Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over o.a. COVID-19 en mogelijke relatie met dieren (Kamerstuk 28286/25295-1088)
2020D19801 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Binnen de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit hebben de onderstaande
                  fracties de behoefte vragen en opmerkingen voor te leggen aan de Minister van Landbouw,
                  Natuur en Voedselkwaliteit over COVID-19 en de mogelijke relatie met dieren en over
                  de gevolgen van COVID-19-crisis op land-, tuinbouw- en visserijsectoren (Kamerstukken
                  28 286 en 25 295, nr. 1088)
               
De voorzitter van de commissie, Kuiken
De adjunct-griffier van de commissie, De Leau-Kolkman
Inhoudsopgave
blz.
                         
                         
                         
I
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
2
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
2
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
0
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
0
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
0
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie
0
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
0
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie
0
Vragen en opmerkingen van de leden van de ChristenUnie-fractie
0
Vragen en opmerkingen van de leden van de Partij voor de Dieren-fractie
0
Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie
0
                         
                         
                         
II
Antwoord / Reactie van de Minister
0
                         
                         
                         
III
Volledige agenda
0
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
               
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de brieven rond de mogelijke
                  relatie van COVID-19 met dieren en de gevolgen van de COVID-19 crisis op de land-,
                  tuinbouw- en visserijsectoren. Deze leden hebben zorgen over de ontwikkelingen rond
                  het SARS-CoV-2-virus en (huis)dieren. Zij hebben hierover nog enkele vragen en opmerkingen.
                  Voorafgaand aan de inbreng constateren zij dat er sinds de brief van 19 mei, 23.36 uur
                  (2020D19388), weer een nieuwe, zorgelijke ontwikkeling is. Zij hebben inmiddels een verzoek gedaan
                  tot het houden van een technische briefing. Vooruitlopend op deze briefing hebben
                  zij ook op dit punt al enkele vragen.
               
Brief COVID-19 en mogelijke relatie met dieren
De leden van de VVD-fractie willen hun waardering uitspreken voor de flexibiliteit
                  en de grote bereidheid van de verschillende partijen in het veterinaire veld om samen
                  de impact van COVID-19 op de Nederlandse samenleving zo klein mogelijk te maken.
               
De leden van de VVD-fractie lezen in de brief dat er geen aanwijzingen zijn dat dieren
                  een rol spelen in de verspreiding van COVID-19. Deze leden begrijpen dat er nog onvoldoende
                  kennis is over het virus en de wijze waarop verspreiding plaatsvindt. Kan de Minister
                  aangeven op basis van welke wetenschappelijke onderbouwde informatie deze stelling
                  is ingenomen? Zij vragen dit gezien de gerapporteerde bevindingen in dezen en de ontwikkelingen
                  van de laatste weken. Zij vragen de Minister om een uitgebreide toelichting.
               
De leden van de VVD-fractie lezen over een aantal besmette dieren wereldwijd en enkele
                  meldingen van zieke huisdieren uit gezinnen waar vermoedelijk het SARS-CoV-2 virus
                  circuleert in Nederland. Deze leden vragen of de zieke huisdieren waarover gesproken
                  wordt in de bijlage bij de brief (Kamerstuk 28 286, nr. 1088) getest zijn. Indien deze niet getest zijn, waarom zijn ze dat niet? Deelt de Minister
                  de mening dat het bij de onzekerheid die er rondom dit virus heerst van belang is
                  om zo veel mogelijk onderzoek te doen en dat testen daarvoor een belangrijk onderdeel
                  is? Zo nee, waarom niet, temeer omdat het Deskundigenberaad Zoönosen (DB-Z) aangeeft
                  dat er te weinig publicaties zijn en er beperkt onderzoek is gedaan?
               
De leden van de VVD-fractie vragen welke onderzoeken er momenteel lopen naar de mogelijke
                  relatie tussen COVID-19 met dieren en de mogelijke relatie tussen luchtkwaliteit,
                  veehouderij en COVID-19 en wanneer de uitkomsten van deze onderzoeken worden verwacht.
                  Naar welke dieren heeft het DB-Z inmiddels onderzoek gedaan, inclusief de diersoorten
                  zoals in de bijlage beschreven? Waarom is er specifiek voor deze dieren gekozen? Welke
                  conclusies zijn er getrokken? Bij welke diersoorten is de kans op overdragen van het
                  virus verwaarloosbaar en bij welke diersoorten is deze wel aanwezig?
               
De leden van de VVD-fractie vragen een overzicht van het aantal meldingen door (huis)dierartsen
                  of andere erfbetreders van verdenkingen van COVID-19. De leden vragen naar het aantal
                  vragen om advies en daadwerkelijke aantal besmettingen (positief getest of aanwezigheid
                  antistoffen). Zij ontvangen graag een uitsplitsing per diersoort.
               
Brief over de infectie van nertsen met SARS-CoV-2
De leden van de VVD-fractie zijn geschrokken van de vaststelling van een besmetting
                  met het SARS-CoV-2 virus op een tweetal nertsenbedrijven. Deze leden leven mee met
                  de nertsenhouders, hun gezinnen en de medewerkers. Zij achten het verstandig dat de
                  regering heeft besloten over te gaan tot een meldplicht voor nertsenhouders, dierenartsen
                  en voor personen in onderzoeksinstellingen voor verschijnselen van besmetting met
                  SARS-CoV-2 op nertsenbedrijven. Wat is het aantal meldingen als gevolg van deze meldplicht?
               
Brief update corona bij dieren
De leden van de VVD-fractie lezen in de brief van 15 mei dat de Minister van Landbouw,
                  Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) dierenartsen heeft gevraagd verdenkingen van het
                  SARS-CoV-2-virus bij dieren (waaronder ook huisdieren) door te geven aan de Nederlandse
                  Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA). De leden lezen dat de NVWA de meldingen zal beoordelen.
                  Zij hebben hierover de volgende vragen. Hoeveel meldingen van verdenkingen van COVID-19
                  hebben er sinds 27 februari (eerste geteste menselijke besmetting in Nederland) plaatsgevonden
                  en bij welke dieren? Welke beoordelingen door de NVWA hebben hierbij plaatsgevonden
                  en wat was de uitkomst? Hoe vaak heeft er vervolgonderzoek plaatsgevonden en bij welke
                  dieren?
               
De leden van de VVD-fractie lezen over commerciële aanbieders van COVID-19 testen
                  bij dieren. Voldoen deze testen aan de eisen die hieraan gesteld worden, zodat een
                  uitkomst ook betrouwbaar is? Hoeveel testuitslagen van deze commerciële aanbiedingen
                  heeft de NVWA ontvangen? Bij welke dieren zijn deze tests afgenomen en wat was de
                  uitslag?
               
De leden van de VVD-fractie lezen over de verschillende besmettingen van nertsen,
                  katten en een hond in Nederland. Deze leden vragen op welke manier nertsen en andere
                  marterachtigen COVID-19 kunnen overdragen en op welke manier dit verschilt van de
                  manier waarop het SARS-CoV-2-virus van mens op mens wordt overgedragen.
               
De leden van de VVD-fractie lezen dat de Minister onderscheid maakt tussen een meldplicht
                  en het verzoek om mogelijke besmettingen door te geven. De meldplicht geldt voor nertsen
                  en het verzoek geldt voor overige diersoorten. Deze leden zijn hierover bezorgd. Een
                  verzoek om mogelijke besmettingen door te geven is vrijblijvend en geeft ruimte om
                  bewust of onbewust mogelijke besmettingen niet door te geven. Kan de Minister aangeven
                  waarom zij het verantwoord vindt om alleen bij nertsenhouders over te gaan tot een
                  meldplicht? Zoals ook aangegeven in de brief «Infectie van nertsen met SARS-CoV-2»
                  (2020D16080) maakt de meldplicht bij nertsen het mogelijk om meer onderzoek te doen en meer epidemiologische
                  kennis te vergaren over de relatie tussen dieren en COVID-19 en de verspreiding daarvan.
                  De Minister schreef in de brieven van 22 april (Kamerstuk 28 286, nr. 1088) en 26 april (2020D16080) dat een algehele meldplicht niet nodig is en dat andere dieren in de veehouderij
                  niet gevoelig lijken voor SARS-CoV-2. Deze leden wijzen de Minister op de aanwezigheid
                  van het SARS-CoV-2-virus bij dieren buiten de veehouderij en benadrukken dat het inzichtelijk
                  maken van de verspreiding van het virus, zowel onder mensen als onder dieren, cruciaal
                  is voor de bestrijding daarvan. Is de Minister het met deze leden eens dat (tijdig)
                  testen een belangrijke voorwaarde is om de kennis en informatie over COVID-19 bij
                  (huis)dieren te vergroten? Zo nee, kan de Minister hierop een uitgebreide toelichting
                  geven?
               
De leden van de VVD-fractie zien de meldplicht voor nertsenhouders als een belangrijke
                  en goede eerste stap. Deze leden verzoeken de regering echter ook een meldplicht in
                  te voeren voor alle (huis)dierartsen en laboratoria. Is zij bereid het wettelijk kader
                  hiervoor voor te bereiden? Zo nee, waarom niet?
               
Brief stand van zaken onderzoek COVID-19 naar nertsenbedrijven
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de brief van 19 mei 2020 over
                  de stand van zaken van het onderzoek COVID-19 naar nertsenbedrijven. Over deze brief
                  hebben deze leden op dit moment enkele prangende vragen. Zij lezen in de brief dat
                  het belangrijk is om de rol van katten bij potentiele virusoverdracht tussen bedrijven
                  verder te onderzoeken. Hiermee lijkt het onderzoek beperkt te worden tot bedrijven
                  waar katten verblijven (de zogenaamde boerderijkatten). Waarom worden de katten in
                  andere situaties niet betrokken bij dit onderzoek? Waarom worden andere huisdieren
                  (zoals bijvoorbeeld honden of cavia’s) niet betrokken bij dit onderzoek? Deze leden
                  vragen of er (internationaal) onderzoek bekend is of katten en of andere huisdieren
                  subklinisch COVID-19 kunnen doormaken. Zo ja, kan de Minister dit toelichten? Zo nee,
                  wordt dit verder onderzocht? Deze leden vragen ook hoeveel locaties (nertsenhouderijen)
                  verplicht worden gescreend op COVID-19. Wordt voor deze screening extra capaciteit
                  ingezet zodat de doorlooptijd beperkt blijft? Wat is de verwachte doorlooptijd van
                  deze screening?
               
Brief over de gevolgen van COVID-19-crisis op land-, tuinbouw- en visserijsectoren
De leden van de VVD-fractie juichen de tijdelijke verruiming van de Borgstelling MKB-landbouwkredieten
                  toe. Deze leden vragen hoeveel ondernemers tot op heden gebruik hebben gemaakt van
                  de (kortlopende kredieten in de) regeling Borgstelling MKB-landbouwkredieten en voor
                  welk bedrag ondernemers hebben geleend. Welke afspraken zijn er gemaakt voor het terugbetalen
                  van de kredieten? Wanneer moet daarmee worden begonnen en is er voor ondernemers nog
                  de mogelijkheid om, afhankelijk van de situatie, enige uitstel te krijgen? Deze leden
                  ontvangen signalen dat de looptijd van kortlopende kredieten (BL-C) onder de regeling
                  Borgstelling MKB-landbouwkredieten voor een aantal bedrijven te kort is. Herkent de
                  Minister deze signalen? Zo ja, is zij bereid om met de Minister van Economische Zaken
                  en Klimaat in overleg te treden om te kijken of de looptijd van kortlopende kredieten
                  (BL-C) onder de regeling Borgstelling MKB-landbouwkredieten verlengd kan worden? Zo
                  nee, is zij bereid de komende maand signalen en ervaringen uit de praktijk met de
                  Kamer te delen?
               
De leden van de VVD-fractie zijn blij dat de Minister het initiatief heeft genomen
                  om onze boeren tegemoet te komen met een voorschotbetaling uit het Gemeenschappelijk
                  Landbouwbeleid (GLB). Deze leden betreuren de houding van de Europese Commissie in
                  dezen. Kan de Minister aangeven waarom de Europese Commissie vasthoudt aan de datum
                  van 16 oktober 2020 voor het uitbetalen van de directe betalingen? Kan de Minister
                  aangeven wanneer de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) over kan gaan tot
                  de voorschotbetaling? Deze leden hebben bij het schriftelijk overleg over de videoconferentie
                  van de EU Landbouw- en Visserijministers op 13 mei 2020 ook een aantal vragen gesteld
                  over de voorschotbetaling. Wanneer kan de Kamer de antwoorden tegemoet zien?
               
De leden van de VVD-fractie delen de mening dat het pakket aan maatregelen op EU-niveau
                  nog niet compleet is. Deze leden herkennen de constatering dat de bestaande nationale
                  noodmaatregelen zoals bijvoorbeeld de Noodfonds Overbrugging Werkgelegenheid (NOW)
                  niet altijd voldoende toereikend zijn. Zij zijn positief over de bestaande tegemoetkomingen
                  in de sierteelt, voedingstuinbouw en fritesaardappelen. Zij willen benadrukken dat
                  er meer sectoren binnen de agrofoodsector zwaar zijn geraakt en dat ook voor hen de
                  NOW of andere genomen maatregelen rond COVID-19 niet voldoende toereikend zijn. Zij
                  zien op dit moment vooral in dierlijke sectoren grote problemen en nog geen tot weinig
                  oplossingsgerichte maatregelen. Zij maken zich grote zorgen om de verschillende sectoren
                  zoals de (melk)veehouderij, de kalversector, de eendensector, de pluimveesector, de
                  paardensector, de nertsenhouderijen. Zij verzoeken de Minister om ook voor de dierlijke
                  sectoren toe te zien op (financiële) maatregelen en maatwerk in zowel nationaal als
                  Europees verband. Welke stappen heeft de regering in Europees en nationaal verband
                  gezet om te komen tot een (financiële) oplossing en maatwerk voor de verschillende
                  sectoren en welke stappen is de regering voornemens nog te gaan zetten om ook andere
                  zwaar geraakte sectoren in de agrofoodsector te helpen de COVID-19-crisis te overleven?
                  Deze leden wachten de beantwoording van deze en eerder gestelde vragen tijdens het
                  schriftelijk overleg over de videoconferentie van de EU Landbouw- en Visserijministers
                  op 13 mei 2020 over dit onderwerp, af. Zij willen benadrukken dat hun zorgen over
                  agrarische ondernemers in de deze sectoren groot zijn.
               
