Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Diks over modeketens die de kosten van de coronacrisis afwentelen op kledingfabrieken in Azië
Vragen van het lid Diks (GroenLinks) aan de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking over modeketens die de kosten van de coronacrisis afwentelen op kledingfabrieken in Azië (ingezonden 22 april 2020).
Antwoord van Minister Kaag (Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking) (ontvangen
26 mei 2020).
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «C&A laat kledingfabriek zitten met 10 miljoen dollar
aan onbetaalde kleding»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Kunt u het bericht van de BGMEA, de brancheorganisatie van kledingfabrikanten in Bangladesh,
staven dat inmiddels voor 163 miljoen dollar aan orders voor kleding is teruggetrokken?
Antwoord 2
Volgens de BGMEA is het totaal van alle teruggetrokken orders USD 3,18 miljard (stand
2 mei jl.).
Vraag 3
Kunt u bevestigen of het klopt dat Nederlandse kledingketen C&A voor 10,32 miljoen
dollar aan bestellingen in Bangladesh heeft teruggetrokken? Zo nee, bent u bereid
hier navraag naar te doen bij C&A?
Antwoord 3
Er is navraag gedaan bij C&A. Het bedrijf geeft aan dat alle reeds geproduceerde orders
worden betaald en alle orders die reeds verscheept zijn worden afgenomen, ook als
dit betekent dat de producten moeten worden opgeslagen tot verkoop in de toekomst.
C&A geeft aan dat ongeveer 7% van de orders is uitgesteld. Het bedrijf is met haar
productiepartners en de BGMEA in gesprek om deze resterende orders opnieuw te plaatsen
of te vervangen.
Vraag 4
Bent u bekend met het terugtrekken van orders door andere in Nederland gevestigde
modeketens? Zo ja, kunt u een schatting maken van de financiële omvang? Welke modeketens
betreft het?
Antwoord 4
Ja, het is bekend dat dit gebeurt, ook bij bedrijven die partij zijn bij het IMVO-convenant
van de kleding en textielsector. Deze praktijk is wijd verspreid. Volgens recent onderzoek
van McKinsey2 verwachten internationale modeketens komend half jaar dat meer dan de helft van hun
leveranciers in financieel zwaar weer zal verkeren. Er is geen uitsluitsel te geven
over de financiële omvang, of welke bedrijven dit betreft in Nederland. Dat vergt
specifiek onderzoek dat nu niet voorhanden is. Het secretariaat van het textielconvenant
monitort het toepassen van verantwoorde inkooppraktijken tijdens de COVID-19 crisis
als onderdeel van de jaarlijkse due diligence beoordeling. Deze vindt plaats in de
tweede helft van 2020.
Vraag 5
Is het intrekken van orders, zoals dat momenteel gebeurt bij kledingfabrieken in Bangladesh,
juridisch deugdelijk?
Antwoord 5
Dat hangt af van de contractuele bepalingen tussen leverancier en afnemer. De indruk
bestaat dat er in de onderhandelingen tussen modemerken en kledingfabrieken ruimte
is geweest voor contractuele bepalingen die in de huidige COVID-19 crisis nadelig
uitpakken voor partijen dieper in de productieketen. Voorbeelden hiervan zijn de overmachtbepalingen
in overeenkomsten waarmee inkopers hun orders kunnen annuleren indien bepaalde situaties
zich voordoen.
Vraag 6
Kunt u een analyse geven van het risico dat door het intrekken en annuleren van orders
fabriekspersoneel in Azië niet langer betaald worden, en de consequenties daarvan
voor deze mensen ten tijde van de coronapandemie?
Antwoord 6
Het risico dat het intrekken en annuleren van orders leidt tot het ontslag van fabriekspersoneel
is aanzienlijk. De impact van ontslag kan groot zijn: het is mogelijk dat alleen al
in Bangladesh honderdduizenden mensen hun baan verliezen en dat zal ook de families
die zij onderhouden treffen. Het risico bestaat, dat een lokale fabriek niet in staat
is om lonen uit te keren, bijvoorbeeld door liquiditeitstekort of faillissement. In
bijvoorbeeld Bangladesh komen de exportopbrengsten voor 84% uit textiel. In de sector
zijn zo’n 4 miljoen mensen werkzaam. De meeste textielarbeiders zijn laagopgeleid
en kunnen geen aanspraak maken op een sociaal vangnet. De overheid van Bangladesh
heeft diverse steunpakketten aangekondigd, onder andere gericht op het uitbetalen
van uitstaande salarissen.
Het eerder genoemde onderzoek van McKinsey geeft aan dat in de komende zes maanden
bij aanhouden van de corona crisis de helft van de producenten wereldwijd in de financiële
problemen kan gaan komen. Dit zal grote sociale gevolgen hebben.
De meeste werknemers in deze sector worden geconfronteerd met een dubbele bedreiging,
zowel voor hun inkomen als voor hun gezondheid. Fabrieken worden geconfronteerd met
gedwongen sluitingen door overheden, en met gedrag van inkopende merken die zelf onder
druk staan vanwege de weggevallen consumentenvraag. In veel landen ontbreken sociale
vangnetten. En als er wel sociale zekerheidsrechten bestaan, ontbreken vaak de middelen
om die rechten te effectueren.
