie. Mens, natuur en techniek raken steeds verder verweven.
Menselijk lichaam
De digitalisering van het lichaam begon met de inzet van medische apparatuur om het
lichaam «digitaal» te kunnen uitlezen. De eerste technieken die dit mogelijk maakten
waren röntgenbeelden, CT-scans en bloedglucosemeters voor diabetici. In 1990 zorgde
het Human Genome Project voor belangrijke ontwikkelingen door het in kaart brengen
van de structuur van het menselijk DNA. Dit project stond aan de wieg van de technieken
om het menselijk DNA aan te passen (Kool et al., 2017). Recente ontwikkelingen op
dit gebied is de CRISPR-editing techniek. Hoewel wereldwijd is afgesproken dat we
het menselijk DNA niet aan zullen passen, is het door deze techniek, ook wel kiembaanmodificatie
genoemd, wel mogelijk. Omstreden «designerbabies» lijken hiermee een stap dichterbij.
De CRISPR-techniek en andere modificatietechnieken worden overigens al wel toegepast
in planten en gewassen. Deze ontwikkelingen gaan gepaard met grote uitdagingen op
het vlak van waarden en ethiek (hierover meer in § 1.4).
Personen en emoties herkennen
Ook de biometrische technologie verbetert snel, met gezichtsherkenning voorop. Sommige
algoritmen herkennen gezichten inmiddels net zo goed als mensen dat doen en gezichtsherkenning
is inmiddels, naast de vingerafdruk, een gangbare identificatiemogelijkheid. In de
toekomst bieden ook onze oorschelp, looppatroon, stemgeluid, houding, ademhaling,
hartslag en zelfs de manier waarop we typen nieuwe manieren om mensen te identificeren.
Deze ontwikkelingen bieden kansen omdat mensen sneller en met meer nauwkeurigheid
te identificeren zijn, maar ook dystopische toepassingen van deze technologie zijn
reeds op de markt. Een recent voorbeeld is het techbedrijf Clearview, dat zo veel
mogelijk data van sociale media heeft verzameld en hiermee een database heeft aangelegd
van drie miljard foto’s met bijbehorende namen. Via Clearview kunnen gebruikers realtime
andere personen identificeren op basis van camerabeelden (bijvoorbeeld via smartphones).
Inmiddels is ook bekend dat Clearview experimenteert met slimme brillen voor politie-inzet.
Een politieagent hoeft maar naar iemand te kijken en ziet dan in zijn bril alle informatie
over die persoon geprojecteerd. (Verhagen, 2020) Naast vragen over verticale privacy, tussen overheid en burgen, roept dit ook vragen op over horizontale privacy: hoe beschermen we burgers tegen bedrijven en elkaar?
Gedrag beïnvloeden
Nieuwe persuasieve technologieën bieden kansen voor het meten en beïnvloeden van menselijk
gedrag. De laatste jaren ontdekten wetenschappers en bedrijven dat er allerlei informatie
valt af te leiden uit ons digitale surfgedrag. Niet alleen zijn er online grote hoeveelheden
digitale, persoonlijke gegevens aanwezig, maar ook is er slimme software beschikbaar
om die gegevens te analyseren. Websites gebruiken deze kennis om informatie voor hun
bezoekers te personaliseren en de gebruikerservaring te optimaliseren. Zo personaliseren
zoekmachines als Google de zoekresultaten of presenteren online media zoals RTL-nieuws
een gepersonaliseerd media- en nieuwsaanbod. Dit is mogelijk, omdat, bijvoorbeeld
in het geval van RTL, meerdere data (de navigatieclicks, social media posts, app downloads,
etcetera van de RTL-zenders, Buienradar en Videoland) gebruikt kunnen worden om profielen
van gebruikers op te stellen om hen vervolgens gepersonaliseerde content aan te bieden
(Keulen et al., 2018). Een negatief voorbeeld van online beïnvloeding kennen we door
Cambridge Analytica, dat in opspraak kwam doordat het zonder toestemming de gegevens
van tientallen miljoenen Facebook-gebruikers inzette om gericht politiek getinte boodschappen
te verspreiden onder potentiële Trump-stemmers.
Sociaal-culturele domein
Het sociaal-culturele domein verandert ook ingrijpend door digitalisering. Interacties
tussen mensen onderling en tussen mensen en organisaties vinden steeds vaker plaats
via digitale kanalen. Internet heeft letterlijk en figuurlijk een wereld aan nieuwe
mogelijkheden opgeleverd. Shoppen, muziek luisteren, contact met vrienden, actievoeren,
het vinden van dates; dit alles doen we in toenemende mate online. Pas als er iets
misgaat (de laptop crasht, de smartphone is kwijt, er is een elektriciteitsstoring)
beseffen we hoezeer we verweven zijn met de techniek. Maar zo lang er niets misgaat,
denken we er nauwelijks over na.
Communicatie en cultuur
De opkomst van sociale media en andere online diensten heeft grote gevolgen voor onze
manier van communiceren. Ter illustratie, gemiddeld zitten we dagelijks 98 minuten
op sociale media, oplopend naar 143 minuten onder jongeren van 15 t/m 19 jaar (Veer
et al., 2020). Ook de overheid communiceert steeds vaker digitaal met burgers, bijvoorbeeld
via Mijn.overheid.nl of Mijn Belastingdienst. Sociale media verwerven een steeds belangrijkere
rol in onze communicatie, cultuur en bij het vormgeven van onze identiteit. We vergroeien
meer en meer met onze smartphone, waardoor het onderscheid tussen offline- en onlineleven
steeds verder vervaagt.
Vaak wordt in dit verband gewezen op de verspreiding van deepfakes: video’s, spraak of tekst die met behulp van kunstmatige intelligentie gemaakt zijn
en net echt lijken. Naar verwachting zal deze technologie zich de komende jaren snel
ontwikkelen. Veel voorbeelden van deepfakes zijn onschuldig, zoals de toevoeging van kattenoren aan je eigen video’s. Maar er
bestaan ook zorgelijke toepassingen. Minder onschuldig is de inzet van deepfake-video’s voor het verspreiden van nepnieuws. Hierdoor bestaat het risico dat mensen
op basis van deepfakes van uitspraken of acties worden beschuldigd die zij in werkelijkheid nooit gezegd
of gedaan hebben, of dat juist authentieke video’s als onecht worden beschouwd. De
Raad voor het Openbaar Bestuur concludeert daarom dat het gebruik van deepfakes de nieuwsvoorziening en meningsvorming kan verstoren, een essentieel democratisch
proces (ROB, 2019).
Ook menselijke spraak en tekst kan gesimuleerd worden door (zelflerende) algoritmes.
Dit wordt momenteel veel ingezet in servicecentra. Denk hierbij aan telefonische spraakmenu’s
of tekstuele chatbots die vragen van klanten beantwoorden. Er bestaat ook software
die stemmen kan nabootsen. Dit kent mooie toepassingen, zoals stembehoud voor iemand
die door ziekte aan spraakverlies lijdt, of een geplande speech van John F. Kennedy
die hij na zijn dood alsnog heeft «uitgesproken». Er zijn tegelijkertijd ook risico’s,
bijvoorbeeld als mensen zich met behulp van deze technologie voordoen als iemand anders.
Een chatbot kan zich mengen in politieke discussies en zo de publieke opinie een bepaalde
richting in sturen, of bijvoorbeeld ongemerkt een internetconsultatie van de overheid
beïnvloeden door nepcommentaren in te sturen. Blindelings vertrouwen op dat wat onze
ogen en oren waarnemen behoort tot het verleden.
Ook culturele producten en diensten digitaliseren: muziek, boeken, films en spellen
zijn geheel digitaal te maken, te distribueren, te beluisteren, te lezen, te bekijken
en te spelen. Niet alleen worden deze diensten omgezet van analoog naar digitaal,
maar ook verandert de vorm en interactie met de gebruiker. Zo helpen slimme algoritmes
door bepaalde muziek of films aan te bevelen op basis van wat de gebruiker eerder
al luisterde of keek. Reuze handig, maar je wordt minder vaak verrast.
Veranderingen in het sociaal-culturele domein worden mede aangejaagd door ontwikkelingen
in virtual reality (VR) en augmented reality (AR). VR is een driedimensionale, computergegenereerde
omgeving waarin gebruikers zich kunnen bewegen met behulp van VR-brillen. Bij AR wordt
een computergegenereerde laag met virtuele elementen aangebracht op de fysieke werkelijkheid.
Naast de vele kansen die VR en AR bieden, bijvoorbeeld in de zorg, techniek of bij
online spellen, brengt de technologie ook vraagstukken met zich mee. Zoals de vraag
of smart glasses permanent mogen filmen en daarbij gezichtsherkenning gebruiken, of je virtueel geslachtsgemeenschap
mag hebben met digitale partners die lijken op echte (bekende) mensen die daar geen
toestemming voor hebben gegeven, of, in extremere voorbeelden, met de virtuele versie
van mensen uit de persoonlijke omgeving, of zelfs met kinderen. Dit roept vragen op
zoals waar de grens ligt tussen de vrijheid binnen de privésfeer van de eigen virtuele
wereld van de een, en de privacy en veiligheid van de ander.
Organisatiemodellen
De wisselwerking tussen organisaties en consumenten verloopt ook steeds meer digitaal.
Daardoor veranderen ook organisatiemodellen, bijvoorbeeld doordat fysieke winkels
worden vervangen door webwinkels. Bijna drie op de vijf Nederlanders maakten in 2019
weleens gebruik van online platforms om goederen of diensten te bestellen of uit te
wisselen. Mensen bestelden het vaakst maaltijden, kochten tweedehands goederen of
boekten een accommodatie via een online platform, aldus het CBS (CBS, 2020).
Door digitalisering ontstaan ook wezenlijk nieuwe organisatievormen, zoals online
platformen. Bekende voorbeelden zijn Airbnb en Uber, die in enkele jaren zijn uitgegroeid
tot grote economische spelers die hun respectievelijke branches drastisch veranderen.
De grote veranderingen die deze nieuwe, snel op te schalen verdien- en samenwerkingsmodellen
hebben veroorzaakt komen onder meer doordat deze bedrijven zichzelf niet gebonden
achten aan de regels die voor hun sector gelden, zoals vergunningseisen of sociale
zekerheidseisen. Ze beschouwen zichzelf namelijk als techbedrijven, die vraag en aanbod
in een bepaalde markt via algoritmen bij elkaar brengen. Het wettelijke kader biedt
wat dat betreft vaak nog onvoldoende houvast omdat het de nieuwe rechtsverhoudingen
niet gemakkelijk kan onderbrengen, waar platforms tot op heden hun voordeel mee kunnen
doen.
Organisatiemodellen veranderen ook doordat bedrijven steeds vaker kiezen voor de inzet
van robots, vaak in de vorm van automatiseringssoftware, om hun producten te verbeteren
of het productieproces efficiënter in te richten. Met name dit laatste heeft invloed
op de kwaliteit van werk. Door ontwikkelingen in zichtsystemen en sensoren kunnen
robots meer menselijke taken overnemen, zoals auto’s tellen op een parkeerplaats of
roestvlekken op een machine. Ook zijn er al voorbeelden waarbij spraaktechnologie
taken overneemt, zoals een telefonisch menu bij servicecentra. Veel banen veranderen
doordat taken (deels) worden uitgevoerd door robots. Dit vraagt om flexibiliteit van
werkenden en wellicht het aanleren van nieuwe vaardigheden om aantrekkelijk te blijven
op de arbeidsmarkt.
1.3 De samenleving wordt steeds verder «gedataficeerd»
De reden dat systemen steeds beter, sneller er preciezer worden (§ 1.1) en dat technologie
steeds verder kan integreren in onze samenleving (§ 1.2) is dat steeds meer aspecten
van onze samenleving gekwantificeerd worden, oftewel uitgedrukt in data. Deze groeiende
hoeveelheid beschikbare data, inmiddels bekend als «big data», is de olie in de machine
van de technologische ontwikkeling.
Sommige databronnen zijn zichtbaar, zoals de gegevens die we zelf invoeren op websites
of de foto’s de we uploaden. In andere gevallen kiezen mensen ervoor om hun data af
te staan in ruil voor optimalisatie van hun gebruikerservaring, bijvoorbeeld bij Google
Maps. Van andere databronnen zijn we ons minder bewust, zoals documenten die we opslaan
in clouddiensten of producten met sensoren die we aanschaffen en die continue in verbinding
staan met het internet. Nog minder zichtbaar is het digitale beeld dat van ons geschetst
wordt door de combinatie van verborgen volgsystemen die zich in apps, websites en
de publieke ruimte bevinden. Camera’s, sensoren, smartphones, tablets, browsers en
sociale netwerken, allemaal verzamelen ze data. Zowel overheden als bedrijven maken
hier veelvuldig gebruik van.
Overheden verzamelen, koppelen en analyseren steeds vaker en steeds meer data. Dit
biedt veel kansen. Zo worden allerlei overheidsdatabases met daarin identiteits-,
woon- en belastinggegevens gedigitaliseerd, gekoppeld en geanalyseerd op fraude of
criminele activiteiten. Naast de voordelen op het gebied van efficiëntie en veiligheid,
roept het ook vragen op over bijvoorbeeld privacy en rechtmatigheid. Zo sprak de rechter
(Rb Den Haag, 2020) zich in de bodemprocedure tegen de Nederlandse Staat uit over
het Systeem Risico Indicatie (SyRI). De rechtbank heeft de doelen van de SyRI-wetgeving,
namelijk het voorkomen en bestrijden van fraude in het belang van het economisch welzijn,
afgezet tegen de inbreuk op het privéleven die de wetgeving maakt. Volgens de rechtbank
voldeed de wetgeving niet aan de «eerlijke balans» die het Europees Verdrag voor de
Rechten voor de Mens vereist om te kunnen spreken over een voldoende gerechtvaardigde
inbreuk op het privéleven. De wetgeving bleek wat betreft de inzet van SyRI onvoldoende
inzichtelijk en controleerbaar.