De leden van de VVD-fractie lezen over toezicht door de NVWA en vragen op welk vlak
                  de NVWA niet dezelfde (mate van) controle kan uitvoeren in vergelijking met de periode
                  voor COVID-19. In welke sectoren en binnen welke divisies heeft het toezicht stilgelegen?
                  Wat zijn de gevolgen geweest voor de sectoren en op welke manier is de Minister met
                  de sectoren in gesprek (gegaan) om te komen tot mogelijke oplossingen?
               
Met betrekking tot de gevolgen van de coronacrisis op de visserij- en aquacultuur-sector
                  ondersteunen de leden van de VVD-fractie de maatregelen die de Minister genomen heeft
                  om vissers die noodgedwongen aan de wal moeten blijven, tegemoet te komen. Hoeveel
                  vissers hebben tot dusver een aanvraag ingediend voor een tegemoetkoming? Klopt het
                  dat als gevolg van Europese bepalingen bij de aanvraag van tegemoetkomingen de eis
                  is gesteld dat deze aanvraag in de laatste week van de vijf stilligweken ingediend
                  moet worden? Zo ja, is de Minister bekend met situaties waarin vissers als gevolg
                  van deze eis een week vergoeding zijn misgelopen? Welke verwachtingen zijn er ten
                  aanzien van de termijn van toekenning en uitbetaling van de tegemoetkoming?
               
Met betrekking tot de steunmaatregelen voor de tuinbouwsector vragen de leden van
                  de VVD-fractie naar de eerste ervaringen van ondernemers met de indiening en toekenning
                  van aanvragen. Hoe ervaren indieners tot dusver het proces van het onderbouwen van
                  de gemelde omzetderving? Zijn er tot dusver bepaalde vragen of problemen waar ondernemers
                  in dit proces met regelmaat tegen aanlopen? Zo ja, welke zijn dit? Bestaat hierbij
                  een verschil tussen ondernemers met een relatief grotere en kleinere omzet? Zo ja,
                  welke specifieke problemen ervaren ondernemers met een relatief grote omzet (en daarmee
                  een relatief groot omzetverlies)? In hoeverre bestaat er onduidelijkheid over de precieze
                  definities en voorwaarden gehanteerd in de regeling? Op welke wijze worden deze onduidelijkheden
                  weggenomen? Hoeveel aanvragen voor een tegemoetkoming zijn tot dusver ingediend en
                  is aan te geven wat de gemiddelde gemelde omzetderving per bedrijf is? Kan de Minister
                  aangeven hoeveel van het voor de regeling geraamde bedrag op basis van de tot dusver
                  ingediende aanvragen uitgekeerd zal worden? Wordt er gesproken met de sector over
                  vervolgstappen of eventuele aanpassingen aan de regeling?
               
Daarnaast geldt voor zowel de tuinbouw als de visserij dat een belangrijke voorwaarde
                  voor herstel van de omzet in de betrokken sectoren is dat het internationale goederenverkeer
                  en de internationale handelsstromen zo snel mogelijk weer op gang komen. In dit verband
                  is het zorgelijk dat een recente enquête van NLinBusiness aantoont dat ruim 60% van
                  de internationaal opererende ondernemers groeiende handelsbarrières ervaart. De leden
                  van de VVD-fractie vragen om deze reden op welke wijze wordt gewerkt aan een inventarisatie
                  van deze ervaren barrières onder met name ondernemers in de tuinbouw en op welke wijze
                  wordt gehandeld om deze barrières weg te nemen.
               
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
De leden van de PVV-fractie vinden het goed dat de regering noodlijdende sectoren
                  steunt in deze tijden van crisis, zodat zij niet door de coronacrisis het loodje leggen.
                  Deze leden hebben de volgende vragen. Nu vooral de export stilvalt zal Nederland van
                  de landen in de Europese Unie (EU) relatief het hardst worden geraakt. Hoeveel geld
                  gaat er meer naar de agrarische sector vanuit de EU vanwege de coronacrisis? Kan de
                  Minister toelichten of Nederland een «fair share» krijgt? Kan de Kamer worden geïnformeerd
                  over de extra EU-landbouwsteun per land als gevolg van de coronacrisis? Is er zicht
                  op hervatting van de export van bloemen en planten? Is de Minister in overleg met
                  haar EU-collega's om de export snel weer op peil te brengen? Hoe staat het met de
                  veiligheid in de vleesverwerkende sector nu er in Duitsland groot besmettingsgevaar
                  is gebleken?
               
De leden van de PVV-fractie hebben een noodoproep gekregen dat de situatie in de nertsenhouderij
                     kritiek is en dat deze sector vooralsnog niet kan rekenen op enige steun.
                  
Is de Minister zich van de situatie bewust dat vanwege de coronacrisis de verkoop
                     van pelzen vrijwel volledig is stilgevallen en dat een voerleverancier heeft aangekondigd
                     te stoppen met het leveren van voer? Wat gaat de Minister ondernemen om deze zwaar
                     getroffen sector te steunen? Is de Minister bereid om de ambitie van het uitfaseren
                     van de nertsenhouderij in Nederland te bespoedigen nu blijkt dat nertsen het coronavirus
                     kunnen overdragen? Welke problemen ziet de Minister bij een eventueel snellere afbouw
                     van de overgebleven nertsenhouders? Is de Minister van mening dat de nertsenhouders
                     de afgelopen jaren goed begeleid zijn bij het staken van de ondernemingen en/of in
                     een eventuele doorstart in een andere sector?
                  
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
Stand van zaken onderzoek COVID-19 naar nertsenbedrijven
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de regering over
                  de stand van zaken onderzoek COVID-19 naar nertsenbedrijven en hebben hierover nog
                  vragen.
               
De leden van de CDA-fractie lezen dat het aannemelijk is dat één medewerker van een
                  besmet nertsenbedrijf door nertsen is besmet met COVID-19. Zij vragen de Minister
                  of er ook informatie beschikbaar is over op welke wijze deze medewerker door de nertsen
                  is besmet. Is het aannemelijk dat dit door fysiek contact met de nertsen is gebeurd
                  of juist door het inademen van druppeltjes in de lucht?
               
De leden van de CDA-fractie constateren dat de screening van nertsenbedrijven wordt
                  uitgebreid naar alle nertsenbedrijven in Nederland en wordt verplicht. Deze leden
                  vragen de Minister op welke termijn deze screening bij alle nertsenbedrijven in Nederland
                  kan worden uitgevoerd. Om hoeveel bedrijven gaat het in totaal en hoeveel bedrijven
                  kunnen er per dag worden gescreend? Welke mogelijkheden ziet de Minister om deze screening
                  zo veel mogelijk te versnellen en wat is daarvoor nodig?
               
De leden van de CDA-fractie lezen dat het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu
                  (RIVM) de kans dat een kat met COVID-19 een mens kan besmetten nog steeds als heel
                  klein beoordeelt en dat adviezen over de omgang met dieren ongewijzigd blijven. Deze
                  leden zijn van mening dat het van belang is om te zorgen voor goede publieksvoorlichting
                  op dit punt en dat adviezen over de omgang met dieren goed onder de aandacht van inwoners
                  moeten worden gebracht. Zij vragen de Minister in hoeverre deze adviezen op dit moment
                  actief gecommuniceerd worden en welke mogelijkheden zij ziet om de publieksvoorlichting
                  over COVID-19 en de omgang met dieren te intensiveren.
               
COVID-19 en dieren
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de regering over
                  COVID-19 en mogelijke relatie met dieren en hebben hierover nog enkele vragen. Deze
                  leden vragen de Minister in hoeverre het met zekerheid te stellen is dat de overdracht
                  van corona bij huisdieren van baas naar hond of kat is gegaan en niet andersom. Wat
                  kunnen we op dit vlak leren van buitenlandse ervaringen en in hoeverre is er op dit
                  vlak sprake van internationale samenwerking?
               
De leden van de CDA-fractie vragen de Minister ook om duidelijk te maken hoe de algemene
                  voorlichting plaatsvindt over besmetting van dieren en daarbij tevens in te gaan op
                  hoe diereigenaren met corona op de hoogte zijn gesteld van het besmettingsrisico.
                  Zijn mensen die in contact komen met coronapatiënten gewezen op besmettingsrisico
                  van mogelijk aanwezige huisdieren, zoals katten, honden en fretten? Hoe worden dierenartsen
                  geïnformeerd over de besmettingsrisico's bij huisdieren? Zijn dierenartsen verplicht
                  om bij coronaverschijnselen of positieve testen van huisdieren dit aan de overheid
                  te melden? Zo ja, op basis van welke regelgeving is dit het geval. Zo nee, waarom
                  niet?
               
De leden van de CDA-fractie vragen tevens welke informatie beschikbaar is over besmettingen
                  bij muizen en ratten. Daarnaast vragen deze leden of mopshonden gezien hun korte snuit
                  en mogelijk achterliggende ademhalingsproblemen gevoeliger zijn voor corona. Zij vragen
                  de Minister ook in te gaan op de rol die (kamer)vliegen al dan niet zouden kunnen
                  spelen bij het verspreiden van het coronavirus. Volgens de Wereldgezondheidsorganisatie
                  (WHO) zijn kamervliegen dragers van bijvoorbeeld diarreeziektes en huid- en ooginfecties.
                  Hoewel kamervliegen geen bijtende insecten zijn, kunnen zij wel indirecte overbrengers
                  van deze ziektes zijn. In hoeverre is in het kader van COVID-19 onderzoek gedaan naar
                  het indirect overbrengen van deze ziekte door vliegen en wat zijn daar de uitkomsten
                  van?
               
Gevolgen van COVID-19-crisis op land-, tuinbouw- en visserijsectoren
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de regering over
                  de gevolgen van de COVID-19-crisis op land-, tuinbouw- en visserijsectoren en hebben
                  hierover nog enkele vragen. De Minister merkt terecht op dat hoe langer de crisis
                  aanhoudt, hoe nijpender de financiële situatie voor agrarische ondernemers en vissers
                  wordt. Deze leden vragen de Minister om aan te geven in welke sectoren de financiële
                  situatie het meeste nijpend is en in welke mate de in de brief genoemde maatregelen
                  de situatie in deze sectoren zal verbeteren.
               
De leden van de CDA-fractie lezen dat de Minister ook langetermijneffecten van de
                  coronacrisis verwacht, hetgeen een grote impact kan hebben op de land- en tuinbouw.
                  Deze leden vragen de Minister toe te lichten om welke langetermijneffecten het hier
                  gaat, welke omvang de te verwachten impact daarvan op de land- en tuinbouw zou kunnen
                  hebben en waar de Minister aan denkt qua maatregelen om de negatieve langetermijnimpact
                  zo klein mogelijk te houden.
               
De leden van de CDA-fractie merken op dat de regeling voor de sierteelt en onderdelen
                  van de voedingstuinbouw en fritesaardappelen via een spoedprocedure voor goedkeuring
                  aan de Europese Commissie is voorgelegd. Zijn alle goedkeuringen door de Europese
                  Commissie voor deze regeling binnen?
               
De leden van de CDA-fractie lezen dat boeren die geen gebruik kunnen maken van de
                  maximale de-minimis ruimte een beroep kunnen doen op de tijdelijk verruimde Borgstelling
                  Landbouw (BL-C). Kan de Minister aangeven in welke gevallen boeren geen gebruik zouden
                  kunnen maken van de maximale de-minimisruimte? Om hoeveel gevallen zal dit naar verwachting
                  gaan?
               
De leden van de CDA-fractie merken op dat de Minister aangeeft dat de kalversector
                  zelf verantwoordelijk is voor het voorkomen van dierenwelzijnsproblemen en dat de
                  NVWA handhaaft indien nodig. Deze leden vragen of de Minister signalen heeft ontvangen
                  van dierenwelzijnsproblemen in deze sector en of er tot op heden gevallen zijn geweest
                  waarbij de NVWA tot handhaving heeft moeten overgaan. In de Kamerbrief van 7 mei 2020
                  geeft de Minister aan: «Ik vind het belangrijk dat eventuele steunmaatregelen voor
                  de kalfsvleessector hand in hand gaan met verbetering van het dierenwelzijn.». Deze
                  leden verwonderen zich erover dat de Minister ondanks de crisissituatie juist nu extra
                  eisen stelt aan particulier opslag van kalfsvlees, terwijl er nog geen nieuwe Europese
                  wetgeving voorligt en steunmaatregelen vanuit de EU een EU-bevoegdheid betreft. Zij
                  ontvangen graag een reactie van de Minister of zij nu voornemens is om Nederlandse
                  koppen op EU regelgeving is te plaatsen. Heeft de Minister ook zicht op de situatie
                  van de zogenoemde «vrije kalvermesters» die niet in een integratieverband zijn aangesloten?
               
De leden van de CDA-fractie gaan ervan uit dat Nederland, de Europese Commissie en
                  andere lidstaten de ontwikkelingen in de verschillende landbouwsectoren nauwgezet
                  monitoren. Kan de Minister aangeven wat de monitoring aan informatie al heeft opgeleverd?
                  Op welke wijze wordt voorkomen dat problemen in land-, tuinbouw- en visserijsectoren
                  ontstaan of verergeren?
               
De eendenhouderij in Nederland is een relatief kleine gespecialiseerde sector die
                  zwaar getroffen is vanwege de genomen overheidsmaatregelen die stillegging van de
                  horeca tot gevolg had. Medio maart heeft deze sector besloten de productie op een
                  ordentelijke manier af te bouwen. Op welke wijze denkt de Minister een toekomst voor
                  deze sector in Nederland te kunnen garanderen?
               
De leden van de CDA-fractie hebben vernomen dat de situatie met betrekking tot de
                  nertsenhouderij door de coronacrisis penibel is geworden. De internationale markt
                  is ingestort doordat kopers onder andere niet kunnen reizen en daarmee is de verkoop
                  tot stilstand gekomen. Deze leden hebben vernomen dat de overheden van Denemarken
                  en Finland hulpprogramma’s in het leven hebben geroepen voor de nertsenhouders. Is
                  de Minister dit bekend? Waaruit bestaan deze hulpprogramma’s? Wat is de Minister voornemens
                  voor de nertsenhouders in Nederland te ondernemen?
               
De leden van de CDA-fractie hebben vernomen dat verzekeraars bij afloop van bijvoorbeeld
                  een brandverzekering geen nieuwe dekking aangaan omdat een bedrijfsbezoek (inspectie)
                  vanwege corona niet plaatsvindt. Is de Minister hiervan op de hoogte? Zo ja, welke
                  actie kan de Minister hierop ondernemen?
               
De leden van de CDA-fractie horen graag van de Minister hoe de NVWA de exportcertificering
                  vorm blijft geven de komende maanden.
               
