Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen de leden Groothuizen en Van Nispen inzake fundamentele rechten in het strafrecht
Vragen van de leden Groothuizen (D66) en Van Nispen (SP) aan de Ministers van Justitie en Veiligheid en voor Rechtsbescherming over fundamentele rechten in het strafrecht (ingezonden 8 mei 2020).
Antwoord van Minister Grapperhaus (Justitie en Veiligheid) en van Minister Dekker
(Rechtsbescherming) (ontvangen 19 mei 2020).
Vraag 1
Bent u bekend met de brief van het Nederlands Juristen Comité voor de Mensenrechten
over zorgen om coronamaatregelen in de strafrechtspleging?1
Antwoord 1
Ja, daar zijn wij mee bekend.
Vraag 2
Bent u het met de indieners van de brief eens dat fundamentele (proces)rechten in
het strafrecht ook in deze tijden gewaarborgd dienen te worden?
Antwoord 2
Ja, daar zijn wij het mee eens.
Vraag 3
Bent u van mening dat dit nu (voldoende) het geval is? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom
niet?
Antwoord 3
Als gevolg van het coronavirus zijn er ingrijpende maatregelen getroffen. Deze maatregelen
hebben ook hun uitwerking op het strafrecht. Bij het treffen van alle maatregelen
worden de beginselen van rechtsstaat, democratie en grondrechten geborgd met in achtneming
van de beperkingen die voortvloeien uit de noodzakelijke maatregelen ter bescherming
van de volksgezondheid. De buitengewone maatregelen die in Nederland zijn getroffen
in het kader van de bestrijding van het coronavirus zijn geoorloofd en wenselijk vanuit
het oogpunt van de bescherming van de volksgezondheid en voldoen aan vereisten van
noodzakelijkheid, proportionaliteit en tijdelijkheid.
Vraag 4
Bent u het met de indieners van de brief eens dat consultatiebijstand en verhoorbijstand
door een advocaat in de piketfase het beste persoonlijk (in plaats van telefonisch)
kan plaatsvinden? Zet u zich, gezien de omstandigheden, in om dit veilig mogelijk
te maken, bijvoorbeeld door middel van gebruik van plexiglas?
Antwoord 4
Het uitgangspunt is dat de communicatie tussen verdachten en advocaten in persoon
geschiedt. Van het recht op fysieke aanwezigheid van een raadsman bij met name het
politieverhoor kan alleen tegen de wens van de verdachte of de raadsman worden afgeweken
indien door noodzakelijke maatregelen ter bestrijding van besmetting met het coronavirus
op de verhoorlocatie de aanwezigheid van de raadsman aldaar niet mogelijk of zeer
bezwaarlijk is. Daarnaast kan een advocaat zelf de keuze maken om alleen telefonische
bijstand te verlenen.
De maatregelen die zijn genomen in het kader van het tegengaan van de verdere verspreiding
van het coronavirus mogen echter niet een effectieve verlening van rechtsbijstand
in de weg staan. Consultatiebijstand en rechtsbijstand bij politieverhoor kunnen ook
op een effectieve wijze worden uitgevoerd door toepassing van videoconferentie of
andere vormen van tweezijdige elektronische communicatie. De wettelijke regeling van
de consultatiebijstand en verhoorbijstand (artikelen 28–28e Wetboek van Strafvordering)
bevat daarvoor geen beperkingen.2
De politie heeft maatregelen getroffen om de veiligheid van betrokkenen in het werkproces
en de rechten van verdachten te garanderen. Dit is op veel plaatsen goed gelukt, op
een enkele plek zijn deze voorzieningen suboptimaal. Binnen de politie wordt de komende
weken daarom op alle politielocaties gekeken of de getroffen maatregelen afdoende
zijn – is dit niet het geval dan zullen hier extra voorzieningen komen. Daarnaast
wordt, nu gebleken is dat de maatregelen ter bestrijding van de verspreiding van het
coronavirus langere tijd van kracht zullen zijn, samen met betrokken ketenpartners
gekeken wat mogelijkheden zijn om persoonlijk contact tussen de verdachte en diens
advocaat mogelijk te maken.
