Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Palland en Amhaouch over de Kamerbrief ‘Uitbreiding doelgroep Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers’
Vragen van de leden Palland en Amhaouch (beiden CDA) aan de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over de Kamerbrief «Uitbreiding doelgroep Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers» (ingezonden 28 april 2020).
Antwoord van Staatssecretaris Van Ark (Sociale Zaken en Werkgelegenheid) (ontvangen
25 mei 2020).
Vraag 1
Klopt het dat zelfstandigen die in Nederland wonen maar hun bedrijf in een ander lidstaat
van de Europese Unie (EU) hebben gevestigd, in aanmerking komen voor levensonderhoud
uit de Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers (Tozo)? Klopt het
dat Nederlandse zelfstandigen die in een andere EU-lidstaat wonen maar hun bedrijf
in Nederland hebben gevestigd, alleen in aanmerking komen voor Tozo-bedrijfskapitaal
(en voor levensonderhoud zijn aangewezen op de sociale bijstand in het woonland)?1
Antwoord 1
Ja. De kring van rechthebbenden voor de Tozo is met terugwerkende kracht tot en met
1 maart 2020 uitgebreid met grensoverschrijdende zelfstandigen met de Tijdelijke regeling
overbruggingsregeling zelfstandigen van 29 april jl. (Stcrt. 2020, nr. 24833).
Vraag 2
Met welke reden is dit onderscheid gemaakt? Is rekening gehouden met verschillen in
regelingen in Nederland en die in andere EU-lidstaten, met name in buurlanden België
en Duitsland, en hoe deze in grensoverschrijdende situaties kunnen uitpakken?
Antwoord 2
Eén van de basisprincipes uit de Participatiewet is het territorialiteitsbeginsel.
Dit beginsel geldt ook voor de Tozo. De Tozo is geen sociale voorziening voor werkloosheid
(waar premies voor zijn betaald), maar een tijdelijke vereenvoudiging van de reeds
bestaande bijstandsregeling voor zelfstandigen en vindt zijn grondslag in de Participatiewet.
De Tozo-uitkering is dus bijstand voor levensonderhoud. Dit betekent dat het recht
op bijstand voor levensonderhoud beperkt is tot in Nederland woonachtige zelfstandigen
en dat zelfstandigen die in het buitenland wonen geen recht hebben op bijstand voor
levensonderhoud. Anderzijds wordt deze uitkering toegekend aan alle behoeftigen die
legaal in Nederland verblijven. Andere EU-lidstaten hanteren in beginsel ook het territorialiteitsbeginsel
voor de reguliere bijstand voor levensonderhoud, hetgeen betekent dat iedere EU-lidstaat
verantwoordelijk is voor de bijstand voor levensonderhoud voor haar eigen inwoners.
In die zin is er sprake van een sluitend systeem.
Voor wat betreft het recht op bijstand voor levensonderhoud op grond van de Tozo is
het uitgangspunt geweest dat een in Nederland woonachtige zelfstandige met een bedrijf
gevestigd in een ander EU- of EER-land of Zwitserland hetzelfde recht heeft als een
in Nederland woonachtige zelfstandige met een bedrijf gevestigd in Nederland. Met
andere woorden, iedere zelfstandige die woonachtig is in Nederland kan in aanmerking
komen voor bijstand voor levensonderhoud op grond van de Tozo, mits het eigen bedrijf
of zelfstandig beroep gevestigd is in een EU- of EER-land of Zwitserland. Op deze
wijze is er in alle gevallen een territoriale band met Nederland.
Voor wat betreft het recht op bijstand ter voorziening in de behoefte aan bedrijfskapitaal
op grond van de Tozo is het uitgangspunt geweest dat een in een ander EU- of EER-land
of Zwitserland woonachtige zelfstandige met een bedrijf gevestigd in Nederland hetzelfde
recht heeft als een in Nederland woonachtige zelfstandige met een bedrijf gevestigd
in Nederland. Met andere woorden, iedere zelfstandige met een bedrijf in Nederland
kan in aanmerking komen voor bijstand ter voorziening in de behoefte aan bedrijfskapitaal
op grond van de Tozo, mits deze zelfstandige rechtmatig verblijft in een ander EU-
of EER-land of Zwitserland. Op deze wijze is er in alle gevallen een economische band
met Nederland.
Aan de beschikbaar gestelde crisisvoorzieningen en de daaraan gestelde voorwaarden
ligt – ook in het geval van grensoverschrijdende zelfstandig ondernemers – een legitieme,
beleidsmatige afweging door de regeringen van de betreffende landen ten grondslag,
waarbij deze afweging ook gezien moet worden in het licht van de nationale situatie
en in samenhang met de overige getroffen crisismaatregelen.
