Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Kuik over het Onderzoek Meisjes in de gevarenzone 'Ik verlang naar een veilige plek´
Vragen van het lid Kuik (CDA) aan de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid over Onderzoek Meisjes in de gevarenzone. «Ik verlang naar een veilige plek» (ingezonden 10 februari 2020).
Antwoord van Staatssecretaris Broekers-Knol (Justitie en Veiligheid) (ontvangen 25 mei
2020). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2019–2020, nr. 1910.
Vraag 1
Bent u bekend met het artikel van de Groene Amsterdammer van 7 februari 2020 «Onderzoek:
Meisjes in de gevarenzone. «Ik verlang naar een veilige plek»»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Herkent u het beeld dat kwetsbare meisjes steeds vaker worden uitgebuit, misbruikt
en mishandeld in ruil voor dure spullen? Hoeveel van deze zaken hebben in de regio
Amsterdam de afgelopen drie jaar geleid tot opsporingsonderzoeken en uiteindelijke
veroordelingen? Wat is het beeld in andere regio’s?
Antwoord 2
Kwetsbare meisjes kunnen gevoelig zijn voor de avances van een loverboy. Een loverboy
zorgt er bijvoorbeeld eerst voor dat een meisje verliefd op hem wordt. Dat hij hierbij
het meisje veel cadeaus en aandacht geeft is een herkenbaar en terugkerend kenmerk.
Tegelijk zijn er signalen dat deze werkwijze verandert en loverboys sneller met meer
druk meisjes inpalmen. Het creëren van een afhankelijkheidsrelatie door de loverboy,
kan leiden tot uitbuiting.
De Nationaal Rapporteur Mensenhandel schat in dat slechts 2 tot 3 procent van de Nederlandse
minderjarige (kwetsbare) slachtoffers in beeld is. Slachtoffers van mensenhandel zien
vaak af van het doen van aangifte, om uiteenlopende persoonlijke redenen. Om meer
zicht te krijgen op potentiële slachtoffers wordt steeds meer ingezet op digitaal
rechercheren en vindt intensief overleg plaats met betrokken zorgpartners. De politie
heeft speciale teams mensenhandel met rechercheurs die onderzoek doen naar de beschreven
modus operandus, die daders hanteren om kwetsbare meiden uit te buiten.
Het blijkt tenslotte niet mogelijk om specifiek voor deze doelgroep uit de systemen
te halen hoeveel zaken er de afgelopen drie jaar hebben geleid tot opsporingsonderzoeken
en uiteindelijke veroordelingen, omdat mensenhandeldossiers in de systemen niet nader
gespecificeerd kunnen worden op de loverboymethodiek dan wel of er sprake is van kwetsbare
meisjes als slachtoffer. Het totaal aantal opsporingsonderzoeken dat gestart is door de Politie tussen 2013 en 2017 in
politie-eenheid Amsterdam is 911.
Vraag 3
Herkent u het beeld dat familieleden, hulpverleners en politieagenten in complexe
gevallen, zoals genoemd in het artikel, amper grip kunnen krijgen op het slachtoffer,
dat het niet lukt om deze slachtoffers uit het netwerk te krijgen en dat mensenhandelaren
en klanten vaak buiten schot blijven?
Antwoord 3
Mensenhandel zaken zijn complex. Slachtoffers van mensenhandel zien zichzelf niet
altijd als slachtoffer, waardoor zij geen hulp vragen of slachtoffers durven geen
hulp te vragen. Alertheid en pro activiteit van hulpverlening is hierbij van belang,
maar ook integrale samenwerking tussen de verschillende betrokken instanties is essentieel,
maar nog niet overal vanzelfsprekend. Om die reden wordt onder andere in het kader
van het Programma Samen tegen mensenhandel ingezet op verbeteren van samenwerking
tussen bijvoorbeeld politie en zorginstellingen. Hiertoe is de Proeftuin Jeugdzorginstellingen
van start gegaan die als doel heeft om o.a. deze samenwerking te verbeteren. Hierbij
wordt verkend hoe een betere uitwisseling van informatie en tot een verbeterde samenwerking
kan komen binnen de bestaande kaders.
Vraag 4
Klopt het dat de zedenpolitie alleen in actie komt als de meisjes dat zelf willen?
Bent u bereid het onderzoek te faciliteren dat de mensenhandel officieren willen doen
naar andere doorpakmogelijkheden?
Antwoord 4
Nee, dat klopt niet. Zedendelicten kunnen ambtshalve worden opgespoord en vervolgd.
Het doen van een aangifte is voor de zedenpolitie niet noodzakelijk om een opsporingsonderzoek
te starten.
In de politie-eenheden wordt nu al geïnvesteerd in de samenwerking tussen de teams
AVIM, die mensenhandel zaken oppakken, en de zeden teams. Zo ook in de eenheid Amsterdam.