Vraag 5
Kunt u, gelet op het feit dat telefonische bijstand soms onvermijdelijk is, toelichten
hoe dit in de piketfase plaatsvindt? Klopt het dat hier geen consequente werkwijze
is binnen penitentiaire inrichtingen (PI’s)? Klopt het dat dit soms plaatsvindt via
de intercom in de arrestantencel en dat een inhoudelijk gesprek daardoor slecht te
voeren is en er geen mogelijkheden zijn voor een tolk om in te bellen?
Antwoord 5
De werkwijzen verschillen per locatie en zijn sterk afhankelijk van de omstandigheden
van het geval, zoals het gebouw waar de verdachte zich bevindt. Gegeven de omstandigheden
en de gezondheidsrisico’s kent de communicatie van arrestanten met advocaat en tolk
vandaag de dag beperkingen.
In dit proces worden twee fases onderscheiden. De eerste is de fase na de aanhouding.
In deze piketfase zit de arrestant op het politiebureau en is de politie verantwoordelijk
voor een juiste afhandeling. In deze fase wordt een piketadvocaat ingeschakeld die
de arrestant veelal fysiek bezoekt. Dat kan ook telefonisch. Wij beschikken niet over
informatie dat gesprekken tussen arrestanten en advocaten via de intercom hebben plaatsgevonden.
Voor het overige aangaande deze fase verwijzen wij naar mijn antwoord op vraag 4.
De tweede fase is de voorlopige hechtenis in het huis van bewaring. Ook in de coronacrisis
heeft de advocaat toegang tot de gedetineerde in de inrichting. Indien fysiek contact
niet mogelijk is, vindt het gesprek tussen advocaat en gedetineerde telefonisch plaats
(zie ook antwoord3. Binnen de PI’s wordt gebruik gemaakt van een tolkentelefoon, die de advocaat kan
inschakelen.
Vraag 6
Vindt u het wenselijk dat arrestanten gebruik moeten maken van een telefoon op de
gang om met hun advocaat te communiceren? Hoe staat dit in verhouding met het vereiste
van vertrouwelijkheid van deze communicatie?
Antwoord Vraag 6
Indien een fysiek bezoek van de advocaat niet mogelijk is, wordt de gedetineerde in
de penitentiaire inrichting in de gelegenheid gesteld om zijn advocaat te bellen.
Dit telefonisch contact vindt in de regel plaats tijdens een recreatiemoment via een
telefoon die (meestal) geplaatst is in een telefooncel op het vlak van de inrichting.
Tijdens de coronacrisis is dit niet anders. Verder verwijzen wij naar mijn antwoord
op vraag 4.
Vraag 7
Klopt het dat de afgelopen weken advocaten ontmoedigd zijn om aanwezig te zijn bij
urgente strafzittingen? Zo ja, bent u het eens met de indieners van de brief dat dit
zeer onwenselijk is en in strijd met het recht op een eerlijk proces? Bent u bereid
hierover met de Raad voor de rechtspraak in contact te treden?
Antwoord 7
Gedurende de eerste fase zijn advocaten gestimuleerd om via digitale middelen aan
zittingen of raadkamers deel te nemen. Het is dus niet zo dat zij hierin niet konden
participeren. Zij zijn steeds in staat gesteld om ten overstaan van de rechter voor
de belangen van hun cliënten op te komen. Dit heeft de Rechtspraak ook gepubliceerd
op Rechtspraak.nl in de tijdelijke regeling strafzaken.
Voor de periode vanaf 6 april is uitdrukkelijk gecommuniceerd dat bij een fysieke
zitting in aanwezigheid van de officier van justitie ook de advocaat aanwezig is.
Een advocaat kan zelf de keuze maken om alleen telefonisch deel te nemen.
Vanaf 11 mei j.l. geldt een «Tijdelijke regeling strafzaken in verband met de geleidelijke
openstelling gerechtsgebouwen».4 De gerechtsgebouwen zijn vanaf deze datum weer geopend en er worden steeds meer fysieke
zittingen gehouden. De behandeling van onder meer strafzaken heeft daarbij prioriteit.
Overigens geldt vanaf deze datum in geval van fysieke zittingen dat in beginsel alle
bij het strafproces betrokken partijen zoals tolken, deskundigen, slachtoffers, benadeelde
partijen, getuigen, ouder(s) met gezag/voogd, (jeugd)reclassering, Raad voor de Kinderbescherming
en journalisten weer uitgenodigd worden fysiek in de zittingzaal aanwezig te zijn.
