Verslag (initiatief)wetsvoorstel (nader) : Verslag
35 457 Regels over een tijdelijke voorziening voor de betekening van exploten op grond van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en wijziging van de Loodsenwet, de Algemene wet inzake rijksbelastingen, de Invorderingswet 1990, de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen en de Luchtvaartwet BES in verband met de uitbraak van Covid-19 (Verzamelspoedwet Covid-19)
Nr. 5 VERSLAG
Vastgesteld 18 mei 2020
De vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat, belast met het voorbereidend
onderzoek van dit wetsvoorstel, heeft de eer verslag uit te brengen van haar bevindingen.
Het verslag behandelt alleen die onderdelen waarover door de genoemde fracties inbreng
is geleverd.
Onder het voorbehoud dat de regering de vragen en opmerkingen in dit verslag afdoende
zal beantwoorden, acht de commissie hiermee de openbare behandeling van het voorstel
van wet voldoende voorbereid.
Inhoudsopgave
blz.
Inleiding
1
Doel en aanleiding
2
Uitreiken exploten Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering
2
Wijziging van de Loodsenwet
5
Wijzigingen van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, de Invorderingswet 1990 en
de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen
6
Doel van de tijdelijke verlaging van de percentages voor de belasting- en invorderingsrente
7
Budgettaire aspecten
7
Wijziging van de Luchtvaarwet BES
7
Adviezen en consultatie
8
Inwerkingtreding en vervallenverklaring
8
Inleiding
De leden van de fractie van de VVD hebben met interesse kennisgenomen van het wetsvoorstel.
Deze leden achten het van belang dat in verband met de coronacrisis zo veel mogelijk
activiteiten weer hervat kunnen worden die door deze wetgeving weer mogelijk gemaakt
worden. Ook vinden zij het van belang dat de wetgeving waar mogelijk aansluit op de
actualiteiten van de dag.
De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van onderhavig
wetsvoorstel. Zij hebben wel een aantal kritische vragen waar zij graag een toezegging
op zouden willen krijgen.
De leden van de D66-fractie hebben met veel interesse kennisgenomen van de verschillende
wetswijzigingsvoorstellen. Alhoewel deze leden begrip hebben voor de voorstellen,
willen zij de regering nog enkele vragen voorleggen.
De leden van de fractie van GroenLinks-fractie hebben met interesse kennisgenomen
van het wetsvoorstel.
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel.
Doel en aanleiding
De leden van de GroenLinks-fractie erkennen de noodzaak en steunen het streven om
in een cisis zoals deze maatregelen te nemen die helpen verdere verspreiding van het
virus te voorkomen. Veel maatregelen bestaan uit een oproep om ons gedrag aan te passen
door bijvoorbeeld afstand van elkaar te houden. Dat kan in enkele gevallen leidden
tot frictie met een aantal wettelijke regels, zoals die voor de deurwaarders of de
vergadering van de loodsen. Ons rechtssysteem vraagt dan om een wetwijziging.
Uitreiken exploten Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering
De leden van de CDA-fractie zien dat in bepaalde gevallen het feitelijk onmogelijk
is om een exploot uit te reiken op een reguliere manier vanwege de RIVM-richtlijnen.
De leden van de CDA-fractie vragen de regering of bevestigd kan worden dat dit niet
betekent dat de deurwaarder niet eerst moet trachten om het exploot aan de persoon
uit te reiken. De leden van de CDA-fractie vragen de regering of het met onderhavig
wetsvoorstel nog steeds staande praktijk blijft dat de gerechtsdeurwaarder zich inspant
om een exploot aan de persoon uit te reiken, zonder dat daarbij de RIVM-richtlijnen
overtreden hoeven te worden.
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van het voorstel dat inhoudt dat,
zo lang de richtlijnen van het RIVM voorschrijven dat personen afstand houden wegens
besmettingsgevaar met Covid-19, steeds sprake is van een feitelijke onmogelijkheid
om te betekenen in persoon of aan woonplaats. Dit betekent dat de deurwaarder, zo
begrijpen deze leden, kan volstaan met het verstrekken van een afschrift per post,
waarbij de deurwaarder wel melding moet maken van de redenen van de feitelijke onmogelijkheid.
Deze leden menen dat het belangrijkste doel van de betekeningsvoorschriften is om
ervoor te zorgen dat een exploot degene voor wie het bestemd is daadwerkelijk bereikt.
Door het aanbieden van exploten via de post is dat minder gegarandeerd. Hoewel deze
leden zeker begrip hebben voor de uitdagingen waarvoor deurwaarders zich mogelijk
zien gesteld, hebben zij toch een aantal vragen aan de regering over dit voorstel.
