Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Van Raak over het Rijksvastgoedbedrijf en een pand dat voor een spotprijs is verkocht aan een malafide ondernemer
Vragen van het lid Van Raak (SP) aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over het Rijksvastgoedbedrijf en een pand dat voor een spotprijs is verkocht aan een malafide ondernemer (ingezonden 23 april 2020).
Antwoord van Staatssecretaris Knops (Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties) (ontvangen
20 mei 2020).
Vraag 1, 2, 3 en 4
Is het waar dat het Rijksvastgoedbedrijf Noordeinde 64 heeft verkocht aan de gemeente
Den Haag, die het een dag later meteen voor een spotprijs verkocht aan een malafide
ondernemer?1
Voor hoeveel geld heeft het Rijksvastgoedbedrijf het pand verkocht?
Waarom heeft het Rijksvastgoedbedrijf het pand verkocht?
Wist het Rijksvastgoedbedrijf van de plannen van de gemeente om het pand een dag later
door te verkopen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, waarom is dan toch ingestemd met de
verkoop?
Antwoord 1, 2, 3 en 4
In aansluiting op mijn beantwoording van de schriftelijke vragen die zijn gesteld
door het lid Krol over de verkoop van het pand Noordeinde 64/64A te Den Haag, met
Aanhangsel Handeling, vergaderjaar 2019–2020, nr. 2881, bericht ik u het volgende.
Het pand is verkocht in het kader van de zogeheten reallocatieprocedure, zoals genoemd
in artikel 9, zevende lid, van de Regeling materieelbeheer rijksoverheid 2006. Op
grond daarvan werd het onderhavige overtollig rijksvastgoed, voordat het eventueel
openbaar kan worden verkocht, eerst aangeboden aan medeoverheden met het oog op herbestemming
in de publieke sfeer. Tijdens het reguliere samenwerkingsoverleg dat de gemeente Den
Haag voerde met het Rijksvastgoedbedrijf, heeft de gemeente in juli 2016 belangstelling
getoond voor het verwerven van het pand in het kader van de reallocatieprocedure.
Zie ook het collegebesluit van de gemeente Den Haag (bijlage 1), waarin de doorverkoop
aan de heer Munie wordt gemotiveerd. Belangrijke beweegredenen daarbij waren dat het
pand al langdurig leegstond (op leegstandsbewoning na), de betrokken ondernemer op
deze locatie zijn diverse werkzaamheden kon samenvoegen en plaats wilde bieden aan
mensen aan de onderkant van de arbeidsmarkt. Op basis daarvan is destijds besloten
tot overdracht van het onroerend goed aan de gemeente Den Haag.
Voor wat betreft deze overdracht heeft mijn ambtsvoorganger in zijn brief van 25 juni
2013 aan de Tweede Kamer (Kamerstuk 31 490, nr. 122) aangegeven dat onderhandse verkoop aan medeoverheden plaatsvindt op basis van een
door een (externe) onafhankelijke taxateur bepaalde marktwaarde. Daarom is met het
oogmerk de marktconformiteit te waarborgen een taxatierapport opgesteld door een NRVT-gecertificeerde2 taxateur van Frisia Makelaars. Op 7 september 2018 is bij notariële akte het pand
voor een koopprijs van € 1.735.000,00 geleverd aan de gemeente Den Haag. Verder wil
ik u in dit verband melden dat ik momenteel een ADR-onderzoek laat uitvoeren naar
de verkoop van dit pand, waarvan ik voor de zomer de resultaten verwacht. Zie ook
het antwoord op vraag 5 en 7.
Vraag 5 en 7
Deelt u de mening dat dit soort constructies om Rijksvastgoed te verkopen voor spotprijzen
zeer onwenselijk zijn? Zo nee, waarom niet?
Bent u bereid het Rijksvastgoedbedrijf te verplichten gebouwen te verkopen met een
antidoorverkoopclausule voor bepaalde tijd? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 5 en 7
Er is regelmatig discussie over de reallocatieprocedure, met name als het gaat om
doorverkoop door gemeenten aan derden. Naar aanleiding van deze discussie en om meer
transparantie en verkorting van de huidige langdurige verkoopprocedures aan te brengen,
ben ik voornemens om deze reallocatieprocedure aan te passen. De uitwerking hiervan
vindt momenteel plaats. Over mijn bredere beleidsafweging, mede in het licht van de
uitkomsten van het genoemde ADR-rapport, informeer ik de Tweede Kamer in het najaar.
Een zogenaamde anti-doorverkoopclausule (in de vastgoedpraktijk bekend als anti-speculatiebeding
of vervreemdingsbeding) is bij verkoop van bestaand onroerend vastgoed niet gebruikelijk.
Een overeengekomen koopprijs is immers gebaseerd op het voorgenomen gebruik door de
koper. Een dergelijk verbod om te verkopen wordt in het algemeen wel bij nieuwbouw
toegepast om doorverkoop met mogelijke snelle winst te voorkomen. In de koopovereenkomst
tussen het Rijksvastgoedbedrijf en de gemeente Den Haag is wel een meerwaardeclausule
met kettingbeding opgenomen. Dit houdt in dat, indien (een deel van) het object binnen
tien jaar een andere en meer hoogwaardige bestemming (bijvoorbeeld uitsluitend woningen)
verkrijgt dan op basis van het thans vigerende bestemmingsplan is toegestaan, de koper
aan de Staat een meerprijs is verschuldigd. Het Rijksvastgoedbedrijf beoordeelt regelmatig
of er sprake is van een hoogwaardiger bestemming. Daarvan is tot op heden geen sprake.
Vraag 6
Worden meer van dit soort constructies gebruikt? Welke verkopen met vergelijkbare
constructies zijn er vanaf het jaar 2000 geweest?
Antwoord 6
In bijlage 2 vindt u een overzicht van alle verkopen met betrekking tot gebouwen en
bouwgrond aan medeoverheden die via de reallocatieprocedure tot stand zijn gekomen.
In verband met de mogelijkheden van de geautomatiseerde systemen begint het overzicht
bij 2003. Daar de systemen niet zijn ingericht op deze vraagstelling, is er een handmatige
sectie toegepast en kan het zijn dat er ondanks diverse controles kleine discrepanties
resteren.
Bijlage 1: Collegebesluit van de gemeente Den Haag3
Bijlage 2: Overzicht verkocht rijksvastgoed in het kader van de reallocatieprocedure4
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
R.W. Knops, staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.