Vraag 8
Welke voorwaarden vloeien voort uit het recht op een eerlijk proces wanneer er gebruik
wordt gemaakt van een videoverbinding ter zitting? Kunt u, gelet op de beperkingen
die volgen uit het gebruik maken van een videoverbinding op zitting, zoals het feit
dat soms de verdachte alleen kan inbellen voor het verhoor en niet de hele zitting
kan bijwonen, de verdachte geen contact kan hebben met zijn advocaat tijdens de zitting,
haperende communicatiemiddelen, het ontbreken van lichaamstaal en non-verbale communicatie
van de verdachte, garanderen dat er nog sprake is van een eerlijk proces?
Antwoord 8
In het recht op een eerlijk proces, zoals opgenomen in onder meer artikel 6 EVRM,
ligt besloten het recht van de verdachte om bij de berechting aanwezig te zijn. De
verdachte moet in de gelegenheid worden gesteld de beschuldigingen aan zijn adres
tegen te spreken. Het aanwezigheidsrecht is niet absoluut, maar ingebed in het recht
op een behoorlijke verdediging en vervult een rechtsbeschermende functie samen met
andere verdedigingsrechten, zoals het recht op rechtsbijstand en het recht getuigen
te ondervragen.
Indien aanwezigheid van de (gedetineerde) verdachte ter terechtzitting door uitzonderlijke
omstandigheden, zoals zich nu voordoen vanwege de maatregelen ter bestrijding van
de verspreiding van het coronavirus, niet mogelijk of zeer bezwaarlijk is, kan dit
worden gecompenseerd doordat de verdachte aan de behandeling van de zaak ter terechtzitting
op afstand deelneemt via videoconferentie. Op grond van de Tijdelijke wet COVID-19
Justitie en Veiligheid kan, indien dit noodzakelijk is in verband met de uitbraak
van coronavirus, voor het horen, verhoren of ondervragen van personen in plaats van
videoconferentie waarbij een directe beeld- en geluidsverbinding tot stand komt, onder
voorwaarden en beperkingen gebruik worden gemaakt van een ander tweezijdig elektronisch
communicatiemiddel.
Ook bij deelname op afstand moet een verdachte in de gelegenheid worden gesteld zijn
rechten uit te oefenen. Daarnaast kan de (fysieke) aanwezigheid van zijn raadsman
bij de terechtzitting de beperking die kan uitgaan van op afstand deelnemen, compenseren.
Voor de beantwoording van de vraag of het recht op een eerlijk proces is geschonden
volstaat niet dat elk verdedigingsrecht geïsoleerd wordt getoetst. Beoordeeld wordt
of het proces, over het geheel genomen, eerlijk was. Niet iedere tekortkoming in de
procedure leidt tot de conclusie dat het recht op een eerlijk proces zou zijn geschonden.
Een gebrek in de uitoefening van een verdedigingsrecht kan worden gecompenseerd indien
daarvoor een adequaat alternatief wordt geboden.
De rechter zal zich vergewissen van volwaardige deelname door de verdachte gedurende
de hele zitting. Daarbij zal vertrouwelijk overleg tussen verdachte en raadsman moeten
worden gewaarborgd, bijvoorbeeld via een andere telefoonlijn. Wanneer een verbinding
hapert, zal alles in het werk worden gesteld om hierin verbetering te brengen. Kan
(de kwaliteit van) de verbinding niet aanstonds of na een korte onderbreking van de
zitting worden verbeterd of hersteld, dan zal de rechter de zaak moeten aanhouden.
Indien in een voorkomend geval de indruk bestaat dat rechten van de verdachte zijn
geschonden, is het voor de verdachte uiteraard mogelijk om hiertegen een rechtsmiddel
aan te wenden.
Vraag 9
Bent u het met de indieners van de brief eens dat het recht van een verdachte om zich
in persoon te verdedigen het uitgangspunt moet zijn, zeker in zaken waar zijn of haar
vrijheid ter discussie staat, en een videoverbinding dus slechts de uitzondering moet
zijn als het niet anders kan? Zo ja, hoe waarborgt u dit? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 9
Zoals uit het antwoord op vraag 8 blijkt, leidt het aanwezigheidsrecht van de verdachte
tot het uitgangspunt dat de verdachte bij de berechting aanwezig kan zijn. Aan de
wens van de verdachte om fysiek bij de terechtzitting aanwezig te zijn, moet dus als
uitgangspunt zoveel mogelijk gevolg worden gegeven.
