Voorstel van wet : Voorstel van wet
35 471 Regels inzake de organisatie, beschikbaarheid en kwaliteit van ambulancevoorzieningen (Wet ambulancevoorzieningen)
HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1
Artikel 2
HOOFDSTUK 2. DE ORGANISATIE VAN DE AMBULANCEVOORZIENINGEN
Artikel 3
Artikel 4
Artikel 5
Artikel 6
Artikel 7
HOOFDSTUK 3. EISEN AAN DE REGIONALE AMBULANCEVOORZIENINGEN
HOOFDSTUK 4. BIJZONDERE AMBULANCEZORG
Artikel 20
HOOFDSTUK 5. TOEZICHT EN HANDHAVING
Artikel 21
Artikel 22
Artikel 23
Artikel 24
Artikel 25
HOOFDSTUK 6. WIJZIGINGS-, OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN
Artikel 26
Artikel 27
Artikel 28
Artikel 29
Artikel 30
Artikel 31
Artikel 32
Artikel 33
Nr. 2 VOORSTEL VAN WET
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau,
enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo, Wij in overweging genomen hebben, dat de continuïteit en permanente beschikbaarheid
van ambulancezorg van goede kwaliteit gewaarborgd moeten zijn;
Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen
overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden
en verstaan bij deze:
HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1
1. In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
– Onze Minister:
Onze Minister voor Medische Zorg;
– ambulance:
een voor het verlenen van zorg aan en vervoer van zieken of gewonden ingericht motorvoertuig,
vaartuig of helikopter;
– ambulancevoorzieningen:
alle voorzieningen die nodig zijn voor het uitoefenen van ambulancezorg, bedoeld in
artikel 5;
– meldkamer:
een meldkamer als bedoeld in artikel 25a, eerste lid, van de Politiewet 2012;
– meldkamerfunctie:
de meldkamerfunctie, bedoeld in artikel 25b, eerste lid, van de Politiewet 2012, ten
behoeve van de ambulancezorg;
– regio:
regio als bedoeld in artikel 8 van de Wet veiligheidsregio’s;
– ROAZ:
regionaal overleg acute zorgketen.
2. Deze wet is niet van toepassing op ambulancezorg met gebruikmaking van militaire
ambulances.
Artikel 2
Voor de toepassing van deze wet is het grondgebied van Nederland verdeeld in regio’s
overeenkomstig de verdeling, bedoeld in artikel 8 van de Wet veiligheidsregio’s.
HOOFDSTUK 2. DE ORGANISATIE VAN DE AMBULANCEVOORZIENINGEN
Artikel 3
1. Onze Minister draagt zorg voor de duurzame veiligstelling van ambulancevoorzieningen.
2. De duurzame veiligstelling van ambulancevoorzieningen geldt als een dwingende reden
van groot openbaar belang.
Artikel 4
1. De zorg voor permanente beschikbaarstelling van voldoende en kwalitatief goede ambulancevoorzieningen
berust bij de Regionale Ambulancevoorzieningen, die bevoegd en verplicht zijn tot
het verlenen of doen verlenen van ambulancezorg, bedoeld in artikel 5.
2. Onze Minister wijst per regio een rechtspersoon als Regionale Ambulancevoorziening
aan.
3. Onze Minister doet in de Staatscourant mededeling welke rechtspersoon in een regio
als Regionale Ambulancevoorziening is aangewezen.