De leden van de CDA-fractie constateren dat het Wereldvoedselprogramma (WFP) van de
                  Verenigde Naties waarschuwt dat door de coronacrisis het aantal mensen in acute hongersnood
                  nagenoeg zal verdubbelen van 135 naar 260 miljoen aan het eind van dit jaar. Deze
                  leden vragen of de Minister in beeld heeft waar een dergelijk «dubbele pandemie» (na
                  corona een van honger) in de wereld ontstaan is of dreigt te ontstaan. Heeft de Minister
                  ook in beeld welke landen protectionistische maatregelen met betrekking tot voedsel
                  hebben ingesteld? Welke mogelijkheden ziet de Minister om deze dreigende dubbele crisis
                  te voorkomen? Heeft de Minister in beeld hoe overschotten van voedsel die hier ontstaan
                  kunnen worden ingezet daar op de wereld waar hongersnoden zijn? Hoe kan de kennis
                  van onze agrarische sector worden ingezet in de crisis van landen met voedseltekorten?
               
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de stukken ten
                  behoeve van het schriftelijk overleg over de mogelijke relatie van COVID-19 met dieren
                  en de gevolgen van de COVID-19-crisis op de land-, tuinbouw- en visserijsectoren op
                  20 mei 2020. Deze leden hebben nog vragen over de desbetreffende stukken.
               
De leden van de D66-fractie hebben de brief van de Minister inzake de mogelijke relatie
                  tussen corona en dieren ((Kamerstuk 28 286, nr. 1088) gelezen en hebben hier nog enkele vragen over. Deze leden lezen in de brief dat
                  de Minister erkent dat veel verschillende factoren invloed hebben op de problematiek
                  rondom zoönosen. Zo noemt de Minister de manier waarop we met wilde dieren omgaan,
                  het verlies van biodiversiteit wereldwijd en dieren in de veehouderij als factoren
                  die een rol spelen bij het verspreiden van virussen. Deze leden zijn positief dat
                  de Minister deze factoren als invloedrijk erkent. Zij constateren dat de illegale
                  internationale handel in planten en dieren immers wordt gezien als groot risico voor
                  de wereldvolksgezondheid. Zo zijn er de laatste twee decennia meerdere virusuitbraken
                  geweest die te herleiden zijn tot de handel en consumptie van wilde dieren. Voorbeelden
                  hiervan zijn SARS, MERS, ebola en het nieuwe coronavirus SARS-CoV-2. Deze leden zijn
                  van mening dat het van groot belang is dat de internationale illegale handel in planten
                  en dieren wordt gestopt om het verdere verlies van biodiversiteit te voorkomen en
                  om mogelijke verspreiding van ziektes in de toekomst te voorkomen. Daarbij is Nederland
                  een belangrijk knooppunt waar illegale handel Europa binnenkomt. Is de Minister het
                  met deze leden eens dat er zo snel mogelijk stappen moeten worden gezet om de illegale
                  internationale handel in planten en dieren te stoppen om nieuwe virusuitbraken te
                  voorkomen, zowel op nationaal als Europees niveau? Zo ja, welke stappen gaat zij zetten
                  om dit doel te bereiken?
               
De leden van de D66-fractie lezen dat China een verbod heeft ingesteld op de consumptie
                  van wilde dieren na de uitbraak van het coronavirus. Deze leden zijn van mening dat
                  dit verbod een stap in de goede richting is, maar hebben nog wel zorgen over de situatie
                  in het land. Zo blijft Traditional Chinese Medicine (TCM) buiten schot, waardoor zogenaamde
                  loopholes in de illegale handel in wilde dieren blijven bestaan, en dus ook een verhoogde
                  kans op verspreiding van zoönosen. Zij zijn niet tegen het gebruik van TCM maar wel
                  wanneer hiervoor wilde dieren worden gebruikt die de volksgezondheid en biodiversiteit
                  in gevaar brengen. Slechts zo’n 3% van TCM is van dierlijke oorsprong. Echter, deze
                  3% heeft wel grote gevolgen. Zo worden er vaak bedreigde en wilde diersoorten gedood
                  om deze te verwerken in medicijnen. De handel in deze bedreigde diersoorten is soms
                  legaal maar ook vaak illegaal. Zo is een van de meest verhandelde dieren ter wereld
                  de pangolin, het dier waar waarschijnlijk ook de oorsprong ligt van het coronavirus.
                  De Chinese overheid stelt dat zij strikte voorwaardes hanteert voor het gebruik van
                  wilde dieren zoals pangolins in TCM. Alleen farmaceutische bedrijven die erkend worden
                  door de regering mogen dit soort medicijnen verkopen om de boel zo te reguleren. Onderzoek
                  maakt echter inzichtelijk dat de grote vraag naar pangolinschubben het aanbod vele
                  malen overtreft, met als gevolg; illegale handel in dit dier. Daarbij schrijft de
                  Chinese regering soms openlijk medicijnen voor die helend zouden werken tegen het
                  coronavirus, zoals injecties die berengal bevatten. Hoewel de meeste beren op zogenaamde
                  «farms» gefokt worden, stellen natuurbeschermers dat hiermee ook een illegale handel
                  gevoed wordt. Is de Minister bereid om zich in Europees verband in te zetten voor
                  een verbod op het gebruik van wilde dieren bij TCM, zodat de kans op zoönose wordt
                  ingeperkt en het verlies van biodiversiteit wordt voorkomen? Wat wordt de inzet van
                  de Minister op Europees niveau om ervoor te zorgen dat China haar markten met wilde
                  dieren nu voorgoed sluit, zodat zij niet opnieuw opengaan zoals na SARS het geval
                  was?
               
De leden van de D66-fractie zien de risico’s van habitatverlies door ontbossing, klimaatverandering
                  en verlies van biodiversiteit als groot risico voor de volksgezondheid. Zo zijn gebieden
                  waar tropische bossen worden gekapt plekken waar infectieziekten kunnen overspringen
                  omdat mens en dier steeds dichter op elkaar leven. Kan de Minister toelichten of zij
                  de risico’s van ontbossing, klimaatverandering en verlies van biodiversiteit ook ziet
                  in relatie tot het verspreiden van virussen? Zo ja, welke acties gaat zij ondernemen
                  om deze risico’s te voorkomen?
               
De leden van de D66-fractie achten naast habitatverlies en de internationale illegale
                  handel in wilde dieren en planten ook de intensieve veehouderij een belangrijke factor
                  in het verspreiden van ziektes. Zo zijn deze leden van mening dat de Q-koortsepidemie
                  die ontstond in 2007 helaas een illustratie van dit risico was. De Q-koortsepidemie
                  groeide immers uit tot de grootste Q-koortsepidemie wereldwijd en naar schatting waren
                  er 50.000 besmettingen in Nederland. Bovendien is uit onderzoek gebleken dat mensen
                  die vandaag de dag vlakbij geitenhouderijen wonen nog steeds een verhoogde kans hebben
                  op longontsteking. Het RIVM gaat onderzoek doen naar het verband tussen het coronavirus
                  en de veehouderij. Is de Minister bereid voor alle type veehouderijen te onderzoeken
                  welke gezondheidsrisico’s zij meebrengen voor omwonenden, niet alleen betreffende
                  het coronavirus, maar ook in het algemeen? Op dit moment zijn er in Nederland steeds
                  meer pluimveehouderijen met buiten-uitloop. Deze leden zien dit als een zeer positieve
                  ontwikkeling voor het welzijn van het dier en staan hier positief tegenover. Wel vragen
                  zij zich af hoe pluimvee wordt behoed voor eventuele influenzavirussen die afkomstig
                  zijn van trekvogels. Op dit moment is de vogelinfluenza nog niet zo gevaarlijk voor
                  de mens maar dit kan in de toekomst veranderen. Deskundigen zijn namelijk bezorgd
                  dat het virus in de toekomst erfelijke informatie uitwisselt met een menselijk virus.
                  Er ontstaat dan een nieuwe variant die wel dodelijk is voor de mens. Hoe anticipeert
                  de Minister op dit soort situaties?
               
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van het feit dat op een aantal nertsenbedrijven
                  dieren en medewerkers met het coronavirus besmet zijn geraakt. Deze leden hebben de
                  Kamerbrief van 19 mei gelezen, met daarin een actuele stand van zaken. De Minister
                  geeft aan dat uit onderzoek is gebleken dat het aannemelijk is dat één medewerker
                  van een besmet nertsenbedrijf door nertsen is besmet, terwijl tot nu toe werd aangenomen
                  dat mensen dieren besmetten en niet andersom. Wat betekent dit voor de getroffen boerderijen?
                  Worden er nertsen geruimd? Zo nee, waarom niet en welke argumenten heeft de Minister
                  om deze dieren niet te ruimen? Zo ja, hoe gaat de Minister dierenwelzijn waarborgen
                  bij het ruimen? Hoe voorkomt de Minister dat er infectiehaarden ontstaan? Welke controle
                  vindt plaats om te onderzoeken of de medewerkers op nertsenbedrijven de voorzorgsmaatregelen
                  goed in acht nemen? Waarom sluit het kabinet alleen bedrijven voor bezoekers waar
                  besmettingen al zijn geconstateerd, gelet op het risico dat het virus ook subklinisch
                  kan voorkomen (ziek zonder symptomen)? Wat betekent dit voor onze huisdieren, gezien
                  ook fretten en konijnen vatbaar zouden zijn voor het coronavirus? D66 heeft in 2018
                  een motie ingediend over het chippen van katten (Kamerstuk 28 286, nr. 958). Gaat deze aangenomen motie nu versneld worden uitgevoerd? Gaat de Minister een
                  landelijke chipplicht van katten invoeren? Het RIVM oordeelt dat het risico op blootstelling
                  van mensen aan het virus buiten de stal nog steeds verwaarloosbaar is en door deze
                  nieuwe onderzoeksresultaten niet is veranderd. Op basis van welke gegevens komt het
                  RIVM tot deze conclusie? Daarnaast wordt de nertsenhouderij per 2024 verboden. Wordt
                  overwogen om dit verbod naar voren te halen?
               
De leden van de D66-fractie vragen aandacht voor de boeren op de Waddeneilanden. Deze
                  ondernemers zijn gericht op multifunctionele landbouw, waarbij ze volledig afhankelijk
                  zijn van de inkomsten uit het toerisme. Deze leden hebben signalen ontvangen dat deze
                  boeren het water aan de lippen staat en vragen de Minister wat zij gaat doen om deze
                  boeren te helpen.
               
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie
De leden van de GroenLinks-fractie hebben met grote zorg kennisgenomen van de Kamerbrieven
                  over COVID-19 en de relatie met dieren en de landbouw. Deze leden hebben daarom nog
                  een aantal vragen over dier-op-menstransmissies, de situatie bij nertsenhouders, de
                  invloed van slachterijen op de verspreiding van zoönosen, de rol van ontbossing en
                  aantasting van natuurgebieden in de verspreiding van zoönosen, en de invloed van luchtkwaliteit
                  op de verspreiding van COVID-19. Deze vragen worden hieronder nader toegelicht.
               
De leden van de GroenLinks-fractie constateren dat de Minister recentelijk heeft laten
                  weten dat het aannemelijk is dat een nerts een mens met COVID-19 heeft besmet1. Desondanks wordt de rol van dieren bij de pandemie nog steeds als klein beschouwd
                  en kiest de Minister ervoor om de nertsenhouderijen niet te ruimen, omdat zij eerst
                  wil onderzoeken hoe de dier-op-menstransmissies verlopen. Deze leden vinden dit onbegrijpelijk
                  en vragen zich ten zeerste af waarom de Minister het voorzorgprincipe niet hanteert.
                  Hoe kan het dat de Minister «besmette» bedrijven niet ruimt en geen preventieve maatregelen
                  voor overige nertsenbedrijven opstelt? Heeft de Minister onderzocht of de Wet publieke
                  gezondheid haar de mogelijkheid biedt om in te grijpen en over te gaan tot ontruiming?
                  Waarom stelt de Minister het economische belang voor deze houderijen boven het algemeen
                  belang van de volksgezondheid? Is de Minister bekend met het feit dat er met regelmaat
                  nertsen ontsnappen en dat zij ook andere dieren kunnen besmetten?2 Deze leden raden de Minister daarom ten zeerste af om dit risico te nemen en vragen
                  haar om zo snel mogelijk over te gaan tot het sluiten van de besmette nertsenhouderijen.
               
Daarnaast vragen de leden van de GroenLinks-fractie zich af hoe er gesteld kan worden
                  dat de rol van dieren bij de COVID-19 pandemie klein is terwijl er nog weinig over
                  dier-op-menstransmissies bekend is en het aannemelijk wordt geacht dat een nerts een
                  mens heeft besmet. Hoe kan dit gesteld worden zonder dat de Minister over deze informatie
                  beschikt? Kunnen dier-op-menstransmissies in een later stadium niet mogelijk alsnog
                  een belangrijke besmettingsbron vormen als het virus bij mensen onder controle is,
                  als het virus zich dusdanig ontwikkelt dat het dier-op-menstransmissies faciliteert
                  of als het virus bijvoorbeeld op een andere diersoort overspringt die het gemakkelijker
                  op mensen overbrengt? Is hier al voldoende kennis over om überhaupt iets over de rol
                  van dieren te concluderen? Vindt de Minister het niet voorbarig om de rol van dieren
                  als klein te bestempelen indien de bovengenoemde scenario’s niet uitgesloten kunnen
                  worden? Heeft de Minister de rol van boerderijkatten in het mogelijk besmetten van
                  mensen en andere dieren goed in beeld? In hoeverre vormen deze boerderijkatten een
                  risico voor de volksgezondheid en de verspreiding van COVID-19? Kan de Minister haar
                  antwoord toelichten?
               