In de memorie van toelichting bij de Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid
is tot uitdrukking gebracht dat fysieke aanwezigheid van een persoon die wordt gehoord
of verhoord over het algemeen ook de voorkeur verdient boven de toepassing van videoconferentie.
Op het gebruik van deze noodoplossing moet dan ook alleen worden teruggevallen, zeker
als dit tegen de wens van de verdachte of de raadsman is, indien de aanwezigheid van
de gedetineerde verdachte bij de terechtzitting niet mogelijk of zeer bezwaarlijk
is in verband met de bestrijding van het coronavirus. Ook bij deelname op afstand
aan de zitting moet ervoor worden zorggedragen dat verdedigingsrechten kunnen worden
uitgeoefend en dat het verlenen van rechtsbijstand effectief kan plaatsvinden.
In de «Tijdelijke regeling strafzaken in verband met de geleidelijke openstelling
gerechtsgebouwen» van de Rechtspraak is als uitgangspunt opgenomen dat vanaf 11 mei
jongstleden zittingen met niet-gedetineerde verdachten in beginsel zullen plaatsvinden
in fysieke aanwezigheid van de verdachte. Ook de inhoudelijke behandeling van (jeugd)strafzaken
waarbij de verdachte gedetineerd is, zullen in beginsel en voor zover dat binnen de
corona-maatregelen mogelijk is, in fysieke aanwezigheid van de verdachte plaatsvinden.
Vraag 10
Klopt het dat gedetineerde verdachten vaak slechts 45 minuten kunnen inbellen op zitting,
omdat deze tijdslots zijn toegewezen vanuit de penitentiaire inrichting? Is dit landelijk
beleid van de Dienst Justitiële Inrichtingen? Bent u het met de indieners van de brief
eens dat dit een te kort tijdsbestek kan zijn voor een zorgvuldige behandeling? Is
het mogelijk de videobelvoorzieningen in PI’s uit te breiden? Zo nee, waarom niet?
Zo ja, op welke termijn?
Antwoord 10
Er is een inschatting gemaakt van de tijd die over het algemeen nodig zal zijn voor
behandeling van een zaak ter zitting. De tijd van 45 minuten is tot stand gekomen
in onderling overleg tussen de verschillende ketenpartners. Daarbij is ervan uitgegaan
dat een behandeling ter zitting over het algemeen binnen ongeveer 30 minuten zal zijn
afgerond. Er worden alleen zaken op zitting geplaatst die zich voor behandeling in
de tijdspanne van 45 minuten lenen. De rechter maakt voorafgaand aan de zitting een
tijdinschatting ten aanzien van de specifieke zaak en stemt dit af zodat telehoorfaciliteiten
bij de PI´s kunnen worden ingepland. De Rechtspraak monitort samen met de ketenpartners
hoe een en ander verloopt met als doel de beschikbare tijd zo optimaal mogelijk te
benutten. Wij hebben begrepen dat dit steeds beter lukt. Overigens is het niet de
bedoeling dat de verbinding na verloop van de vooraf ingeschatte benodigde tijd automatisch
wordt verbroken.
De telehoorvoorzieningen in de penitentiaire inrichtingen zijn de afgelopen weken
aanzienlijk uitgebreid. Waar nodig vindt verdere uitbreiding plaats. De aandacht gaat
nu vooral ook uit naar de efficiënte inzet van de faciliteiten.
Vraag 11
Kunt u toelichten hoe op dit moment het vereiste van de openbaarheid van een proces
wordt gewaarborgd? Wanneer wordt er gebruik gemaakt van openbare livestreams? Hoe
vaak is dit de afgelopen weken gebeurd? Welke knelpunten ziet u en hoe kunt u die
oplossen?
Antwoord 11
Er is momenteel als gevolg van de corona-crisis noodgedwongen een beperking in de
openbaarheid van zittingen. In individuele gevallen kan daarvan worden afgeweken,
waarbij wel altijd een belangenafweging gemaakt wordt tussen het belang van de volksgezondheid
in het algemeen en de gezondheid van procespartijen en aanwezigen in de zittingszaal
in het bijzonder, en het belang van de openbaarheid van zittingen.
