Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Weverling, Aukje de Vries en Moorlag over het bericht over watercrassula op Terschelling en de bestrijding van invasieve exoten
Vragen van de leden Weverling, Aukje deVries (beiden VVD) en Moorlag (PvdA) aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over het bericht «Ontsnapt plantje zorgt voor bouwput in Terschellingse duinen» en de bestrijding van invasieve exoten (ingezonden 11 maart 2020).
Antwoord van Minister Schouten (Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit) (ontvangen 18 mei
2020). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2019–2020, nr. 2251.
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «Ontsnapt plantje zorgt voor bouwput in Terschellingse
duinen»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Deelt u de mening dat de verspreiding van de watercrassula de unieke natuur op Terschelling
ernstig bedreigt? Wat zijn de gevolgen van watercrassula op natuurgebieden zoals op
Terschelling?
Antwoord 2
De uitbreiding van watercrassula is een probleem voor de natuur op Terschelling. De
watercrassula is een invasieve soort. Dat betekent dat de soort zich snel verspreidt
én een geduchte concurrent is van (onder andere) beschermde inheemse soorten en ecosystemen.
Overheersing door watercrassula kan er toe leiden dat bijvoorbeeld beschermde vegetatie
van duinvalleien, zoals op Terschelling, verdwijnt. Het in stand houden van de Natura
2000-doelen van de natte duinvalleien komt hiermee in gevaar. Dit is een vorm van
verslechtering die in Natura 2000-gebieden krachtens de Habitatrichtlijn (artikel
6, tweede lid) moet worden voorkomen. Als de verslechtering al is opgetreden, moeten
de natuurwaarden weer hersteld worden.
Vraag 3
Kunt u aangeven hoeveel geld tot dusver door provinciale overheden is uitgegeven aan
de bestrijding van de watercrassula? In hoeverre heeft het Rijk bijgedragen aan de
bestrijding van dit plantje op Terschelling, financieel of anderszins?
Antwoord 3
Watercrassula vormt met name in natte natuurgebieden op zandgronden een probleem.
In 2018 en 2019 hebben de provincies Friesland, Drenthe, Gelderland, Utrecht, Noord-Holland,
Noord-Brabant en Limburg in totaal € 4.320.000 uitgegeven aan bestrijdingsmaatregelen.
Daarbij moet worden opgemerkt dat het om een beperkt aantal gebieden met relatief
hoge kosten per gebied gaat. Terschelling vormt daarbinnen een uitschieter: de provincie
Friesland heeft € 3.370.000 bijgedragen aan een project van € 5 miljoen. Overige bijdragen
kwamen van Staatsbosbeheer, de gemeente Terschelling en Europa (€ 1 miljoen uit het
derde plattelandsontwikkelingsprogramma, POP3).
Voor 2020 zijn maatregelen voorzien in tenminste Noord-Holland, Zeeland en Noord-Brabant,
waarbij Noord-Holland en Zeeland voorzien samen minimaal € 450.000 te zullen moeten
besteden. Waarschijnlijk zijn ook in Friesland, Drenthe, Gelderland en Utrecht aanvullende
maatregelen nodig. Met bestrijdingsmaatregelen in Friesland zal naar verwachting een
bedrag van € 2 miljoen gemoeid zijn, dat waarschijnlijk voor twee derde voor rekening
van de provincie zal komen.
Vraag 4
Kunt u aangeven hoe de financiële verantwoordelijkheid bij een geval van grote verspreiding
van een invasieve exoot in een bepaald gebied verdeeld is tussen het Rijk enerzijds
en provincie anderzijds?
Antwoord 4
In het Natuurpact zijn afspraken gemaakt over de financiële verantwoordelijkheidsverdeling
tussen Rijk en provincies. Herstelmaatregelen in het kader van Natura 2000 vallen
onder de verantwoordelijkheid van provincies. Vanuit deze verantwoordelijkheid is
de bestrijding van watercrassula op Terschelling door de provincie Friesland opgepakt.