De leden van de GroenLinks-fractie constateren dat de Minister met betrekking tot
                  het mogelijk ontstaan van zoönosen in de veehouderij in haar eerdere brieven voornamelijk
                  ingaat op het huidige beleid waarin veterinaire en humanitaire zorg beter met elkaar
                  samenwerken om virusuitbraken sneller te voorkomen, te ontdekken, te beheersen of
                  te bestrijden. Dit beleid zou een virusuitbraak op grote schaal in de toekomst moeten
                  voorkomen. Ook al vinden deze leden dit een goed streven, met dit antwoord biedt de
                  Minister volgens hen een bepaalde mate van schijnveiligheid zonder het probleem bij
                  de bron aan te pakken. COVID-19 heeft namelijk juist laten zien hoe kwetsbaar onze
                  wereldbevolking is bij dergelijke virusuitbraken en wat voor uitdaging het is om deze
                  virussen in te dammen. Het indammen van virussen veroorzaakt door zoönosen kan daarom
                  niet worden gegarandeerd door in te zetten op verspreidingspreventie zonder hiernaast
                  ook de veehouderij in te perken of anders in te richten om het ontwikkelingsrisico
                  van dergelijke zoönosen te reduceren. Deze leden missen dergelijke maatregelen die
                  het risico bij de bron aanpakken en vragen zich daarom af hoe de Minister van plan
                  is het ontwikkelingsrisico van zoönosen in de veehouderij aan banden te leggen en
                  of zij bereid is de intensieve veehouderij in te perken of anders in te richten om
                  dit risico te verkleinen. Hoe is de Minister van plan dit te bewerkstelligen? Wat
                  kan de NVWA hierin betekenen? Wat heeft de Minister geleerd van andere uitbraken zoals
                  die van de Q-koorts? Kan de Minister haar antwoorden nader toelichten?
               
De leden van de GroenLinks-fractie constateren daarnaast dat de rol van ontbossing
                  en biodiversiteitsverlies in het ontwikkelen van zoönosen buiten beschouwing wordt
                  gelaten, ondanks het feit dat wetenschappers het erover eens zijn dat deze processen
                  bijdragen aan de ontwikkeling van zoönosen en dat we hierdoor steeds meer epidemieën
                  moeten verwachten3. Is de Minister bekend met deze informatie en beaamt zij dat deze processen een rol
                  spelen bij het ontstaan en overspringen van zoönosen? Wat voor maatregelen gaat de
                  Minister treffen om het tegengaan van ontbossing en aantasting van natuurgebieden
                  mee te nemen in het preventiebeleid omtrent de ontwikkeling van zoönosen? Kan de Minister
                  haar antwoord toelichten?
               
De leden van de GroenLinks-fractie hebben ook vernomen dat slachthuizen in Duitsland
                  grote coronabesmettingshaarden vormen4. De coronabesmettingen worden hierbij voornamelijk in verband gebracht met de huisvesting
                  van Oost-Europese werknemers die met velen in een huis wonen en in kleine busjes naar
                  hun werk worden vervoerd. In hoeverre verschilt de situatie in Duitsland met die in
                  Nederland? Hoe is het met de huisvesting van Oost-Europese werknemers in de Nederlandse
                  landbouwsector gesteld? Vormt de huisvesting van deze groep werknemers ook een besmettingsrisico
                  in Nederland en heeft de Minister dit risico goed in beeld?
               
De leden van GroenLinks-fractie vragen zich daarnaast af of de rol van slachthuizen
                  als coronabesmettingshaarden alleen te verklaren is door de werkomstandigheden of
                  dat hierbij ook de luchtkwaliteit een rol speelt. Verschillende onderzoeken van onder
                  anderen Harvard University en de World Bank tonen aan dat er een verband lijkt te
                  zijn tussen de regionale luchtkwaliteit, de ernst van het verloop en de besmettingsgraad
                  van COVID-195, 6. Hiervoor is onder andere Nederland bestudeerd. Ook lijkt er een overlap te zijn
                  tussen de gebieden die relatief het hardst worden geraakt door het coronavirus en
                  gebieden die relatief hard door de Q-koorts en de varkenspest getroffen zijn. De Minister
                  laat weten dat zij het RIVM de opdracht gegeven heeft om het verband tussen COVID-19
                  en de luchtkwaliteit nader te onderzoeken. Deze leden zijn content met dit verzoek.
                  Zij vragen zich echter af welke maatregelen de Minister bereid is te treffen indien
                  dit onderzoek aantoont dat er een verband tussen COVID-19 en de luchtkwaliteit is.
                  Is de Minister bereid de luchtvervuiling versneld te reduceren om de verspreiding
                  van COVID-19 en andere virussen in de toekomst te beperken? Zo ja, hoe wil de Minister
                  dit in de praktijk realiseren?
               
Ten slotte constateren de leden van de GroenLinks-fractie dat er een aanvullende tegemoetkoming
                  van 650 miljoen euro beschikbaar is voor sierteelt, onderdelen van de voedingstuinbouw
                  en fritesaardappelen. Deze leden vinden het een gemiste kans dat de steun voor zowel
                  deze sectoren als de bio en zuivelindustrie niet gekoppeld wordt aan duurzaamheidsdoelen
                  en verzoeken de Minister om bij toekomstige steunpakketten wel duurzaamheidseisen
                  te stellen. De Minister zou hier op verschillende manieren invulling aan kunnen geven,
                  waarbij financiële compensatie gecombineerd zou kunnen worden met sanering van sectoren.
                  Sanering ligt voor de hand omdat er waarschijnlijk meerdere maanden en mogelijk zelfs
                  jaren uitval van vraag zal zijn op de internationale markt. Het is derhalve te overwegen
                  om alle sectoren waaraan steun wordt verleend te laten krimpen. Zo kan steun aan een
                  sector ook bijdragen aan herstel van evenwicht van vraag en aanbod op de verschillende
                  markten. Daarnaast zou de Minister ook andere financiële middelen aan de verduurzaming
                  van de sectoren kunnen koppelen. Zo kan de Minister subsidies voor verduurzamingsmaatregelen
                  aanbieden die aantrekkelijker zijn dan de compensatie van omzetverlies, kan de compensatie
                  voor het geleden omzetverlies gekoppeld worden aan de duurzaamheid van de huidige
                  bedrijfsvoering of kan de compensatie voor het geleden omzetverlies gekoppeld worden
                  aan afspraken over een duurzamere bedrijfsvoering in de toekomst. Hierbij kunnen bijvoorbeeld
                  eisen vastgesteld worden die nodig zijn voor het behalen van PlanetProof certificering7. Deze vorm zou bij uitstek moeten worden overwogen voor steun aan de sierteeltsector,
                  waarbij het aantrekkelijk kan zijn om de financiële compensatie aan te bieden in de
                  vorm van een lening die deels kan worden kwijtgescholden als de gemaakte afspraken
                  worden nagekomen. Deze leden verzoeken de Minister om de mogelijkheid tot het stellen
                  van duurzaamheidseisen bij het opstellen van steunpakketten nader te onderzoeken.
                  Is de Minister bereid dit te overwegen? Zo ja, wat voor middelen en duurzaamheidsvoorwaarden
                  is de Minister bereid aan de steunpakketten in de land- en tuinbouwsector te koppelen?
                  Kan de Minister haar antwoord toelichten?
               
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de agenda voor
                  het schriftelijk overleg over COVID-19 en de mogelijke relatie met dieren en over
                  de gevolgen van COVID-19-crisis op land-, tuinbouw- en visserijsectoren. Hierbij hebben
                  deze leden nog enkele vragen en opmerkingen.
               
COVID-19 en mogelijke relatie met dieren
Het baart de leden van de SP-fractie zorgen dat COVID-19 is aangetroffen bij dieren.
                  Deze leden vragen zich af in hoeverre dieren een rol kunnen spelen bij de overdracht
                  van het virus en zijn verheugd om te constateren dat de Deskundigengroep Dierziekten
                  en het Deskundigenberaad Zoönosen spoedig zijn geraadpleegd om hier meer helderheid
                  over te verkrijgen.
               
Zoönosen en de veehouderij
De leden van de SP-fractie maken zich zorgen over de aard, intensiteit en omvang van
                  de veehouderijsector in ons land. Niet voor niets pleiten deze leden reeds geruime
                  tijd voor het inperken van de bio-industrie, met name in de meest veedichte gebieden.
                  Naar hun mening zou de huidige crisis een uitgelezen moment zijn om op zijn minst
                  de luchtvervuiling die de veehouderij met zich meebrengt met voorrang aan te pakken,
                  ongeacht de rol die dieren in de veehouderij mogelijk vervullen bij het verspreiden
                  van virussen. Zij wijzen daarbij op de waarschuwingen die diverse deskundigen hebben
                  geuit omtrent toekomstige virussen die op den duur nieuwe pandemieën met zich mee
                  kunnen brengen. Daarnaast zijn zij bezorgd over de effecten van de intensieve veehouderij
                  op de kwaliteit van leven voor zowel mens, dier als natuur.
               
De leden van de SP-fractie achten het van belang dat mensen die werkzaam zijn in de
                  veterinaire zorg op veilige wijze hun werk kunnen blijven uitoefenen gedurende de
                  COVID-19-crisis. Deze leden benadrukken daarbij graag dat zij deze beroepsgroep als
                  vitaal aangemerkt willen zien zodra de lockdownmaatregelen van dien aard zijn dat
                  werkzaamheden in de veterinaire zorg in het geding zouden komen. Zij erkennen dat
                  hier momenteel nog geen noodzaak toe is. Daarnaast vernemen zij gaarne of er bij de
                  NVWA thans belemmeringen worden ervaren bij de controle en handhaving op het gebied
                  van dierenwelzijn en diergezondheid, zeker gezien de krapte aan beschikbare dierenartsen
                  en inspecteurs binnen deze organisatie.
               
Veterinaire inzet t.b.v. humane gezondheidszorg
Het verdient wat de leden van de SP-fractie betreft een groot compliment dat de veterinaire
                  zorg meedenkt en meewerkt bij de ondersteuning van de humane gezondheidszorg in de
                  vorm van het ter beschikking stellen van geneesmiddelen, expertise en medische apparatuur.
                  Deze leden vernemen graag van de Minister of er signalen vanuit het veterinaire werkveld
                  bekend zijn die wijzen op (dreigende) tekorten aan diergeneesmiddelen nu aanvoerlijnen
                  mogelijk problematischer zijn vanwege lockdownmaatregelen en het wegvallen van importmogelijkheden.
               
De bevinding van infecties met SARS-CoV-2
De leden van de SP-fractie vragen of bekend is waarom de werknemers van de nertsenhouderij
                  in de gemeenten Gemert-Bakel en Beek en Donk niet zijn getest op COVID-19. Verder
                  zijn deze leden benieuwd in hoeverre het risico van besmetting van dieren op de humane
                  gezondheid nog steeds kan worden aangemerkt als verwaarloosbaar. Ook zouden zij graag
                  vernemen welk deel van de nertsenpopulatie met het virus is besmet en hoe groot de
                  verhoogde sterfte onder de dieren is geweest die aan deze ontdekking ten grondslag
                  heeft gelegen. Zij ontvangen hier graag een reactie op van de Minister. Zij onderschrijven
                  het belang van de blokkade die op de betreffende bedrijven heeft plaatsgevonden en
                  spreken de verwachting uit dat dergelijke veiligheidsmaatregelen ook bij andere besmettingen
                  in de veehouderij gangbaar blijven.
               
Voorts wensen de leden van de SP-fractie te benadrukken dat nertsenhouderijen waar
                  besmettingen zijn geconstateerd wat hen betreft versneld zouden moeten worden afgebouwd
                  qua bedrijfsactiviteiten, teneinde verdere verspreiding van het virus zo veel mogelijk
                  te voorkomen. Zij zouden graag vernemen in hoeverre hier mogelijkheden toe zijn.
               
Gevolgen van COVID-19-crisis op land-, tuinbouw- en visserijsectoren
De leden van de SP-fractie realiseren zich dat de huidige crisis pijnlijke gevolgen
                     met zich meebrengt voor veel bedrijven in de land- en tuinbouwsectoren. Zowel logistieke
                     problemen als het wegvallen van vraag op de markt vormen voor producenten een grote
                     belemmering en deze leden achten de aangekondigde pakketten met steunmaatregelen noodzakelijk.
                  
Het is zeer onwenselijk dat kwalitatief hoogstaande voedselproducten moeten worden
                     weggegooid of vernietigd terwijl grote groepen mensen kampen met onverwacht verlies
                     van werk en inkomen als gevolg van de huidige crisis. De leden van de SP-fractie horen
                     graag wat de Minister heeft ondernomen om producenten te helpen bij het afzetten van
                     plotselinge overschotten. Zij vragen of de Minister de mening deelt dat donaties aan
                     voedselbanken en supermarkten te allen tijde de voorkeur genieten boven vernietiging
                     van voedselvoorraden. Daarbij herinneren zij de Minister graag aan haar ambitie om
                     ervoor te zorgen dat een groter aandeel van de omzet uit de voedselketen terecht komt
                     bij de producenten.
                  
De leden van de SP-fractie vragen daarnaast of een overzicht kan worden geschetst
                     van het aantal aanspraken dat bedrijven tot op heden hebben gemaakt op de diverse
                     ingestelde krediet- en steunregelingen. Voorts zijn deze leden benieuwd waarom bij
                     voorschotbetalingen wordt vastgehouden aan een forfait per subsidiabele hectare. Wat
                     hen betreft behoort de systematiek voor verdeling van fondsen per strekkende meter
                     tot het verleden en doet deze geen recht aan bijdrages die bedrijven leveren op het
                     gebied van milieu, landschapsbeheer en dierenwelzijn. Zij zijn dan ook benieuwd in
                     hoeverre bedrijven bij verdeling van publiek gefinancierde steunfondsen worden beoordeeld
                     op de bijdrage die zij leveren op deze terreinen. Wellicht kan de Minister daarover
                     uitweiden.
                  
In haar brief schrijft de Minister daarnaast dat eventuele steunmaatregelen voor de
                     kalversector gepaard dienen te gaan met verbeteringen van dierenwelzijn. De leden
                     van de SP-fractie onderschrijven de noodzaak tot verbetering op dit vlak van harte
                     en zij vernemen graag van de Minister welke eisen derhalve gesteld zullen worden aan
                     partijen uit deze sector, naast het reduceren van transporttijden. Tevens achten deze
                     leden de tijd rijp voor een gereguleerde stop op de import van kalveren, zoals zij
                     eerder in diverse debatten hebben bepleit. Zij wijzen daarnaast op de oproep vanuit
                     de vleessector om de import van buiten de Europese Unie te beperken om overaanbod
                     en voedselverspilling te voorkomen. Gezien de uitzonderlijke situatie achten zij noodmaatregelen
                     hiertoe proportioneel.
                  
Situatie in de dierlijke sectoren
De leden van de SP-fractie achten het verstandig en wenselijk dat bedrijven in de
                  diverse dierlijke sectoren maatregelen treffen om hun productiecapaciteit te beperken.
                  Deze leden vernemen graag in hoeveel gevallen de NVWA in de sector controles heeft
                  uitgevoerd op overbevolking van dieren in stallen nu de afzet van veel bedrijven krimpt
                  of stagneert en producenten zich geconfronteerd zien met grotere achterblijvende veestapels
                  dan gebruikelijk is. Voorts zijn zij van mening dat productiebeperkende maatregelen
                  op hun plaats zijn zolang bedrijven grote delen van hun afzetmarkt zien wegvallen
                  en niet volledig uitgesloten kan worden dat besmettingen door dieren worden doorgegeven.
               
