Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Van der Lee en Van Eijs over de Gemeentelijke VerduurzamingsRegeling
Vragen van de leden Van der Lee (GroenLinks) en Van der Eijs (D66) aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over de Gemeentelijke VerduurzamingsRegeling (ingezonden 5 maart 2020).
Antwoord van Minister Knops (Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties) (ontvangen
19 mei 2020). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2019–2020, nr. 2281.
Vraag 1
Kunt u aangeven hoeveel concrete varianten van gebouwgebonden financieringen momenteel
in ontwikkeling zijn? Kunt u daarbij aangeven wanneer deze beschikbaar komen, hoe
goed ze presteren op het punt van ontzorging en of de betrokken partijen, waarmee
de overeenkomst wordt aangegaan, door het publiek als betrouwbaar worden gezien?
Antwoord 1
In het Klimaatakkoord is afgesproken dat gebouwgebonden financiering mogelijk wordt
gemaakt door een bepaling op te nemen in het Burgerlijk Wetboek die kredietverstrekkers
in staat stelt gebouwgebonden duurzaamheidsleningen aan te bieden. De beoogde inwerkingtredingsdatum
van de wetswijziging is 1 januari 2022. De inzet is dat de financieringsproducten
vanaf dat moment ook beschikbaar zijn. Daarnaast ontwikkelen enkele gemeenten onder
de naam Bodemwende een vorm van gebouwgebonden financiering op basis van erfpacht.
Mogelijkheden voor een eerste pilot worden nu onderzocht. Omdat deze varianten nog
niet beschikbaar zijn, kan ik geen uitspraken doen over de mate waarin ze ontzorgen
of door het publiek als betrouwbaar worden gezien.
Vraag 2
Kunt u aangeven welk instrumentarium gemeenten in handen hebben of krijgen om invulling
te kunnen geven aan hun regierol binnen de energietransitie en daarbinnen de betaalbaarheid
van de particuliere woningverduurzaming?
Antwoord 2
Gemeenten hebben de regierol bij het aardgasvrij maken van wijken. Hoe een gemeente
dit gaat oppakken en in welke wijk ze wanneer aan de slag gaat, beschrijft de gemeente
in de Transitievisie Warmte, die voor het eind van 2021 gereed zal zijn. Gemeenten
programmeren daarbij zoveel mogelijk op basis van de laagste nationale kosten en de
laagste kosten voor de eindgebruikers. Hoe gemeenten worden ondersteund bij hun regierol
staat beschreven in de Kamerbrieven over de stand van zaken van het Klimaatakkoord
gebouwde omgeving van 17 december 2019 en over de voortgang van het programma aardgasvrije
wijken van 22 januari 2020.1 Verder is de Omgevingswet de belangrijkste gereedschapskist om de wijkgerichte aanpak
vorm te geven. De aanvullingen van het instrumentarium van gemeenten die ik nog voorzie,
staan beschreven in de eerder genoemde Kamerbrief over de stand van zaken van het
Klimaatakkoord gebouwde omgeving.
Belangrijk uitgangspunt is dat steeds meer huishoudens in staat zijn de kosten voor
verduurzaming van de woning terug te verdienen via een lagere energierekening. In
de Kamerbrieven over het Klimaatakkoord gebouwde omgeving van 17 december 2019 is
een groot aantal maatregelen geschetst die dat uitgangspunt ondersteunen. Een breed
palet aan aantrekkelijke, toegankelijke en verantwoorde financieringsopties waar woningeigenaren
in een gemeentelijke wijkaanpak gebruik van kunnen maken, maakt daar onderdeel van
uit. Ook de rijksbijdrage die deelnemende gemeenten ontvangen in het kader van het
Programma Aardgasvrije Wijken kan worden ingezet ten gunste van betaalbaarheid voor
particuliere woningeigenaren.
Vraag 3
Bent u bekend met de Gemeentelijke VerduurzamingsRegeling (GVR)? Bent u op de hoogte
van de brief aan de vaste Kamercommissie BZK van De Woonpas, EY en Erasmus Universiteit
(ESBL) d.d. 28 januari 2020 waarin de GVR wordt toegelicht?
Antwoord 3
Ja.