Ook de non-profit en de profitsector zien enorme nieuwe mogelijkheden dankzij grootschalige
dataverwerking, waar de samenleving als geheel zijn vruchten van plukt.
Degenen die financieel het meest profiteren van toenemend datagebruik in de samenleving
zijn de «big tech»-bedrijven, dat zijn met name Amerikaanse techreuzen als Facebook,
Amazon, Apple, Google en hun Chinese evenknieën Tencent, Alibaba, Huawei en Baidu.
Techbedrijven krijgen door de verzameling van persoonlijke data steeds meer macht.
Dit soort bedrijven plaatsen zichzelf op onoverbrugbare afstand van nieuwkomers op
de markt, geholpen door aanzienlijke netwerkeffecten (naarmate er meer gebruikers
zijn, krijgt het platform meer waarde, zoals het geval is bij Facebook). De data die
zij ophalen kunnen ze vervolgens inzetten voor het verbeteren van hun eigen producten
of diensten. De gezichtsherkenningssoftware van bedrijven als Facebook en Google verbetert
zo snel dankzij de vele foto’s die gebruikers elke dag uploaden. De opkomst van dit
nieuwe type monopolisten levert nieuwe beleidsuitdagingen op, bijvoorbeeld rondom
mededinging en privacy- en consumentenbescherming.
Bij veel mensen is ongemak aan het ontstaan over de groeiende macht van grote technologiebedrijven.
Dat leidt tot maatschappelijk debat. Volgens Marleen Stikker draait zo ongeveer alles
op het internet om het ontfutselen van data en het manipuleren van gedrag. Inmiddels
kan «bijna al ons handelen aan onze persoon worden gekoppeld en nagenoeg al die data
worden verhandeld» (Stikker, 2019, p.140). Zoals Evgeny Morozov het verwoordt: «wat
eens speels werd omschreven als cyberspace – iets immaterieels, virtueels en vluchtigs – is uitgegroeid tot de meest kapitaalintensieve
sector van de economie, verbonden door materiële datacentra, onderzeese datakabels
en een sensorinfrastructuur die onze steden omspant» (Morozov, 2020). Maxim Februari
spreekt in dit verband van Googlonia en Facebookistan. Niet alleen omdat zulke bedrijven
een omzet hebben waarmee ze het nationaal inkomen van sommige landen evenaren, maar
vooral omdat ze functies van natiestaten overnemen. Kennis, wetten en beleid worden
privaat. «De techgiganten zijn gezamenlijk eigenaar van de infrastructuur, ze downloaden
burgers, ze vervangen publiek geld door privaat geld, ze leggen onbekende, private
normen op via de software die in huishoudens en de openbare ruimte draait» (Februari,
2019, p.251).
Data, algoritmen en technologie zijn niet neutraal
Veel experts en critici benadrukken dat zowel de productie van data als het schrijven
van algoritmen geen waardevrije activiteiten zijn: wie dat doet, kiest impliciet of
expliciet hoe menselijk gedrag wordt beschreven en in welke richting het bijgestuurd
wordt. Data zijn geen natuurverschijnselen die simpelweg «verzameld» kunnen worden,
ze worden geconstrueerd door mensen die beslissen wat wel en niet gemeten wordt. Daar
komt bij dat data per definitie het verleden weerspiegelen. Ze geven weer wat tot
nu toe de verhoudingen waren tussen de gemeten datapunten (bijvoorbeeld het aantal
vrouwen ten opzichte van het aantal mannen in een bepaalde beroepsgroep). Algoritmen
kunnen op basis van de ingevoerde data geen voorspellingen doen, maar hoogstens een
statistische waarschijnlijkheid tonen die volgt uit trends uit het verleden.
In dataverzamelingen worden bepaalde groepen, zoals vrouwen, systematisch onderbelicht
(zie het voorbeeld over mensen met ICT-functies in § 1.1). Vacatures, producten en
diensten worden door algoritmen op basis van patronen uit het verleden aangeboden
aan specifieke groepen. Hierdoor lopen andere groepen deze kansen mis en houdt het
systeem de status quo in stand. Een ander voorbeeld hiervan is de inzet van voorspellende
statistieken over criminaliteit door de politie (predictive policing). Dit blijkt bijvoorbeeld uit onderzoek naar de software die de Amerikaanse politie
gebruikte om drugsmisdrijven te voorspellen op basis van databases van de politie
van Oakland. De algoritmen «voorspelden» vooral drugsmisdrijven op plekken waar agenten
in het verleden veel misdrijven hadden geregistreerd (Lum & Isaac, 2016). Deze vorm
van «data mining» kan dan leiden tot overmatige politie-inzet in de ene wijk, en blinde
vlekken in andere delen van de stad, waardoor de voorspelling zichzelf waarmaakt.
Kortom, besluitvorming door algoritmen kan raken aan de fundamenten van onze democratie
en besluitvorming door algoritmen kan bestaande ongelijkheden in stand houden en discriminatie
vergroten. Concreet gaat het bijvoorbeeld over het recht op gelijke behandeling zonder
dat de statistiek mogelijk in jouw nadeel uitpakt, of het recht op een eerlijk proces,
waarbij je precies weet op basis van welke data of algoritmen je verdacht of zelfs
mede veroordeeld wordt.
1.4 Digitalisering is politiek
De hierboven geschetste ontwikkelingen nemen de komende jaren een vlucht, grijpen
op elkaar in en veranderen de wereld om ons heen nog rigoureuzer. Systemen worden
steeds beter, sneller en preciezer. Technologieën vormen steeds meer een samenhangend
en geïntegreerd geheel en de samenleving wordt steeds verder vastgelegd in data. De
digitale en technologische ontwikkelingen raken elke burger en organisatie.
Deze ontwikkelingen brengen grote politieke vragen met zich mee. Neem bijvoorbeeld
het gebruik van gezichtsherkenningstechnologie door burgers en bedrijven. Deze technologie
biedt kansen, omdat mensen sneller en met meer nauwkeurigheid zijn te identificeren.
Maar zij brengt ook een breed scala aan nieuwe vraagstukken met zich mee, onder meer
op het gebied van privacy. Burgers hebben namelijk geen controle over degene die data
over hen verzameld of wat er gebeurd met hun foto’s en video’s. Welke garantie bestaat
er dat de verzamelde gegevens uit handen blijven van derden, zoals bedrijven, overheden
en inlichtingendiensten? Kunnen burgers zich straks nog identificeren zonder gezichtsherkenning?
Kunnen mensen in de toekomst nog anoniem bewegen door de publieke of zelfs private
ruimte? Burgers zullen moeilijker kunnen inschatten wat anderen of bedrijven over
hen weten, wat potentieel leidt tot machtsverschuivingen in de onderlinge relaties
(Keymolen et al., 2020).
Een ander eerdergenoemd voorbeeld is CRISPR-editing, ook wel kiembaanmodificatie genoemd.
Bij kiembaanmodificatie wordt doelgericht gesleuteld aan een embryo. De aangebrachte
wijzigingen in het DNA van het embryo zijn onomkeerbaar en zullen aan volgende generaties
worden doorgegeven. Hoewel deze techniek kansen biedt op het gebied van gezondheid,
roept het overduidelijk ook morele vragen op. Wat betekent het als ouders keuzes kunnen
maken voor het genenpakket van hun kinderen die gevolgen hebben voor de daaropvolgende
generaties? Welke invloed hebben mensverbeteringstechnieken op onze omgang met ziekte
en tegenslag, onze diversiteit en solidariteit met anderen? Bij het gesprek over de
CRISPR-editingtechnologie spelen medisch-ethische kaders een rol, maar ook internationale
mensenrechten en ons beeld van het goede leven. Hoe wegen we dit af?5
Er zijn ook andere – minder zichtbare -niveaus waarop de politiek vragen zou moeten
stellen en beantwoorden. Digitalisering kun je volgens de Waag vergelijken met een
drijvende ijsberg (Waag, 2020). Technologie kent een zichtbare buitenkant voor gebruikers
(topje van de ijsberg), maar onder water gaat de rest van de ijsberg schuil. Die ijsberg
kent verschillende niveaus met elk verschillende digitaliseringsvraagstukken. Bijvoorbeeld,
van welke infrastructuur en leveranciers is de technologie afhankelijk, waar worden
de data opgeslagen en hoe kunnen toezichthouders dit alles controleren? Gaan alle
betrokkenen erop vooruit, en wat is het verdienmodel? Of, in welk systeem, in welk
onderliggend beleid, valt een specifieke technische oplossing of ontwikkeling? Draagt
het daaraan bij, past het erin, of is het bij enig doordenken juist contraproductief?
Technologie is uiteindelijk niet een gegeven, maar het product van talloze onderliggende
beslissingen.
Digitalisering raakt dus alle facetten van ons leven, op steeds ingrijpender wijze.
Technologische innovaties grijpen in op publieke waarden van ons individuele leven,
onze samenleving en het democratisch ontwerp6. Ook sommige techbedrijven vragen inmiddels actief om regels die de digitale samenleving
beter vormgeven. Bijvoorbeeld Brad Smith van Microsoft, die overheden oproept een
actievere rol te nemen in het maken van regels voor technologiebedrijven en hun producten
(Smith, 2019). Het is dan ook logisch als de politiek zich meer en meer bezighoudt
met de consequenties van digitalisering. Sterker nog, het is nodig dat de politiek
indringender bespreekt en bepaalt hoe zij deze digitale transitie in goede banen wil
leiden. Welk soort samenleving heeft de politiek voor ogen? Vanuit die visie moeten
sommige ontwikkelingen gestimuleerd worden en andere begrensd. Zo zorgen we ervoor
dat niet de mens de technologie dient, maar de technologie de mens en de samenleving
als geheel. Het is de taak van de Tweede Kamer om grip op dit samenspel te krijgen
en zo het perspectief van de burgers te vertolken op onze digitale toekomst.
2 Zelfreflectie: rol Tweede Kamer bij digitalisering
Hoofdstuk 1 maakt duidelijk dat we midden in een digitale transitie zitten die zowel
kansen en risico’s met zich meebrengt. Het is van groot belang dat vanuit de politiek
sturing en kaders wordt gegeven. In dit hoofdstuk staan we stil bij hoe de Tweede
Kamer tot nu toe is omgegaan met digitaliseringsvraagstukken, hoe andere landen dat
doen en welke lessen hieruit getrokken kunnen worden.7
2.1 Aandacht in de Tweede Kamer
Opkomst van digitalisering als politiek vraagstuk
Het onderwerp digitalisering (en ICT) komt in het parlementaire debat op in de tweede
helft van de jaren negentig. In het regeerakkoord van het tweede kabinet-Kok (1998–2002)
is sprake van investeringen in de «digitale snelweg», te beginnen met het onderwijs.
In deze periode komen deze thema’s ook voor het eerst voor in de verkiezingsprogramma’s
van politieke partijen. ICT/ digitalisering wordt rond het jaar 2000 door Tweede Kamer,
regering en politieke partijen geassocieerd met economische groei en de ontwikkeling
van nieuwe sociale netwerken. Daarbij is aandacht voor de bescherming van privacy
en digitale grondrechten en voor de noodzaak om in het onderwijs aandacht te besteden
aan digitale vaardigheden. Vanaf 2004 stelt de regering periodiek een ICT-agenda op
(vanaf 2011 «Digitale Agenda» genaamd). In de eerste agenda schrijft de regering dat
ICT »nog veel beloftes heeft waar te maken» (Kamerstuk 26 643, nr. 47, p.1). De agenda, opgesteld door de bewindspersonen van Economische Zaken, Bestuurlijke
Vernieuwing en Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, legt de nadruk op kansen en mogelijkheden.
Rond 2012 neemt de aandacht voor digitale veiligheid en cybercrime toe.
De Radboud Universiteit (Kaal & Hoetink, 2020) heeft voor de TCDT een frequentieanalyse
van het parlementaire debat in de afgelopen 20 jaar uitgevoerd. Deze analyse laat
een geleidelijke stijging zien van het gebruik van het begrip digitalisering (en daarmee
samenhangende termen) in het plenaire debat.
De bijdragen die fracties leveren aan het debat over digitalisering is ongeveer even
groot. Er is niet één fractie die er qua bijdrage aan het debat consistent bovenuit
steekt. Vooral VVD, D66, GroenLinks, SP en PvdA hebben zich uitgesproken op het onderwerp.
Maar het aantal Tweede Kamerleden dat zich met vraagstukken op dit gebied bezighoudt
is beperkt en op een moment in de tijd vaak maar op een hand te tellen.
Verschillende betrokken bewindspersonen
Steeds meer verschillende bewindspersonen zijn betrokken bij het debat over digitaliseringsvraagstukken.
Aanvankelijk, rond 2004, voeren met name bewindspersonen van Economische Zaken en
Justitie hierover het woord; later volgen ook collega’s van het departement van Onderwijs.
Rond 2012 wordt het beeld meer divers en treden ook de bewindspersonen op Binnenlandse
Zaken nadrukkelijker naar voren, vanwege de snelle digitalisering van de overheid
zelf en de bescherming van grondrechten.
In de loop der jaren raken meer ministeries betrokken bij de digitale agenda al blijft
een economische benadering lang dominant. In de agenda die de coördinerende Minister
van Economische Zaken in juli 2016 naar de Tweede Kamer stuurt, zet de regering uiteen
«hoe Nederland optimaal kan profiteren van de kansen (nieuwe toepassingen, verdienmodellen
en banen) die deze mondiale transitie biedt». (Kamerstuk 29 515, nr. 390) In 2017 treedt een verschuiving op en maken veel partijen in de verkiezingsprogramma’s
een afweging van kansen (Nederland als «digitale mainport») en risico’s. Bovendien
groeit de aandacht voor de ethische vraagstukken die met digitalisering verbonden
zijn, bijvoorbeeld rondom robotisering.