Artikel 5
1. Ambulancezorg is zorg die beroepsmatig wordt verleend, die bestaat uit:
a. het zorg dragen voor het uitvoeren van de meldkamerfunctie door een ambulancezorgprofessional;
b. het zorg dragen voor het ontvangen, registreren en beoordelen van elke aanvraag van
zorg, bedoeld in de onderdelen c, d en e, en zo nodig het besluiten door wie en op
welke wijze deze zorg zal worden verleend, niet zijnde de meldkamerfunctie;
c. het met een speciaal daartoe uitgerust en als zodanig herkenbaar voertuig snel ter
plaatse brengen van een ambulancezorgprofessional om aldaar zorg te verlenen, in verband
met een ervaren of geobserveerde mogelijk ernstige of een op korte termijn levensbedreigende
situatie als gevolg van een gezondheidsprobleem of letsel dat plotseling is ontstaan
of verergert;
d. het door een ambulancezorgprofessional verlenen van zorg die erop gericht is een zieke
of gewonde ter zake van zijn aandoening of letsel, in verband met een ervaren of geobserveerde
mogelijk ernstige of een op korte termijn levensbedreigende situatie als gevolg van
een gezondheidsprobleem of letsel dat plotseling is ontstaan of verergert, per ambulance
te vervoeren; of
e. het door een ambulancezorgprofessional verlenen van zorg op het woon- of verblijfsadres
van een patiënt of verlenen van zorg in combinatie met vervoer van een patiënt tussen
het woon- of verblijfadres en een zorginstelling met het oog op diagnostiek, behandeling,
opname of ontslag met een ambulance.
2. Bij ministeriële regeling worden voor aan de Regionale Ambulancevoorziening voorbehouden
ambulancezorg verschillende categorieën ambulancezorgprofessionals aangewezen, waaraan
verschillende opleidings- of deskundigheidseisen gesteld kunnen worden.
3. In de regeling, bedoeld in het tweede lid, kan voor de zorgverlening door verschillende
categorieën ambulancezorgprofessionals onderscheid gemaakt worden tussen en binnen
verschillende vormen van ambulancezorg, bedoeld in het eerste lid.
Artikel 6
1. Het is anderen dan de Regionale Ambulancevoorziening verboden ambulancezorg te verlenen.
2. Het is verboden ambulancezorg te verlenen zonder opdracht van een Regionale Ambulancevoorziening
of met een voertuig dat niet geregistreerd is bij de Regionale Ambulancevoorziening.
3. Het eerste lid geldt niet voor degenen die krachtens een overeenkomst met de Regionale
Ambulancevoorziening ambulancezorg verlenen, met uitzondering van het uitvoeren van
de meldkamerfunctie anders dan door leden van een Regionale Ambulancevoorziening die
de vorm heeft van een coöperatie.
4. Voor zover de Regionale Ambulancevoorziening de ambulancezorg, dan wel een deel ervan,
laat uitvoeren door een derde, zorgt de Regionale Ambulancevoorziening ervoor dat
deze derde handelt volgens de eisen die aan de Regionale Ambulancevoorziening zijn
gesteld.
Artikel 7
De Regionale Ambulancevoorzieningen in het werkgebied van een meldkamer sluiten een
convenant, dat in ieder geval afspraken bevat over de uitvoering van de meldkamerfunctie.
HOOFDSTUK 3. EISEN AAN DE REGIONALE AMBULANCEVOORZIENINGEN
Paragraaf 3.1 Nadere eisen
Artikel 8
1. Bij ministeriële regeling worden eisen vastgesteld waaraan de Regionale Ambulancevoorziening
voldoet. De eisen kunnen per regio verschillen.
2. Voor zover de eisen, bedoeld in het eerste lid, betrekking hebben op de uitvoering
van de meldkamerfunctie door de Regionale Ambulancevoorziening met betrekking tot
de voorbereiding op en het daadwerkelijk optreden bij ongevallen, rampen en crises,
stelt Onze Minister deze vast overeenkomstig de eisen die het bestuur van de veiligheidsregio
of de besturen van de veiligheidsregio’s in een werkgebied hebben vastgesteld op grond
van artikel 35, vierde lid, van de Wet veiligheidsregio’s.
Paragraaf 3.2 Eisen met betrekking tot de kwaliteit van de ambulancezorg
Artikel 9
1. Het uitvoeren van artikel 4 gaat gepaard met de systematische bewaking, beheersing
en verbetering van de kwaliteit van de werkzaamheden en de verlening van ambulancezorg.