De teams AVIM en Zeden trekken samen op in situaties waarin niet direct duidelijk
is of sprake is van zedendelict of seksuele uitbuiting.
Vraag 5
Hoe staat het met de uitvoering van het pakket van maatregelen om klanten die seks
kopen van minderjarigen te ontmoedigen (motie-Kuik c.s., Kamerstuk 28 638, nr. 166)? Wordt een effectievere strafrechtelijke vervolging van klanten onderdeel van dat
pakket van maatregelen?
Antwoord 5
Mijn ministerie is momenteel nog in gesprek met relevante partijen om te komen tot
het in de motie gevraagde pakket aan maatregelen. Ik streef ernaar u voor de zomer
hier nader over te informeren.
Vooruitlopend hierop kan ik melden dat ik het WODC gevraagd heb om binnen een onderzoek
naar strafoplegging bij seks met minderjarigen expliciet aandacht te besteden aan
de rol van klanten. Dit onderzoek zal naar verwachting nog dit jaar van start gaan.
De afronding van het onderzoek zal 2021 zijn. Daarnaast werkt het Centrum tegen Kinderhandel
en Mensenhandel (CKM) aan een onderzoek rondom dezelfde thematiek. De verwachting
is dat afronding hiervan ook uiterlijk 2021 is. Beide onderzoeken kunnen weer nieuwe
aanknopingspunten bieden voor beleidsontwikkeling op dit vlak.
Vraag 6
Zijn eerstelijns hulpverleners, zoals genoemd in het artikel, naar uw mening voldoende
toegerust om deze kwetsbare meisjes te helpen? Deelt u de mening dat het onwenselijk
is dat soms tot wel zeven hulpverleners betrokken zijn bij dergelijke slachtoffers?
Zo nee, waarom niet?
Antwoord 6
Bij deze kwetsbare meisjes speelt vaak complexe problematiek en is specialistische
zorg nodig. Deze kan niet in alle gevallen geboden worden door eerstelijns hulpverleners.
Het is belangrijk dat deze meisjes snel geholpen worden door de juiste hulpverlener
om daarmee onnodige doorplaatsingen te voorkomen. Echter is bij seksuele uitbuiting
vaak meer tijd nodig om te bepalen wat er aan de hand is, of er sprake is van een
achterliggend trauma en wat vervolgens de passende hulpverlening is.
Om te zorgen dat er voldoende expertise is binnen de jeugdhulp over deze complexe
problematiek, heeft de commissie Azough hulpmiddelen opgesteld voor de hulpverlening
aan slachtoffers van loverboys. Deze hulpmiddelen bieden praktisch advies voor een
betere signalering en registratie van (vermoedelijke) slachtoffers, en goede opvang
en behandeling. In hoeverre deze hulpmiddelen door professionals worden toegepast
is niet bekend.
Vraag 7
Bent u van mening dat adequaat gebruik wordt gemaakt door gemeenten van landelijke
specialistische zorgvoorzieningen voor deze complexe doelgroep? Hoeveel van dergelijke
slachtoffers zijn er in het afgelopen jaar adequaat doorverwezen naar dergelijke specialistische
zorgvoorzieningen?
Antwoord 7
Voor slachtoffers van seksuele uitbuiting kunnen gemeenten specialistische hulp inkopen
bij drie instellingen via een landelijk raamcontract bij de VNG. Gemeenten weten deze
landelijke voorziening te vinden en maken hier gebruik van. Er zijn geen cijfers bekend
over het aantal slachtoffers dat naar deze zorgvoorzieningen is doorverwezen. Daarnaast
verwijzen gemeenten deze doelgroep ook door naar lokale of regionale jeugdhulpinstellingen
die specifiek aanbod hebben voor minderjarige slachtoffers van loverboys. Deze specialistische
hulp zouden gemeenten goed samen, regionaal kunnen organiseren. Zoals in «Perspectief
voor je jeugd»2 als belangrijke opgave voor de organisatie van specialistische jeugdhulp is beschreven.
Vraag 8
Deelt u de mening dat de genoemde problematiek de mogelijkheden van gemeenten overstijgen?
Heeft u deze gemeenten in beeld, zodat er bijvoorbeeld gewerkt kan worden aan innovatieve
oplossingen en het delen van best practices? Op welke wijze kunnen gemeenten een beroep
doen op hulp, expertise en de opsporingsdiensten om deze toenemende problematiek het
hoofd te bieden?
Antwoord 8
Ja, ik deel de mening dat de genoemde problematiek de mogelijkheden van de gemeenten
overstijgt, maar het is ook niet de bedoeling dat gemeenten deze problematiek alleen
oplossen. Voor dergelijke complexe problematiek is een gedegen integrale aanpak nodig.