In onderstaande figuur staat welke ministeries in de periode 1998–2017 betrokken zijn
geweest bij het parlementaire debat over digitalisering.
In 2018 introduceert de regering een nieuwe aanpak van het digitaliseringsbeleid.
Zij presenteert een nieuwe reeks digitale agenda’s, met naast de koepelagenda NL-DIGIbeter
aparte agenda’s voor cybersecurity (Nederlandse Cybersecurity Agenda) en (big) data
(NL Digitaal – Data Agenda Overheid). Bij deze agenda’s zijn verschillende ministers
betrokken. De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is verantwoordelijk
voor de digitale overheid, de Minister van Justitie en Veiligheid voor cybersecurity
en de aanpak van cybercrime, de Minister voor Rechtsbescherming voor de burgerrechten
in de digitale samenleving en de Staatssecretaris voor Economische Zaken en Klimaat
voor de economische aspecten van digitalisering. Deze bewindspersonen stemmen onderling
beleid en uitvoering af wanneer een vraagstuk meerdere terreinen raakt, bijvoorbeeld
bij kunstmatige intelligentie of 5G. Zo spreken zij elkaar onder meer in een tweewekelijks
overleg («de digitale driehoek»). Digitaliseringsthema’s komen ook aan bod in de Raad
voor Veiligheid en Inlichtingen (RVI) (Stcrt. 2017, 74580). Dit is een onderraad van de ministerraad, die net als de ministerraad wordt voorgezeten
door de Minister-President. Naast de premier nemen de ministers van Buitenlandse Zaken,
Defensie, Justitie en Veiligheid, en Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties deel
aan deze onderraad.
Op 11 maart 2020 heeft de vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat voor het
eerst de drie bewindspersonen uitgenodigd voor een algemeen overleg over digitalisering.
Naast de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat waren de ministers van
Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en Justitie en Veiligheid aanwezig.
Meer agenderend, nog weinig regulerend
Vanuit verschillende ministeries neemt de aandacht voor digitalisering dus toe, maar
hoe gaat de Tweede Kamer met het thema om? De Tweede Kamer heeft verschillende rollen:
ze is wetgever, controleur van de regering en kan kwesties van algemeen belang aankaarten
en hierover het politiek-maatschappelijke debat aanjagen. In digitaliseringsvraagstukken
blijkt de nadruk te liggen op dat laatste: op het agenderen. Dat loopt uiteen van
schriftelijke of mondelinge vragen over een alarmerend nieuwsbericht, bijvoorbeeld
over SyRI, Cambridge Analytica, Clearview of de overtreding van privacyregels door
Facebook, tot initiatiefnota’s. De Tweede Kamer heeft de afgelopen jaren echter weinig
gestuurd op regulering van digitalisering. Het lijkt erop dat de Tweede Kamer eerder
het kabinet verzoekt om doelstellingen, actieplannen, onderzoeken en overzichten (Kaal
& Hoetink, 2020). Waar zij wel een duidelijke beleidsrichting aanwijst of oproept
tot regulering door middel van bijvoorbeeld moties of initiatiefnota’s gaat de implementatie
daarvan tot heden langzaam.
Er zijn ook uitzonderingen waarbij de Tweede Kamer wel een meer regulerende rol heeft
genomen. Dat blijkt uit het casusonderzoek dat het departement Bestuurs- en Organisatiewetenschap
van de Universiteit Utrecht (USBO) heeft gedaan voor de TCDT. Daarin constateerde
USBO dat de Tweede Kamer direct betrokken was bij het wetgevingstraject voor de Wet
ANPR door moties en amendementen in te dienen (Meijer et al., 2020). Ook een belangrijke
uitzondering vormen de voorstellen die voortvloeien uit recente initiatiefnota’s (zie
kader).
Recente initiatiefnota’s op het gebied van digitalisering (2016–2019)
– Verhoeven (2016) – Het internet der dingen. Maak apparaten veilig (Kamerstuk 34 613, nr. 2)
– Oosenburg en Nijboer (2016) – Financiële sector en big data (Kamerstuk 34 616, nr. 2)
– Middendorp en Verhoeven (2018) – Online identiteit en regie op persoonsgegevens (Kamerstuk
34 993, nr. 2)
– Koopmans (2018) – Onderlinge privacy (Kamerstuk 34 926, nr. 2)
– Middendorp (2019) – Menselijke grip op algoritmen (Kamerstuk 35 212, nr. 2)
– Verhoeven (2019) – Mededinging in de digitale economie. Data, techgiganten en vrije
mededinging in een vrije economie (Kamerstuk 35 134, nr. 2)
– Verhoeven (2019) – Wet Zerodays Afwegingsproces (Kamerstuk 35 257, nr. 2)
– Gijs van Dijk (2019) – De herovering van de platformeconomie (Kamerstuk 35 230, nr. 2)
In deze nota’s wordt bijzondere aandacht gevraagd voor de gevolgen van digitale ontwikkelingen
voor publieke waarden als veiligheid, privacy en controle van de mens over technologie.
Vrijwel alle initiatiefnota’s roepen regering en Tweede Kamer op om meer oog te hebben
voor risico’s, maar tegelijkertijd kansen niet onbenut te laten (Kaal & Hoetink, 2020).
De initiatiefnota Online identiteit en regie op persoonsgegevens (Kamerstuk 34 993, nr. 2) heeft geleid tot een amendement op de Wet digitale overheid. Dat amendement (Kamerstuk
34 972, nr. 20) zorgt ervoor dat de voorstellen over overheidsinnovatie ook materialiseren in wetgeving.
Europa: agenderend en regulerend
Veel digitaliseringskwesties overstijgen de lidstaten, bijvoorbeeld omdat er grote
mondiale spelers bij betrokken zijn. De Europese Unie speelt een steeds grotere agenderende
en regulerende rol op het terrein van digitalisering. Zo heeft de Europese Commissie
in 2010 de eerste Europese digitale agenda gepresenteerd. De Europese Commissie speelt
een grote rol in het beschermen van de online veiligheid (cybersecurity), privacy
(met de Algemene Verordening Gegevensbescherming) en de interne markt. Zo heeft zij
forse boetes opgelegd aan grote techbedrijven omdat ze oneerlijk concurreerden met
rivalen, hun machtspositie misbruikten of te weinig belastingen betaalden. Sinds 1 december
2019 heeft de Europese Commissie een Eurocommissaris die naast mededinging nu ook
digitalisering in portefeuille heeft om «Europa klaar te maken voor het digitale tijdperk».
Deze Eurocommissaris, Margrethe Vestager, houdt zich bezig met vraagstukken zoals
de digitalisering van de Europese interne markt, kunstmatige intelligentie, big data
en cybersecurity. Op maandag 3 februari 2020 was zij, op uitnodiging van de TCDT,
te gast in de Tweede Kamer. Zij bevestigde de grote impact van digitalisering, maar
stelde ook dat zelfs de grootste experts niet precies weten hoe technologie onze levens
zal veranderen. Op 19 februari 2020 heeft de Europese Commissie haar digitale strategie
voor de komende vijf jaar aangekondigd. Deze digitale strategie bestaat uit voorstellen
die ervoor moeten zorgen dat Europa wereldwijd leidend is in de digitale transformatie
met respect voor de Europese waarden, een Europese datastrategie (EC, 2020a) en een
witboek over kunstmatige intelligentie (EC, 2020b) om de menselijke en ethische implicaties
van kunstmatige intelligentie op gecoördineerde wijze aan te pakken.
De Tweede Kamer moet zich goed positioneren ten opzichte van Europese en mondiale
ontwikkelingen. Dat werd ook duidelijk uit het werkbezoek dat de TCDT bracht aan Brussel.
Via het kabinet probeert de Tweede Kamer invloed uit te oefenen op Europese voorstellen,
maar zij heeft nog onvoldoende zicht en grip op de Europese agenda voor digitalisering
en hoe die tot stand komt. Illustratief is de motie van het lid Middendorp (Kamerstuk
35 300-VII, nr. 43). Hierin wordt de regering verzocht om, voordat de Europese Commissie de «Digital
Services Act» publiceert, de positie van het Kabinet hierover naar de Kamer te sturen
en daarbij ook de positie van de andere EU-lidstaten met de Kamer te delen. Immers
als de Kamer een meer regulerende rol wil spelen op digitalisering, dan zal zij een
beter beeld moeten hebben van de beleidsvorming in Brussel.
Debat is gefragmenteerd over commissies
Naast opmerkingen over de frequentie waarmee digitaliseringsvraagstukken aan bod komen
of het aantal Kamerleden dat zich hierover uitspreekt, vallen ook nog andere zaken
op met betrekking tot het debat. Het debat over digitaliseringsvraagstukken vindt
verspreid over verschillende commissies plaats. Het is toe te juichen dat digitalisering
in steeds meer commissies aan de orde komt. Digitalisering speelt immers inmiddels
op alle beleidsterreinen een rol van betekenis. In commissievergaderingen ligt doorgaans
echter vooral de nadruk op specifieke kansen, risico’s of waarden, en raken andere
kansen, risico’s of waarden onderbelicht. Zo kijkt de commissie SZW bij de platformeconomie
vooral naar de gevolgen voor de sociale zekerheid en de positie van ZZP-ers, terwijl
er minder aandacht is voor de algoritmen die leidend zijn in de relatie tussen vraag
en aanbod van goederen en diensten.
De context van een onderwerp blijkt vaak bepalend voor de kansen, risico’s en waarden
die aan de orde worden gesteld. Een voorbeeld hiervan is de casus 5G, waarin onder
druk van toenemende geopolitieke spanningen de discussie verschuift van het belang
van de economie naar dat van veiligheid. Bij de casus ANPR richtte het debat tussen
de Kamerfracties zich specifiek op de bewaartermijnen van kentekenregistraties. Vragen
over de reikwijdte van het gebruik en zelfs de fundamentele vraag over de wenselijkheid
van de technologie bleven buiten beeld. (Meijer et al., 2020)
Ook betrokkenheid van een bepaald ministerie of een bepaalde vaste commissie blijkt
een rol te spelen bij de kansen, risico’s en waarden die in beeld zijn. Bijvoorbeeld,
bij 5G wordt het debat voornamelijk gevoerd door de woordvoerders op het terrein van
Economische Zaken. De woordvoerders Volksgezondheid, Welzijn en Sport waren veel minder
betrokken, terwijl gezondheid ook een relevante waarde is bij dit onderwerp. (Meijer
et al., 2020) Het wekt ook geen verbazing dat in de commissie voor Economische Zaken
wordt gesproken over de kansen die digitalisering biedt voor economische groei, terwijl
bij de commissie voor Justitie logischerwijs meer aandacht is voor rechtsbescherming
en veiligheid. Illustratief is de opmerking van de Minister van Binnenlandse Zaken
en Koninkrijksrelaties tijdens het algemeen overleg over digitalisering in maart 2020,
waarbij ook de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat en de Minister van
Justitie en Veiligheid aanwezig waren: «In de verhouding die wij onderling hebben,
voelt het ook wel een beetje zo: EZK draait om het benutten van de kansen, en BZK
draait om het benoemen van de risico's. Dat is nou eenmaal de rol waarin wij zitten.
Ik speel die rol graag, omdat hierbij juist die checks-and-balances van belang zijn»
(Kamerstuk 26 643, nr. 679, p.42)
Het risico bestaat dus dat de commissie waarin een digitaliseringsvraagstuk landt,
bepaalt welke kansen, risico’s en maatschappelijke waarden worden besproken. Dit leidt
tot een te nauwe focus, waardoor andere relevante kansen, risico’s en waarden niet
of laat worden onderkend.
Commissieoverstijgende thema’s zijn onderbelicht
Daarbij komt dat thema’s die boven de afzonderlijke commissies uitstijgen of in meerdere
commissies tegelijkertijd spelen, gesignaleerd moeten worden, en in samenhang moeten
worden besproken. Denk aan de impact van het gebruik van gezichtsherkenningstechnieken
door winkeliers, in de publieke ruimte en door de politie of aan de opkomst van de
platformeconomie die niet alleen arbeidsrelaties maar ook hele economische sectoren
verandert. Dit soort thema’s worden nog onvoldoende in samenhang besproken. Dit heeft
te maken met de wijze waarop de Kamer georganiseerd is, namelijk in commissies die
elk hun eigen beleidsterrein bestrijken. Onderwerpen die passen in die structuur krijgen
een plek, terwijl onderwerpen die meerdere commissies raken of commissieoverstijgend
zijn het risico lopen eenzijdig besproken te worden of tussen wal en schip te vallen.
Illustratief zijn de drie brieven van het kabinet over het bredere vraagstuk van kunstmatige
intelligentie die op 8 oktober 2019 naar de Tweede Kamer zijn gestuurd. De eerste
brief (Kamerstuk 26 643, nr. 640) was van de Staatssecretaris voor Economische Zaken en Klimaat, met daarin het strategisch
actieplan artificiële intelligentie. De tweede brief (Kamerstuk 26 643, nr. 642) was van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en ging over artificiële
intelligentie, publieke waarden en mensenrechten. De derde brief (Kamerstuk 26 643, nr. 641) was van de Minister voor Rechtsbescherming, over waarborgen tegen risico’s van data-analyses
door de overheid. De drie brieven, binnen het kabinet afgestemd, focussen op verschillende
onderdelen van het brede vraagstuk van artificiële intelligentie. Deze brieven worden
los van elkaar geagendeerd bij de afzonderlijke commissies met steeds andere woordvoerders.
Dit vraagt dus grote oplettendheid van de leden en de ambtelijke ondersteuning om
de samenhang van die brieven op te merken. Vooral ook omdat vervolgstappen per ministerie
verschillen. Het gebruik van artificiële intelligentie door bedrijven wordt vooral
Europees aangepakt, terwijl het gebruik van artificiële intelligentie door overheden
vooral een nationale aangelegenheid is.