Vraag 4
Bent u op de hoogte van het feit dat gemeenten met de GVR reeds, met instemming van
de woningeigenaar, voorzieningen kunnen treffen in de vorm van verduurzamingsmaatregelen
(integrale isolatie en zonnepanelen) aan particuliere woningen, teneinde invulling
te geven aan hun opdracht om wijken van het gas te halen?
Antwoord 4
Ik ben ervan op de hoogte dat de Woonpas en haar partners een propositie voor de verduurzaming
van particuliere woningen hebben ontwikkeld. Een vorm van gebouwgebonden financiering
met de gemeentelijke baatbelasting als grondslag maakt onderdeel uit van die propositie,
onder de naam Gemeentelijke VerduurzamingsRegeling (GVR). Enkele gemeenten bereiden
de implementatie van die regeling voor. Gemeenten hebben reeds instrumenten tot hun
beschikking om woningeigenaren in staat te stellen hun woning te verduurzamen en invulling
te geven aan hun opdracht om wijken aardgasvrij te maken. De GVR is daarin echter
geen passend middel. Ik licht dat onder vraag 5 verder toe.
Vraag 5
Bent u ervan op de hoogte dat binnen de GVR de gemeentelijke baatbelasting wordt ingezet
op een innovatieve doch verantwoorde wijze binnen de kaders van de Gemeentewet artikel
222 en er daarbij geen sprake is van een private financieringsovereenkomst met de
woningeigenaar?
Antwoord 5
Ik ben op de hoogte van de wijze waarop de gemeentelijke baatbelasting binnen de GVR
wordt ingezet. Er heeft in 2019 overleg plaatsgevonden tussen mijn ministerie, de
Vereniging van Nederlandse Gemeenten en de initiatiefnemers over die toepassing van
de baatbelasting ex artikel 222 Gemeentewet. Zoals reeds toegelicht in mijn brief
van 17 december 2019 kan de baatbelasting niet worden ingezet om de verduurzaming
van woningen in particulier bezit te financieren en per individuele woningeigenaar
rente en aflossing te innen.
De bevoegdheid van gemeenten baatbelasting te heffen geldt voor publieke voorzieningen
(wat naar zijn aard gemeentelijk bezit betreft) die voor een bepaald specifiek gebied
binnen de gemeente tot stand zijn gebracht. De kosten die met die voorziening zijn
gemoeid worden (binnen bepaalde categorieën) gelijkelijk teruggevorderd van degenen
die krachtens het bekostigingsbesluit bij de voorziening zijn gebaat. Binnen de GVR
wordt echter per woning vastgesteld welke verduurzamingsmaatregelen in of aan de woning
worden getroffen. Er wordt een bekostigingsbesluit vastgesteld waarin specifiek per
woning is vastgelegd hoeveel baatbelasting er wordt geheven. Hoewel dit vanuit de
ontwikkelde propositie gezien begrijpelijk is, staat dit haaks op het hierboven beschreven
publieke karakter van de voorzieningen waarvoor de baatbelasting in het leven is geroepen
en het algemene karakter van het vorderen van de kosten die met de publieke investering
zijn gemoeid. Daarnaast impliceert het innen van belasting in een dergelijk geval
een door de gemeente vastgesteld duurzaamheidsniveau waar de betreffende woning aan
moet voldoen. Daarmee raakt het aan de autonome verordenende bevoegdheid van gemeenten
zoals geregeld in de Grondwet: gemeenten mogen geen regels stellen die betrekking
hebben op wat zich «achter de voordeur» afspeelt, dat mag alleen de wetgever omdat
het om een beperking van grondrechten gaat. Verduurzaming van woningen betreft particulier
eigendom en behoort dus niet tot het terrein waar gemeenten in autonomie regels over
mogen stellen.