Vanwege de huidige beperkingen worden er momenteel veel meer uitspraken op www.rechtspraak.nl gepubliceerd. Verder kunnen bij elke zitting in ieder geval drie journalisten aanwezig
zijn. Afhankelijk van de omstandigheden in het gerechtsgebouw kan dat ruimer zijn.
Daarnaast wordt er gebruik gemaakt van Skypeverbindingen of videozalen om journalisten
de zitting te laten volgen. Bij grote en/of mediagevoelige zaken en/of wanneer het
maatschappelijk belang dit vordert, worden professionele livestreams ingezet. Een
gerecht kan daartoe een verzoek indienen bij de Raad voor de rechtspraak.
In de afgelopen weken zijn vier zittingen gelivestreamd voor een groot publiek. Het
ging onder andere om de uitspraak in de zaak Gökmen T. en het kort geding van twee
voetbalclubs tegen de KNVB (meer dan 75.000 kijkers). Ook de komende weken zullen
verschillende zittingen waar veel belangstelling voor wordt verwacht, worden gelivestreamd.
Het is gelet op de beperkte capaciteit en middelen niet mogelijk alle zittingen door
middel van een livestream toegankelijk te maken voor het publiek.
Vraag 12
Kunt u, gelet op de maatregel dat maximaal drie journalisten een strafzitting mogen
bijwonen, toelichten of dit in de praktijk gebeurt en hoe deze journalisten geselecteerd
worden, mochten er meerdere geïnteresseerden zijn?
Antwoord 12
Het klopt dat dit in de praktijk gebeurt. In individuele gevallen kan er op verzoek
worden afgeweken van de beperking tot 3 journalisten, waarbij wel altijd een belangenafweging
gemaakt wordt tussen het belang van de volksgezondheid en het belang van de openbaarheid
van zittingen. Dit is een afweging die decentraal door het desbetreffende gerecht,
op basis van de lokale situatie, wordt gemaakt. Op het moment zijn er nog geen signalen
dat gerechten journalisten hebben moeten selecteren.
De Rechtspraak realiseert zich dat voor sommige zaken grote maatschappelijke belangstelling
bestaat. Om die reden is een regeling getroffen voor de inzet van professionele livestreams.
Vraag 13
Kunt u het perspectief schetsen dat u gedetineerden kunt bieden, nu al een aantal
weken de tijd die zij buiten hun cel binnen de PI mogen doorbrengen (voor arbeid,
luchten, etc.) drastisch is teruggebracht? Welke plicht heeft de overheid hier ten
opzichte van de gedetineerde om ook in crisistijd, hun rechten te waarborgen?
Antwoord 13
De afgekondigde maatregelen hebben tot doel medewerkers en justitiabelen te beschermen
tegen verspreiding van het coronavirus. Aan fundamentele rechten zoals luchten wordt
niet getornd, ook niet in deze crisistijd. Dagprogramma’s van justitiabelen vinden
zoveel mogelijk doorgang. De realiteit is echter dat bij een beperkt aantal inrichtingen
het niet altijd mogelijk is het volledige dagprogramma uit te voeren. In alle gevallen
is evenwel sprake van luchten en enige uren recreatie. In het merendeel van de PI’s
wordt het dagprogramma deze weken (bijna) onverkort aangeboden, met aanpassing van
de groepsgrootte.
Aan ingeslotenen die tijdelijk geen bezoek mogen ontvangen en niet met verlof kunnen
worden ruimere mogelijkheden voor telefonisch contact en beeldbellen geboden. De Minister
voor Rechtsbescherming zal de Tweede Kamer zodra dat aan de orde is nader informeren
over een versoepeling van de maatregelen ten aanzien van onder meer bezoek en verlof.
Tot slot willen wij meegeven dat het CPT (European Committee for the Prevention of
Torture and Inhuman or Degrading Treatment or Punishment) onlangs in de context van
de COVID-19 pandemie een verklaring heeft gepubliceerd met tien uitgangspunten over
de bejegening van personen die van hun vrijheid zijn beroofd.5 De in Nederland getroffen maatregelen zijn in lijn met deze uitgangspunten.