2. Ter uitvoering van het eerste lid draagt de Regionale Ambulancevoorziening in elk
geval zorg voor:
a. het op systematische wijze verzamelen en registreren van gegevens betreffende de kwaliteit
van de werkzaamheden en de verlening van ambulancezorg, zoals vastgelegd in de kwaliteitskaders
voor de Regionale Ambulancevoorzieningen en de kwaliteitsgegevens die de minister
op basis van artikel 12 opvraagt;
b. het aan de hand van de gegevens, bedoeld onder a, op systematische wijze toetsen in
hoeverre de wijze van uitvoering van artikel 4 leidt tot een verantwoorde uitvoering
van de werkzaamheden;
c. het op basis van de uitkomst van de toetsing, bedoeld onder b, zo nodig verbeteren
van de wijze waarop artikel 4 wordt uitgevoerd.
3. De Regionale Ambulancevoorziening draagt er zorg voor dat eenmaal in de vijf jaar
een visitatie door een visitatiecommissie wordt verricht.
4. Het bestuur van de Regionale Ambulancevoorziening zendt aan Onze Minister het rapport
van de visitatiecommissie, samen met het standpunt van het bestuur van de Regionale
Ambulancevoorziening daarover. Het bestuur van de Regionale Ambulancevoorziening maakt
het rapport en zijn standpunt openbaar.
Artikel 10
1. De Regionale Ambulancevoorziening ontvangt van afdelingen spoedeisende hulp van ziekenhuizen
ten behoeve van kwaliteitsbewaking, -beheersing en – bevordering van de ambulancezorg
in het kader van artikel 4, kosteloos alle daartoe noodzakelijke gegevens, waaronder
persoonsgegevens, waaronder begrepen gegevens over de gezondheid als bedoeld in artikel
4, onderdeel 15, van de Algemene verordening gegevensbescherming van de cliënt.
2. De Regionale Ambulancevoorziening is bevoegd om de in het eerst lid bedoelde gegevens
te verwerken voor de in het eerste lid omschreven doeleinden.
3. De Regionale Ambulancevoorziening is voor de in het eerste lid bedoelde gegevens
verwerkingsverantwoordelijk.
4. Bij algemene maatregel van bestuur wordt bepaald:
a. welke gegevens, bedoeld in het eerste lid, door de Regionale Ambulancevoorziening
worden ontvangen; en
b. wat de bewaartermijn van de op grond van het eerste lid aan de Regionale Ambulancevoorziening
verstrekte gegevens is.
Artikel 11
1. De Regionale Ambulancevoorziening is verantwoordelijk voor een adequate en integrale
inbedding van de medische verantwoordelijkheid in de organisatie.
2. De medische verantwoordelijkheid heeft betrekking op het medisch inhoudelijk beleid,
het vaststellen van de bekwaamheid van ambulancezorgprofessionals, de inhoud van de
scholing en het toegepast wetenschappelijk onderzoek.
3. Bij ministeriële regeling kunnen opleidings- of deskundigheidseisen worden gesteld
aan de medisch verantwoordelijken.
Paragraaf 3.3 Eisen met betrekking tot de transparantie
Artikel 12
1. De Regionale Ambulancevoorziening verstrekt Onze Minister ten behoeve van zijn zorg
voor de duurzame veiligstelling van ambulancevoorzieningen op verzoek gegevens over
het verrichten van ambulancezorg.
2. Bij ministeriële regeling kunnen nadere eisen worden gesteld over de gegevens, bedoeld
in het eerste lid, alsmede eisen worden gesteld over de wijze van verstrekking.
Artikel 13
1. Indien de Regionale Ambulancevoorziening andere activiteiten, dan de taak genoemd
in artikel 4, eerste lid, verricht, onderscheidt zij, in afwijking van artikel 40a
van de Wet marktordening gezondheidszorg, in ieder geval in financiële zin die activiteiten
van de activiteiten ter uitvoering van haar taak, bedoeld in artikel 4, eerste lid.
2. In de financiële administratie van de Regionale Ambulancevoorziening zijn ontvangsten
en betalingen traceerbaar naar bron en bestemming en is duidelijk wie op welk moment
welke verplichtingen voor of namens de Regionale Ambulancevoorziening is aangegaan.
3. De baten die de Regionale Ambulancevoorziening behaalt met de uitvoering van de taak,
bedoeld in artikel 4, eerste lid, worden niet gebruikt voor financiering van de andere activiteiten, bedoeld in het eerste lid.
