Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Wassenberg over de berichtgeving dat de Europese toelating van glyfosaat gebaseerd is op vervalste gegevens uit het Duitse horrorlaboratorium LPT
Vragen van het lid Wassenberg (PvdD) aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over de berichtgeving dat de Europese toelating van glyfosaat gebaseerd is op vervalste gegevens uit het Duitse horrorlaboratorium LPT (ingezonden 14 februari 2020).
Antwoord van Minister Schouten (Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit) (ontvangen 20 mei
2020). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2019–2020, nr. 1956.
Vraag 1
Kent u het bericht «Duits «fraudelaboratorium» leverde toelatingsstudies glyfosaat»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Kunt u bevestigen dat u in uw antwoord op vraag 2 van het lid Moorlag (PvdA) refereert
aan het Duitse horrorlaboratorium Laboratory of Pharmacology and Toxicology (LPT),
dat op 7 november 2019 meerdere zendingen met apen naar het Nederlandse bedrijf Hartenlust
BV geëxporteerd heeft?2
Antwoord 2
Nee, op grond van de bescherming van bedrijfs- en fabricagegegevens kan ik deze informatie
niet verstrekken.
Vraag 3
Wist u dat het laboratorium op dat moment al zwaar bekritiseerd werd vanwege ernstige
dierenmishandelingen, nadat undercoveropnamen, door een dierenrechtenactivist gemaakt,
op 15 oktober 2019 werden uitgezonden door de ZDF?3
Antwoord 3
Nee.
Vraag 4
Wist u dat het Duitse Openbaar Ministerie naar aanleiding van deze undercoverbeelden in oktober 2019 al onderzoek heeft ingesteld naar de mishandelingen door
het proefdierlaboratorium?4
Antwoord 4
Nee.
Vraag 5
Hoe is het mogelijk dat het betreffende laboratorium op 7 november 2019, met instemming
van Duitse en Nederlandse autoriteiten, apen heeft geëxporteerd die mogelijk als bewijs
zouden kunnen dienen van strafbare praktijken in het lopende strafrechtelijk onderzoek?
Antwoord 5
Vanuit een bedrijf in Duitsland zijn meerdere zendingen met apen naar Nederland geëxporteerd.
Op grond van de bescherming van bedrijfs- en fabricagegegevens kan ik de informatie
over het aantal apen niet verstrekken. De transporten zijn toegestaan door de Duitse
autoriteiten en zijn aangemeld in het TRACES-systeem.
De Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) heeft de herkomst van deze apen
gecontroleerd. De transportdocumenten, CITES-documenten en levensloopdossiers van
de dieren waren aanwezig en op orde.5
Vraag 6
Klopt het dat LPT een Good Laboratory Practice (GLP) certificaat had, dat een waarborg
zou moeten zijn voor goede kwaliteit en tegen fraude?
Antwoord 6
Ja.
Vraag 7
Deelt u de mening dat het uiterst zorgwekkend is dat er systematisch fraude plaatsvindt
in een GLP-gecertificeerd laboratorium? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 7
Ik ben geschrokken van de berichtgeving over de vermeende fraude bij het Laboratory
of Pharmacology and Toxicology (LPT). Fraude is altijd zorgelijk en het is goed dat
dit nu aan het licht is gekomen.
Vraag 8
Hoe beoordeelt u de bevinding dat medewerkers van het LPT druk ondervinden van opdrachtgevers
om ongunstige uitkomsten te manipuleren? Deelt u het inzicht dat dergelijk onderzoek
ongeschikt is om gebruikt te worden bij de risicobeoordeling van medicijnen, chemicaliën
en voedingsadditieven?
Antwoord 8
Er loopt inmiddels een onderzoek naar deze vermeende fraude door de Duitse autoriteiten.
Ik wacht de bevindingen daarvan af.
Vraag 9 en 10
Hoe en op basis van welke criteria worden testlaboratoria geselecteerd om toelatingsonderzoek
voor chemicaliën te verrichten?
Hoe en waarom is dit LPT-laboratorium, dat een uiterst beroerde reputatie heeft opgebouwd,
geselecteerd om dit soort belangrijk en gevoelig toelatingsonderzoek te verrichten?
