Mededeling (uitstel antwoord) : Uitstel beantwoording vragen van het lid Van Dam over het bericht ‘Politie stelt onderzoek in naar misstanden binnen Landelijke Eenheid’
Vragen van het lid Van Dam (CDA) aan de Minister van Justitie en Veiligheid over het bericht «Politie stelt onderzoek in naar misstanden binnen Landelijke Eenheid» (ingezonden 28 april 2020).
Mededeling van Minister Grapperhaus (Justitie en Veiligheid) (ontvangen 25 mei 2020).
Vraag 1
Bent u bekend met het artikel «Politie stelt onderzoek in naar misstanden binnen Landelijke
Eenheid»?1
Vraag 2
Kunt u bevestigen dat er een onderzoek is gestart en dat dit onderzoek wordt uitgevoerd
door de afdeling Veiligheid, Integriteit en Klachten (VIK) van de eenheid Oost-Nederland
en door de Inspectie Justitie en Veiligheid? Wat zijn de (afzonderlijke) onderzoeksopdrachten?
Wat is de termijn waarbinnen het onderzoek moet zijn afgerond en in welke mate gaat
dit vertraging oplopen door de huidige coronacrisis? Waarom is de afdeling VIK van
de eenheid Oost-Nederland hiervoor ingezet?
Vraag 3
Waarom is er niet voor gekozen om – zoals politiebonden ACP en NPB in eerste instantie
wilden – een extern onafhankelijk onderzoek te laten plaatsvinden? Denkt u niet dat
de omvangrijkheid van de problematiek, in combinatie met de kennelijke vertrouwenscrisis
tussen medewerkers en leidinggevenden, daartoe aanleiding had gegeven?
Vraag 4
Kunt u een overzicht geven (geen inhoudelijke informatie) van het aantal tuchtzaken,
disciplinaire onderzoeken en strafzaken dat thans loopt binnen de Landelijke Eenheid,
uitgesplitst per dienst? Kunt u daarbij aangeven wat de startdatum is en wat de (verwachte)
einddatum is van elk onderzoek? Kunt u aangeven welke organisatie (VIK, Rijksrecherche)
het onderzoek uitvoert?
Vraag 5
Hoeveel medewerkers van de Landelijke Eenheid zitten op dit moment thuis, in het kader
van een schorsing of in het kader van een buitenfunctiestelling? Kunt u dit uitsplitsen
per dienstonderdeel? Kunt u per huidig geval aangeven wanneer de buitenfunctiestelling
en/of schorsing gestart is?
Vraag 6
Klopt het dat in een aantal gevallen de duur van de schorsing (al dan niet in combinatie
met buitenfunctiestelling) soms langer dan 1,5 à 2 jaar duurt? Hoe verhoudt zich dit
tot artikel 84, derde lid, van het Besluit algemene rechtspositie politie (Barp) waarin
bepaald wordt dat de duur van een schorsing maximaal zes maanden is, bij zwaarwegende
belangen te verlengen met telkens maximaal zes maanden? Van wat voor «zwaarwegende
belangen» is sprake bij een herhaalde verlenging? Op welke wijze wordt de proportionaliteit
van deze maatregel bewaakt? Is dit aan de direct leidinggevende van betrokkene, aan
de eenheidsleiding of is er binnen het korps een centraal mechanisme dat hier een
toetsende rol in heeft? Is er beleid ten aanzien de toepassing van artikel 84 Barp
of wordt dit telkens in het individuele geval bepaald?
Vraag 7
Bent u bekend met het «Protocol: onderzoek in disciplinaire zaken politie» uit 2018?
Kan uit paragraaf 3.2.3 van dit protocol afgeleid worden dat de standaardtermijn van
een disciplinair onderzoek intentioneel acht weken bedraagt? Waarom duren veel disciplinaire
onderzoeken – zeker binnen de Landelijke Eenheid – veel langer dan acht weken?
Vraag 8
Op welke wijze is binnen de Landelijke Eenheid de afdeling VIK ingebed in de organisatie?
Welk lid van de eenheidsleiding of van de diensthoofden stuurt de afdeling VIK aan?
Is geborgd dat de afdeling VIK in onafhankelijkheid – ook ten opzichte van de diensthoofden
– onderzoek kan doen? Klopt het dat diensthoofden die ontevreden zijn over de uitkomst
van een VIK-onderzoek zelf nadere aanwijzingen kunnen geven over het vervolg van een
onderzoek of buiten het VIK-onderzoek om zelf nader onderzoek kunnen verrichten?