4. De Regionale Ambulancevoorziening heeft schriftelijk en inzichtelijk vastgelegd hoe
de ambulancevoorzieningen georganiseerd worden, van welke andere organisatorische
verbanden daarbij gebruik wordt gemaakt en wat de aard is van de relaties met die
andere verbanden, waaronder begrepen verantwoordelijkheden, taken en beslissingsbevoegdheden.
5. Het eerste, tweede en derde lid zijn van overeenkomstige toepassing voor de leden
van de Regionale Ambulancevoorzieningen die de vorm van een coöperatie hebben.
Paragraaf 3.4 Eisen met betrekking tot de interne organisatie van de Regionale Ambulancevoorzieningen
Artikel 14
1. De Regionale Ambulancevoorziening met privaatrechtelijke rechtspersoonlijkheid wordt
bestuurd door het bestuur onder toezicht van een interne toezichthouder.
2. De interne toezichthouder draagt er zorg voor dat het bestuur als orgaan goed en
evenwichtig is samengesteld en geschikt is en blijft voor het besturen van de Regionale
Ambulancevoorziening.
3. De interne toezichthouder houdt toezicht op het beleid van het bestuur en op de algemene
gang van zaken in de Regionale Ambulancevoorziening en staat het bestuur met raad
terzijde.
4. Geen persoon kan tegelijk deel uitmaken van de interne toezichthouder en het bestuur.
5. De interne toezichthouder is zodanig samengesteld dat de leden ten opzichte van elkaar,
het bestuur en welk deelbelang dan ook onafhankelijk en kritisch kunnen opereren.
6. De statuten kunnen aanvullende bepalingen omtrent de taak en de bevoegdheden van
de interne toezichthouder bevatten, alsmede de wijze waarop conflicten tussen de interne
toezichthouder en het bestuur worden geregeld.
Artikel 15
1. Het bestuur van de Regionale Ambulancevoorziening met privaatrechtelijke rechtspersoonlijkheid
verstrekt de interne toezichthouder de voor de uitoefening van diens taak noodzakelijke
inlichtingen.
2. De volgende besluiten van het bestuur zijn aan de goedkeuring van de interne toezichthouder
onderworpen:
a. de vaststelling van de begroting, het bestuursverslag, de jaarrekening en de resultaatbestemming,
tenzij deze bevoegdheid aan de algemene vergadering toekomt;
b. de vaststelling van strategische beleidsplannen van de Regionale Ambulancevoorziening;
c. de vaststelling van de randvoorwaarden en waarborgen voor een adequate invloed van
belanghebbenden;
d. het aangaan of verbreken van een duurzame samenwerking van de Regionale Ambulancevoorziening
met andere rechtspersonen of vennootschappen indien deze samenwerking of verbreking
van ingrijpende betekenis is voor de Regionale Ambulancevoorziening;
e. het bestuursreglement van het bestuur;
f. een voorstel tot ontbinding van de Regionale Ambulancevoorziening;
g. aangifte van faillietverklaring en aanvraag van surseance van betaling;
h. gelijktijdige beëindiging of beëindiging binnen een kort tijdsbestek van de arbeidsovereenkomst
van een aanmerkelijk aantal werknemers, of van het verbreken van een overeenkomst
met een aanmerkelijk aantal personen dat als zelfstandige of als samenwerkingsverband
werkzaam is voor de Regionale Ambulancevoorziening.
Artikel 16
Artikel 15, tweede lid is van overeenkomstige toepassing op Regionale Ambulancevoorzieningen
met publiekrechtelijke rechtspersoonlijkheid, voor zover het de uitoefening van de
ambulancezorg door de Regionale Ambulancevoorziening betreft, met dien verstande dat
voor «de interne toezichthouder» wordt gelezen «het algemeen bestuur» en voor «het
bestuur» telkens «het dagelijks bestuur».