Vraag 3
Kunt u bevestigen dat inwoners van Nederland met een bedrijf in België gebruik kunnen
maken van het Belgische overbruggingsrecht voor zelfstandigen en het Nederlandse Tozo-levensonderhoud?
Kunt u bevestigen dat inwoners van België (met een Nederlands paspoort) met een bedrijf
in Nederland gebruik kunnen maken van het Belgische leefloon van het Openbaar Centrum
voor Maatschappelijk Welzijn (OCMW) en het Nederlandse Tozo-bedrijfskapitaal?
Antwoord 3
Het antwoord op de eerste vraag luidt ja, met een kanttekening.
In Nederland woonachtige zelfstandigen met een bedrijf in Vlaanderen, België, kunnen
bij een op last van de Belgische overheid opgelegde bedrijfssluiting of bij een vanwege
de coronacrisis noodgedwongen, volledige bedrijfssluiting recht hebben op het Belgische,
tijdelijk verruimde «overbruggingsrecht voor zelfstandigen». Zij moeten dan wel staan
ingeschreven bij een Belgisch sociaal verzekeringsfonds en voldoen aan de overige
voorwaarden. Het betreft een inkomensvervangende uitkering vanwege het wegvallen van
het inkomen uit het bedrijf en dus geen bijstand.
In Nederland woonachtige zelfstandigen met een bedrijf in België, kunnen, als zij
aan de voorwaarden voldoen, recht hebben op bijstand voor levensonderhoud op grond
van de Tozo, een inkomensaanvulling tot het Nederlandse sociaal minimum, waarbij het
inkomen van de partner en het vermogen buiten beschouwing blijft.
Het kan voorkomen dat een zelfstandige tegelijkertijd recht heeft op uitkering op
grond van het Belgische «overbruggingsrecht voor zelfstandigen» en op bijstand voor
levensonderhoud op grond van de Nederlandse Tozo. Uit het bijstandskarakter van de
Tozo volgt echter dat er geen of verminderd recht op bijstand voor levensonderhoud
op grond van de Tozo bestaat voor zover een beroep kan worden gedaan op een voorliggende
voorziening (artikel 15 van de Participatiewet). Het Belgische «overbruggingsrecht
voor zelfstandigen» kan worden aangemerkt als passende voorziening. Dit betekent dat
eerst een beroep op het Belgische «overbruggingsrecht voor zelfstandigen» moet worden
gedaan alvorens tot bijstandsverlening op grond van de Tozo kan worden overgegaan.
Dit kan vervolgens betekenen dat er geen of verminderd recht bestaat op bijstand voor
levensonderhoud op grond van de Tozo, omdat de Belgische uitkering als inkomen wordt
meegeteld bij het bepalen van het recht op en de hoogte van het recht op bijstand
voor levensonderhoud op grond van de Tozo.
Het antwoord op de tweede vraag luidt ja.
In België woonachtige zelfstandigen met een bedrijf in Nederland kunnen, als zij een
inkomen hebben onder het Belgische sociaal minimum alsmede een beperkt vermogen en
voldoen aan de overige voorwaarden, recht hebben op het Belgische «leefloon». Dit
is de reguliere (niet verruimde) vorm van bijstand voor levensonderhoud in België,
die beperkt is tot inwoners van België. Zij kunnen dus geen beroep doen op de Tozo
voor inkomensondersteuning aangezien ze woonachtig zijn in België en de Tozo bijstandsuitkering
is. In België woonachtige zelfstandigen met een bedrijf in Nederland kunnen, mits
zij premieplichtig zijn voor de Nederlandse volksverzekeringen, recht hebben op bedrijfskapitaal
op grond van de Tozo, een lening van maximaal € 10.157,–.
Als zij een bedrijf in Nederland met personeel hebben kunnen zij ook in aanmerking
komen voor de Tijdelijke noodmaatregel overbrugging voor werkbehoud (NOW) voor zover
het personeel in Nederland verzekerd is en uiteraard aan alle voorwaarden van de NOW
is voldaan.