Vraag 9
Hebben de medewerkers van de afdeling VIK een specifieke opleiding voor hun werkzaamheden
genoten? Is er aan de Politieacademie een leergang voor VIK-medewerkers? Welke «opsporingsmethoden»
gebruikt de afdeling VIK van de Landelijke Eenheid? Zijn deze methoden vastgelegd
en wordt de naleving daarvan getoetst en door wie? In hoeverre passen deze methoden
in een arbeidsrechtelijk onderzoek wat een disciplinair onderzoek de facto is? Wordt
er informatie uitgewisseld door de politie – vanuit disciplinaire onderzoeken zonder
strafrechtcomponent – naar het openbaar ministerie (OM)? Hoe verhoudt zich dit tot
de rechtszekerheid van politiemensen?
Vraag 10
Kunt u uiteenzetten op welke wijze afstemming en overleg plaatsvindt tussen het OM
en de leiding van de Landelijke Eenheid inzake de keuzes en de routering van disciplinaire
dan wel strafrechtelijke onderzoeken? Is er frequent sprake van overleg tussen het
Landelijk Parket en de afdeling VIK van de Landelijke Eenheid? Wie bepaalt op welke
wijze onderzoeken worden opgepakt? Worden er afspraken gemaakt tussen het OM en de
politie over hoe zaken worden afgedaan, bijvoorbeeld door een forse tuchtrechtelijke
afhandeling als voorwaarde te stellen voor een sepot van de strafzaak?
Vraag 11
Zijn er landelijk afspraken over de wijze waarop het OM en de politie samenwerken
als het gaat om de afhandeling van disciplinaire onderzoeken en strafzaken tegen medewerkers
van de politie? Staat deze werkwijze op papier? Hoe is die tot stand gekomen? In hoeverre
krijgen politiemensen te maken met diverse trajecten rondom hun functioneren en optreden?
Hoe verhoudt zich dit tot de rechtszekerheid van politiemensen?
Vraag 12
Bent u bekend met een onderzoek binnen de Landelijke Eenheid waarin het OM weigerde
om een financieel onderzoek in Spanje te laten verrichten (naar aangenomen mag worden
in het kader van een strafrechtelijk onderzoek) waarna de dienstleiding dit onderzoek
alsnog op eigen titel heeft laten uitvoeren? Is dit onderzoek door de afdeling VIK
verricht? Kunt u uitleggen welke juridische basis u ziet om in het kader van een disciplinair
onderzoek een (financieel) onderzoek door de Spaanse autoriteiten te laten uitvoeren?
Waarom is deze medewerker al meer dan twee jaar buiten functie gesteld terwijl het
onderzoek naar hem al lang is afgerond? Is hier nog sprake van een onbevangen opstelling
aan de zijde van de leiding van de Landelijke Eenheid?
Vraag 13
Heeft u enig besef wat een schorsing of buitenfunctiestelling voor politiemensen en
hun directe omgeving betekent? Kunt u zich voorstellen in welk sociaal isolement betrokkenen
terecht komen, wat de psychische belasting is van dat isolement in combinatie met
langdurige, bijtende onzekerheid, zeker als een schorsing of buitenfunctiestelling
wordt gecombineerd met een spreek- en/of contactverbod, opgelegd aan betrokkene of
aan de medewerkers van de dienst of afdeling waar betrokkene werkzaam was? Deelt u
de opvatting dat langdurige schorsingen en/of buitenfunctiestellingen zoveel mogelijk
voorkomen moeten worden en dat beter actief gezocht kan worden naar een tijdelijke
andere werkplek voor betrokkene? Is hier landelijk beleid voor?
Vraag 14
Welke begeleiding krijgen politiemedewerkers die geschorst worden of die buiten functie
worden gesteld? Is er persoonlijke, menselijke aandacht voor deze medewerkers? Hoe
wordt die georganiseerd naast het onderzoek dat plaatsvindt? Kunt u deze vraag ook
specifiek beantwoorden voor de Landelijke Eenheid?
Mededeling
Hierbij deel ik u mede dat de schriftelijke vragen van het lid Van Dam (CDA), van
uw Kamer aan de Minister van Justitie en Veiligheid over het bericht «Politie stelt
onderzoek in naar misstanden binnen Landelijke Eenheid». (ingezonden 28 april 2020)
niet binnen de gebruikelijke termijn kunnen worden beantwoord, aangezien nog niet
alle benodigde informatie is ontvangen.
Ik streef ernaar de vragen zo spoedig mogelijk te beantwoorden.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
F.B.J. Grapperhaus, minister van Justitie en Veiligheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.