Digitalisering is wat dat betreft als onderwerp te vergelijken met financiën of Europees
beleid: het is een specialistisch onderwerp en het speelt in iedere commissie een
belangrijke rol, maar het kent ook thema’s die boven de afzonderlijke commissies uitstijgen
vanwege bredere en dieperliggende vraagstukken die ergens in samenhang besproken moeten
worden. Juist in de onzichtbare lagen van de ijsberg (zie § 1.4) gaan belangrijke
vraagstukken schuil die gesignaleerd en besproken moeten worden in de Tweede Kamer
en dat wordt nog onvoldoende gedaan. De vraag is hoe we dit voor digitalisering het
beste kunnen organiseren.
2.2 Kennis en informatiepositie van Tweede Kamerleden
Weinig regie op kennisversterking
De complexiteit van de technologie en de hoge ontwikkelsnelheid in het digitale domein
dragen bij aan het gevoel van de Tweede Kamer dat zij geen grip heeft. Kamerleden
geven in debatten aan de materie ingewikkeld te vinden, «vreselijk technisch», en
typeren thema’s als algoritmen als «uitermate lastig [...] om daar nou eens even helder
over te communiceren» (Kaal & Hoetink, 2020). Het is daarom belangrijk om als Tweede
Kamer je kennispositie op dit terrein te versterken. Daarbij gaat het niet alleen
over kennis over de technologie, maar ook over de impact van deze technologie op de
samenleving. De Tweede Kamer voert echter nog maar beperkt regie over de informatie
die zij uit de verschillende informatiebronnen krijgt. Zij lijkt haar handen vaak
al meer dan vol te hebben aan de verwerking van aangeboden en beschikbare informatie.
Een belangrijke informatiebron van de Tweede Kamer is het kabinet. Via brieven en
mondelinge toelichting in algemene overleggen rapporteren de verschillende bewindspersonen
aan de Tweede Kamer. De afgelopen jaren kreeg de Kamer steeds meer en vaker agenda’s
en monitors aangeboden vanuit meerdere ministeries, adviesraden en kennisinstituten.
Toch wordt het gevoel van grip daardoor niet groter. Sterker nog, de integrale belangenafweging
wordt soms juist moeilijker door de omvang van de informatiestroom die op de Tweede
Kamer afkomt en de soms technische materie. Tegelijkertijd mist de Kamer, zoals eerdergenoemd,
informatie over de Europese agenda voor digitalisering en hoe die tot stand komt.
De spanning tussen te veel en te weinig informatie doet zich met name voor in technologisch
complexe of veelomvattende dossiers, zoals open data en eHealth. Hierbij ligt de nadruk
op specifieke vragen over de technologie zelf en de manier waarop die wordt toegepast,
maar blijven bovenliggende maatschappelijke vragen onderbelicht.
Een andere informatiebron voor de Tweede Kamer zijn maatschappelijke groepen, het
bedrijfsleven en wetenschapsinstellingen. Bij digitaliseringskwesties die overduidelijk
op een specifiek beleidsterrein spelen, is het voor deze partijen eenvoudig te bepalen
welke woordvoerders en commissie ze kunnen benaderen. Bij beleidsterrein- of commissieoverstijgende
onderwerpen merken wij dat deze partijen een duidelijk aanspreekpunt missen binnen
de Tweede Kamer. Hierdoor blijft de mogelijkheid om relevante kennis van buiten naar
binnen te halen soms onbenut, juist voor de overstijgende vraagstukken.
Wat te midden van de overvloed aan informatie opvalt, is dat de Tweede Kamer beperkt
gebruikmaakt van haar eigen geheugen voor eerder gemaakte afwegingen en gevoerde debatten
bij vergelijkbare vraagstukken (Kaal & Hoetink, 2020). De verspreide behandeling van
digitalisering in de Tweede Kamer bemoeilijkt ook een gedegen kennisopbouw.
Digitalisering nauwelijks op de kennisagenda
Dat de Tweede Kamer weinig regie voert op kennisversterking, speelt overigens niet
alleen bij thema’s rondom digitalisering. In 2016 kwam de Tweede Kamer naar aanleiding
van het rapport «Kennis is Macht»8
al tot de conclusie dat zij haar kennis- en informatiepositie moet versterken en in
brede zin regie moet nemen op haar informatiebehoefte. In 2017 is daarom een nieuwe
werkwijze ingevoerd, onder meer door de staf rondom elke commissie uit te breiden
met een kenniscoördinator en een informatiespecialist.
Een ander middel om de kennis- en informatiepositie van de commissies te versterken
is de invoering van de kennisagenda per commissie. Daarin legt een commissie een aantal
specifieke thema’s vast waarop zij zich inhoudelijk wil verdiepen en zij noteert hoe
zij dat gaat doen. De doelstelling van deze agenda is om te komen tot een stevige
gemeenschappelijke kennisbasis. Alle vaste commissies hebben hiervoor een eigen onderzoeksbudget.
Commissies beschikken over verschillende instrumenten om de kennis- en informatiepositie
te versterken. Naast analyse en advies door de eigen commissiestaf, kan zij bijvoorbeeld
de wetenschap bevragen, onderzoek laten uitvoeren door onderzoeksbureaus of universiteiten,
werkbezoeken afleggen, rondetafelgesprekken organiseren en zelf (parlementair) onderzoek
doen.
Vraagstukken met een digitaliseringscomponent zijn de afgelopen jaren nog beperkt
opgevoerd op de kennisagenda’s van de afzonderlijke commissies. Uitzondering zijn
de commissies Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Economische Zaken en Klimaat,
en Justitie en Veiligheid; bij die commissies staat het onderwerp wel expliciet op
de kennisagenda. Logischerwijs is de invulling van die onderwerpen sterk gekleurd
door het betreffende beleidsterrein. Zo focust de commissie Justitie en Veiligheid
op cybersecurity en de commissie Binnenlandse Zaken op de digitale overheid. De commissie
Economische Zaken en Klimaat concentreert zich weliswaar op de (economische) kansen,
maar heeft ook oog voor risico’s en de verhouding tot publieke waarden. Overigens
betekent het niet dat een commissie geen aandacht heeft voor digitalisering als het
niet op de kennisagenda staat. Het belang, de impact en vooral de complexiteit ervan
maken echter dat digitalisering een onderwerp is dat je bij uitstek zou verwachten
op de verschillende kennisagenda’s. We zien wel dat afzonderlijke commissies in 2020
digitalisering vaker op de kennisagenda plaatsen. Zo heeft bijvoorbeeld de commissie
Landbouw, Natuur en Visserij big data op de kennisagenda geplaatst en de commissie
Sociale Zaken en Werkgelegenheid de veranderende arbeidsmarkt door de platformeconomie
en robotisering.
2.3 Interactie met decentrale overheden en toezichthouders
Decentrale overheden: zoeken naar betere samenwerking
Gemeenten en provincies proberen net als de Tweede Kamer grip te krijgen op de gevolgen
van digitalisering. Ook zij realiseren zich dat digitalisering en nieuwe technologieën
de samenleving en het openbaar bestuur ingrijpend veranderen. Inwoners komen er dagelijks
mee in aanraking. De een gaat daar sneller en gemakkelijker mee om dan de ander. Dat
zie je ook terug in de gemeenteraden en de Staten.
Veel gemeenten werken met algoritmen en proberen in de uitvoering «smart» te worden.
Dit vraagt om heldere kaders. Hiervoor is een breed maatschappelijk debat nodig dat
verder gaat dan technologie alleen. Uit de rondetafelgesprekken die de TCDT heeft
gevoerd blijkt dat dit debat binnen gemeenten en provincies langzaam op gang komt.
Vooral de colleges zijn daarbij leidend in het nemen van initiatieven. In verschillende
gemeenten is een coördinerende wethouder voor digitalisering aangesteld. Uit de nog
beperkte discussies in gemeenteraden komen vragen voort aan het college, maar ook
aan de nationale en Europese politiek.
De VNG wijst in haar position paper (Kamerstuk, 2020D08008) voor het rondetafelgesprek er op dat gemeenten rekening hebben te houden met allerlei
wetten op het gebied van digitalisering, specifieker rond data(deling). De uitdaging
daarbij is vaak de verhouding tussen deze wetten en de publieke waarden die ze vertegenwoordigen,
zoals privacy, veiligheid, openbaarheid, duurzame toegankelijkheid. Hoe meer versnipperd
het juridisch raamwerk, hoe moeilijker dat is. Hoewel er begrip is bij gemeenten voor
de oorsprong van de versnippering (ontstaan vanuit de verschillende sectorale wetten
onder diverse bewindslieden en diverse commissies) dringen zij aan op meer samenhang
in de bestaande wetgeving.
Gemeenten en provincies verwachten van de Tweede Kamer dat zij haar verantwoordelijkheid
neemt door de gevolgen van digitalisering te onderkennen en zich, gezien de dynamiek
en snelle ontwikkeling, aan te passen aan de vraagstukken die op haar afkomen. Er
moet extra aandacht komen voor digitalisering, omdat het in alle domeinen doorwerkt
en de effecten niet altijd direct te voorzien zijn. Daarnaast zijn er digitaliseringsvraagstukken
waarin het juist van belang is dat het Rijk doelen op hoofdlijnen stelt en de andere
overheden of de maatschappij de ruimte geeft hoe die doelen te bereiken. Een aanpak
is nodig waarbij overheden samen goed nadenken op welk niveau regelgeving en richtlijnen
moeten worden vastgesteld. Daarbij komt de vraag wie over die kaders verantwoording
moet afleggen, aan wie en, niet onbelangrijk, op welke wijze het toezicht is georganiseerd.
Toezichthouders: intensiever samenwerken
De impact van digitalisering op de samenleving en het openbaar bestuur heeft ook directe
gevolgen voor de vele instanties die toezien op de naleving van wet- en regelgeving
in hun respectievelijke domeinen. Het is essentieel dat toezichthouders het mandaat
en de middelen hebben om het toezicht op een juiste manier te kunnen vervullen in
alle fases van de digitalisering. Door de ingrijpende rol van digitalisering op de
samenleving kunnen nieuwe vormen van toezicht (zoals intensievere samenwerking tussen
toezichthouders of wellicht zelfs het instellen van een nieuwe toezichthouder) noodzakelijk
zijn, bijvoorbeeld bij het gebruik van algoritmen. Hierbij is het zelfs nog de vraag
op welk niveau (nationaal of Europees) het toezicht georganiseerd moet worden.
Uit gesprekken die de TCDT gevoerd heeft met toezichthouders komt naar voren dat zij
zich bewust zijn van de gevolgen van digitalisering. Zij zeggen hun toezichtsactiviteiten
daar ook al op aan te passen. Het is belangrijk om in de komende jaren te bezien of
de bevoegdheden zo gebruikt worden dat er geen aandachtsgebieden (zoals discriminatie
in algoritmen) tussen wal en schip vallen. Met de initiatiefnota «Menselijke grip
op algoritmen» (Kamerstuk 35 212, nr. 2) heeft de Tweede Kamer het kabinet al opgeroepen om op het gebied van algoritmen
eventuele lacunes in het huidige toezichtskader op bedrijven, overheden en andere
algoritmen gebruikende instellingen te inventariseren. In reactie op deze nota stelt
het kabinet dat er geen aparte toezichthouder nodig is (Kamerstuk 35 212, nr. 3).
De toezichthouders ervaren het wettelijk kader waarbinnen zij moeten opereren over
het algemeen als voldoende voor het toezicht op de gevolgen van digitalisering. Dit
komt doordat wet- en regelgeving vaak technologieonafhankelijk geformuleerd is. Het
betekent echter wel dat toezichthouders deze regels in de praktijk soms moeten concretiseren
om ze te kunnen toepassen. De vraag is of dat altijd gewenst is. Wellicht zou de wetgever
bij sommige bepalingen concreter moeten worden. Toezichthouders maken zich wel zorgen
over de beschikbaarheid van personeel dat verstand heeft van nieuwe technologieën
en dat de naleving van bestaande wet- en regelgeving in een nieuwe context kan beoordelen.
Voor de Tweede Kamer, als (mede)wetgever, is het niet alleen belangrijk dat zij signalen
ontvangt van de toezichthouders als wetten niet meer passend of onduidelijk zijn,
maar ook dat zij geïnformeerd wordt over belangrijke ontwikkelingen die toezichthouders
signaleren. In die context is het waardevol als toezichthouders jaarlijks, idealiter
gezamenlijk, expliciet verslag doen van hun werkzaamheden in een door digitalisering
veranderende wereld. Onduidelijkheden in wet- en regelgeving of andere zaken zoals
hiaten of overlap in toezicht die door digitalisering aan de oppervlakte komen, kunnen
daarin worden gemeld evenals trends die toezichthouders signaleren.
2.4 Andere parlementen: meer erkenning voor digitalisering
Om het wiel niet twee keer uit te vinden kijkt de TCDT ook over de landsgrenzen. Hoe
krijgen andere nationale parlementen grip op digitalisering en wat kan de Tweede Kamer
daarvan leren? Op verzoek van de TCDT heeft het Rathenau Instituut onderzocht hoe
een aantal andere nationale parlementen zich organiseert om meer grip te hebben op
de gewenste en ongewenste ontwikkelingen rondom digitalisering (Jong et al., 2020).
De landen die het Rathenau Instituut heeft onderzocht erkennen het politieke belang
van de digitale transitie explicieter dan Nederland. In deze landen wordt op verschillende
manieren structureel aandacht gegeven aan het onderwerp. Zo kent Duitsland een specifieke
bewindspersoon met digitalisering in haar portefeuille (maar zonder een eigen ministerie),
heeft het Verenigd Koninkrijk een Ministerie van Digitalisering, Cultuur, Media en
Sport en kent de Verenigde Staten de White House Office of Science and Technology
(OSTP) dat veel aandacht besteedt aan digitalisering.