Als de onderneming behoort tot een van de sectoren die het meest zijn geraakt door
de Nederlandse overheidsmaatregelen rond het coronavirus, kunnen deze in België woonachtige
zelfstandigen, mits zij in Nederland belastingplichtig zijn en voldoen aan de overige
voorwaarden, in aanmerking komen voor de Tegemoetkoming Ondernemers Getroffen Sectoren
COVID-19, een gift van € 4.000,–. Verder kunnen zij als zij aan de voorwaarden voldoen
beroep doen op de regeling Tegemoetkoming Vaste lasten MKB die eraan komt en deel
uitmaakt van het nieuwe pakket steunmaatregelen waarbij bedrijven in bepaalde sectoren
afhankelijk van de omvang van het bedrijf, de hoogte van de vaste kosten, en de mate
van omzetderving aanspraak kunnen maken op een tegemoetkoming voor hun vaste lasten
tot een maximum van € 20.000,– voor drie maanden.
Vraag 4
Kunt u bevestigen dat inwoners van Nederland met een bedrijf in Duitsland, die hun
«Hauptsitz» in Duitsland hebben, gebruik kunnen maken van de Duitse «Soforthilfe»
en het Nederlandse Tozo-levensonderhoud? Kunt u bevestigen dat inwoners van Duitsland
(met een Nederlands paspoort) met een bedrijf in Nederland gebruik kunnen maken van
het Duitse Hartz IV (bijstand) en het Nederlandse Tozo-bedrijfskapitaal?
Antwoord 4
Het antwoord op de eerste vraag luidt ja.
In Nederland woonachtige zelfstandigen met een bedrijf met hoofdvestiging in Duitsland
kunnen, mits zij zijn geregistreerd bij een Duits belastingkantoor, recht hebben op
de Duitse «Soforthilfe». De «Soforthilfe» vanuit de Duitse Bondsregering betreft een
gift tot € 9.000,– voor bedrijven met maximaal 5 werknemers en een gift tot € 15.000,–
voor bedrijven met maximaal 10 werknemers. Daarnaast stellen regeringen van de diverse
deelstaten aanvullende «Soforthilfe» als gift beschikbaar.
In Nederland woonachtige zelfstandigen met een bedrijf in Duitsland kunnen recht hebben
op bijstand voor levensonderhoud op grond van de Tozo, een inkomensaanvulling tot
het Nederlandse sociaal minimum, waarbij het inkomen van de partner en het vermogen
buiten beschouwing blijft.
Het antwoord op de tweede vraag luidt ja.
In Duitsland woonachtige zelfstandigen met een bedrijf in Nederland kunnen, als zij
een inkomen hebben onder het Duitse sociaal minimum, beschikken over een beperkt vermogen
en voldoen aan de overige voorwaarden, recht hebben op het versoepelde Duitse «Arbeitslosengeld
II» (in de volksmond ook Hartz IV genoemd). Dit is de reguliere (niet verruimde, wel
qua toetsing tijdelijk versoepelde) vorm van bijstand voor levensonderhoud in Duitsland,
waarop alleen inwoners van Duitsland een beroep kunnen doen. In Duitsland woonachtige
zelfstandigen met een bedrijf in Nederland kunnen, mits zij premieplichtig zijn voor
de Nederlandse volksverzekeringen, recht hebben op bedrijfskapitaal op grond van de
Tozo, een lening van maximaal € 10.157,–.
Als zij een bedrijf in Nederland met personeel hebben kunnen zij ook in aanmerking
komen voor de Tijdelijke noodmaatregel overbrugging voor werkbehoud (NOW) voor zover
het personeel in Nederland verzekerd is en uiteraard aan alle voorwaarden van de NOW
is voldaan.
Als de onderneming behoort tot een van de sectoren die het meest zijn geraakt door
de Nederlandse overheidsmaatregelen rond het coronavirus, kunnen deze in Duitsland
woonachtige zelfstandigen, mits zij in Nederland belastingplichtig zijn en voldoen
aan de overige voorwaarden, in aanmerking komen voor de Tegemoetkoming Ondernemers
Getroffen Sectoren COVID-19, een gift van € 4.000,–. Verder kunnen zij als zij aan
de voorwaarden voldoen beroep doen op de regeling Tegemoetkoming Vaste lasten MKB
die eraan komt en deel uitmaakt van het nieuwe pakket steunmaatregelen waarbij bedrijven
in bepaalde sectoren afhankelijk van de omvang van het bedrijf, de hoogte van de vaste
kosten, en de mate van omzetderving aanspraak kunnen maken op een tegemoetkoming voor
hun vaste lasten tot een maximum van € 20.000,– voor drie maanden.