Dierenwelzijn
De leden van de SP-fractie zijn verontrust over het nieuws dat in de Nederlandse en
                  Duitse vleessector meerdere malen grootschalige uitbraken van corona zijn geconstateerd.
                  Deze leden vrezen voor de gezondheid van de medewerkers in deze sector. Daarnaast
                  vragen zij zich af of slachterijen gegeven de huidige condities in staat zijn om het
                  welzijn van de dieren voldoende te borgen. Zij roepen de Minister dan ook op om haast
                  te maken met haar voornemen om het slachttempo omlaag te brengen en achten het van
                  groot belang dat de NVWA onverkort toezicht blijft uitoefenen op de slachthuizen en
                  diertransporten. Voorts zijn zij benieuwd of er gevallen bekend zijn waarin de NVWA-medewerkers
                  controles met betrekking tot de certificering ter plaatse niet hebben kunnen uitvoeren
                  conform de RIVM-richtlijnen. Zo ja, hoe vaak dit is voortgekomen?
               
Stand van zaken corona en dieren
De leden van de SP-fractie zijn het van harte eens met het besluit om RIVM onderzoek
                  te laten doen naar de relatie tussen luchtkwaliteit en de kwetsbaarheid van mensen
                  voor COVID-19. Deze leden wijzen de Minister op de hoge urgentie van dit onderzoek
                  voor de regio’s die het hardst zijn getroffen door de coronacrisis. Er dient zo spoedig
                  mogelijk duidelijkheid te komen over een eventueel verband tussen bevattelijkheid
                  van mensen voor COVID-19 en de aanwezigheid van grootschalige intensieve veehouderij.
                  Zij vernemen graag van de Minister hoe lang dit onderzoek bij benadering gaat duren.
                  Daarnaast verwachten zij dat in afwachting van de resultaten van het onderzoek reeds
                  wordt gestart met het aanzienlijk verbeteren van de luchtkwaliteit in Oost-Brabant
                  en Noord-Limburg. Het inkrimpen van de veestapel in deze gebieden heeft daarbij wat
                  hen betreft voorrang. Zij benadrukken dat de gevolgen van de intensieve veehouderij
                  voor deze regio reeds geruime tijd bekend zijn als het gaat om de natuurkwaliteit
                  en de bevattelijkheid van mensen voor fijnstof en zoönosen.
               
Stand van zaken onderzoek COVID-19 naar nertsenbedrijven
De leden van de SP-fractie zijn bevreesd voor de gevolgen die het professioneel houden
                  van nertsen kan hebben voor de volksgezondheid nu bekend is geworden dat het aannemelijk
                  is dat COVID-19 verspreidt van dier op mens. De Minister schrijft in haar brief van
                  19 mei 2020 niet verrast te zijn door dit nieuws. Bij deze leden is op basis van haar
                  eerdere brieven over besmettingen op nertsenhouderijen echter een andere indruk ontstaan.
                  Hoewel zij de aangekondigde aanvullende maatregelen steunen, zijn de aangekondigde
                  beperkingen voor hen niet voldoende. Alleen directe sluitingen van de besmette bedrijven
                  biedt volgens hen voldoende zekerheid om verdere verspreiding van het virus onder
                  mens en dier tegen te gaan. Zij wijzen hierbij graag op de wettelijk vastgelegde beëindiging
                  van de bedrijfsactiviteiten van de nertsenhouderij per 2024 en vragen hoe de Minister
                  ervoor gaat zorgen dat de betreffende bedrijven in aanloop naar deze peildatum vervroegd
                  gesloten kunnen worden. Tevens verwachten zij dat bedrijven waar besmettingen worden
                  geconstateerd altijd per direct geblokkeerd worden en dat daarbij ook het afvoeren
                  van mest wordt verboden. Kan de Minister bevestigen of hiervan standaard sprake is?
               
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie
De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de brieven
                  van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over COVID-19 en de mogelijke
                  relatie met dieren en over de gevolgen van de COVID-19-crisis op land-, tuinbouw-
                  en visserijsectoren. Daarover hebben deze leden nog enkele vragen.
               
De leden van de PvdA-fractie lezen in brief van de Minister van 22 april jongstleden
                  dat onderzoek wordt verricht naar het risico van overdracht van het coronavirus naar
                  varkens. Zijn inmiddels (tussen)resultaten van dit onderzoek bekend? Zo nee, wanneer
                  worden deze verwacht? Meer in het algemeen constateren deze leden dat over de jaren
                  heen met regelmaat mensen in veedichte gebieden worden blootgesteld aan zoönosen en
                  uitstoot van stoffen die schadelijk zijn voor de volksgezondheid, waarbij gedacht
                  kan worden aan de overdracht van vogelgriep, die een besmette dierenarts fataal is
                  geworden, de uitbraak van Q-koorts die geleid heeft tot dodelijke slachtoffers en
                  veel chronisch zieken, de MRSA-overdracht en luchtwegklachten en ziektes veroorzaakt
                  door fijnstof. Hoewel dit telkens een incidenteel karakter lijkt te hebben, is er
                  naar het oordeel van deze leden sprake van een repeterend patroon en een voortdurend
                  risico voor de volksgezondheid. Is er naar het oordeel van de Minister reden om een
                  breed onderzoek te laten verrichten naar de langjarige invloed van veehouderij in
                  veedichte gebieden op de volksgezondheid en de risico’s die voortvloeien uit blootstelling
                  aan zoönosen, de uitbraken van dierziekten en overdracht van ziektekiemen tussen dier
                  en mens? Zo nee, waarom niet? Kan de Onderzoeksraad voor Veiligheid hierom worden
                  verzocht? Zo nee, waarom niet?
               
In de brief van de Minister van 19 mei jongstleden lezen de leden van de PvdA-fractie
                  over een aantal maatregelen die aanvullend worden getroffen naar aanleiding van het
                  gegeven dat zich bij ten minste één persoon COVID-19 heeft ontwikkeld door overdracht
                  van het coronavirus door nertsen. Tot deze maatregelen behoren kennelijk niet het
                  instellen van een fokverbod, het houden van nieuwe lichtingen nertsen en het ruimen
                  van nertsen. Waarom niet? Hoewel het ruimen van nertsen een ingrijpende maatregel
                  is, kan dit verdedigbaar zijn door toepassing van het voorzorgsprincipe en in het
                  licht van het gegeven dat de dieren te kampen hebben met forse dierenwelzijnsproblemen
                  en het lot treft om later toch te worden gedood om bedrijfseconomische redenen. In
                  hoeverre hebben deze overwegingen een rol gespeeld in de afweging van de Minister
                  over de te treffen maatregelen? Is er voor de Minister aanleiding om het wettelijk
                  verbod tot het houden van nertsen vervroegd te effectueren? Zo nee, waarom niet?
               
De leden van de PvdA-fractie merken op dat in de meest recente brief van de Minister
                  geen melding gemaakt wordt van het risico dat het virus in nertsen muteert tot een
                  gevaarlijker variant. Is dat risico afwezig? Kan dat risico volledig worden uitgesloten?
                  Zo nee, zijn de getroffen maatregelen dan wel voldoende, bezien vanuit het oogpunt
                  van het beschermen van de bevolking?
               
Tot slot onderschrijven de leden van de PvdA-fractie met betrekking tot de steunmaatregelen
                  om ondernemingen in de agrarische sectoren bij te staan in het opvangen van de gevolgen
                  van de coronacrisis, de noodzaak om in de kern gezonde bedrijven te helpen door ze
                  te behoeden voor omvallen. Deze leden vragen wel wat de rechtvaardiging is voor het
                  verlenen van steun aan ondernemers die kampen met vrijwel onverkoopbare voorraden
                  (friet)aardappelen. Dit in het licht van het gegeven dat ondernemers de mogelijkheid
                  hebben om dit risico te vermijden door te kiezen voor contractteelt, waardoor afzet
                  en prijzen zijn gegarandeerd of voor het afdekken van risico’s op de aardappeltermijnmarkt.
                  Wat is de rechtvaardiging voor de Minister om risico’s over te nemen die ondernemers
                  welbewust for better and worse hebben genomen, terwijl deze met gangbare middelen nagenoeg volledig waren af te
                  dekken? Is hier sprake van het overnemen van risico’s die voortkomen uit speculatie?
                  Ware het in deze situatie niet gepaster geweest om steun te verlenen in de vorm van
                  overbruggingskredieten?
               
Vragen en opmerkingen van de leden van de ChristenUnie-fractie
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben kennisgenomen van de brieven van de Minister
                     over COVID-19 bij dieren en de gevolgen van de coronacrisis voor de Nederlandse agrarische
                     sector. Deze leden waarderen de voortvarende aanpak van de Minister in monitoring
                     en onderzoek van besmetting van COVID-19 bij dieren. Zij zijn geschrokken van de meest
                     recente berichten over de waarschijnlijke besmettingen van dier naar mens. Zij begrijpen
                     de zorgen die dit met zich meebrengt voor boeren en omwonenden. Zij steunen de Minister
                     in de reeds genomen maatregelen. Zij hebben nog enkele vragen.
                  
Kan de Minister verder toelichten hoe de besmetting waarschijnlijk heeft plaatsgevonden:
                     was dat vanwege de aanraking met de besmette omgeving of door het directe contact
                     met de dieren zelf? Heeft de grote hoeveelheid dieren in een besloten omgeving een
                     rol gespeeld in de waarschijnlijkheid van een besmetting? Kan de Minister voorts uitleggen
                     hoe nertsen mensen wel kunnen besmetten, maar katten niet? Worden er naast nertsenbedrijven
                     ook andere sectoren getest op uitbraken, ook wanneer er geen ziektesymptomen bij de
                     dieren aanwezig zijn? Wanneer verwacht de Minister de resultaten van het onderzoek
                     naar COVID-19 bij katten? Is het aannemelijk dat de katten elkaar onderling hebben
                     besmet? Zo ja, wat betekent dit in de praktijk voor besmette katten die niet binnengehouden
                     kunnen worden, zoals boerderijkatten?
                  
De leden van de ChristenUnie-fractie vrezen voor de businesscase van besmette bedrijven.
                     Deze leden vragen zich af hoe verstandig het is om een voorziening te treffen voor
                     inkomstenderving nu al duidelijk is dat deze sector over enkele jaren in ons land
                     niet meer zal bestaan, waarvoor dit kabinet reeds middelen heeft vrijgemaakt. Ziet
                     de Minister mogelijkheden om in overleg met de sector middelen slim in te zetten en
                     te komen tot een warme sanering voor bedrijven die daar nu voor open staan?
                  
De leden van de ChristenUnie-fractie waarderen de inzet van de keten en de Minister
                     om uitbraken van besmettelijke zieken te voorkomen. Uit de berichten over COVID-19
                     en uit eerdere voorbeelden als de Q-koorts-uitbraak blijkt echter dat de risico’s
                     ondanks de vele voorzorgsmaatregelen reëel zijn. Het houden van grote aantallen dieren
                     op kleine oppervlakten en de directe nabijheid van mensen zijn belangrijke risicofactoren
                     voor het verspreiden van infectieziekten. Welk langetermijnbeleid kan deze risicofactoren
                     verminderen? In hoeverre kan kringlooplandbouw hierin een rol spelen?
                  
In haar brief is de Minister niet verder ingegaan op de relatie tussen zoönosen en
                     exotische dieren. De leden van de ChristenUnie-fractie hebben hier nog enkele vragen
                     over. Een groot gedeelte van de te treffen preventiemaatregelen zal in het buitenland
                     moeten plaatsvinden, zoals de bescherming van het leefgebied van wilde dieren en het
                     stoppen met handel in en de verkoop van wilde dieren op markten. Is de Minister bereid
                     met haar collega voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking te overleggen
                     om deze ontwikkelingen in haar beleid zo veel mogelijk te steunen? Heeft de Minister
                     inzicht in hoe groot de rol van Nederland is in de handel van exotische dieren? Is
                     de Minister tevens bereid om te onderzoeken welke maatregelen ze kan treffen die de
                     handel van exotische dieren in en door Nederland zo veel mogelijk beperken?
                  
De leden van de ChristenUnie-fractie delen de grote zorgen van de Minister over de
                     ongekende economische terugval door de coronacrisis, die ook de land- en tuinbouwsector
                     en de visserij- en aquacultuursector hard raakt. Deze leden zijn blij met alle lokale
                     initiatieven die boeren een goed verdienmodel bieden en voedselverspilling tegengaan.
                     Zij zijn ook blij met de steun van de Minister daarvoor. Op welke wijze kan de Minister
                     deze initiatieven verder ondersteunen?
                  
Daarnaast hebben de leden van de ChristenUnie-fractie nog vragen over de steun voor
                     de sector vanuit Europa. Deze leden delen de conclusie van de Minister dat de Europese
                     steunmaatregelen vooralsnog ontoereikend zijn en zijn blij te lezen dat de Europese
                     Commissie schriftelijk akkoord is gegaan met de vervroeging van een nationale vooruitbetaling
                     van 80%. Zal dit naar het inzicht van de Minister wel afdoende zijn, in combinatie
                     van de verdere aangekondigde steunmaatregelen?
                  
De leden van de ChristenUnie-fractie lezen ook met instemming over de maatregelen
                     van particuliere opslag en opkoop van producten door de Europese Commissie, aangezien
                     deze ook voedselverspilling tegengaan. Deze leden vragen zich af of de interventieprijs
                     hoog genoeg is om een bedrijf financieel overeind te houden, aangezien de Minister
                     aangeeft dat deze lager ligt dan de huidige marktprijs waarin de huidige omstandigheden
                     al in gereflecteerd zijn. Heeft de Minister daar inzicht in? Kan de Minister de mogelijkheden
                     onderzoeken om deze maatregelen ook nationaal te steunen, mocht Europese steun onvoldoende
                     blijken te zijn? Welke binnenlandse afzetmogelijkheden zijn er voor overschotten – deze
                     leden denken hierbij bijvoorbeeld aan de voedselbank – en wat kan de Minister doen
                     om deze (verder) te ondersteunen?
                  
De leden van de ChristenUnie-fractie lezen met instemming over het toestaan van crisiskartels
                     door de Europese Unie vanwege de belangen van verschillende deelsectoren binnen de
                     agrarische sector. Deze leden vragen zich af of de toegestane zes maanden voldoende
                     zijn en voldoende aansluiten bij de realiteit van het boerenerf.
                  