Paragraaf 3.5 Eisen met betrekking tot de zeggenschap over een Regionale Ambulancevoorziening
Artikel 17
De Regionale Ambulancevoorziening meldt aan Onze Minister het wijzigen van de statuten
of gemeenschappelijke regeling en het sluiten van een overeenkomst waardoor de zeggenschap
over de Regionale Ambulancevoorziening geheel of gedeeltelijk door of tezamen met
derden wordt uitgeoefend, dan wel waardoor deze feitelijk daartoe in de gelegenheid
worden gesteld, voordat het rechtsgevolg krijgt.
Artikel 18
1. Het is verboden een rechtshandeling te verrichten, die tot gevolg heeft dat middellijk
of onmiddellijk, alleen of tezamen met derden, door anderen geheel of gedeeltelijk
zeggenschap wordt verkregen over een Regionale Ambulancevoorziening of een deel daarvan,
dan wel over de bedrijfsvoering van een Regionale Ambulancevoorziening of een deel
van die bedrijfsvoering.
2. Een Regionale Ambulancevoorziening fuseert niet met een andere Regionale Ambulancevoorziening
of wijzigt niet van rechtsvorm zonder voorafgaande toestemming van Onze Minister.
Artikel 19
1. De Regionale Ambulancevoorziening verkeert in een dusdanige financiële staat dat
deze de continuïteit van de ambulancezorg als bedoeld in artikel 4, eerste lid en
het voldoen aan de bij of krachtens deze wet gestelde eisen niet in gevaar brengt.
2. Indien de Regionale Ambulancevoorziening andere activiteiten, dan de taak genoemd
in artikel 4, eerste lid, verricht, of het verlenen van ambulancezorg als bedoeld
in artikel 4, eerste lid, uitbesteedt, zorgt zij ervoor dat dit de continuïteit van
de ambulancezorg als bedoeld in artikel 4, eerste lid en het voldoen aan de bij of
krachtens deze wet gestelde eisen niet in gevaar brengt.
3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels gesteld worden aan
het uitkeren van winst door de Regionale Ambulancevoorziening of haar onderaannemers.
HOOFDSTUK 4. BIJZONDERE AMBULANCEZORG
Artikel 20
Bij ministeriële regeling kan, ten aanzien van bij de regeling aangewezen ambulancezorg
en onder bij de regeling vast te stellen eisen, vrijstelling worden verleend van bepalingen
van deze wet.
HOOFDSTUK 5. TOEZICHT EN HANDHAVING
Artikel 21
1. Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze wet met uitzondering
van artikel 10, tweede, derde en vierde lid, zijn belast de ambtenaren van de Inspectie
gezondheidszorg en jeugd.
2. In afwijking van het eerste lid, zijn met het toezicht op de naleving van het bepaalde
in artikel 13 en het bepaalde bij of krachtens artikel 19 belast de ambtenaren van
de Nederlandse Zorgautoriteit, met dien verstande dat met het toezicht op de naleving
van het bepaalde in artikel 19, eerste en tweede lid, tevens de in het eerste lid
bedoelde ambtenaren belast zijn.
Artikel 22
1. Indien Onze Minister van oordeel is dat het bepaalde bij of krachtens deze wet niet
of in onvoldoende mate of op onjuiste wijze wordt nageleefd, kan hij de Regionale
ambulancevoorziening een schriftelijke aanwijzing geven.
2. In de aanwijzing geeft Onze Minister met redenen omkleed aan op welke punten het
bepaalde bij of krachtens deze wet niet of in onvoldoende mate of op onjuiste wijze
wordt nageleefd, de in verband daarmee te nemen maatregelen, alsmede de termijn waarbinnen
de Regionale ambulancevoorziening aan de aanwijzing moet voldoen.
3. Indien het nemen van maatregelen in verband met gevaar voor de gezondheid redelijkerwijs
geen uitstel kan lijden, kan de ingevolge artikel 21 met het toezicht belaste ambtenaar
een schriftelijk bevel geven. Het bevel heeft een geldigheidsduur van zeven dagen,
welke door Onze Minister telkens met eenzelfde periode kan worden verlengd zolang
naar het oordeel van Onze Minister het gevaar voor de gezondheid niet is geweken.
4. De Regionale Ambulancevoorziening is verplicht volledig en binnen de daarbij gestelde
termijn aan de aanwijzing onderscheidenlijk onmiddellijk aan het bevel te voldoen.