Vraag 5
Welke voorwaarden, zoals partner- en vermogenstoetsing, gelden er voor leefloon van
OCMW in België en Hartz IV in Duitsland? Is uw indruk dat deze voorwaarden van dien
aard zijn dat Nederlandse zelfstandigen, die respectievelijk in België en Duitsland
wonen maar hun bedrijf in Nederland hebben gevestigd, ervoor in aanmerking kunnen
komen? Is de hoogte van beide uitkeringen vergelijkbaar met die van het Nederlandse
Tozo-levensonderhoud?
Antwoord 5
In België woonachtige zelfstandigen met een bedrijf in Nederland kunnen, als zij een
inkomen hebben onder het Belgische sociaal minimum (inclusief het inkomen van een
partner), beschikken over een beperkt vermogen en voldoen aan de overige voorwaarden,
recht hebben op het Belgische «leefloon». Het «leefloon» is de reguliere (niet verruimde)
vorm van bijstand voor levensonderhoud in België, waarop alleen inwoners van België
een beroep kunnen doen. Er bestaat geen wettelijke vereiste dat de zelfstandige zijn
beroepsactiviteit moet beëindigen. De zelfstandige moet echter wel beschikbaar zijn
voor arbeid in dienstbetrekking.
In de praktijk kan het vermogen van de zelfstandige bijstandsverlening in de weg staan.
Een percentage van het vermogen wordt gerekend als inkomen en kan leiden tot geen
of een verminderd recht.
Vanuit het «leefloon» wordt het maandinkomen aangevuld tot de volgende bijstandsnormen:
€ 1.270,51 voor samenwonenden met minimaal een kind, € 940,11 voor een alleenstaande
en € 626,74 voor een samenwonende.
In Duitsland woonachtige zelfstandigen met een bedrijf in Nederland kunnen, als zij
een inkomen hebben onder het Duitse sociaal minimum (inclusief het inkomen van een
partner), beschikken over een beperkt vermogen en voldoen aan de overige voorwaarden,
recht hebben op het Duitse «Arbeitslosengeld II». Het «Arbeitslosengeld II» is de
reguliere (niet verruimde) vorm van bijstand voor levensonderhoud in Duitsland, waarop
alleen inwoners van Duitsland een beroep kunnen doen. De zelfstandige kan zijn beroepsactiviteit
voortzetten en behoeft zich niet beschikbaar te stellen voor arbeid in dienstbetrekking.
In de praktijk kan het vermogen van de zelfstandige bijstandsverlening in de weg staan.
Echter, in verband met de coronacrisis is «Arbeitslosengeld II» verruimd, waardoor
bijstand kan worden verleend als er geen «substantieel» vermogen aanwezig is (€ 60.000,–
voor het eerste in aanmerking komende gezinslid; € 30.000,– voor elk extra in aanmerking
komend gezinslid).
Vanuit het «Arbeitslosengeld II» wordt het maandinkomen aangevuld tot de volgende
bijstandsnormen:
€ 821,– voor gehuwden (exclusief kinderen) en € 432,– voor een alleenstaande (exclusief
kinderen). De betreffende bedragen worden verhoogd met, afhankelijk van de leeftijd
van het kind, een bedrag van € 250,– tot € 328,–. Als onderdeel van de bijstand betaalt
de overheid de woonkosten en verwarmingskosten. Het inkomen van de partner en het
vermogen worden in aanmerking genomen.
De bijstand voor levensonderhoud op grond van de Tozo is een inkomensaanvulling tot
het Nederlandse sociaal minimum. Het maandinkomen wordt aangevuld tot € 1.503,31 voor
gehuwden en tot € 1.052,32 voor alleenstaanden. Hierbij wordt – afwijkend van de reguliere
bijstandssystematiek – het inkomen van de partner en het vermogen buiten beschouwing
gelaten. Anders dan in Duitsland en ook België gelden in Nederland geen hogere bijstandsnormen
voor gezinnen met kinderen.
Vraag 6
Bent u bereid te monitoren in hoeverre aanvragen van Nederlandse zelfstandigen met
een bedrijf gevestigd in Nederland, maar woonachtig in België of Duitsland, voor respectievelijk
leefloon van OCMW en Hartz IV worden toegekend dan wel worden afgewezen (en met welke
reden), om te voorkomen dat ondernemers tussen wal en schip vallen? Vindt hierover
overleg plaats tussen Nederland, België en Duitsland, op nationaal dan wel regionaal
niveau? Zo nee, bent u bereid dit te initiëren?
Antwoord 6
België en Duitsland hanteren net als Nederland het territorialiteitsbeginsel voor
de reguliere bijstand voor levensonderhoud. In die zin is er sprake van een sluitend
systeem.