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben enkele vragen over de nationale steunpakketten.
                     Op welke termijn verwacht de Minister een definitief akkoord van de Europese Commissie
                     voor het aanvullende steunpakket voor de sierteelt, onderdelen van de voedingstuinbouw
                     en fritesaardappelen? Deze leden hebben veel waardering voor de vindingrijkheid in
                     de agrarische sector om het gebrek aan arbeidskrachten op te lossen. Ze zijn opgelucht
                     dat de beelden in de media niet altijd lijken te kloppen. Wat voor gevolgen gaat de
                     anderhalvemetereconomie hebben voor het kunnen oogsten? Heeft de Minister daar inzicht
                     in?
                  
De leden van de ChristenUnie-fractie stellen met instemming vast dat een bepaalde
                     supermarkt in Nederland gedurende twee weken producten uit de Nederlandse land- en
                     tuinbouw gaat promoten. Deze leden zouden graag zien dat alle supermarkten hieraan
                     meedoen, en dan niet voor twee weken maar voor altijd. Hoe lopen de gesprekken van
                     de Minister met de supermarkten hierover? Gaat de Nederlandse handelsmissie in eigen
                     land deze zomer door ondanks de coronamaatregelen?
                  
De leden van de ChristenUnie-fractie verwachten tot slot dat de heropbouw van de economie
                     na de coronacrisis een hoop uitdagingen met zich meebrengt maar ook kansen biedt voor
                     een toekomstbestendigere sector. Hoe kan de agrarische sector weerbaarder worden zodat
                     we minder afhankelijk zijn van export van producten en kunnen we de focus verschuiven
                     naar export van kennis? Kan de Minister hierop reflecteren? Deelt de Minister de visie
                     van deze leden dat het coronavirus kwetsbaarheden in het landbouwsysteem blootlegt,
                     zoals de export van miljoenen kuikens per vliegtuig? Hoe kan de Nederlandse land-
                     en tuinbouw zich door de crisis heen ontwikkelen richting de kringlooplandbouwvisie?
                     Welke stappen onderneemt de Minister om de Nederlandse land- en tuinbouw samen met
                     de boeren en tuinders toekomstbestendiger te maken?
                  
Vragen en opmerkingen van de leden van de Partij voor de Dieren-fractie
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie hebben met de nodige verbazing kennisgenomen
                  van de brieven van de Minister over de relatie tussen onze omgang met dieren en de
                  coronacrisis waar we nu middenin zitten en over de gevolgen van deze crisis voor dieren
                  in de veehouderij, en ook van de beantwoording van de schriftelijke vragen die deze
                  leden over deze onderwerpen hebben gesteld. Het is veelzeggend dat de Minister in
                  de gevraagde brief over de gevolgen van de coronamaatregelen voor dieren in de veehouderij
                  begint met de opmerking «Hoe langer de crisis aanhoudt, hoe nijpender de financiële
                  situatie voor agrarische ondernemers en vissers wordt.» Pas op pagina 6 komt de nijpende
                  situatie voor de dieren aan bod.
               
Al in maart, na het afkondigen van de maatregelen, waarschuwde de leden van de Partij
                  voor de Dieren-fractie voor de problemen die zouden ontstaan in de veehouderij als
                  gevolg van de maatregelen tegen het coronavirus. Deze leden riepen op tot snel ingrijpen
                  om ellende te voorkomen: stel fokbeperkingen in, verlaag de slachttempo’s om medewerkers
                  te beschermen en grote risico’s voor de voedselveiligheid en dierenwelzijn te voorkomen
                  en kondig een stop af op de langeafstandsdiertransporten. Sindsdien zagen zij dat
                  er door de grenscontroles direct lange files ontstonden, waardoor vrachtwagens vol
                  levende dieren nog veel langer onderweg waren. Een groep van maar liefst 36 Europese
                  dierenbeschermingsorganisaties deed een oproep om onder deze omstandigheden de transporten
                  naar landen buiten Europa stil te leggen en ook transporten binnen Europa stil te
                  leggen wanneer zij meer dan acht uur zouden duren. Ook ontstonden er al snel «overschotten»
                  aan dieren. Door het sluiten van horecagelegenheden en beperkte exportmogelijkheden
                  kelderde de vraag naar een aantal dierlijke producten, zoals kalfsvlees, eendenvlees,
                  plofkippenvlees en kooieieren. Er ontstond een «overschot» aan kalfjes die daardoor
                  langer in de stallen bleven staan, terwijl in de melkveehouderij ondertussen nieuwe
                  kalfjes geboren bleven worden om de melkproductie op gang te houden. Varkensslachterijen
                  kregen meer varkens aangeboden dan ze door het slachthuis konden jagen. Pluimveeslachterijen
                  raakten het kippenvlees niet meer kwijt en riepen pluimveehouders op minder dieren
                  te fokken. Er was geen vraag meer naar eendenvlees, waarop de fok van eenden werd
                  stilgelegd. Veel van het vlees van deze dieren is regelrecht de vriezer in gegaan.
               
Door uitval van slachthuismedewerkers, NVWA-toezichthouders en keuringsmedewerkers
                  stond ook het slachtproces onder druk. Zelfs in Noord-Brabant, waar het coronavirus
                  zich razendsnel verspreidde, bleven dagelijks tienduizenden varkens naar slachthuizen
                  gestuurd worden, waar medewerkers schouder aan schouder moesten doorwerken om het
                  hoge slachttempo te kunnen bijbenen. Inmiddels hebben we gezien dat in slachthuizen
                  en bij vleesverwerkende bedrijven over de hele wereld al tienduizenden medewerkers
                  zijn besmet en tientallen slachthuizen hun deuren daardoor hebben gesloten, met in
                  de Verenigde Staten als gevolg dat er miljoenen levende dieren zijn vernietigd en
                  hun karkassen werden begraven of verbrand.
               
En wat deed de Minister? De Minister steunde de oproep om de langeafstandsdiertransporten
                  stil te leggen niet en ging hier dus ook niet op aandringen bij de Europese Commissie.
                  Ze wees er hierbij op dat transporten langer dan 8 uur zijn toegestaan binnen Europa.
                  De leden van de Partij voor de Dieren-fractie vragen de Minister of zij zich herinnert
                  dat het beperken van de duur van diertransporten binnen Europa tot maximaal acht uur
                  één van de speerpunten is van haar beleid. Erkent de Minister dat ze hiermee haar
                  eigen belofte heeft verbroken? Terwijl stallen vol dreigden te lopen met dieren en
                  er naarstig werd gezocht naar extra vriezers om al het onverkochte vlees in op te
                  slaan, weigerde de Minister in te grijpen. Ze verschool zich achter het feit dat er
                  in deze situatie geen wettelijke mogelijkheden zouden zijn om verplichte fokbeperkingen
                  op te leggen, omdat COVID-19 geen besmettelijke dierziekte is. Ze hield het bij het
                  verkennen van de mogelijkheden met de sectoren om op vrijwillige en tijdelijke basis
                  productiebeperkende maatregelen te treffen.
               
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie hebben hierover enkele vragen. Heeft
                  de Minister onderzocht op welke manier het wel wettelijk mogelijk zou zijn om verplichte
                  fokbeperkingen in te stellen? Zo ja, wat waren hierbij haar bevindingen? Zo nee, waarom
                  niet? Welke sectoren en hoeveel veehouders zijn overgegaan op vrijwillige productiebeperking?
                  Hoeveel dieren zijn er hierdoor minder gefokt in de afgelopen maanden? Hoe houdt de
                  Minister hier zicht op en wat is haar rol hierbij? Hoeveel kilo vlees, uitgesplitst
                  per diersoort, exporteerde Nederland in 2019 en naar welke landen ging dit? Hoeveel
                  kippenvlees, hoeveel eendenvlees, hoeveel kalfsvlees, hoeveel varkensvlees, hoeveel
                  geitenbokjesvlees, hoeveel schapenvlees en hoeveel rundvlees ligt er op dit moment
                  al in de vriezers? Hoeveel vlees ligt er verder nog opgeslagen in Europese vriezers?
                  Om hoeveel dieren gaat het hierbij in totaal, uitgesplitst per diersoort? Hoeveel
                  vlees zal hier naar verwachting de komende maanden nog bij komen? Hoeveel ruimte is
                  er nog voor het invriezen van vlees? Hoe lang zou het, uitgesplitst naar vleessoort,
                  duren voordat deze voorraad volledig is verkocht? Hoe lang kunnen deze voorraden,
                  uitgesplitst per vleessoort, worden bewaard voordat ze moeten worden vernietigd? Erkent
                  de Minister, die ook verantwoordelijk is voor het tegengaan van voedselverspilling,
                  dat dit een geschikt moment is om te bezien of Nederland nog wel zulke enorme aantallen
                  plofkippen, (blank) vleeskalfjes en kooikippen moet blijven fokken, gebruiken en doden
                  voor de export? Heeft de Minister gezien dat vrieshuizen voor kippenvlees onder andere
                  vol zitten doordat de markt voor kippenvlees van gangbare vleeskuikens, oftewel plofkippen,
                  is ingestort omdat de vraag vanuit de horeca en extra (!) consumptie via fastfoodketens
                  en snackbars is weggevallen nu «mensen wel chips eten voor de tv, maar om 22.00 uur
                  geen kippenvleugels in het vet gooien»?8 Beschouwt de Minister het snacken van kippenvleugels als noodzakelijk voedsel? Kan
                  de Minister bevestigen dat de gemiddelde Nederlander sowieso te veel eiwitten consumeert
                  en dat daarbinnen het aandeel dierlijke eiwitten te hoog is? Erkent de Minister dat
                  dit een geschikt moment is om te bezien of Nederland nog wel zulke enorme aantallen
                  plofkippen moet blijven fokken, gebruiken en doden voor fastfood?
               
Over de coronabesmettingen in slachthuizen en bij vleesverwerkende bedrijven hebben
                  de leden van de Partij voor de Dieren-fractie een aantal sets schriftelijke vragen
                  gesteld. Deze leden verzoeken de Minister deze spoedig te beantwoorden. Op 7 mei nam
                  de Kamer tevens de motie van de leden Van Esch en Ouwehand aan (Kamerstuk 25 295, nr. 345) die de regering verzocht af te dwingen dat de RIVM-richtlijnen worden nageleefd
                  in alle slachthuizen en vleesverwerkende bedrijven. De Kamer heeft nog altijd geen
                  brief ontvangen van de Minister met uitleg op welke wijze ze deze motie uitvoert.
                  Deze leden ontvangen deze graag per ommegaande.
               
Eendenhouderij
Een van de sectoren waarvan bekend is dat hij is overgegaan op productiebeperking,
                  is de eendenhouderij. Eendenvlees wordt in Nederland nauwelijks gegeten en het vlees
                  van de meer dan 8,5 miljoen eenden die jaarlijks worden gefokt, gebruikt en gedood
                  wordt voornamelijk geëxporteerd voor de horeca elders. Hoewel de eendensector dus
                  nagenoeg geen bijdrage levert aan de Nederlandse voedselvoorziening, levert hij wel
                  enorme dierenwelzijnsproblemen op. De eenden worden binnen gehouden in stallen met
                  stro, komen nooit buiten en kunnen niet zwemmen, niet op een natuurlijke manier voedsel
                  zoeken, niet poetsen en niet vliegen. Terwijl eenden van nature een groot deel van
                  de tijd in het water doorbrengen en er niet op zijn gebouwd om de hele dag op het
                  droge door te brengen. De eenden in de vleeseendenhouderij zijn dat al helemaal niet,
                  omdat ze net als de plofkip zijn doorgefokt om extra veel borstvlees te ontwikkelen
                  en snel te groeien. In zeven weken tijd wordt een eendenkuikentje vetgemest tot een
                  gewicht van meer dan drie kilo, met gewrichtsontstekingen en botafwijkingen als gevolg.
                  Als ze vervolgens ruw worden gevangen en in kratten naar het slachthuis worden afgevoerd,
                  worden ze daar bij volledig bewustzijn ondersteboven aan hun poten opgehangen aan
                  haken. Dit is in strijd met de aangenomen motie van het lid Thieme uit 2013 (Kamerstuk
                  28 286, nr. 688). Vervolgens gaan de eenden met hun kop door een elektrisch waterbad, wat lang niet
                  altijd leidt tot een volledige bedwelming. NVWA-inspecteurs constateren dan ook regelmatig
                  dat eenden bij bewustzijn worden aangesneden bij eendenslachterij Tomassen, de enige
                  eendenslachterij in Nederland9. Voorgangers van deze Minister beloofden al sinds 2009 dat deze methode zou worden
                  uitgefaseerd. De leden van de Partij voor de Dieren-fractie vragen de Minister of
                  hun indruk klopt dat zij deze ambitie volledig heeft losgelaten. Naast enorm dierenleed
                  voor de eenden, levert de sector ook grote risico’s op voor de gezondheid van mens
                  en dier, aangezien eenden vatbaarder zijn voor vogelgriep dan kippen. In de periode
                  2014–2018 zijn er in de eendenhouderij maar liefst zeven uitbraken geweest van de
                  zeer besmettelijke vogelgriep. Volgens Wageningen University and Research is vogelgriep
                  een voortdurende en onvoorspelbare bedreiging. Virologen van het Erasmus MC hebben
                  aangetoond dat vogelgriep zich kan ontwikkelen tot een variant die makkelijk van mens
                  op mens overdraagbaar is.
               
Nu de sector heeft besloten om voorlopig geen nieuwe dieren meer te houden en de laatste
                  eenden op 8 mei zijn geslacht, staan we wat de leden van de Partij voor de Dieren-fractie
                  betreft voor een keuze: gaan we deze sector weer opnieuw optuigen of grijpen we dit
                  moment aan om een volgende stap te zetten in de richting van een diervriendelijke,
                  natuurinclusieve kringlooplandbouw die binnen de milieu- en klimaatgrenzen past? Wat
                  deze leden betreft wordt dit moment dan ook benut om over te gaan tot beëindiging
                  van de eendenhouderij.
               
Is de Minister nog steeds met de sector in gesprek over financiële steun? Is de Minister
                  ervan op de hoogte dat het bedrijf Tomassen Duck-To, dat alle schakels in de eendensector
                  in handen heeft, beursgenoteerd is in Thailand? Klopt het dat het bedrijf een omzet
                  heeft van 20 miljoen euro per jaar en dat het hele concern waar Tomassen Duck-To onderdeel
                  van is, een omzet heeft van een kwart miljard euro per jaar? Deelt de Minister de
                  mening dat de eendensector in ieder geval geen steun zou moeten krijgen als de aandeelhouders
                  niet eerst zelf meebetalen? Indien de Minister overgaat tot het bieden van financiële
                  steun, kan deze wat de leden van de Partij voor de Dieren-fractie betreft worden gebruikt
                  voor een warme sanering. Deze leden roepen de Minister nogmaals op om dit scenario
                  serieus te onderzoeken.
               