Over de Europese Exotenverordening zijn aanvullende afspraken gemaakt en deze zijn
bij de implementatie van de Wet natuurbescherming in 2018 meegenomen. Het financiële
kader hiervoor is ook het Natuurpact. Deze afspraken gaan over de maatregelen voor
zover die volgen uit de verplichtingen van het Europees exotenbeleid, dat wil zeggen
de bestrijding van soorten die op de Europese Unielijst voor zorgwekkende invasieve
uitheemse soorten staan (verder; Unielijst). Overigens staat watercrassula niet op
deze Unielijst.
Vraag 5
Hoe kan watercrassula worden bestreden? Wat zijn de ervaringen met de bestrijding
van watercrassula? Wat zijn de best practices? In hoeverre is er nog sprake van beperkende
regelgeving om watercrassula goed te kunnen bestrijden?
Antwoord 5
De bestrijding van watercrassula is erg moeilijk. De plant verspreidt zich zeer gemakkelijk
via kleine plantdeeltjes, worteltjes en zaad en kan ook na verwijdering gemakkelijk
teruggroeien en onbewust door mens of dier worden verspreid. Door verschillende partijen
in het veld wordt gezocht naar effectieve methoden die proportioneel en acceptabel
zijn qua kosten en nevenschade. Een dergelijke methode is momenteel nog niet gevonden.
Er wordt nog veel onderzoek gedaan en het weerbaar maken van het ecosysteem lijkt
de beste perspectieven te bieden. In het geval van watercrassula betekent dit het
verwijderen van de toplaag van de bodem en direct daarna het aanbrengen van inheems
plantmateriaal. In Gelderland, Noord-Brabant en Overijssel wordt volgens deze methode
in een aantal pilots gewerkt en een LIFE-subsidie is aangevraagd voor een grootschaliger
aanpak in Noord-Brabant en Zeeland. Tevens heeft Stichting Bargerveen in opdracht
van de provincie Gelderland een brochure2 uitgebracht over watercrassula en de bestrijding er van.
Gezien bovenstaande lijkt er geen sprake te zijn van beperkende wetgeving. Het spreekt
voor zich dat partijen zich ook bij bestrijdingswerkzaamheden moeten houden aan geldende
wet- en regelgeving.
Vraag 6
Bent u bekend met verspreiding van de watercrassula buiten Terschelling?
Antwoord 6
Ja, watercrassula zorgt op meer plekken in Nederland voor overlast en schade. Naast
de bedreiging voor de inheemse natuur zorgen deze en andere woekerende planten er
ook voor dat watergangen dichtgroeien. Dit is van invloed op de waterkwaliteit (doelen
Kaderrichtlijn Water) en de waterveiligheid. De waterschappen verwijderen deze waterplanten
daarom met beheersmaatregelen (zoals extra maaien van de watergang of toepassen van
heet water) om doorstroming veilig te stellen.
Vraag 7
Kunt u aangeven of er sprake is van een toename van de verspreiding van invasieve
exotische flora in Nederland?
Antwoord 7
Het aantal en de verspreiding van invasieve uitheemse soorten neemt toe. Dit is in
de huidige tijd van globalisering, hoge bevolkingsdichtheid en hoge mobiliteit evident.
Daarbij versterkt klimaatverandering het probleem omdat veel invasieve uitheemse soorten
goed gedijen bij warmere temperaturen. Sommige invasieve uitheemse soorten gedijen
daarnaast goed bij hoge stikstofconcentraties.
Als dreiging voor de natuur zijn «invasieve exoten» eind vorige eeuw door de Convention
on Biological Diversity op de beleidsagenda geplaatst. In de laatste jaren heeft het
Europees exotenbeleid een sterke ontwikkeling doorgemaakt. In 2015 is de Europese
exotenverordening 1143/2014 van kracht geworden, de bijbehorende Unielijst van invasieve
exoten is in 2016 van kracht geworden en in 2017 en 2019 uitgebreid. In Nederland
is dit geïmplementeerd in wetgeving, vergunningverlening en handhaving. Er wordt steeds
meer inzet op invasieve exoten gepleegd en onderzoek naar gedaan. De problematiek
omtrent invasieve exoten raakt als onderwerp bij een steeds breder publiek bekend.
Juist omdat er tegenwoordig veel aandacht voor is, worden meer invasieve uitheemse
soorten opgemerkt dan voorheen.