5. Indien de Regionale Ambulancevoorziening inzake het vierde lid in gebreke blijft
waardoor het verlenen van ambulancezorg in de regio in gevaar komt, kan Onze Minister
een bewindvoerder over de Regionale Ambulancevoorziening aanstellen.
6. Onze Minister regelt bij de aanstelling de bevoegdheden en beloning van de bewindvoerder.
Artikel 2:22, derde tot en met zesde lid, van het Burgerlijk Wetboek, is van overeenkomstige
toepassing, met dien verstande dat voor «de rechter» telkens wordt gelezen «Onze Minister».
Artikel 23
1. Onze Minister is bevoegd tot het opleggen van een last onder dwangsom ter handhaving
van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 4, eerste lid, 6, eerste lid, 7, 8,
12, 18, 20 en 25, vierde lid.
2. Onze Minister is bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang ter handhaving
van de bij artikel 22, vierde lid en de bij artikel 5:20, eerste lid, van de Algemene
wet bestuursrecht gestelde verplichtingen.
Artikel 24
1. Onze Minister is bevoegd tot het opleggen van een bestuurlijke boete ter handhaving
van artikel 6, tweede lid.
2. De op grond van het eerste lid op te leggen bestuurlijke boete bedraagt ten hoogste
het bedrag dat is vastgesteld voor de vierde categorie, bedoeld in artikel 21, vierde
lid, van het Wetboek van Strafrecht.
Artikel 25
1. Onze Minister kan de aanwijzing, bedoeld in artikel 4, tweede lid, wijzigen of intrekken
indien:
a. de Regionale Ambulancevoorziening daarom verzoekt;
b. de Regionale Ambulancevoorziening de taak, bedoeld in artikel 4, eerste lid, niet
of niet verantwoord vervult of het bepaalde bij of krachtens deze wet niet naleeft;
c. naar het oordeel van Onze Minister het belang van permanente beschikbaarstelling van
voldoende en kwalitatief goede ambulancevoorzieningen zulks vordert; dan wel
d. een bijzondere omstandigheid daartoe aanleiding geeft.
2. Onze Minister doet in de Staatscourant mededeling van de wijziging of intrekking
van de aanwijzing.
3. Voordat Onze Minister een aanwijzing intrekt, vraagt Onze Minister de zorgverzekeraars
in de zin van de Zorgverzekeringswet die in de regio de andere zorgverzekeraars representeren,
het bestuur van de veiligheidsregio en het traumacentrum als organisator van het ROAZ
om advies.
4. Indien Onze Minister een aanwijzing intrekt, draagt de Regionale Ambulancevoorziening
waarvan de aanwijzing wordt ingetrokken, ervoor zorg dat zij:
a. uitvoering blijft geven aan artikel 4, eerste lid, in de overgangsperiode tot aan
het moment dat een andere rechtspersoon voor die regio als Regionale Ambulancevoorziening
functioneert,
b. op verzoek van Onze Minister in de overgangsperiode, bedoeld onder a, aan de door
Onze Minister aangewezen rechtspersoon alle informatie verschaft die deze nodig heeft
om als Regionale Ambulancevoorziening voor die regio te functioneren,
c. de medewerkers overdraagt aan de nieuw aangewezen rechtspersoon.
5. Voordat Onze Minister een andere rechtspersoon aanwijst als Regionale Ambulancevoorziening
na intrekking van een aanwijzing, vraagt Onze Minister de zorgverzekeraars in de zin
van de Zorgverzekeringswet die in de regio de andere zorgverzekeraars representeren,
het bestuur van de veiligheidsregio en het traumacentrum als organisator van het ROAZ
om advies.
HOOFDSTUK 6. WIJZIGINGS-, OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN
Artikel 26
Aan categorie D. Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en sport van Bijlage I. bedoeld
in artikel 124b, eerste lid, van de Gemeentewet wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:
6. Wet ambulancevoorzieningen.
Artikel 27
In artikel 1 van de Wet Veiligheidsregio’s komt het onderdeel Regionale Ambulancevoorziening
te luiden:
Regionale Ambulancevoorziening:
de rechtspersoon, bedoeld in artikel 4, tweede lid, van de Wet ambulancevoorzieningen.