Om deze strijdigheid het hoofd te bieden, is in de GVR voorzien in een fiscale vaststellingsovereenkomst
waarin de onderlinge rechten en plichten worden geborgd. Met het sluiten van die overeenkomst
stemt de woningeigenaar in met verduurzaming van de woning door de gemeente, heffing
van een baatbelasting om de kosten daarvoor terug te halen en doet de woningeigenaar
afstand van zijn recht om de belastingaanslag in rechte aan te vechten. Een fiscale
vaststellingsovereenkomst kan echter alleen worden gesloten in het geval van een onzekerheid
of geschil, niet om strijdigheid met de wet te rechtvaardigen en een eventuele gang
naar de rechter uit te sluiten. Deze werkwijze houdt bovendien een risico in op het
moment dat de woningeigenaar de woning wil verkopen en financiering via de baatbelasting
over moet gaan op een volgende eigenaar: die wordt niet gebonden door de fiscale vaststellingsovereenkomst
die de eerste eigenaar met de gemeente sloot en kan beroep instellen tegen de belastingaanslag
en aanvoeren dat de aanslag onrechtmatig is opgelegd. De kans dat de rechter daarin
meegaat, is aannemelijk. Om onder andere deze redenen heeft het college van BenW van
de gemeente Bergen na een second opinion in februari jl. besloten af te zien van een
pilot met de GVR.
Vraag 6
Bent u ervan op de hoogte dat binnen de GVR geen publieke middelen worden ingezet,
er geen sprake is van balansverzwaring voor gemeenten en er geen financieel risico
voor gemeenten is.
Antwoord 6
Ik ben ervan op de hoogte dat het geld voor de investeringen wordt aangetrokken bij
de BNG Bank en de geldstromen lopen via twee speciaal voor dat doel opgerichte stichtingen.
Er is sprake van een complexe constructie en op welke wijze deze de gemeentelijke
balans beïnvloedt, zou nader moeten worden getoetst. Hoe dan ook houdt het feit dat
de GVR juridisch kwetsbaar is wel een financieel risico in voor een gemeente die besluit
de GVR in te zetten voor de verduurzaming van particuliere woningen. In het geval
een woningeigenaar een belastingaanslag besluit aan te vechten en de rechter gaat
daar in mee, dan is er ook een reële kans dat de in het kader van de GVR vastgestelde
verordening onverbindend wordt verklaard. Daarmee vervalt de grondslag om de baatbelasting
te kunnen heffen.
Vraag 7
Deelt u de mening dat voor alle woningeigenaren de GVR een toegankelijke, overdraagbare
en aantrekkelijke regeling is?
Antwoord 7
Met de maatregelen in het Klimaatakkoord wordt een breed palet aan aantrekkelijke,
toegankelijke en verantwoorde financieringsopties gerealiseerd, zodat er voor alle
woningeigenaren een financieringsvorm is die bij hun situatie past. De inzet is gebouwgebonden
financiering per 1 januari 2022 aan dit palet toe te voegen. Met de GVR beogen initiatiefnemers
nu al gebouwgebonden financiering mogelijk te maken. Hoezeer ik hun inspanningen om
een toegankelijke en aantrekkelijke propositie te maken ook waardeer, het financieringsmodel
dient wel juridisch houdbaar te zijn. Ik raad gemeenten daarom af gebruik te maken
van de GVR, en raad hen aan woningeigenaren te wijzen op het bestaande palet van financieringsopties,
waaronder het warmtefonds.
Vraag 8
Erkent u de noodzaak om in het belang van en met het oog op de omvang en uitdagingen
van de energietransitie de ervaringen met de GVR te gebruiken om suggesties te doen
om het wettelijk kader te vernieuwen, teneinde gemeenten nog beter in staat te stellen
de nodige voorzieningen te treffen om de verduurzaming van particuliere woningen succesvol
te realiseren?
Antwoord 8
De energietransitie in de gebouwde omgeving en de verduurzaming van de particuliere
woningvoorraad zijn grote en zeer uitdagende opgaven. Het vraagt inzet en samenwerking
van een groot aantal partijen en ruimte om te leren en experimenteren. Dat gebeurt
al voor een belangrijk deel in de proeftuinen aardgasvrije wijken. Daarbij wordt ook
onderzocht of het juridisch instrumentarium dat gemeenten tot hun beschikking hebben
toereikend is. Omdat de baatbelasting niet bedoeld is voor de financiering van particulier
bezit (zoals hierboven toegelicht) zie ik geen mogelijkheid de financiële constructie
waarop de GVR gebaseerd is, wettelijk te faciliteren. In dat kader verwijs ik ook
naar de eerder aangehaalde brief van 17 december 2019.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
K.H. Ollongren, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.