Er zijn verschillende manieren waarop andere parlementen meer grip proberen te krijgen
op digitalisering. Deze werkvormen zijn onder te verdelen op drie niveaus:
1. Niveau van de parlementaire commissies:
a) werkvormen die de grip van bestaande commissies op digitalisering proberen te versterken,
of
b) het oprichten van nieuwe (tijdelijke of vaste) commissies op het gebied van digitalisering.
2. Niveau van de individuele parlementariërs: werkvormen die als functie hebben om de
individuele (kennis)positie van parlementariërs te versterken.
3. Niveau van de ambtelijke ondersteuning: werkvormen die het politieke proces rondom
digitaliseringsvraagstukken ondersteunen vanuit de ambtelijke staf.
Niveau van de parlementaire commissies
1a. Bestaande commissies versterken
Op commissieniveau zien we verschillende manieren die parlementen inzetten om het
commissiewerk beter te laten inspelen op digitaliseringsvraagstukken. De eerste variant
is het versterken van de bestaande vaste commissies op het gebied van digitalisering.
Hierbij kan gedacht worden aan het:
– verruimen van de mogelijkheden voor vaste commissies om eigen onderzoek uit te (laten)
voeren;
– oprichten van een subcommissie voor een specifiek thema;
– toevoegen van een speciale onderzoekstaak aan één vaste commissie.
In het Verenigd Koninkrijk is de mogelijkheid voor commissies om zelf onderzoeken
uit te laten voeren een belangrijke methode om grip te krijgen op digitalisering.
Het meest gebruikelijk is een inquiry. Dit past binnen de sterke onderzoekstraditie in beide Kamers van het Britse parlement
en draagt er duidelijk aan bij dat commissies grip krijgen op digitalisering. Het
valt hierbij op dat onderzoeksverzoeken van verschillende commissies qua onderwerp
dicht tegen elkaar aan liggen. Hoewel er soms enige wrijving is tussen commissies,
wordt het nuttig gevonden om vanuit verschillende domeinen en toepassingsgebieden
naar digitaliseringskwesties te kijken. In het Amerikaanse Congres vormen hoorzittingen
een belangrijk instrument, maar die zijn lang niet zo veelomvattend als de onderzoeken
in het Britse Hoger- en Lagerhuis.
Een andere vorm waarop de bestaande vaste commissies versterkt kunnen worden is door
een subcommissie in het leven te roepen, gericht op het verankeren van digitaliseringsthema’s.
Subcommissies zijn een manier om meer tijd en aandacht te besteden aan een onderwerp
en/of wetgeving. Ook laten ze zien dat het parlement een onderwerp extra belangrijk
vindt. Een voorbeeld hiervan is het Verenigd Koninkrijk, waar de commissie voor Digital, Culture, Media and Sports (DCMS) ervoor heeft gekozen om een subcommissie voor desinformatie op te richten.
Met de oprichting van de subcommissie toont de DCMS aan het onderwerp serieus te nemen.
Het oprichten van subcommissies binnen vaste commissies komt ook veel voor in het
Amerikaanse Congres.
Een derde vorm waarop vaste commissies hun kennisbasis op het gebied van digitalisering
kunnen vergroten is het toevoegen van een speciale onderzoekstaak aan één vaste commissie.
In Duitsland fungeert de Commissie Onderwijs, Wetenschap en Technology Assessment
sinds 1989 als een poortwachter voor alle onderzoeksaanvragen op het terrein van wetenschap
en technologie. Alle vaste commissies, en ook de fracties, kunnen voorstellen indienen.
Een selectie daarvan – zo’n zes per jaar – wordt vervolgens opgepakt door het Büro für Technikfolgen–Abschätzung beim Deutschen Bundestag (TAB), een zusterorganisatie van het Rathenau Instituut. De onderzoeksprojecten worden
begeleid door een vaste groep rapporteurs afkomstig uit alle fracties. De komende
twee jaar gaat 80% van de TAB-rapporten over digitaliseringsvraagstukken. Het voordeel
van de Duitse werkvorm is dat de rapporteurs en TAB zich ook bezighouden met de coördinatie
van het onderzoek naar digitalisering (en andere technologiegebieden) en het toezicht
op de kwaliteit.
1b. Oprichten nieuwe (tijdelijke of vaste) commissie
De tweede variant om op het niveau van de parlementaire commissies de grip op digitalisering
te versterken, is het oprichten van nieuwe (tijdelijke of vaste) commissies specifiek
voor dit onderwerp. In het buitenland zijn voorbeelden van een:
– vaste commissie «Digitalisering» of «Wetenschap & Technologie»;
– tijdelijke commissie met een onderzoekstaak;
– coördinerende commissie met een adviserende taak.
In Duitsland is in 2013, op aanbeveling van de tijdelijke studiecommissie voor Internet
en Digitale Samenleving, besloten om een vaste Commissie voor de Digitale Agenda op te richten in de Bondsdag. Naar eigen zeggen vervult de Commissie voor de Digitale
Agenda de rol van katalysator in het parlementaire werk over digitale beleidskwesties
door andere commissies te adviseren over nationale, Europese en internationale beleidsstukken,
moties, wetten en rapporten omtrent digitalisering. Die commissie houdt openbare hoorzittingen,
consultaties en besloten bijeenkomsten, zoals over eHealth, open data, kwantumcomputing
en startups. Zij nodigt experts uit vanuit de industrie, wetenschap en maatschappelijke
organisaties en gaat regelmatig op werkbezoek in binnen en buiten Duitsland.
De Commissie voor de Digitale Agenda blijkt haar rol in de praktijk niet helemaal
waar te kunnen maken. Dit komt onder andere doordat ze dankzij haar brede beleidsterrein
niet verbonden is aan één ministerie, maar aan vier (van de in totaal veertien). In
het sterke commissiesysteem van de Bondsdag leidt dat tot problemen. De vaste commissies
die wel zijn gespiegeld aan één ministerie hebben meer status en hebben daardoor ook
vaker het voortouw (federführend) bij de behandeling van belangrijke regeringsstukken zoals voorgenomen wet- en regelgeving.
Naast directe gevolgen heeft het instellen van een vaste commissie voor Digitale Zaken
ook indirecte gevolgen. Zo gebruiken de leden van de Commissie van de Digitale Agenda
in Duitsland hun lidmaatschap van de commissie om zichzelf beter te informeren over
allerlei digitale onderwerpen. Vervolgens brengen zij die kennis in bij hun fracties
en ondersteunen ze hun collega’s op het onderwerp door hen te vervangen bij politieke
debatten over digitalisering, of door instructies te schrijven.
Het Britse Hogerhuis en de Duitse Bondsdag kennen, net als in Nederland, de vorm van
een tijdelijke onderzoekscommissie. Deze commissies zijn niet betrokken bij de dagelijkse gang van zaken in het parlement;
ze hebben een duidelijk afgebakende taak voor een bepaalde tijd. In de Tweede Kamer
zijn de meeste parlementaire onderzoeken gericht op het controleren van de regering,
met name op dossiers waar veel fout is gegaan (ICT-projecten bij de overheid, huizenprijzen,
Fyra). Voor dit soort onderzoekscommissies geldt dat hun kracht valt of staat met
het vervolg dat gegeven wordt aan de uitkomsten. De opgedane kennis vloeit weg als
de leden en de staf zich na de afronding van het onderzoek weer op andere dossiers
richten.
De derde werkvorm die het Rathenau Instituut in andere parlementen heeft bestudeerd
is een commissie voor de coördinatie van doelen, en niet specifiek van digitalisering. Een voorbeeld hiervan is de Deense
werkgroep van parlementariërs op het gebied van de Sustainable Development Goals (SDG’s). Deze werkgroep valt onder de Commissie Financiën en ondersteunt enerzijds
het werk van de commissies Financiën en Buitenlandse zaken bij het controleren van
de regering. Anderzijds ondersteunt zij andere parlementaire commissies door ze te
informeren, te adviseren en te helpen bij het bepalen van de agenda. Deze werkvorm
lijkt op de vaste commissie voor Europese Zaken in de Tweede Kamer, die andere vaste
commissies wijst op Europese ontwikkelingen en ze hier gevraagd en ongevraagd over
adviseert.
2. Niveau van de individuele parlementariërs
Een andere manier waarop nationale parlementen grip proberen te krijgen op digitalisering
is door de kennis van individuele parlementariërs over dit onderwerp te versterken.
We zien in andere parlementen verschillende initiatieven die gericht zijn op het vergroten
van de expertise van een aantal individuele parlementariërs of de kennis van het parlement
als geheel.
Een beproefde methode om in korte tijd veel kennis op te doen over een onderwerp,
zo hebben wij als leden van de TCDT zelf ook ervaren, is deelnemen aan een onderzoekscommissie
of aan (internationale) werkbezoeken. Dit is een methode die goed past in de eerdergenoemde
Britse onderzoekstraditie en daar veel gebruikt wordt. Inquiries vormen voor leden een manier om zich te verdiepen in een bepaald vraagstuk. Ook de
Duitse variant, de studiecommissies waarin evenveel parlementariërs als externe experts
deelnemen, is een typisch voorbeeld van totale onderdompeling. In de praktijk blijkt
het niet altijd te lukken om de kennis uit een onderzoekscommissie op andere parlementsleden
over te dragen.
Naast werkvormen die zich richten op onderdompeling zijn er ook diverse voorbeelden
van groepen parlementariërs die in verschillende samenstellingen proberen tot beeld-
en meningsvorming te komen. Zo zijn er de Amerikaanse caucuses en de Britse all-party parliamentary groups (APPG’s), waar parlementariërs samenkomen en vaak personen van buiten het parlement
betrokken worden. Noorwegen kent een meer formele variant op de caucuses en APPG’s in de vorm van hun Teknogruppe. Deze groep kent een bestuur van zes parlementariërs
van vijf verschillende partijen en streeft naar vruchtbare discussies in het parlement
over de gevolgen van opkomende technologieën. De leden organiseren hiervoor vijf keer
per jaar een laagdrempelige bijeenkomst voor al hun (geïnteresseerde) collega-parlementariërs.
Onderwerpen die in die bijeenkomsten worden behandeld zijn bijvoorbeeld 5G, zelfrijdende
auto’s en blockchain.
Er is nog een derde vorm waarin parlementen via individuele parlementariërs meer grip
proberen te krijgen op digitalisering. In verschillende parlementen doen een aantal
voortrekkers actief kennis op en verspreiden die onder hun collega’s. Zo ontstaan
daar duidelijke woordvoerders voor digitalisering. In de Bondsdag vindt informatie-uitwisseling
over digitalisering grotendeels plaats op fractieniveau. De woordvoerders voor digitalisering
en hun staf schrijven bijvoorbeeld instructies voor collega’s of vervangen hen tijdens
debatten als het specifiek over digitalisering gaat. Ook in de Tweede Kamer zouden
voortrekkers (woordvoerders) een verbinding kunnen vormen met andere parlementariërs
door als vraagbaak te functioneren, of door anderen te inspireren en informeren.
Niveau van de ambtelijke ondersteuning
Tot slot wordt in andere parlementen het politieke proces rondom digitaliseringsvraagstukken
op verschillende manieren ondersteund vanuit de ambtelijke staf. De ambtelijke ondersteuning
is in parlementen zoals de Bondsdag, het Britse parlement en het Amerikaanse Congres
veel uitgebreider dan in de Tweede Kamer. De ondersteuning is onder te verdelen in:
– inhoudelijke ambtelijke ondersteuning voor het hele parlement (commissies en individuele
parlementariërs);
– inhoudelijke en coördinerende ambtelijke ondersteuning voor de vaste commissies.
Zowel het Britse parlement (POST) en het Amerikaanse Congres (STAA en de Strategic
Foresight Unit) als de Duitse Bondsdag (TAB) kennen een eigen onafhankelijk onderzoeksbureau
dat het hele parlement ondersteunt met onderzoek op het gebied van wetenschap en technologie.
Veel van het onderzoek bij deze bureaus gaat over digitaliseringsvraagstukken. De
drie onderzoeksbureaus in Duitsland, het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten
bieden niet alleen onderzoek aan, maar ook de expertise van hun medewerkers bij technische
uitleggen, onderzoeken en hoorzittingen over digitalisering. De Tweede Kamer kent
geen eigen onderzoeksdienst die specifiek onderzoek doet naar technologie of digitaliseringsvraagstukken.
Hoewel POST, STAA en TAB alle zusterorganisaties zijn van het Rathenau Instituut,
is een belangrijk verschil dat het Rathenau Instituut geen deel uitmaakt van de ambtelijke
parlementaire staf. Wel is dit instituut belast met de taak om onderzoek te doen naar
deze onderwerpen. Andere externe kennisbronnen voor de Tweede Kamer op het gebied
van digitalisering zijn bijvoorbeeld de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid
en de Adviesraad voor Wetenschap, Technologie en Innovatie.
2.5 Lessen
De TCDT trekt de volgende lessen uit het voorgaande.
Aandacht voor digitalisering is gefragmenteerd
De Tweede Kamer heeft de afgelopen jaren aandacht gehad voor digitalisering, maar
die aanpak was gefragmenteerd. Digitalisering maakt in de huidige commissies slechts
een beperkt deel uit van het totale beleidsterrein. Dat betekent dat de meeste Kamerleden
in die commissies ook maar beperkt tijd hebben om zich te verdiepen in digitaliseringsvraagstukken.
Vaak gaat de aandacht dan nog wel reactief uit naar het topje van de ijsberg, maar
blijven veel structurele vraagstukken rondom digitalisering die zich onder water bevinden
onbenoemd. Hierdoor zijn niet altijd alle risico’s, kansen en maatschappelijke waarden
besproken bij de behandeling van een digitaliseringsonderwerp. Het risico bestaat
zelfs dat de commissie waarin een digitaliseringsvraagstuk landt, bepaalt welke kansen,
risico’s en maatschappelijke waarden worden besproken. Dit leidt tot een te nauwe
focus.