Vraag 14
Erkent u dat er risico’s zitten aan het gebruik van meerpersoonscellen, omdat het
feitelijk onmogelijk is 1,5 meter afstand te houden tussen gedetineerden onderling
en gedetineerden en personeel, en het gezamenlijk gebruik van sanitaire voorzieningen?
Hoe werden en worden de adviezen van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu
(RIVM) gehandhaafd binnen dit soort cellen? Mag een gedetineerde weigeren op een meerpersoonscel
geplaatst te worden zonder daarvoor een sanctie te krijgen? Bent u bereid het gebruik
van meerpersoonscellen zo ver mogelijk terug te dringen of (tijdelijk) te stoppen?
Antwoord 14
Gedetineerden die voor het eerst instromen in een penitentiaire inrichting worden
eerst twee weken op een eenpersoonscel geplaatst (gelet op incubatietijd van het coronavirus).
In deze periode wordt gemonitord of de gedetineerde klachten ontwikkelt. Als dit niet
het geval is, kan de gedetineerde op een meerpersoonscel (MPC) worden geplaatst. Alleen
gedetineerden die volledig klachtenvrij zijn, worden samen in een cel geplaatst. Bij
elke verdenking van besmetting wordt er getest.
Gedetineerden die ziek worden en zorg nodig hebben die niet in de inrichting geboden
kan worden, worden overgeplaatst naar een instelling waar 24/7 medische zorg geleverd
wordt. Voormalige celgenoten van besmette gedetineerden worden zo lang zij geen klachten
hebben, niet geïsoleerd. Zij worden wel strikt gemonitord op corona gerelateerde symptomen.
Mocht hiervan sprake zijn, dan worden ook zij geïsoleerd.
De bezetting van MPC is sinds het begin van de coronamaatregelen teruggebracht van
ca. 30% naar 10,2% (12 mei 2020). Voor gezonde gedetineerden zijn MPC ook in de huidige
situatie een passende vorm van detentie. Uiteraard worden de richtlijnen van het RIVM
strikt gevolgd en worden alle hygiënische maatregelen in acht genomen.
De gedetineerden hebben de mogelijkheid in beklag te gaan tegen plaatsing op een MPC
bij de beklagcommissie van de inrichting en in afwachting van de behandeling van het
beklag schorsing van de beslissing vragen bij de Raad voor de Strafrechtstoepassing
en Jeugdbescherming (RSJ).
Vraag 15
Kunt u tot slot reageren op het blog van de algemeen directeur Reclasssering Nederland
om de strafrechtketen te vernieuwen door middel van meer gebruik van mediation in
het strafrecht en positieve ervaringen met digitale rechtspraak voort te zetten?6
Antwoord 15
Wij hebben met interesse kennisgenomen van het blog, waarin de algemeen directeur
Reclassering Nederland ideeën naar voren brengt voor vernieuwing in de strafrechtsketen.
Eén van die ideeën is meer gebruik te maken van mediation in strafzaken. Zoals uiteengezet
in de brief aan uw Kamer d.d. 8 januari 2020, waarmee het beleidskader herstelrechtvoorzieningen
gedurende het strafproces is aangeboden (Kamerstuk 29 279, nr. 560), streven wij ernaar de inzet van herstelrecht, zoals mediation in strafzaken, te
bevorderen. Uw Kamer wordt, zoals ook toegezegd tijdens het algemeen overleg geschilbeslechting
en herstelrecht op 20 februari 2020, voor het eind van het jaar door mij nader geïnformeerd
met betrekking tot de bevordering van herstelrecht en de verdere gevolgen voor de
uitvoering.
Een ander idee dat door de algemeen directeur naar voren is gebracht, is om (vormen
van) digitale rechtspraak waarmee de afgelopen periode is geëxperimenteerd, voort
te zetten. Als voorbeeld wordt daarbij genoemd het via videobellen horen van reclasseringsmedewerkers
als getuige-deskundige op zitting. Wij onderstrepen de wenselijkheid van het voortzetten
van positieve ervaringen en blijven daarover graag met de betrokken ketenpartners
in gesprek.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
F.B.J. Grapperhaus, minister van Justitie en Veiligheid -
Mede ondertekenaar
S. Dekker, minister voor Rechtsbescherming
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.