Artikel 28
In artikel 25a, vijfde lid, van de Politiewet 2012, wordt «bedoeld in artikel 1 van
de Tijdelijke wet ambulancezorg» vervangen door «bedoeld in artikel 5, eerste lid,
van de Wet ambulancevoorzieningen».
Artikel 29
De Wet marktordening gezondheidszorg wordt als volgt gewijzigd:
A
Onder vervanging van de punt aan het slot van artikel 16, onderdeel n, door een puntkomma,
wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:
o. toezicht op de naleving van artikel 13 en het bepaalde bij of krachtens artikel 19
van de Wet ambulancevoorzieningen.
B
Voor artikel 79 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 78g
De zorgautoriteit kan uit hoofde van haar taak, bedoeld in artikel 16, onderdeel o,
een aanwijzing geven aan een Regionale Ambulancevoorziening als bedoeld in artikel
4, tweede lid, van de Wet ambulancevoorzieningen, erop gericht dat aan de naleving
van het in dat onderdeel genoemde artikel 13 en het bepaalde bij of krachtens artikel 19 van de Wet ambulancevoorzieningen wordt voldaan.
C
In artikel 79, eerste lid, wordt «de artikelen 76 tot en met 78f» vervangen door «de
artikelen 76 tot en met 78g».
D
Na artikel 81a wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 81b
1. Indien een Regionale Ambulancevoorziening als bedoeld in artikel 4, tweede lid, van
de Wet ambulancevoorzieningen niet binnen de termijn, bedoeld in artikel 79, tweede
lid, aan een krachtens artikel 78g gegeven aanwijzing voldoet, is de zorgautoriteit
bevoegd:
a. een last onder bestuursdwang op te leggen; of
b. ter openbare kennis te brengen, zo nodig onder vermelding van de overwegingen die
tot de kennisgeving hebben geleid:
1°. dat de Regionale Ambulancevoorziening in strijd handelt met artikel 13 of het bepaalde
bij of krachtens artikel 19 van de Wet ambulancevoorzieningen;
2°. dat aan de Regionale Ambulancevoorziening een aanwijzing is gegeven dan wel een last
onder dwangsom is opgelegd.
2. Artikel 80, tweede tot en met zesde lid en achtste lid, is van overeenkomstige toepassing.
E
Na artikel 84a wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 84b
De zorgautoriteit kan een Regionale Ambulancevoorziening als bedoeld in artikel 4,
tweede lid, van de Wet ambulancevoorzieningen, een last onder dwangsom opleggen ter
zake van overtreding van artikel 13 en het bepaalde bij of krachtens artikel 19 van
de Wet ambulancevoorzieningen.
F
Artikel 91 komt te luiden:
Artikel 91
1. De zorgautoriteit kan een Regionale Ambulancevoorziening als bedoeld in artikel 4,
tweede lid, van de Wet ambulancevoorzieningen, een bestuurlijke boete opleggen ter
zake van overtreding van artikel 13 en het bepaalde bij of krachtens artikel 19 van
de Wet ambulancevoorzieningen.
2. Artikel 85, tweede lid en derde lid, is van overeenkomstige toepassing.
Artikel 30
In artikel 7:3, vierde lid, onder a, van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg
wordt de zinsnede «bedoeld in artikel 1 van de Tijdelijke wet ambulancezorg» vervangen
door «bedoeld in artikel 5, eerste lid, onder c, d en e, van de Wet ambulancevoorzieningen».
Artikel 31
Aanwijzingen verleend bij of krachtens artikel 6 van de Tijdelijke wet ambulancezorg,
gelden na inwerkingtreding van deze wet als aanwijzing per regio van de Regionale
Ambulancevoorziening, bedoeld in artikel 4, tweede lid.
Artikel 32
Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat
voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.
Artikel 33
Deze wet wordt aangehaald als: Wet ambulancevoorzieningen.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries,
autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering
de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister voor Medische Zorg,
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.