Diverse organisaties die ook door de Nederlandse overheid gesteund worden hebben uitgebreide
analyses van dit probleem gemaakt. Zo kan ik u verwijzen naar de analyse3 van de FairWear Foundation van de consequenties van COVID-19 en een brede analyse4 van de ILO van de sociaaleconomische gevolgen van de COVID-19 crisis voor allerlei
sectoren. De kledingfabrieken vallen onder de maakindustrie (manufacturing).
Vraag 7
Is het intrekken van reeds geplaatste orders, met waarschijnlijk tot gevolg dat fabriekspersoneel
in Bangladesh niet meer zal worden betaald, in uw ogen in lijn met de UN Guiding Principles
en richtlijnen voor multinationale ondernemingen van de Organisatie voor Economische
Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) in het kader van internationaal maatschappelijk
verantwoord ondernemen, daarbij mede in acht nemend dat deze modeketens vaak jarenlang
winst hebben gemaakt door gebruik te maken van deze schandalig onderbetaalde mensen?
Antwoord 7
De COVID-19 crisis heeft de textielsector overvallen. Het is begrijpelijk dat modemerken
zich in eerste instantie vooral richtten op het overleven van het eigen bedrijf. Echter,
ketenverantwoordelijkheid heeft juist ook in deze tijd betekenis. Het kabinet verwacht
van in Nederland gevestigde modebedrijven dat zij de UN Guiding Principles on Business
and Human Rights (UNGP’s) en de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen
(OESO-richtlijnen) naleven.
Met waardering heb ik kennis genomen van de Gezamenlijke Verklaring van multistakeholder-initiatieven5, waaronder Fair Wear Foundation en het Nederlandse convenant Duurzame kleding- en
textiel, en de Global Call for Action van de ILO over een verantwoorde aanpak van de COVID-19 crisis in de gehele productieketen
van de textielsector.6 Goede inkooppraktijken zijn een cruciaal onderdeel van beide verklaringen, die zodoende
een invulling geven aan de OESO-richtlijnen ten tijde van COVID-19.
Vraag 8
Bent u bereid om op korte termijn in Nederland gevestigde modeketens aan te spreken
op hun verantwoordelijkheid voor de gehele productieketen, dus ook de fabrieken waar
hun kleding wordt gemaakt?
Antwoord 8
Het intrekken van reeds geplaatste orders is onwenselijk. Ik roep bedrijven dan ook
op om de impact te beperken door zich verantwoordelijk op te stellen in hun keten.
Ik heb dit reeds aan de orde gesteld in gesprek met de brancheorganisaties en tijdens
een bijeenkomst van deze brancheorganisaties over verantwoord inkopen op 14 mei jl.
Bedrijven kunnen zich verantwoordelijk opstellen door zich te houden aan betalingsafspraken,
bestellingen die al onderweg naar levering zijn niet te annuleren, in gesprek te blijven
met toeleveranciers over wat zij nodig hebben en desnoods te kijken of bestellingen
doorgeschoven kunnen worden. Ook zijn er bedrijven die verder gaan, bijvoorbeeld door
vervroegde betaling en cash flow oplossingen te bieden aan de meest kwetsbare toeleveranciers in de keten. Er zijn
voorbeelden van bedrijven die een fonds voor arbeiders aan het einde van de keten
opzetten zodat hun salaris doorbetaald wordt ondanks het wegvallen van orders en/of
quarantaine maatregelen. Verder roep ik de in Nederland gevestigde modebedrijven op
in hun consumenteninformatie over COVID-19 ook de aanpak van het bedrijf ten aanzien
van hun verantwoordelijkheid in de keten te vermelden.
Daarnaast pleit ik voor lange termijn oplossingen voor ketenverduurzaming en internationaal
maatschappelijk verantwoord ondernemen (IMVO) om ook eventuele toekomstige crises
het hoofd te kunnen bieden en de sector naar een beter «normaal» te brengen. Door
in te zetten op leefbaar loon en sociale zekerheid in gehele ketens wil ik toewerken
naar duurzame inkooppraktijken in niet alleen de kledingindustrie, maar alle sectoren.
De Covid-19 pandemie zal op de middellange termijn mogelijk consequenties gaan hebben
voor het algemene consumptiepatroon, ook voor de aanschaf van kleding en textiel.
Automatisering van de productie in combinatie met minder, maar onder betere sociale
en milieuvoorwaarden geproduceerde producten, kunnen de textielproductie ingrijpend
beïnvloeden. Het kabinet wil zich samen met de sector blijven inzetten voor de transitie
naar een duurzame textielsector, zoals ook aangegeven in de Kamerbrief van 14 april
jl. over circulair textiel (Kamerstuk 32 852, nr. 116).
Vraag 9
Bent u bereid, indien het bericht van BGMEA klopt dat in Nederland gevestigde modeketens
als H&M en Inditex juist het goede voorbeeld geven, hen daarin publiekelijk te ondersteunen
als goede voorbeelden en te prijzen om hun aanpak?
Antwoord 9
In het bovenstaande geef ik mijn opvatting weer over goede inkooppraktijken en ketenverduurzaming.
Ieder bedrijf dat hieraan voldoet wil ik complimenteren.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S.A.M. Kaag, minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.