Vraag 8
Vindt u dat de samenwerking en informatie-uitwisseling tussen verschillende overheden
en instanties met betrekking tot de bestrijding van invasieve exoten succesvol verloopt?
Antwoord 8
Er zijn goede contacten tussen Rijk, provincies, waterschappen en andere instanties.
Eenieder werkt vanuit eigen rol en verantwoordelijkheid aan de bestrijding van invasieve
exoten. Informatie wordt gedeeld en er wordt goed samengewerkt.
De samenwerking tussen Rijk en provincies op invasieve uitheemse soorten heeft specifiek
vorm gekregen sinds 2015 toen de Europese Exotenverordening tot stand kwam en bij
de implementatie van de verordening een nieuwe taakverdeling is gemaakt binnen Nederland.
Vanaf 2018 is de verantwoordelijkheid voor de bestrijding- en beheersmaatregelen van
een groot aantal Unielijstsoorten overgedragen aan de provincies. Sindsdien is de
samenwerking tussen Rijk en provincies op dit terrein intensiever geworden. Zie hiervoor
ook mijn antwoord op vraag 4.
Ik streef er naar om dit jaar, 5 jaar na de totstandkoming van de Exotenverordening,
de wijze waarop het Nederlandse systeem functioneert te evalueren om eventuele hiaten
in onze aanpak te signaleren. De problematiek rondom watercrassula maakt duidelijk
dat er op korte termijn nog vervolgstappen te zetten zijn. Ik zal voor deze specifieke
problematiek een overleg organiseren. In het kader van deze evaluatie zal ik de problematiek
rondom de watercrassula als casus laten meenemen.
Vraag 9
Bent u van mening dat een onafhankelijk kennisplatform, waarin kennis over de methoden
van bestrijding van invasieve exoten op één plek wordt verzameld, bij zou kunnen dragen
aan deze samenwerking en uitwisseling?
Antwoord 9
Ik beaam dat kennisdeling kan bijdragen aan samenwerking. Echter, het oprichten van
een (nieuw) centraal kennisplatform waarin alle kennis over methoden van bestrijding
van alle invasieve uitheemse soorten bijeenkomt, is in mijn optiek niet de optimale
manier om tot betere samenwerking en uitwisseling van kennis te komen. Momenteel bestaat
reeds een aantal samenwerkingsverbanden waar kennis over bepaalde soortgroepen samenkomt
en waar verschillende partijen samenwerken. In het geval van watercrassula is al veel
kennis en ervaring geconcentreerd bij het Nederlands Expertise Centrum Exoten (NEC-E)
en Stichting Bargerveen.
De problematiek en bestrijding van invasieve exoten verschilt sterk per soort(-groep)
en gaat vaak ook verschillende (netwerken van) organisaties aan die op heel verschillende
terreinen actief zijn. Het is niet verstandig om kennis geforceerd op één plaats te
centraliseren. Daarmee kan goed werk en commitment verloren gaan. De problematiek
rond invasieve uitheemse soorten vraagt niet om een centralistische overheid, maar
om een responsieve, participerende overheid die samenwerkt met andere partijen.
Ik wil die plekken waar de kennis, ervaring en energie nu al zit tot hun recht laten
komen en de samenwerking versterken. Dan heb ik het over instituten en netwerken die
ieder vanuit eigen verantwoordelijkheid kennis vergaren en uitwisselen, zoals:
Bureau Risicobeoordeling van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit
de IPO-werkgroep Natuurwetgeving en diens taakgroep invasieve exoten in het bijzonder
de werkgroep plaagsoorten van de Waterschappen
Nederlands Expertise Centrum Exoten
Soortenorganisaties en andere experts, instituten, consultants etc.
Het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit heeft regelmatig strategisch
overleg met de vertegenwoordigers van deze organisaties. Tevens is er het voornemen
om met de belangrijkste partijen die betrokken zijn bij de uitvoering een landelijk
overleg op te zetten.
Vraag 10
Kunt u deze vragen vóór het eerstvolgende algemene overleg Natuur (8 april 2020) beantwoorden?
Antwoord 10
Ik heb de vragen zo spoedig mogelijk beantwoord.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.J. Schouten, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.