Uitbraak bij nertsenfokkerijen
Nederland heeft de dubieuze eer om als eerste land ter wereld een uitbraak van het
                  coronavirus te hebben in de veehouderij. Inmiddels zijn al op vijf bedrijven nertsen
                  aangetroffen die zijn besmet met het coronavirus, en daar soms al aan overleden zijn.
                  Gisteravond laat kwam hier het nieuws bij dat het virus van nertsen op mensen overdraagbaar
                  blijkt te zijn. Wat de leden van de Partij voor de Dieren-fractie betreft is dit een
                  zeer dringende reden om over te gaan tot versnelde beëindiging van deze sector. Deze
                  leden gaan hierover graag zeer spoedig in debat met de Minister. Vooruitlopend daarop
                  hebben zij alvast een aantal vragen. Erkent de Minister dat de adviezen die zij heeft
                  gekregen, waarin werd geconcludeerd dat de impact van besmettingen bij dieren op de
                  humane gezondheid verwaarloosbaar werd geacht, er drie weken later compleet naast
                  bleken te zitten? Gaat de Minister, nu SARS-CoV-2 wordt aangewezen als besmettelijke
                  dierziekte volgens artikel 15 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, per
                  direct over tot het instellen van een fokverbod, gevolgd door definitieve vervroegde
                  beëindiging van de sector vanuit het voorzorgsbeginsel?
               
De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren-fractie hebben op 28 april schriftelijke
                  vragen gesteld over de eerste besmettingen bij nertsenfokkerijen en hebben de Minister
                  verzocht deze vragen voorafgaand aan de eerstvolgende persconferentie te beantwoorden.
                  De antwoorden zijn echter nog steeds niet binnengekomen. Deze leden verzoeken de Minister
                  deze vragen zo spoedig mogelijk te beantwoorden. Ook hebben zij nog enkele aanvullende
                  vragen. Is het virus rechtstreeks van nertsen op de medewerker overgesprongen? Wat
                  hebben deze sprongen tussen diersoorten voor mogelijke gevolgen? Is er al meer bekend
                  over de besmettelijkheid van het virus dat is gevonden stofdeeltjes in de stallen?
                  Zijn de drie katten die het coronavirus hebben opgelopen bij een van de nertsenbedrijven
                  besmet via de stofdeeltjes waarin het virus is aangetroffen of rechtstreeks via de
                  besmette nertsen?
               
Konijnenhouderij
In de brief over de eerste twee nertsenfokkerijen waar het coronavirus werd aangetroffen,
                  schreef de Minister dat ook de konijnenhouderijen in de omgeving zullen worden onderzocht.
                  De leden van de Partij voor de Dieren-fractie vragen de Minister om hoeveel bedrijven
                  dit gaat. Wat is er tot nu toe bekend over de vatbaarheid van konijnen voor het coronavirus?
                  Op welke manier wordt hier nu onderzoek naar gedaan en wat zijn tot nu toe de bevindingen?
               
Steun aan kalversector
De Minister schreef in haar brief van 7 mei dat ze van mening is dat ook voor kalfsvlees
                  op Europees niveau maatregelen nodig zijn. Voor wat voor steunmaatregelen voor de
                  kalverhouderij pleit de Minister in Brussel, vragen de leden van de Partij voor de
                  Dieren-fractie haar. Daarbij schrijft de Minister «Ik vind het belangrijk dat eventuele
                  steunmaatregelen voor de kalfsvleessector hand in hand gaan met verbetering van het
                  dierenwelzijn.» Waar doelt de Minister hier op? Wat zou er concreet moeten worden
                  verbeterd? Welke eisen stelt ze hierbij? Gaat de Minister dan ook steunmaatregelen
                  afwijzen als deze verbeteringen hierbij niet als eis worden gesteld door de Europese
                  Commissie? Kan de Minister bevestigen dat er al miljoenen euro’s steun gaan naar de
                  kalversector? Kan de Minister bevestigen dat voor de jaren 2015 tot en met 2020 in
                  totaal 50 miljoen euro van de voor de plattelandsgelden bestemde middelen zijn aangewend
                  om het besluit om de kalversector minder inkomenssteun te geven vanuit het GLB de
                  facto (grotendeels) teniet te doen? Erkent de Minister dat het een heel vreemd en
                  onwenselijk signaal is naar alle ondernemers die op dit moment met veel moeite deze
                  crisis proberen door te komen als het kabinet zich inzet voor steun voor een sector
                  waar één bedrijf alle onderdelen van de keten in handen heeft, met een eigen vermogen
                  van 1 miljard, geleid door een familie die op nummer 7 staat in de Quote 500? Wat
                  heeft de Minister tot nu toe gedaan om de aangenomen motie van het lid Ouwehand (Kamerstuk,
                  nr. 25 295, nr. 346) uit te voeren, die de regering opriep om de import van kalfjes tot een minimum te
                  beperken? Is de Minister bereid zich in Europa in te zetten voor fokbeperkingen in
                  de melkveehouderij, om daarmee zowel de overschotten aan zuivelproducten als aan kalfsvlees
                  niet nog verder op te laten lopen? Zo nee, waarom niet? Is de Minister bereid zich
                  in Europa in te zetten voor fokbeperkingen in de varkenshouderij om het overschot
                  aan varkensvlees niet verder op te laten lopen? Zo nee, waarom niet? Is de Minister
                  bereid zich in Europa in te zetten voor fokbeperkingen in de pluimveehouderij om het
                  overschot aan kippenvlees niet verder op te laten lopen? Zo nee, waarom niet?
               
Europese importstop vlees uit derde landen
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie willen de regering er nadrukkelijk op
                  wijzen dat door een opeenstapeling van handelsverdragen, in dit specifieke geval met
                  name de verdragen met Oekraïne en de op handen zijnde deals met Thailand en de Mercosur-landen,
                  boeren over de hele wereld meer en meer tegen elkaar uitgespeeld worden en gedwongen
                  worden tot een keiharde strijd op de wereldmarkt. Dit leidt tot een concurrentie op
                  kostprijs, met als gevolg schaalvergroting en intensivering, met desastreuze gevolgen
                  voor de dieren, het klimaat en de natuur in zowel Europa als elders. Ook voor het
                  welzijn en inkomen van Nederlandse boeren en boeren elders pakt deze concurrentiestrijd
                  erg slecht uit.
               
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie wijzen erop dat van kringlooplandbouw
                     geen sprake kan zijn zolang de Europese markt wagenwijd wordt opengezet voor spotgoedkope
                     landbouwproducten van buiten de EU, terwijl er voor de eigen Nederlandse landbouwsector
                     wordt ingezet op een agressieve exportstrategie. Deze leden vragen de regering hoe
                     eerlijk het is om van de Nederlandse boeren een inspanning te vragen om het stikstofprobleem
                     helpen op te lossen, terwijl die boeren tegelijkertijd steeds meer worden blootgesteld
                     aan oneerlijke concurrentie van boeren van buiten Europa.
                  
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie vinden het niet uit te leggen dat de
                     import van kippenvlees uit landen als Brazilië, Oekraïne en Thailand gewoon doorgaat,
                     terwijl er in Nederland en andere Europese landen duidelijke aanwijzingen zijn dat
                     door het wegvallen van de vraag naar kippenvlees de stallen met vleeskuikens overbevolkt
                     raken. Daarover hebben deze leden de volgende vragen. Is de regering bereid om zich
                     in Europa hard te maken voor een volledige invoerbeperking van kippenvlees van buiten
                     de EU? Is de regering bereid om alle mogelijkheden hiertoe te onderzoeken? Wat wil
                     de regering zeggen tegen boerenbelangenorganisaties die pleiten voor het aan banden
                     leggen van de import van kippenvlees van buiten Europa? Is de regering bereid om bij
                     de regeringen van Brazilië, Oekraïne en Thailand op bilaterale of multilaterale basis
                     te pleiten voor fokbeperkingen van in ieder geval kippen in die landen, mede om te
                     voorkomen dat ook in die landen de stallen overvol raken?
                  
Zoönosen
De coronapandemie waar we nu middenin zitten, is het zoveelste voorbeeld van een zoönose:
                  een dierziekte die op mensen overdraagbaar is. Zo’n 75% van de infectieziekten van
                  de afgelopen tien jaar zijn zoönosen; denk aan SARS, MERS, Q-koorts, de Mexicaanse
                  griep, HIV, ebola, zika en nu het coronavirus COVID-19. Wetenschappers en de Wereldgezondheidsorganisatie
                  waarschuwen al jaren dat het wachten was op de volgende ontwrichtende pandemie. Een
                  alomvattend aanvalsplan is nodig om virusuitbraken als die van COVID-19 te voorkomen.
                  De nietsontziende exploitatie van dieren en natuur door de mens heeft het risico op
                  pandemieën aanzienlijk vergroot. De veehouderij moet op de schop, de ontbossing moet
                  een halt toegeroepen worden en de handel in dieren moet worden aangepakt. In haar
                  brief van 22 april beschrijft de Minister echter vooral de rol van dieren in de verspreiding
                  van corona en gaat ze in op de vraag of dieren die door mensen zijn besmet, op hun
                  beurt weer andere mensen kunnen besmetten. Over het ontstaan van zoönosen, het aanpakken
                  van de oorzaken en dus het voorkomen van een volgende wereldwijde pandemie, rept de
                  Minister met geen woord. Dat verbaast de leden van de Partij voor de Dieren-fractie
                  zeer, want signaleren en bestrijden is één ding maar het gaat vooral om voorkomen.
                  En de Landbouwminister van het meest veedichte land ter wereld, met een veehouderij
                  die door de Minister zelf «omvangrijk en intensief» wordt genoemd, heeft hier nogal
                  een grote verantwoordelijkheid in, vinden deze leden. De nuchtere stelling dat dieren
                  een rol spelen bij de problematiek van zoönosen, boezemt hen niet veel vertrouwen
                  in.
               
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie hebben dan ook een aantal vragen over
                  de door de Minister geschetste «zoönosestructuur». Hoeveel mensen bij het Ministerie
                  van LNV houden zich bezig met zoönosen? Hoeveel fte is dit? Hoe is het personeelsverloop
                  op dit dossier? Hoeveel mensen bij het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en
                  Soport (VWS) houden zich bezig met zoönosen? Hoeveel fte is dit? Hoe is het personeelsverloop
                  op dit dossier? Hoe vaak vinden de genoemde signaleringsoverleggen plaats binnen de
                  zoönosenstructuur? Wie nemen er deel aan deze overleggen? Hoe vaak is de Minister
                  zelf op jaarbasis bezig met dit onderwerp? Waarom laat de beantwoording van de schriftelijke
                  vragen die de leden van de Partij voor de Dieren-fractie op 24 april hebben gesteld
                  over zoönosen zo lang op zich wachten? Heeft de Minister niet eerder kennisgenomen
                  van de in de vragen genoemde onderzoeksrapporten en bevindingen van deskundigen? Kan
                  de Minister bevestigen dat de milieuorganisatie van de Verenigde Naties (UNEP) waarschuwt
                  dat het risico op het overspringen van ziektes van dieren op mensen wordt vergroot
                  door de grootschalige en intensieve veehouderij, door ontbossing, door de toename
                  van contact tussen mensen en wilde dieren, door de illegale handel in wilde dieren,
                  het gebruik van antibiotica in de veehouderij en klimaatverandering? Kan de Minister
                  bevestigen dat tussen 2009 en 2015, met een gemiddelde van één per jaar, wereldwijd
                  zes grote uitbraken zijn geweest van zoönosen, te weten: Q-koorts, het Schmallenbergvirus,
                  MERS, vogelgriep, ebola en zika?10
De nachtmerrie is dat er nog zo’n virus ontstaat, en de vogelgriep wordt al sinds
                     lang aangewezen als het rampscenario met een dodelijkheid van 60% volgens de WHO.
                     Voordat het ook kan overspringen van mens naar mens, is een mutatie van het virus
                     nodig. De WHO stelt dat als dat gebeurt, dit «zeer serieuze consequenties heeft voor
                     de volksgezondheid»11.
                  
Wetenschappers van het Erasmus MC hebben in 2011 al aangetoond dat vogelgriep via
                     mutaties kan uitgroeien tot een zeer besmettelijke variant, die via de lucht van mens
                     op mens overdraagbaar is. 12 Deze mutaties zouden ook op natuurlijke wijze kunnen ontstaan. Kan de Minister bevestigen
                     dat er tussen 2014 en 2018 bij zeventien Nederlandse pluimveebedrijven uitbraken van
                     hoog-pathogene vogelgriep zijn geweest, waarvan er zeven uitbraken waren bij vier
                     eendenbedrijven?13 Kan de Minister bevestigen dat dit in totaal dus ten minste twintig uitbraken waren
                     bij vier eendenbedrijven en dertien kippenbedrijven? Zo nee, hoeveel waren dit er
                     dan? Kan de Minister bevestigen dat bij minstens één van deze kippenbedrijven twee
                     keer een uitbraak van vogelgriep is geweest? Kan de Minister bevestigen dat minstens
                     zeven van deze uitbraken van vogelgriep plaatsvonden op zes gesloten kippenbedrijven
                     of bedrijven waar de kippen helemaal niet buiten kwamen? Kan de Minister bevestigen
                     dat slechts vier van deze kippenbedrijven vrije uitloop hadden? Kan de Minister bevestigen
                     dat dit betekent dat van de zeventien bedrijven met uitbraken van vogelgriep, er tien
                     waren waar de dieren niet buiten kwamen? Zo nee, hoe zit dit dan? Kan de Minister
                     bevestigen dat het aantal geiten sinds de Q-koorts epidemie die aan 95 mensen het
                     leven kostte en daarnaast nog 500 mensen chronisch ziek heeft gemaakt, het aantal
                     geiten nog veel verder is toegenomen, van 352.828 in 2010 naar 614.645 geiten in 2019?
                     Kan de Minister bevestigen dat, ondanks de provinciale geitenstops, het aantal geiten
                     in 2019 wederom is toegenomen, ook in Gelderland en Noord-Brabant?14 Waarom is de Minister nog altijd niet overgegaan tot het invoeren van een rechtenstelsel
                     voor de geitenhouderij, zodat deze explosieve groei was voorkomen? Erkent de Minister
                     dat omwonenden hierdoor nog altijd extra worden blootgesteld aan gezondheidsrisico’s,
                     zoals een verhoogde kans op longontstekingen, waardoor deze groep extra kwetsbaar
                     is bij besmetting met het coronavirus?
                  