Een monitor van toewijzingen en afwijzingen kan geen inzicht geven in hoeverre ondernemers
in individuele gevallen «tussen wal en schip» vallen. Immers, indien er geen recht
bestaat op financiële ondersteuning, zal in veel gevallen een bijstandsaanvraag achterwege
blijven. Bovendien kan van een afwijzing slechts worden afgeleid dat de aanvrager
niet aan de bijstandsvoorwaarden van het woonland voldoet. Aan de gestelde bijstandsvoorwaarden
ligt een legitieme, beleidsmatige afweging door de regering van het betreffende land
ten grondslag, waarbij deze afweging ook gezien moet worden in het licht van de nationale
situatie en in samenhang met de overige getroffen crisismaatregelen, waaronder extra
mogelijkheden tot kapitaalverstrekking.
Vraag 7
Hoe vindt communicatie richting (zelfstandig) ondernemers over de (uitgebreide) Tozo
en de diverse regelingen in België en Duitsland plaats? Waar kunnen zij terecht met
vragen? Welke rol spelen de grensinformatiepunten hierbij?
Antwoord 7
De in Nederland woonachtige zelfstandigen met een bedrijf in een ander EU- of EER-land
of Zwitserland worden in ieder geval via dezelfde kanalen voorgelicht als de in Nederland
woonachtige zelfstandigen met een bedrijf in Nederland. Dit betekent dat deze zelfstandigen
zich voor informatie en een aanvraag voor bijstand voor levensonderhoud kunnen wenden
tot hun woongemeente. Gemeenten zijn hierover geïnformeerd. In verband met de uitbreiding
van de doelgroep van de Tozo met in Nederland woonachtige zelfstandigen met een bedrijf
over de grens zijn of worden de reguliere informatiekanalen aangepast en aangevuld.
Het betreft onder andere de websites www.rijksoverheid.nl en www.krijgiktozo.nl.
De in een ander EU- of EER-land of Zwitserland woonachtige zelfstandigen met een bedrijf
in Nederland kunnen zich in ieder geval voor informatie en een aanvraag voor bijstand
voor bedrijfskapitaal wenden tot de gemeente Maastricht. Er dient gebruik te worden
gemaakt van een apart aanvraagformulier. In verband met de uitbreiding van de doelgroep
van de Tozo met over de grens woonachtige zelfstandigen met een bedrijf in Nederland
worden eveneens de reguliere informatiekanalen aangepast en aangevuld. Het betreft
onder andere de websites www.rijksoverheid.nl en www.krijgiktozo.nl.
Het Ministerie van SZW informeert gemeenten, Bureau Belgische en Duitse zaken van
de Sociale verzekeringsbank, euregio’s, GrensInfoPunten en de autoriteiten van onze
buurlanden over deze uitbreiding van de doelgroep van de Tozo met grensoverschrijdende
zelfstandig ondernemers.
Op de websites van de Kamer van Koophandel en de Sociale verzekeringsbank is daarnaast
informatie beschikbaar over de diverse steunmaatregelen voor ondernemers, ook die
in België en Duitsland. De GrensInfoPunten spelen een belangrijke rol in het informeren
en adviseren van zelfstandig ondernemers in de Duits-Nederlands-Belgische grensregio’s.
Vraag 8
Heeft u een indicatie van het huidige aantal zelfstandigen in grenssituaties als hierboven
omschreven, aan de Nederlands-Belgische grens en aan de Nederlands-Duitse grens?
Antwoord 8
Op basis van cijfers van de Belastingdienst is een inschatting gemaakt van het aantal
actieve grensoverschrijdende zelfstandigen. De inschatting is dat er langs de Nederland-Belgische
grens circa 2.500 ondernemers zijn die in België wonen en winst uit onderneming genieten
met een bedrijf gevestigd in Nederland. Langs de Nederland-Duitse grens betreft het
ruim 1.000 ondernemers die in Duitsland wonen en winst uit onderneming genieten met
een bedrijf gevestigd in Nederland. Voor de omgekeerde situatie is de inschatting
dat er langs de Nederland-Belgische grens circa 500 ondernemers in Nederland wonen,
die met hun bedrijf gevestigd zijn in België en dat er langs de Nederland-Duitse grens
ruim 1.000 ondernemers in Nederland wonen, die met hun bedrijf gevestigd zijn in Duitsland.
Niet al deze zelfstandigen zullen voldoen aan de voorwaarden voor de Tozo. Genoemde
cijfers zien niet op het aantal actieve DGA’s.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
T. van Ark, staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.