Antwoord 9 en 10
Het is aan de aanvrager om te bepalen in welk laboratorium bepaalde onderzoeken worden
uitgezet. De aanvrager dient een dossier aan te leveren dat aan strikte kwaliteitseisen
voldoet. Zo wordt bijvoorbeeld geëist dat het dossier studies bevat die zijn uitgevoerd
door gecertificeerde laboratoria die voldoen aan de criteria voor «Good Laboratory
Practice» (GLP) en «Good Experimental Practice» (GEP).
Vraag 11
Klopt het dat de laatste herbeoordeling van glyfosaat door de European Food Safety
Authority (EFSA) deels gebaseerd is op studies van het LPT? Zo ja, hoeveel van de
studies kwamen van dit laboratorium?
Antwoord 11
Ja. Het Bundesinstitut für Risikobewertung (BfR), de bevoegde nationale autoriteit
van Duitsland en de rapporteur lidstaat van de recente herbeoordeling van de werkzame
stof glyfosaat, heeft een persbericht naar buiten gebracht waarin staat dat er voor
de huidige goedkeuring van de werkzame stof glyfosaat meer dan 900 studies en publicaties
zijn beoordeeld naast de 24 studies van LPT. Deze 24 studies richten zich op mogelijke
acute effecten van glyfosaat op oog- en huidirritatie en mutageniteit. Er zijn volgens
de BfR door LPT geen studies uitgevoerd naar mogelijke carcinogeniteit van glyfosaat.
Deze studies zijn door anderen uitgevoerd. Het BfR ziet op dit moment geen aanleiding
om op basis van de studies van LPT de uitkomst van de herbeoordeling van de werkzame
stof ter discussie te stellen.6
Vraag 12
Bij welke overige pesticiden die momenteel zijn toegestaan op de Europese markt, is
voor de laatste (her)beoordeling gebruikgemaakt van studies uit het LPT? Deelt u de
mening dat de risicobeoordeling voor deze stoffen daarmee onbetrouwbaar is en op zo
kort mogelijke termijn opnieuw plaats zou moeten vinden?
Antwoord 12
Ik heb hierover op dit moment geen informatie. Ik wacht de resultaten van het onderzoek
van de Duitse autoriteiten af.
Vraag 13
Kunt u zich er op Europees niveau voor inzetten dat het frauduleuze LPT niet langer
studies zal leveren aan de EFSA voor de risicobeoordeling van stoffen, zoals voor
de aanstaande herbeoordeling van glyfosaat? Zo ja, op welke wijze gaat u dit doen?
Zo nee, waarom niet?
Antwoord 13
Er loopt een onderzoek naar deze vermeende fraude door de Duitse autoriteiten. Ik
wacht de bevindingen daarvan af.
Vraag 14
Welke mogelijkheden hebt u om op nationale schaal de verkoop en het gebruik van glyfosaat
uit te bannen, als blijkt dat de toelating gebaseerd is op vervalste gegevens?
Antwoord 14
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 11 ziet het BfR op dit moment geen aanleiding
om op basis van de studies van LPT de uitkomst van de herbeoordeling van de werkzame
stof ter discussie te stellen. Het Ctgb sluit zich hierbij aan. Ook in het geval het
Duitse onderzoek de vermeende fraude bij LPT zou bevestigen, is er dan ook geen wetenschappelijke
onderbouwing voor het opschorten van de goedkeuring van de werkzame stof glyfosaat
en daarmee voor de toelatingen in Nederland van middelen op basis van deze werkzame
stof.
Vraag 15
Welke Nederlandse laboratoria hebben een GLP-certificaat en kunt u uitsluiten dat
daar manipulatie of vervalsing van resultaten plaatsvindt? Zo ja, heeft u daar bewijs
voor?
Antwoord 15
De Nederlandse laboratoria met een GLP-certificaat staan op de website van de Inspectie
Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ).7 Indien een instelling bij inspectie door de IGJ voldaan heeft aan de GLP-beginselen,
wordt dit aangegeven met de afkorting «IC». Dit staat voor «in compliance with GLP».
De IGJ heeft op dit moment geen aanwijzingen dat er manipulatie of vervalsing plaatsvindt
van onderzoeksinstellingen die door de IGJ de status «IC» hebben gekregen. Een onderzoeksinstelling
die de status «IC» heeft gekregen, wordt na ongeveer twee jaar opnieuw geïnspecteerd.