Voorwaarden aan steun voor de sierteelt en fritesaardappelsector
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie constateren dat de COVID-19-crisis verschillende
                  problemen van het geglobaliseerde voedselsysteem heeft blootgelegd. De Nederlandse
                  landbouwsector, in het verleden vaak geprezen om zijn exportrecords, blijkt nu zeer
                  kwetsbaar te zijn. Er zijn producenten die vrijwel uitsluitend voor de horeca produceren
                  (fritesaardappelen, maar ook kooieieren) en er zijn hele sectoren die nagenoeg compleet
                  afhankelijk zijn van de export (onder andere de sierteelt en eendenfokkerijen). Wanneer
                  de export moeizaam gaat of geheel wegvalt door internationale ontwikkelingen, zoals
                  nu de COVID-19-crisis, komen deze sectoren stil te liggen. Ook wordt in de huidige
                  situatie (nogmaals) duidelijk dat deze sectoren bepaald niet cruciaal zijn voor de
                  voedselzekerheid in Nederland.
               
De sierteeltsector, onderdelen van de voedingstuinbouw die exclusief voor de horeca
                  telen en de fritesaardappelensector hebben hun problemen door vraaguitval tijdig en
                  succesvol kenbaar gemaakt bij de Minister en zij ontvangen een steunpakket van het
                  kabinet om de verliezen te compenseren. Voor de leden van de Partij voor de Dieren-fractie
                  is het onbegrijpelijk dat er aan die steunpakketten geen voorwaarden verbonden zijn
                  voor verduurzaming, in het belang van de volksgezondheid, de biodiversiteit en de
                  waterkwaliteit. Daarnaast zijn deze leden onaangenaam getroffen door het feit dat
                  de regeling reeds is opengesteld, nog voordat de Tweede Kamer deze heeft kunnen behandelen.
                  Erkent de Minister dat zij de Kamer hiermee heeft gepasseerd? Op welke manier gaat
                  zij de inbreng van de Tweede Kamer alsnog integreren in de reeds opengestelde regelingen
                  voor financiële steun?
               
De teelt van consumptieaardappelen en de sierteelt (voornamelijk lelies en tulpen)
                  zijn precies de sectoren waarin het meeste landbouwgif wordt gebruikt15. In 2016 werd 40% van alle landbouwgif in Nederland gebruikt voor de teelt van aardappelen.
                  Op de tweede plek staan de bloembollen. Al jarenlang worden telers, hun gezinnen en
                  omwonenden van percelen blootgesteld aan landbouwgif wanneer er wordt gespoten16, terwijl consumenten de resten van het gif op hun bord vinden (op 9% van de Nederlandse
                  aardappelen zijn hormoonverstorende stoffen gevonden, terwijl die al sinds 2009 verboden
                  zijn)17. De leden van de Partij voor de Dieren-fractie herinneren de Minister eraan dat insectenpopulaties
                  op het Nederlandse platteland in hoog tempo afnemen18, onder meer door het grote gebruik van landbouwgif. Daarnaast is de ecologische kwaliteit
                  van ons oppervlaktewater slechts op 1% goed en ook hier speelt de vervuiling door
                  landbouwgif een grote rol.19
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie stellen dat de Minister de problemen
                  rondom het gebruik van landbouwgif wel lijkt te erkennen, maar dat zij er nog niet
                  in geslaagd is deze op te lossen. In haar Toekomstvisie gewasbescherming 2030 schrijft
                  de Minister dat de gehele landbouwsector in 2030 het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen
                  zo veel mogelijk moet voorkomen.20 Daarvoor wil zij inzetten op weerbare plant- en teeltsystemen, het verbinden van
                  landbouw en natuur, en het nagenoeg uitsluiten van emissies naar het milieu en residuen
                  op producten. De tussenevaluatie van de nota Gezonde Groei, Duurzame Oogst door het
                  Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) maakt echter duidelijk dat reductiedoelen er
                  op papier mooi uit kunnen zien, maar dat deze zonder verplichtende maatregelen voor
                  telers (tot nu toe) niet gehaald worden. Deze leden vragen zich daarbij af of de vertraging
                  die het uitvoeringsprogramma van de Toekomstvisie gewasbescherming 2030 heeft (deze
                  stond gepland voor voorjaar 2019) erop duidt dat het maken van afspraken met de sector
                  waarmee de doelen daadwerkelijk gehaald zullen worden, stroef verloopt. Zij ontvangen
                  hier graag een reactie op van de Minister.
               
Daarbij merken de leden van de Partij voor de Dierenfractie op dat bijna 90% van de
                  bloemen, planten en fritesaardappelen voor het buitenland wordt geproduceerd, terwijl
                  de schadelijke gevolgen voor de natuur en omwonenden van het gifgebruik in Nederland
                  achterblijven21, 22. Door de vraaguitval uit het buitenland door de COVID-19-crisis hebben deze sectoren
                  te maken met een gigantische overproductie. Deze leden wijzen de Minister op de pessimistische
                  economische vooruitzichten voor de komende jaren, als gevolg van de COVID-19-crisis.
                  Dit wijst erop dat de internationale handel niet spoedig aan zal trekken en er dus
                  een langdurige disbalans zal zijn tussen vraag en aanbod. Deze leden zouden het als
                  een gemiste kans beschouwen als deze crisis niet zou worden aangegrepen om dit deel
                  van de tuinbouwsector ingrijpend te veranderen. In de transitie naar natuurinclusieve
                  kringlooplandbouw is het belangrijk dat het landbouwareaal zo efficiënt mogelijk ingezet
                  wordt om de lokale bevolking, op duurzame wijze, te voeden. Een omschakeling van een
                  areaal bollenteelt (dat de afgelopen jaren sterk is toegenomen) naar duurzame voedingstuinbouw
                  past in deze ontwikkeling. Voedingstuinbouw draagt bij aan de voedselzekerheid en
                  heeft daarmee meer maatschappelijke waarde dan de op export georiënteerde sierteelt.
               
Deze ontwikkelingen beschouwend, stellen de leden van de Partij voor de Dieren-fractie
                  dat een steunpakket voor de aardappel- en sierteelt vanwege de coronacrisis voorwaarden
                  moet bevatten voor het toekomstbestendig maken van de sectoren, onder andere door
                  het in balans brengen van de lokale vraag en aanbod en het drastisch terugdringen
                  van gifgebruik. Juist het geven van financiële steun biedt een uitgelezen kans om
                  ook andere maatschappelijke doelen dichterbij te brengen. Deze leden ontvangen hier
                  graag een reactie op van de Minister.
               
Wat betreft de sierteeltsector stellen de leden van de Partij voor de Dieren-fractie
                  dat de gangbare overproductie niet in stand gehouden moet worden met gemeenschapsgeld.
                  De financiële steun die de sector ontvangt moet ingezet worden door telers om hun
                  activiteit af te bouwen en om te schakelen op duurzame voedingstuinbouw. Voor siertelers
                  die voor de lokale markt willen blijven produceren, stellen deze leden de voorwaarde
                  dat zij alleen steun kunnen ontvangen wanneer zij hun gifgebruik drastisch verminderen.
                  Zo moeten zij verplicht de principes van geïntegreerde gewasbescherming toepassen
                  en mogen zij tot 250 meter van woningen, speelplekken en scholen niet spuiten. De
                  milieukwaliteitsdoelen en drinkwaternormen mogen niet meer overschreden worden: de
                  kwaliteit van het oppervlaktewater rond percelen zal daartoe veel strenger gecontroleerd
                  moeten worden. Deze leden vragen waarom de Minister geen voorwaarden heeft verbonden
                  aan de financiële steun voor de sierteeltsector.
               
Wat betreft de fritesaardappelen pleiten de leden van de Partij voor de Dieren-fractie
                  voor de voorwaarde aan het steunpakket dat telers niet vaker dan eens in de vijf jaar
                  aardappels op een perceel telen. Door deze ruimere vruchtrotatie krijgen bodem, milieu
                  en biodiversiteit meer tijd om te herstellen van deze (relatief intensieve) teelt.
                  De afname van de productie van fritesaardappelen die hierdoor zal ontstaan, zal de
                  lokale vraag en aanbod meer in balans brengen. Daarnaast stellen deze leden dezelfde
                  voorwaarde met betrekking tot een drastische reductie van het gifgebruik zoals hierboven
                  uiteengezet voor de sierteelt. Zij vragen waarom de Minister geen verduurzamingsvoorwaarden
                  heeft verbonden aan de financiële steun voor de fritesaardappelsector en of zij voornemens
                  is dit alsnog te doen.
               
Visserij
Wat betreft de visserijsector vinden de leden van de Partij voor de Dieren-fractie
                  het onaanvaardbaar dat overbevissing en natuurvernietiging in Nederlandse en Europese
                  wateren in stand worden gehouden en zelfs worden gefaciliteerd met belastinggeld.
                  Ook vissenleed in de aquacultuursector en bijvangst en doding van vissen zou niet
                  in stand gehouden mogen worden met belastinggeld. Deze leden pleiten ervoor dat elke
                  vorm van financiële steun, zowel bestaande subsidies als de steun die gegeven wordt
                  om de gevolgen van de coronacrisis te bestrijden, nooit zonder voorwaarden gegeven
                  wordt en alleen gekoppeld is aan substantiële verbeteringen op het gebied van natuurbescherming,
                  verkleining van de vloot en het tegengaan van overbevissing.
               
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie zien mogelijkheden om in deze moeilijke
                  periode de vloot versneld te verkleinen, zodat deze binnen de grenzen van de draagkracht
                  van het mariene ecosysteem blijft. Zo mag de steun niet gaan naar het vergroten van
                  de capaciteit van de vloot of naar grote pelagische bedrijven, noch naar kotters met
                  sleepnetten. Is de Minister bereid financiële steun te koppelen aan verkleining van
                  de vloot en de capaciteit? Is de Minister bereid in ieder geval grote pelagische bedrijven
                  uit te zonderen van de steunmaatregelen? Zo nee, waarom niet? Is de Minister bereid
                  om een stillegregeling te koppelen aan warm saneren voor vissers die daar juist nu
                  behoefte aan hebben? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke termijn is de Minister van
                  plan dit te doen?
               
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie merken op dat tijdelijk ecologisch herstel
                  kan plaatsvinden gedurende de coronacrisis en het stilliggen van de schepen. Tijdens
                  deze periode kan daarom goed en gedegen onderzoek verricht worden naar de effecten
                  van de visserij op de ecologie. Is de Minister bereid om een onderzoek naar de impact
                  van de visserij op de ecologie in te stellen?
               
De Partij voor de Dieren-fractie vragen ook waarom de regeling afhankelijk is van
                  het motorvermogen van de schepen. Deze leden zijn van mening dat de Minister hiermee
                  juist overbevissing stimuleert, omdat er meer geld gaat naar grote schepen, die meer
                  vissen. Dit betekent dat Nederland juist die sectoren steunt die de meeste schade
                  aanrichten aan de vissenstand en ecologie, zoals grote pelagische bedrijven en demersale
                  kotters. Kan de Minister aangeven waarom de stillegregeling gekoppeld wordt aan het
                  motorvermogen? Kan de Minister aangeven welke andere voorwaarden er gelden om in aanmerking
                  te kunnen komen voor de stillegregeling?
               
Ten slotte maken de leden van de Partij voor de Dieren-fractie zich zorgen over de
                  periode na de stillegregeling, wanneer de vraag waarschijnlijk weer aantrekt. Deze
                  leden vragen zich af wat de impact zal zijn op de visbestanden en ecologie wanneer
                  vissers hun jaarlijkse quota in een kortere tijd zullen opvissen. Uit voorzorg pleiten
                  zij daarom voor het bijstellen van de quota naar rato voor de maanden die overblijven
                  na de stillegregeling. Kan de Minister aangeven wat de mogelijke schadelijke ecologische
                  gevolgen zijn van het opvissen van de jaarlijkse quota in een kortere tijd? Kan de
                  Minister onderzoek instellen om deze impact te monitoren? Kan de Minister uit voorzorg
                  de huidige quota naar rato bijstellen voor de maanden die overblijven? Zo niet, waarom
                  niet?
               
Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie
De leden van de SGP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de voorliggende
                  stukken en hebben nog enkele vragen over de gevolgen van de coronacrisis voor enkele
                  veehouderijsectoren.
               
De leden van de SGP-fractie ontvangen graag een inschatting van de gevolgen van de
                  coronacrisis voor kalverhouders die niet verbonden zijn aan een integratie en niet
                  op contract leveren en voor eendenhouders die inmiddels hun stallen leeghouden. Is
                  de Minister voornemens te voorzien in gerichte ondersteuning?
               
De leden van de SGP-fractie vragen aandacht voor landbouwbedrijven op de Waddeneilanden.
                  Zij bedrijven veelal multifunctionele landbouw en zijn afhankelijk van het toerisme.
                  Deze leden hebben begrepen dat zij forse omzetverliezen lijden, terwijl zij niet altijd
                  aanspraak kunnen maken op algemene steunregelingen. Overweegt de Minister gerichte
                  ondersteuning?
               
II Antwoord / Reactie van de Minister
               
III Volledige agenda
               
COVID-19 en mogelijke relatie met dieren. Kamerstuk 28 286, nr. 1088 – Brief regering d.d. 22-04-2020, Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
                  C.J. Schouten
               
De bevinding van infecties met SARS-CoV-2. Kamerstuk 28 286, nr. 1089 – Brief regering d.d. 26-04-2020, Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
                  C.J. Schouten
               
Gevolgen van COVID-19-crisis op land-, tuinbouw- en visserijsectoren. Kamerstuk 35 420, nr. 30 – Brief regering d.d. 07-05-2020, Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
                  C.J. Schouten
               
Stand van zaken corona en dieren. Zaaknummer 2020Z08280 – Brief regering d.d. 08-05-2020, Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
                  C.J. Schouten
               
Update corona bij dieren. Zaaknummer 2020Z08824 – Brief regering d.d. 15-05-2020, Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
                  C.J. Schouten
               
Stand van zaken onderzoek COVID-19 naar nertsenbedrijven. Zaaknummer 2020Z09040 – Brief regering d.d. 19-05-2020, Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
                  C.J. Schouten
               
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
 A.H. Kuiken, voorzitter van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
- 
              
                  Mede ondertekenaar
 I.J. Leau-Kolkman, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.