Sommige gemeenten zijn al langer aan de slag met de gemeentelijke aanpak van mensenhandel
dan andere en er zijn vanzelfsprekend verschillen tussen gemeenten, afhankelijk van
de lokale situatie. De projectleiders die met subsidie van het Rijk zijn aangesteld
bij de VNG en CoMensha ondersteunen zowel gemeenten die net beginnen met het opzetten
van hun beleid, als gemeenten die al langer aan de slag zijn. Ook is het van belang
de gemeenten te faciliteren bij het uitwisselen van ervaringen en best practices.
De VNG heeft daarom een afgesloten online forum opgezet, waar gemeenten aan elkaar
vragen kunnen stellen en best practices kunnen delen. Daarnaast organiseert de VNG
samen met het Ministerie van Justitie en Veiligheid dit najaar een bestuurlijk overleg
met de burgemeesters die in hun regio mensenhandel in de portefeuille hebben. Daar
zal worden besproken hoe de portefeuillehouders structureel met elkaar in contact
kunnen blijven om in iedere regio de gemeentelijke aanpak van mensenhandel vorm te
geven. Ten slotte zal de VNG na de zomer handvatten opleveren die voor gemeenten een
kompas kunnen zijn voor het opzetten en verder ontwikkelen van hun mensenhandelbeleid.
Voor de samenwerking tussen zorg en politie en justitie is een handreiking ontwikkeld.
Daarnaast stelde het Nederlands Jeugdinstituut (NJi) een checklist op voor gemeenten,
waarmee zij kunnen nagaan of hun beleid voor de aanpak van loverboyproblematiek op
orde is.
Vraag 9
Op welke manier kijkt u hoe voorlichting op een specifieke groep toegespitst kan worden?
Antwoord 9
Zeer recent is vanuit het programma Samen tegen Mensenhandel een Platform Communicatie
gestart met daarin vertegenwoordiging vanuit verschillende ministeries, opsporingsdiensten,
gemeenten en NGO’s. Een deel van de deelnemende organisaties richten zich daarbij
op specifieke vormen van mensenhandel en/of specifieke doelgroepen van slachtoffers
van mensenhandel. Het doel van het platform is om elkaar te informeren over lopende
en startende bewustwordingsactiviteiten en om te bezien hoe voorlichtingsactiviteiten
beter op elkaar aangesloten kunnen worden.
Daarnaast is door CoMensha, in het kader van het programma Samen tegen mensenhandel
de Mensenhandel Academy ontwikkeld. Dit betreft een overzicht van het gehele opleidingsaanbod
op het gebied van signalering van mensenhandel. Op deze manier kunnen verschillende
professionals eenvoudiger het voor hen relevante opleidingsmateriaal vinden. Tevens
zullen hier gratis e-learning modules beschikbaar komen, die bijvoorbeeld kunnen worden
gebruikt als lesmateriaal in diverse onderwijsmodules. Daarmee voorkomen we ook dat
er onnodig nieuwe opleidingen worden ontwikkeld.
Vraag 10
Gaat u actie ondernemen ten aanzien van hotels die nauwelijks handelen wanneer zij
vermoedens hebben van seksuele uitbuiting van minderjarige meisjes? Welke verantwoordelijkheid
vindt u dat hotels hebben?
Antwoord 10
Er zijn de afgelopen jaren reeds diverse initiatieven geweest om uitbuiting in de
hotelsector tegen te gaan. Daarbij lag de focus op illegale prostitutie en seksuele
uitbuiting. CoMensha heeft in juni 2018 samen met FairWork het initiatief genomen
om opnieuw met de hotelsector aan de slag te gaan, waarbij deze keer de krachten worden
gebundeld vanuit verschillende disciplines. Samenwerking tussen publieke en private
partijen is hierbij essentieel. Hiertoe is een werkgroep opgericht bestaande uit de
Inspectie SZW, Defence for Children-ECPAT, het Functioneel Parket, FairWork en CoMensha.
Alle deelnemers aan deze werkgroep verzamelen eigen informatie en signalen over uitbuiting
in de hotelsector en hebben daarbij ook het Expertisecentrum Mensenhandel en Mensensmokkel
(EMM)gevraagd om hen inzicht te geven in de aard en omvang van geregistreerde signalen
van uitbuiting (zowel seksuele- als arbeidsuitbuiting) in de hotelbranche.
Deze informatiepositie moet leiden tot een stappenplan voor het voorkomen van alle
vormen van mensenhandel in de gehele hotelketen (ook bijvoorbeeld leveranciers) die
gericht is aan hoteldirecties en leidinggevenden. In dit kader hebben gesprekken plaatsgevonden
met de directie van Koninklijke Horeca Nederland, om haar bondgenoot te maken van
het project.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A. Broekers-Knol, staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.