Commissieoverstijgende thema’s zijn onderbelicht door huidige commissie-indeling
Ook thema’s die meerdere commissies raken of commissieoverstijgend zijn, komen niet
of onvoldoende tot hun recht. Denk hierbij bijvoorbeeld aan het gebruik van gezichtsherkenningstechnieken
door winkeliers, apps en Schiphol. Of de opkomst van de platformeconomie, die niet
alleen arbeidsrelaties maar ook hele economische sectoren verandert. Dit soort thema’s
wordt nog onvoldoende in samenhang besproken. Dat heeft te maken met de wijze waarop
de Kamer georganiseerd is, namelijk in commissies die elk hun eigen beleidsterrein
bestrijken. Onderwerpen die passen in die structuur krijgen een plek, terwijl onderwerpen
die meerdere commissies raken of commissieoverstijgend zijn het risico lopen gefragmenteerd
te worden behandeld, of tussen wal en schip te vallen. Digitalisering is zo’n onderwerp.
Digitalisering is wat dat betreft te vergelijken met financiën of Europees beleid:
het is een specialistisch onderwerp en het speelt in iedere commissie een belangrijke
rol, maar het kent ook thema’s die boven de afzonderlijke commissies uitstijgen. Dat
is vanwege bredere en dieperliggende vraagstukken die ergens in samenhang besproken
moeten worden. Waar voor financiën en Europees beleid in de Tweede Kamer een commissie
bestaat om dat soort vraagstukken te bespreken, ontbreekt dat voor digitalisering.
Nog beperkt kennis opgebouwd over digitalisering
Er is nog maar beperkte kennis over digitalisering opgebouwd in de Tweede Kamer. Daardoor
is het lastig om goed te weten welke kansen, risico’s en waarden in het geding zijn
en daarop te sturen. Dit komt doordat het onderwerp digitalisering relatief nieuw
is. Onderzoek laat zien dat de Kamer desondanks weinig regie neemt om die kennis te
vergroten en te verdiepen. Vraagstukken met een digitaliseringscomponent zijn de afgelopen
jaren nog beperkt opgevoerd op de kennisagenda’s van de afzonderlijke commissies.
We zien dat dit jaar wel veranderen.
Buitenwereld mist een duidelijk aanspreekpunt in de Tweede Kamer
We merken als TCDT dat verschillende organisaties en personen buiten de Kamer een
duidelijk aanspreekpunt in de Tweede Kamer missen. Zij hebben een aanspreekpunt nodig,
waarbij zij terechtkunnen met hun opvattingen en kennis over digitale ontwikkelingen
en vooral als het beleidsterrein- of commissieoverstijgend is. Hierdoor blijft de
mogelijkheid om relevante kennis van buiten de Tweede Kamer naar binnen te halen soms
onbenut, met name voor de overstijgende vraagstukken.
Behoefte aan een sluitend wettelijk kader en toezicht
Gemeenten en provincies zoeken naar manieren om digitalisering op een verantwoorde
manier in te zetten, maar lopen soms aan tegen een versnipperd juridisch raamwerk
of het ontbreken van een passende wettelijke grondslag. Zij vragen de Tweede Kamer
om goed zicht te houden op de vraag of de bestaande wet- en regelgeving voldoet en
die indien nodig aan te passen of uit te breiden. Gemeenten en provincies verwachten
van de Tweede Kamer dat zij haar verantwoordelijkheid neemt door de gevolgen van digitalisering
te onderkennen en zich, gezien de dynamiek en snelle ontwikkeling, aan te passen aan
de vraagstukken die op haar afkomen.
Daarbij hoort volgens de TCDT ook een dekkend toezichthoudend kader. Op dit moment
zijn veel verschillende toezichthouders betrokken. De Tweede Kamer heeft nu onvoldoende
zicht op de werkzaamheden van deze toezichthouders en mogelijke hiaten of overlap
hierin. Zij kan dit inzicht verkrijgen door zich over digitaliseringsvraagstukken,
zoals bijvoorbeeld gezichtsherkenning en kunstmatige intelligentie, regulier en in
samenhang te laten informeren door de toezichthouders.
Zicht nodig op Europese agenda voor digitalisering
Veel wet- en regelgeving op het gebied van digitalisering wordt op het niveau van
de Europese Unie afgesproken. Dat maakt het moeilijker voor de Tweede Kamer om op
het juiste moment controle uit te oefenen op het kabinet en het vergt extra inspanning
van de Kamerleden om goed geïnformeerd te zijn. Het is daarom nodig om goed en tijdig
zicht te hebben op de agenda in de Europese Unie zodat de Tweede Kamer beter de Nederlandse
inzet kan beïnvloeden.
Andere parlementen behandelen digitalisering meer gestructureerd
Uit de internationale vergelijking blijkt dat verschillende andere parlementen het
onderwerp digitalisering meer gestructureerd aanpakken, bijvoorbeeld met vaste commissies
voor digitalisering of speciale onderzoekscommissies met een eigen specifieke onderzoeksagenda.
3 Voorstellen voor meer grip
In dit hoofdstuk doen we voorstellen aan de Tweede Kamer om meer grip te krijgen op
digitalisering.
3.1 Vooraf
We hebben in hoofdstuk 1 laten zien dat digitalisering alle facetten van ons leven
raakt en daar een steeds grotere rol in speelt. Deze transitie zorgt daarmee voor
nieuwe vraagstukken die aandacht vergen van de politiek: op een specifiek beleidsterrein,
maar ook dwars door de beleidsterreinen heen of daar juist boven uitstijgend.
Grote veranderingen zijn in het verleden altijd aanleiding geweest voor politieke
bemoeienis. Ook nu is het nodig dat de politiek zich uitspreekt over de brede gevolgen
van digitalisering.
Welk soort samenleving heeft de politiek voor ogen? Het antwoord hierop verschilt
uiteraard per politieke partij, maar de Tweede Kamer zal hier wel een breed gedragen
antwoord op moeten geven. Die visie bepaalt welke digitale ontwikkelingen gestimuleerd
worden en welke juist begrensd. Zo zorgen we ervoor dat niet de mens de technologie
dient, maar de technologie de mens en de samenleving als geheel. Het is de taak van
de Tweede Kamer om grip op dit samenspel te krijgen en op die manier het perspectief
van de burgers te vertolken op onze digitale toekomst.
Dit lukt tot nu toe onvoldoende, zoals blijkt uit hoofdstuk 2. De Tweede Kamer heeft
de afgelopen jaren aandacht gehad voor digitalisering, maar die aanpak was gefragmenteerd.
Hierdoor zijn niet altijd alle risico’s, kansen en maatschappelijke waarden aan de
orde gekomen bij de bespreking van een digitaliseringsonderwerp. Ook thema’s die meerdere
commissies raken of commissieoverstijgend zijn kwamen niet of onvoldoende tot hun
recht. Denk hierbij bijvoorbeeld aan het gebruik van gezichtsherkenningstechnieken
door winkeliers en apps of de opkomst van de platformeconomie, die niet alleen arbeidsrelaties
maar soms hele sectoren in economie en samenleving verandert.
Dit heeft allereerst te maken met de organisatie van de Tweede Kamer in commissies.
Die verhouden zich tot de bewindspersonen op het beleidsterrein van die commissie.
Digitalisering is zo’n onderwerp dat niet exclusief bij één commissie past. We constateren
bijvoorbeeld in hoofdstuk 2 dat verschillende brieven van het kabinet over kunstmatige
intelligentie en algoritmen in verschillende commissies aan de orde komen, terwijl
de inhoud van die brieven gaat over brede vraagstukken rondom die technologie en niet
per se over de specifieke toepassing op een bepaald beleidsterrein. In het huidige
kabinet zijn maar liefst drie bewindspersonen die zich bezighouden met digitalisering.
Zij stemmen hun werkzaamheden onderling af. Een vergelijkbare afstemming ontbreekt
binnen de Tweede Kamer op het terrein van digitalisering.
Verder maakt digitalisering in de huidige commissies slechts een beperkt deel uit
van het totale beleidsterrein. Dat betekent dat de meeste Kamerleden in die commissies
ook maar beperkt tijd hebben om zich te verdiepen in digitaliseringsvraagstukken.
Vaak gaat de aandacht dan nog wel reactief uit naar het topje van de ijsberg, maar
blijven veel vraagstukken rondom digitalisering die zich onder water bevinden onbenoemd.
Daarbij komt dat het onderwerp digitalisering relatief nieuw is en er nog beperkte
kennis is opgebouwd in de Tweede Kamer. Daardoor is niet goed bekend welke kansen,
risico’s en waarden in het geding zijn en is het moeilijk daarop te sturen. Onderzoek
laat zien dat de Kamer desondanks weinig regie neemt om die kennis te vergroten en
te verdiepen. Er is geen kennis- of onderzoeksagenda op dit terrein. Ook merken we
als TCDT dat verschillende organisaties en personen buiten de Kamer een duidelijk
aanspreekpunt in de Tweede Kamer missen. Zij hebben zo’n aanspreekpunt nodig, waar
zij terechtkunnen met hun opvattingen en kennis over digitale ontwikkelingen, vooral
als het beleidsterrein- of commissieoverstijgend is. Hierdoor blijft de mogelijkheid
om relevante kennis van buiten de Kamer naar binnen te halen soms onbenut, met name
voor de overstijgende vraagstukken.
Ten slotte wordt veel wet- en regelgeving op het gebied van digitalisering op het
niveau van de Europese Unie afgesproken. Dat maakt het moeilijker voor de Tweede Kamer
om op het juiste moment controle uit te oefenen op het kabinet en het vergt extra
inspanning voor de Kamerleden om goed geïnformeerd te zijn.
Digitale ontwikkelingen zullen dus in de breedte, in de diepte en in samenhang moeten
worden besproken. Het is nodig om goed zicht te hebben op de agenda in de Europese
Unie, op internationale ontwikkelingen en de noden van decentrale overheden die vragen
om een actieve en kaderstellende Kamer. Om meer grip te krijgen op digitalisering
is het nodig dat de Tweede Kamer zich richt op de beantwoording van die bredere vragen
en daar ook proactief op is. De TCDT is daarom tot de conclusie gekomen dat het noodzakelijk
is om een vaste Kamercommissie voor Digitale Zaken op te richten.
3.2 Voorstellen
Aanbeveling 1. Installeer een vaste commissie voor Digitale Zaken
De TCDT stelt voor om, na de Tweede Kamerverkiezingen, een vaste commissie voor Digitale
Zaken in te stellen. Deze commissie krijgt de volgende taken:
– Het controleren en behandelen van wetgeving van de bewindspersoon die verantwoordelijk
is voor digitalisering of, in de afwezigheid daarvan, van de bewindspersoon tot wie
de commissie zich primair verhoudt (zie hieronder);
– Het verkennen, doordenken en agenderen van huidige en toekomstige commissieoverstijgende
ontwikkelingen op het gebied van digitalisering;
– Het informeren van andere commissies in de Tweede Kamer over relevante ontwikkelingen
op het gebied van digitalisering;
– Het voortouw nemen bij een coherente en integrale behandeling van commissieoverstijgende
digitaliseringsvraagstukken in de Tweede Kamer;
– Het fungeren als aanspreekpunt voor digitaliseringskwesties voor zowel het kabinet
als maatschappelijke groepen, bedrijfsleven, wetenschap en anderen.
De vaste commissie voor Digitale Zaken zal zich richten tot de bewindspersoon die
binnen het kabinet verantwoordelijk is voor digitalisering. Mocht de verantwoordelijkheid
zijn belegd bij meerdere bewindspersonen, verspreid over meerdere ministeries, dan
beslist de Tweede Kamer tot welke bewindspersoon de vaste commissie zich primair zal
verhouden. Uiteraard kan de vaste commissie ook andere ministers of staatssecretarissen
verzoeken naar de Kamer te komen om verantwoording af te leggen wanneer dit nodig
wordt geacht. Dat is immers een reeds bestaande mogelijkheid voor alle vaste Kamercommissies
op basis van artikel 27 van het Reglement van Orde. Voor een goed functioneren van
de vaste commissie Digitale Zaken is het nodig dat het op eenzelfde wijze wordt ingebed
in de structuur van de Tweede Kamer als ieder andere vaste commissie.
Aanbeveling 2. Stel een kennisagenda Digitalisering op
Het is belangrijk dat de Tweede Kamer meer kennis binnenhaalt en zelf bepaalt welke
informatie zij nodig heeft. Daartoe stelt de vaste commissie voor Digitale Zaken jaarlijks
een kennisagenda Digitalisering op. Bij het samenstellen van deze kennisagenda kunnen
ook andere commissies worden benaderd voor inbreng, evenals kennisinstellingen buiten
de Kamer zoals de Adviesraad voor Wetenschap, Technologie en Innovatie en het Rathenau
Instituut. Ook kan de commissie rekening houden met de agenda van het onderzoeksbureau
van het Europees parlement (EPRS) en het panel voor de toekomst van wetenschap en
technologie (STOA), dat deel uitmaakt van het EPRS. Met de inzet van verschillende
instrumenten kan de commissie haar kennis- en informatiepositie versterken.
Naast analyse en advies door de eigen commissiestaf, kan zij bijvoorbeeld de wetenschap
bevragen, onderzoek laten uitvoeren door onderzoeksbureaus of universiteiten, werkbezoeken
afleggen, rondetafelgesprekken organiseren en zelf onderzoek doen (zie ook § 2.2).
De kennisagenda en de instrumenten die daarvoor beschikbaar zijn, zijn vergelijkbaar
met instrumenten die in het buitenland met succes worden toegepast (zie § 2.4). Net
als andere vaste commissies, zal de vaste commissie voor Digitale Zaken beschikken
over een jaarlijks onderzoeksbudget.