Op de website van de IGJ wordt uitgelegd hoe een GLP-inspectiebezoek eruitziet.8 De manier waarop het toezicht wordt uitgevoerd is in overeenstemming met de door
de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) ontwikkelde leidraad.
Vraag 16
Klopt het dat TNO in 2002 een onderzoek naar glyfosaat heeft uitgevoerd in opdracht
van Monsanto? Zo ja, kunt u de uitkomsten van dit onderzoek delen? Is dit onderzoek
betrokken bij herbeoordelingen van glyfosaat?
Antwoord 16
Ja, ik heb uw Kamer vorig jaar geïnformeerd dat dit onderzoek niet is meegenomen in
het dossier dat is ingediend voor de goedkeuring van de werkzame stof glyfosaat in
de Europese Unie. In de laatste herbeoordeling zijn onderzoeken van een recentere
datum dan 2002 gebruikt (Kamerstuk 27 858, nr. 444).
Vraag 17
Hoe verklaart u de verschillen tussen de wetenschappelijke artikelen van onafhankelijke
onderzoeksinstellingen die wijzen op het carcinogene karakter van glyfosaat en de
studies van GLP-laboratoria, in opdracht van de producerende bedrijven, waaruit geen
verband zou blijken tussen glyfosaat en de incidentie van kanker?
Antwoord 17
De herbeoordeling van de werkzame stof glyfosaat, die in 2017 is afgerond, is niet
alleen gebaseerd op onderzoek dat door de aanvrager is ingediend, maar ook op relevante
openbare wetenschappelijke literatuur. Hierbij is gebruik gemaakt van de wetenschappelijke
risicobeoordeling van EFSA en ECHA, waarin is vastgesteld dat de werkzame stof glyfosaat
niet carcinogeen, reprotoxisch of mutageen is.
Vraag 18
Deelt u de mening dat druk vanuit opdrachtgevers het verschil kan verklaren tussen
de huidige stelling van de Wereldgezondheidsorganisatie over glyfosaat (waarschijnlijk
kankerverwekkend) en die van de EFSA (niet kankerverwekkend), waarbij de laatste is
gebaseerd op onderzoek uit commerciële GLP-laboratoria? Kunt u uitsluiten dat het
verschil in de uitkomsten van de studies verklaard wordt door de inmenging van de
opdrachtgevers? Zo ja, waarop baseert u dat?
Antwoord 18
Nee, ik deel deze mening niet. Ik verwijs u naar het antwoord op de vragen 11 en 17.
Vraag 19
Waarom gebruikt de EFSA voor de beoordeling voor markttoelating van chemicaliën commerciële
studies uit GLP-laboratoria en niet (uitsluitend) peer-reviewed wetenschappelijke
studies?
Antwoord 19
In algemene zin geldt dat bedrijven onderzoeken financieren om aan te tonen dat een
werkzame stof veilig is voor mens, dier en milieu. Dit geldt niet alleen voor gewasbeschermingsmiddelen,
maar ook voor geneesmiddelen en biociden.
De aanvrager dient een dossier aan te leveren dat aan strikte kwaliteitseisen voldoet.
Zo wordt bijvoorbeeld geëist dat het dossier studies bevat die zijn uitgevoerd door
gecertificeerde laboratoria die voldoen aan de criteria voor «Good Laboratory Practice»
(GLP) en «Good Experimental Practice» (GEP).
Een onderdeel van de wetenschappelijke beoordeling is om te verifiëren of de ingediende
studies ook daadwerkelijk aan deze kwaliteitseisen voldoen. Als een onderzoek hieraan
toch niet blijkt te voldoen, dan wordt deze niet meegenomen. Daarnaast dient ander
onderzoek dat voldoet aan de kwaliteitseisen, zoals relevante openbare wetenschappelijke literatuur, meegenomen te worden,
zodat alle relevante feiten kunnen worden beoordeeld (Kamerstuk 27 858, nr. 444).
Vraag 20
Deelt u de mening dat een risicobeoordeling voor de veiligheid voor mens, dier en
milieu beter gebaseerd kan zijn op peer-reviewed wetenschappelijke studies? Zo ja,
op welke manier gaat u zich hier op Europees niveau voor inzetten? Zo nee, waarom
niet?
Antwoord 20
De kwaliteit en onafhankelijkheid van onderzoeken is op Europees niveau reeds goed
geborgd. Ik verwijs u naar het antwoord op vraag 19.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.J. Schouten, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.