Aanbeveling 3. Bied inhoudelijke ondersteuning aan overige Kamercommissies
Alle vaste commissies zullen in meer of mindere mate te maken krijgen met vraagstukken
rondom digitalisering. De vaste commissies moeten daarvoor kunnen steunen op het werk
dat gedaan wordt in de vaste commissie voor Digitale Zaken. Daar zijn de bredere vraagstukken
idealiter al doorgrond en besproken. De vaste commissies kunnen uiteraard putten uit
de informatie die is opgehaald via de kennisagenda Digitalisering. Zij kunnen, zoals
eerdergenoemd, zelf ook onderwerpen aandragen voor deze kennisagenda. Daarnaast zullen
de griffier, de kenniscoördinator, de informatiespecialist en de EU-specialist, die
samen de staf van de commissie voor Digitale Zaken zullen vormen, in de gaten houden
welke digitaliseringsvraagstukken in andere commissies spelen en deze daarbij desgewenst
ondersteunen.
Aanbeveling 4. Draag zorg voor een sluitend wettelijk kader en toezicht
Gemeenten en provincies zoeken naar manieren om digitalisering op een verantwoorde
manier in te zetten, maar lopen soms aan tegen een versnipperd juridisch raamwerk
of het ontbreken van een passende wettelijke grondslag. De Tweede Kamer heeft vanuit
haar stelselverantwoordelijkheid de taak om goed zicht te houden op de vraag of de
bestaande wet- en regelgeving voldoet en zo nodig voorstellen te doen voor aanpassing
of uitbreiding ervan. De vaste commissie voor Digitale Zaken zal het voortouw nemen
bij een coherente en integrale behandeling in de Tweede Kamer.
Daarbij hoort ook een sluitend toezicht. Op dit moment zijn veel verschillende toezichthouders
betrokken, zoals de Autoriteit Financiële Markten, de Autoriteit Consument & Markt,
De Nederlandsche Bank, de Autoriteit Persoonsgegevens, het Agentschap Telecom en de
inspecties. Als de Tweede Kamer zich over digitaliseringsvraagstukken regulier en
in samenhang laat informeren door de toezichthouders, blijken ook mogelijke hiaten
of overlap in toezicht.
Aanbeveling 5. Extra aandacht voor wetgeving uit de Europese Unie
Veel wetgeving over digitalisering wordt vastgesteld binnen de Europese Unie. Omdat
digitalisering een relatief nieuw beleidsterrein is, verdient deze Europese dimensie
in de ogen van de TCDT extra aandacht. Op andere beleidsterreinen is al nationaal
beleid ontwikkeld en dat bepaalt mede de inzet van het Nederlandse kabinet, maar op
het gebied van digitalisering is dat meestal niet het geval. Als de Tweede Kamer in
een vroegtijdig stadium geïnformeerd wordt over voorstellen en de Nederlandse positie
in de Europese besprekingen daarover, is zij beter in staat de inzet van Nederland
in de Europese Unie mede vorm te geven en te controleren. De EU-specialist in de staf
van vaste commissie voor Digitale Zaken zal hier expliciet aandacht voor moeten hebben.
BIJLAGE 1 ONDERZOEKSVERANTWOORDING
Voortraject
Op dinsdag 4 juni 2019 nam de Tweede Kamer de motie-Verhoeven c.s. (Kamerstuk 26 643, nr. 611) aan. De motie spreekt uit dat het wenselijk is dat de Tweede Kamer zelf onderzoek
doet naar concrete mogelijkheden om de nodige kennis op te bouwen en meer politieke
grip te krijgen op het thema digitalisering. Om dit te bewerkstelligen verzoekt de
motie het presidium voor het zomerreces 2019 een voorstel te doen voor een tijdelijke
onderzoekscommissie die hier werk van maakt. In juni 2019 heeft een werkgroep, bestaande
uit de leden Jan Middendorp (VVD), Chris van Dam (CDA), Kees Verhoeven (D66) en Kathalijne
Buitenweg (GroenLinks), een voorstel gedaan voor een tijdelijke onderzoekscommissie
en een onderzoeksopzet uitgewerkt.
Op 26 juni 2019 is dit onderzoeksvoorstel door het presidium besproken en goedgekeurd.
Op dinsdag 2 juli 2019 heeft de Kamer met het onderzoeksvoorstel (Kamerstuk 35 229, nr. 1) ingestemd, de tijdelijke commissie Digitale toekomst (TCDT) ingesteld en de leden
Jan Middendorp (VVD), Danai van Weerdenburg (PVV), Chris van Dam (CDA), Kees Verhoeven
(D66), Kathalijne Buitenweg (GroenLinks), Gerrit Jan van Otterloo (50Plus) en Farid
Azarkan (DENK) benoemd tot lid van de commissie.
Op woensdag 3 juli vond de constituerende vergadering van de TCDT plaats. In deze
vergadering zijn het lid Buitenweg tot voorzitter en het lid Verhoeven tot ondervoorzitter
van de commissie gekozen.
De onderzoeksstaf bestond uit Rens Jansma (griffier), Niels Donker en Martijn Balster
(onderzoekscoördinatoren gedurende verschillende fasen van het onderzoek), Amarens
Veeneman (onderzoeker), Martijn Barth (informatiespecialist), Marja Rotermundt (commissie-assistent)
en Gerard van Roon (communicatieadviseur).
De commissie heeft een klankbordgroep ingesteld die de commissie op verschillende
momenten heeft geadviseerd. De klankbordgroep bestond uit de heer A. van Bellen (directeur
ECP platform voor de Informatie Samenleving), mevrouw mr. J.J.G. Bovens (secretaris
Adviesraad voor Wetenschap, Technologie en Innovatie), de heer prof. dr. ir. R.L.
Lagendijk (Hoogleraar Computing-based Society TU Delft) en mevrouw M. Stikker (directeur
Waag). De commissie en de klankbordgroep kwamen bijeen op donderdag 17 oktober 2019
en maandag 27 januari 2020. De klankbordgroep heeft schriftelijk gereageerd en advies
gegeven op de conceptrapporten van het Rathenau Instituut, de Radboud Universiteit
en USBO Advies en heeft daarnaast feedback op het conceptrapport van de commissie
gegeven.
Onderzoeksopdracht van de commissie
Het onderzoek van de TCDT richtte zich op de volgende hoofdvraag:
Hoe kan de Tweede Kamer de kennispositie versterken op het gebied van digitalisering
(informatierecht) en op welke wijze kan de Tweede Kamer meer grip krijgen op gewenste
en ongewenste ontwikkelingen samenhangend met digitalisering (controlerende en wetgevende
taak)?
Om de hoofdvraag te beantwoorden zijn er drie deelvragen opgesteld:
1. Welke bovenliggende thema’s op het terrein van digitalisering – zowel voor wat betreft
technologische ontwikkeling als hun impact op maatschappelijke waarden – vragen aandacht
van de Tweede Kamer in de nabije toekomst en waarom?
2. Welke lessen kunnen worden getrokken uit de wijze waarop door de Tweede Kamer op dit
moment naar digitaliseringsvraagstukken wordt gekeken en wat kan worden geleerd van
andere landen en andere overheidslagen om dit beter aan te pakken? Welke methode of
toetsingskader(s) worden daarbij gehanteerd?
3. Wat is er – zowel inhoudelijk, organisatorisch als institutioneel – nodig om de kennispositie
van de Tweede Kamer te vergroten ten aanzien van digitale ontwikkelingen en over welk
instrumentarium beschikt de Tweede Kamer om meer grip te krijgen op die ontwikkelingen?
Onderzoeksaanpak
Voor de beantwoording van de onderzoeksvragen liet de commissie drie onderzoeken uitvoeren,
werden diverse (rondetafel-)gesprekken gevoerd en bracht de commissie een werkbezoek
aan Brussel. Verder werden diverse interne en externe bronnen geraadpleegd. Ook organiseerde
de commissie een symposium met Eurocommissaris Vestager als hoofdgast.
Onderzoeken
Internationale vergelijking
De TCDT heeft het Rathenau Instituut gevraagd een internationale vergelijking te maken.
De vraag hierbij was hoe andere landen omgaan met digitaliseringsvraagstukken, in
het bijzonder hun parlementen en in mindere mate ook hun kabinetten. Gekeken is welke
werkwijze of eventuele toetsingskaders er in andere landen worden gehanteerd. Aan
de hand van deskresearch zijn er in de eerste fase van het onderzoek tien landen geanalyseerd.
In de tweede fase zijn hieruit vijf landen (Duitsland, Verenigd Koninkrijk, Verenigde
Staten, Denemarken en Noorwegen) geselecteerd. Aan de hand van interviews en werkbezoeken
heeft het Rathenau Instituut verdiepend onderzoek gedaan naar werkwijzen.
Het definitieve onderzoeksrapport van het Rathenau Instituut werd op maandag 9 maart
2020 aangeboden en besproken met de commissie. Het rapport is als separate bijlage
opgenomen9.
Parlementaire analyse
Na een aanbesteding heeft de commissie aan de Radboud Universiteit gevraagd onderzoek
te doen naar het debat over digitaliseringsvraagstukken in de periode 2009–2019. De
Radboud Universiteit onderzocht welke lessen de Tweede Kamer kan trekken uit de manier
waarop zij de afgelopen jaren invulling heeft gegeven aan haar controlerende, wetgevende
en volksvertegenwoordigende taak rondom deze vraagstukken. Tevens maakte het Radboud
aan de hand van de resultaten een beoordelingskader dat de Tweede Kamer kan helpen
om vroegtijdiger haar eigen positie te bepalen en dat kan bijdragen aan een grondige
doordenking van digitaliseringsvraagstukken.
Het definitieve onderzoeksrapport werd op maandag 17 februari 2020 aangeboden en besproken
met de commissie. Ook dit rapport is als separate bijlage opgenomen10.
Casusonderzoek
Middels een aanbesteding heeft de commissie aan USBO Advies van de Universiteit van
Utrecht gevraagd een casusonderzoek te doen. Centraal in het onderzoek stond de vraag
welke lessen er kunnen worden getrokken over de kennispositie van de Tweede Kamer
die nodig is voor het borgen van maatschappelijke waarden rondom digitalisering.
Het definitieve onderzoeksrapport werd op maandag 9 maart 2020 aangeboden en besproken
met de commissie. Het rapport is eveneens als separate bijlage opgenomen11.
Onderzoek Algemene Rekenkamer
In de procedurevergadering van 31 oktober 2019 heeft de commissie ingestemd met het
aanbod van de Algemene Rekenkamer voor een onderzoek. In dit onderzoek is gekeken
naar thema’s op het gebied van digitalisering in eigen eerdere onderzoeken van de
AR. Het verslag verscheen in de vorm van een factsheet op 18 maart 2020 (Kamerstuk,
35 229, nr. 6).
Routekaart
In het overleg van maandag 27 januari 2020 tussen de klankbordgroep en de commissie
heeft de klankbordgroep aangeboden een routekaart te maken, met daarin weergegeven
het veranderende digitaliseringslandschap en routes die gevolgd kunnen worden. De
commissie heeft dit aanbod aangenomen. De routekaart is door Waag gemaakt en op vrijdag
10 april aan de commissie aangeboden. De routekaart is na publicatie van dit rapport
te vinden op de website van Waag.
Gesprekken
Als voorbereiding op het onderzoek heeft de commissie een aantal besloten gesprekken
gevoerd om zich te oriënteren op de thematiek. Op maandag 8 juli 2019 sprak de commissie
met onderzoekers van het Rathenau Instituut en een aantal wetenschappers die verbonden
zijn aan het programma Digital Society van de Vereniging van Universiteiten (VSNU).
Op woensdag 10 juli 2019 spraken de commissieleden met onderzoekers van TNO.
Op maandag 20 januari 2020 sprak de commissie met de voorzitter en onderzoekers van
de Algemene Rekenkamer. Op donderdag 30 januari 2020 sprak de commissie in een besloten
gesprek informeel met Staatssecretaris Keijzer van Economische Zaken en Klimaat. Van
dit gesprek is geen verslag gemaakt.
Geplande (informele) gesprekken in maart 2020 met Minister Knops van Binnenlandse
Zaken en Koninkrijksrelaties en Minister Grapperhaus van Justitie & Veiligheid konden
door de Corona-crisis helaas niet plaatsvinden
Openbare Rondetafelgesprekken
De commissie heeft op verschillende momenten openbare rondetafelgesprekken georganiseerd.
Om zich verder te oriënteren en te informeren sprak de commissie in september en oktober
met verschillende adviesraden, onderzoeks- en kennisinstellingen, belangenorganisaties
en universiteiten.
– Op maandag 9 september 2019 sprak de commissie met vertegenwoordigers van Waag, De
Raad voor Openbaar Bestuur, de Autoriteit Persoonsgegevens en Sociaal Cultureel Planbureau.
Van het rondetafelgesprek is een openbaar verslag gemaakt (Kamerstuk 35 229, nr. 3).
– Op maandag 23 september 2019 sprak de commissie met vertegenwoordigers van de Wetenschappelijke
Raad voor Regeringsbeleid (WRR), ECP platform voor de Informatiesamenleving, Raad
van State, het Hague Centre for Strategic Studies, het Cyber Science Centre, de Open
State Foundation, Setup en Bits of Freedom. Van het rondetafelgesprek is een openbaar
verslag gemaakt (Kamerstuk 35 229, nr. 2).
– Op maandag 30 september 2019 sprak de commissie met de Nationale ombudsman en vertegenwoordigers
van de Adviesraad voor Wetenschap, Technologie en Innovatie, de Autoriteit Consument
& Markt, de Autoriteit Financiële Markten, de Alliance for Artificial Intelligence
en het programma Digital Society van de VSNU. Van het rondetafelgesprek is een openbaar
verslag gemaakt (Kamerstuk 35 229, nr. 4).
In februari en maart 2020 organiseerde de commissie een aantal verdiepende rondetafelgesprekken
en sprak zij met stakeholders, toezichthouders en instituties.
– Op maandag 17 februari 2020 sprak commissie over het wettelijk kader en toezicht met
vertegenwoordigers van de Raad van State, Tilburg University, Autoriteit Persoonsgegevens,
Autoriteit Consument & Markt, Autoriteit Financiële Markten, De Nederlandsche Bank,
Inspectie Justitie en Veiligheid en Agentschap Telecom. Van het rondetafelgesprek
is een openbaar verslag gemaakt (Kamerstuk 35 229, nr. 5).
– Op maandag 2 maart 2020 ging de commissie in gesprek met stakeholders. Aanwezig waren
vertegenwoordigers van TechLeap, FME, NLdigital, Ipoort en de FNV (Kamerstuk, 35 229, nr. 8).
– Op dezelfde dag sprak de commissie ook met verschillende vertegenwoordigers van de
decentrale overheden. Gesprekspartners waren van de Commissie informatiesamenleving
van de Vereniging Nederlandse Gemeenten, de gemeenten Amsterdam en Den Haag, de gemeenteraad
van Amsterdam, de Future City Foundation, het Interprovinciaal Overleg, de provincies
Brabant en Zuid-Holland (Kamerstuk, 35 229, nr. 7).
Werkbezoek Brussel
Op maandag 2 december 2019 bracht een delegatie van de commissie een werkbezoek aan
Brussel. Doel van het bezoek was om meer inzicht te krijgen in hoe het Europees parlement
en de Europese Commissie omgaan met vraagstukken op het gebied van digitalisering.
Tijdens het werkbezoek spraken de leden met medewerkers van de Nederlandse Permanente
Vertegenwoordiging bij de EU, het European Political Strategy Centre, het Office for
Scientific and Technological Option Assessment en drie Nederlandse Europarlementariërs.
Raadpleging bronnen
De commissie raadpleegde diverse bestaande openbare (advies)rapporten en publicaties
van adviesorganen, kennisinstellingen en maatschappelijke organisaties op het gebied
van nieuwe technologie en digitalisering. Bronnen die voor het rapport zijn gebruikt,
zijn in de bronnenlijst in bijlage 2 opgenomen.
Via het samenwerkingsverband parlement en Wetenschap heeft de commissie verzocht om
twee factsheets. In het verzoek is gevraagd om in te gaan op de volgende twee vragen:
1) welke technologische en digitaliseringsontwikkelingen komen op ons af? En 2) welke
publieke waarden worden daar mogelijk door beïnvloed? De commissie ontving uiteindelijk
drie factsheets: van professor dr. Liesbet van Zoonen (Erasmus Universiteit), professor
dr. Jos Baeten (universiteit van Amsterdam) en van Esther Smit (directeur Innovation
Center Artificial Intelligence) en professor dr. Maarten de Rijke (Universiteit van
Amsterdam).12
Symposium
Op maandag 3 februari 2020 organiseerde de commissie een symposium. Op het symposium
sprak vicevoorzitter van de Europese Commissie en Eurocommissaris voor Mededinging
en Digitalisering Margrethe Vestager over het digitaliseringsbeleid van de EU. Voor
de hoofdlezing van Eurocommissaris Vestager hield Staatssecretaris Mona Keijzer van
Economische Zaken en Klimaat een toespraak. Na de hoofdlezing was er een vraag-en-antwoordsessie
met de Eurocommissaris. Het symposium was openbaar en is terug te zien via DebatGemist.13 Voorafgaand aan het symposium sprak de commissie in beslotenheid met Eurocommissaris
Vestager en een aantal medewerkers van haar kabinet.
Beantwoording onderzoeksvragen
Voor de beantwoording van de onderzoeksvragen verwijst de commissie naar de rapporten
van het Rathenau Instituut, de Radboud Universiteit en USBO Advies van de Universiteit
van Utrecht. De rapporten zijn als separate bijlagen opgenomen.
Eindrapport
Na afronding van de rondetafelgesprekken is in maart 2020 gestart met het opstellen
van het eindrapport. Conceptversies van het rapport zijn op vijf momenten door de
commissie besproken. Het voorliggende rapport is op donderdag 14 mei 2020 door de
TCDT vastgesteld.
BIJLAGE 2 BRONNENLIJST
Literatuur
AINED (2018). AI Voor Nederland: Vergroten versnellen en verbinden.
CBS (5-4-2020). Bijna 3 op de 5 Nederlanders maakte in 2019 gebruik van online platforms.
Geraadpleegd op 7 april 2020. https://www.cbs.nl/nl-nl/nieuws/2020/14/bijna-3-op-de-5-nederlanders-ma…
Europese Commissie (EC) (2018). Outlook for 2019 and Beyond The Netherlands, Jaarlijkse
groeianalyse 2019: Voor een sterker Europa bij mondiale onzekerheid (770). Brussel:
EC.
Europese Commissie (EC) (2020a). Een Europese datastrategie (66). Brussel: EC.
Europese Commissie (EC) (2020b). White paper – On Artificial Intelligence – A European
approach to excellence and trust (65). Brussel: EC
EY & Microsoft (2018). Artificial Intelligence in Europe: How 277 Major Companies
Benefit from AI.
Februari, M. (2019). De onbetrouwbare verteller. Amsterdam: Prometheus.
Goodman, M. (2015). Future Crimes: a journey to the dark side of Technology – and
how to survive it. London: Bantam Press.
Hooijdonk, R. van (14-04-2017). 10 technologieën waarmee we op een dag allemaal een
beetje cyborg worden. Geraadpleegd op 21 april 2020. https://www.richardvanhooijdonk.com/blog/10-technologieen-waarmee-we-op…
Jong, R. de, Keulen, I. van, Hove, L. van & Munnichs, G. (2020). Meer grip op digitalisering
– Een internationale vergelijking van parlementaire werkvormen. Den Haag: Rathenau
Instituut.
Kaal, H & Hoetink, C. (2020). Doordacht digitaliseren. Digitalisering doordacht. Resultaten
van een onderzoek naar het parlementaire debat over digitaliseringsvraagstukken, 2009–2019.
Nijmegen: Radboud Universiteit.
Keulen, I. van, Korthagen, I., Diederen, P. & Boheemen, P. van (2018). Digitalisering
van het nieuws – Online nieuwsgedrag, desinformatie en personalisatie in Nederland.
Den Haag: Rathenau Instituut.
Keymolen, E., Noorman, M., Sloot, B. van der, Cuijpers, C., Koops, B-J. & Zhao, B.
(2020). Een verkenning van gezichtsherkenning en privacyrisico’s in horizontale relaties.
Tilburg: Tilburg Institute for Law, Technology, and Society.
Kool, L., Timmer, J., Royakkers, L. & Est, R. van (2017). Opwaarderen – Borgen van
publieke waarden in de digitale samenleving. Den Haag: Rathenau Instituut.
Lum, K. & Isaac, W. (7–10- 2016). To predict and serve?. The Royal Statistical Society.
doi.org/10.1111/j.1740–9713.2016.00960.x
Meijer, A., Ruijer, E. & Dekker, R. (2020). Navigatiestrategie – Lessen uit drie casusstudies
over de kennispositie van de Tweede Kamer op het gebied van digitalisering. Utrecht:
USBO Advies van de Universiteit Utrecht.
Morozov, E. (5-4-2020). De illusie van het ooit vrije internet. Geraadpleegd op 8 april
2020. https://www.nrc.nl/nieuws/2019/04/05/de-illusie-van-het-ooit-vrije-inte…
MSNBC (19-1-2018). Google CEO Sundar Pichai on A.I. being more important technology
than electricity. Geraadpleegd op 24 maart 2020.
https://www.msnbc.com/msnbc/watch/google-ceo-sundar-pichai-on-a-i-being…
Raad voor het openbaar bestuur (ROB) (2019). Zoeken naar waarheid – Over waarheidsvinding
in de democratie in het digitale tijdperk. Den Haag: ROB.
Smith, B. (9-9-2019). Tech Firms Need More Regulation – The industry must cooperate
to solve problems but government must take a more active role as well. Geraadpleegd
op 6 mei 2020. https://www.theatlantic.com/ideas/archive/2019/09/please-regulate-us/59…
Stikker, M. (2019). Het internet is stuk, maar we kunnen het repareren. Amsterdam:
De Geus.
Susskind, J. (2018). Future politics – Living Together in a World Transformed by Tech.
Oxford: Oxford University Press.
Veer, N. van der, Boekee, S. & Hoekstra, H. (2020). Nationaal Social Media Onderzoek
2020. Enschede/Amsterdam: Newcom Research & Consultancy.
Verhagen, L. (6-3-2020). Griezelig, die enorme database met profielfoto’s van Clearview
AI. Geraadpleegd op 9 april 2020. https://www.volkskrant.nl/wetenschap/griezelig-die-enorme-database-met-…
Waag (2020). Routekaart digitale toekomst. Amsterdam: Waag
Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) (2019). Voorbereiden op digitale
ontwrichting (WRR-rapport nr. 101). Den Haag: WRR.
Kamerstukken
Kamerstuk 26 643, nr. 47. Brief van de ministers van Economische Zaken en voor Bestuurlijke Vernieuwing en
Koninkrijksrelaties en de staatsecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, De rijksbrede ICT-agenda.
Kamerstuk 29 515, nr. 390. Brief van de Minister van Economische Zaken, De nieuwe digitale agenda.
Kamerstuk 34 613, nr. 2. Initiatiefnota van het lid Verhoeven, Het internet der dingen. Maak apparaten veilig.
Kamerstuk 34 616, nr. 2. Initiatiefnota van de leden Oosenburg en Nijboer, Financiële sector en big data.
Kamerstuk 34 926, nr. 2. Initiatiefnota van het lid Koopmans, Onderlinge privacy.
Kamerstuk 34 993, nr. 2. Initiatiefnota van de leden Middendorp en Verhoeven, Online identiteit en regie op persoonsgegevens.
Kamerstuk 26 643, nr. 611. Motie van het lid Verhoeven c.s., Het instellen van een onderzoekscommissie.
Kamerstuk 35 134, nr. 2. Initiatiefnota van het lid Verhoeven, Mededinging in de digitale economie. Data, techgiganten en vrije mededinging in een
vrije economie.
Kamerstuk 35 212, nr. 2. Initiatiefnota van het lid Middendorp, Menselijke grip op algoritmen.
Kamerstuk 35 229, nr. 1. Brief van het presidium, Een voorstel voor een tijdelijke commissie digitale toekomst.
Kamerstuk 35 230, nr. 2. Initiatiefnota van het lid van Dijk, De herovering van de platformeconomie.
Kamerstuk 35 257, nr. 2. Voorstel van wet van het lid Verhoeven houdende een regeling voor een afwegingsproces voor het gebruik van kwetsbaarheden
in geautomatiseerde werken door de overheid (Wet Zerodays Afwegingsproces).
Kamerstuk 35 300-VII, nr. 43. Gewijzigde motie van het lid Middendorp, De Nederlandse positie ten opzichte van de Digital Services Act (t.v.v. Kamerstuk
35 300-VII, nr. 12 ).
Kamerstuk 26 643, nr. 640. Brief van de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat, Strategisch Actieplan voor Artificiële Intelligentie.
Kamerstuk 26 643, nr. 641. Brief van de Minister voor Rechtsbescherming, Waarborgen tegen risico’s van data-analyses door de overheid.
Kamerstuk 26 643, nr. 642. Brief van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, AI, publieke waarden en mensenrechten.
Kamerstuk 26 643, nr. 679. Verslag van een Algemeen Overleg gehouden op 11 maart 2020, Digitalisering.
Kamerstuk 34 972, nr. 20. Gewijzigd amendement van de leden Middendorp en Verhoeven tvv nr. 16, Een online identiteit.
2020D08008. Position Paper VNG t.b.v. het rondetafelgesprek «Instituties» van de Tijdelijke Commissie
Digitale Toekomst dd. 2 maart 2020.
Kamerstuk 35 212, nr. 3. Brief van de Minister Rechtsbescherming, Reactie op Initiatiefnota van het lid Middendorp: Menselijke grip op algoritmen
(Kamerstuk
35 212, nr.2
).
Kamerstuk 35 229, nr. 2. Verslag van een rondetafelgesprek, gehouden op 23 september 2019, in het kader van
een openbare kennisbijeenkomst.
Kamerstuk 35 229, nr. 3. Verslag van een rondetafelgesprek, gehouden op 9 september 2019, in het kader van
een openbare kennisbijeenkomst.
Kamerstuk 35 229, nr. 4. Verslag van een rondetafelgesprek, gehouden op 30 september 2019, in het kader van
een openbare kennisbijeenkomst.
Kamerstuk 35 229, nr. 5. Verslag van een rondetafelgesprek, gehouden op 17 februari 2020, «Wettelijk kader en toezicht».
Kamerstuk 35 229, nr. 6. Publicatie Grip op digitalisering: rode draden uit tien jaar Rekenkameronderzoek.
Kamerstuk 35 229, nr. 7. Verslag van een rondetafelgesprek, gehouden op 2 maart 2020, Instituties.
Kamerstuk 35 229, nr. 8. Verslag van een rondetafelgesprek, gehouden op 2 maart 2020, Stakeholders.
Jurisprudentie
Rb Den Haag, 5 februari 2020, CLI:NL:RBDHA:2020:865
Besluiten
Stcrt. 2017, nr. 74580, Overzicht stelsel van onderraden en ministeriële commissies, Ministerie van Algemene
Zaken
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
K.M. Buitenweg, voorzitter van de tijdelijke commissie Digitale toekomst -
Mede ondertekenaar
R.P. Jansma, griffier
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.