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de conclusie van de Procureur-generaal
bij de Hoge Raad van 4 mei 2020.1 Deze leden vragen de regering in te gaan op deze conclusie, in het bijzonder op de
rechtsoverwegingen 2.53 tot en met 2.64. Deze leden vragen de regering welke alternatieven
de regering heeft overwogen en welke (andere) inspanningen de regering heeft gedaan
om de gerechtsdeurwaarders te helpen om veilig hun werk te kunnen doen, bijvoorbeeld
door het gebruik van beschermende middelen. Deze leden vernemen ook graag van de regering
in welke mate deurwaarders momenteel daadwerkelijk problemen ervaren met betrekking
tot agressief gedrag en fysiek geweld, zoals in de memorie van toelichting beschreven.
De leden van de D66-fractie lezen in de memorie van toelichting «Waar uitreiking «in
persoon» verantwoord, dus met inachtneming van de RIVM-richtlijnen, mogelijk is, wordt
dit nog steeds gedaan». Deze leden vragen de regering toe te lichten hoe zich deze
passage verhoudt tot de voorgestelde wetstekst die inhoudt dat zo lang de richtlijnen
van het RIVM voorschrijven dat personen afstand houden wegens besmettingsgevaar met
Covid-19, er steeds sprake is van een feitelijke onmogelijkheid om te betekenen in
persoon. Deze leden vragen zich af of deze voorgestelde wetstekst niet te veel ruimte
biedt om volledig af te zien van betekening in persoon. Deze leden vragen de regering
daarbij ook in te gaan op de opmerking dat «de voorgestelde tekst er primair vanuit
gaat dat gepoogd wordt te betekenen op de voet van 46 Rv», omdat zij die op voorhand
niet goed kunnen plaatsen. De leden van de D66-fractie vragen de regering ten slotte
toe te lichten welke eisen er moeten worden gesteld aan de vermelding van de reden
van de feitelijke onmogelijkheid.
De leden van de GroenLinks-fractie zijn van mening dat het persoonlijk uitreiken van
een exploot waarde heeft. Maar de huidige praktijk kent ook al alternatieven zoals
de post. Er is hier geen groot bezwaar. Nu gezien de omstandigheden tijdelijk alles
met enige afstand uitreiken, door de brievenbus of via de post, is zeker vergeleken
met andere ingrepen in het maatschappelijk verkeer, een kleine kwestie met weinig
bezwaren. De leden van de GroenLinks-fractie steunen een praktische benadering. Deze
leden vragen de regering wel waarom deze maatregel niet van tijdelijke aard is. Kan
dit worden beperkt tot bijvoorbeeld één jaar? Of anders na een jaar geëvalueerd om
te zien of er niet toch problemen zijn ontstaan?
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van het onderdeel van het wetsvoorstel
dat regelt dat deurwaarders in uitzonderlijke gevallen exploten via de brievenbus
aan mogen bieden ten tijde van de coronacrisis. Deze leden beseffen dat deurwaarders
voor een lastig vraagstuk zijn komen te staan. Toch hebben deze leden hierover een
aantal kritische vragen.
Het coronavirus treft Nederland hard in alle facetten van de samenleving, zo ook de
activiteiten van deurwaarders. Klopt het dat veel deurwaarders op een dag tientallen
bezoeken afleggen met de bijbehorende risico’s op het besmetten en verspreiden van
het coronavirus? Hoe voorziet dit wetsvoorstel in het beschermen van zowel de deurwaarders
als de gedaagden? Is overwogen om, eventueel aanvullend, deurwaarders te voorzien
van persoonlijke beschermingsmiddelen, zoals mondkapjes of spatschermen? Is het correct
om te stellen dat (volgens het wetsvoorstel) deurwaarders niet eerst hoeven te proberen
om op de voet van artikel 46 lid 1 Rv in persoon te betekenen? En is het correct dat
het wordt overgelaten aan de deurwaarder om in te schatten of (toch) in persoon kan
worden betekend? Welke consequenties heeft dit? Is dit proportioneel? Zijn er geen
aanvullende waarborgen nodig? Met wie is dit wetsvoorstel besproken? Hoe hebben (belangen)organisaties
die opkomen voor de belangen en positie van schuldenaren op dit wetsvoorstel gereageerd?
De leden van de SP-fractie lezen dat het wetsvoorstel alleen ziet op het corona-vrij
betekenen van exploten. Zij vragen of het gijzelen van personen wel veilig kan voor
de betrokkenen. Gaat dat nog altijd door tijdens de coronacrisis? Waarom is daar geen
regelgeving nodig?
Deelt de regering de mening van deze leden dat een persoonlijke betekening altijd
de voorkeur verdient boven het deponeren van het exploot in een brievenbus? Waarom
is er voor een generieke uitzondering gekozen zolang de RIVM-richtlijn voor het houden
van afstand blijft gelden? Zou het niet wenselijk zijn om de deurwaarder te laten
vermelden bij het exploot waarom deze is overgegaan tot het deponeren van het exploot
in de brievenbus? Deze leden verwachten dat daarmee de beslissing van de deurwaarder
achteraf gecontroleerd kan worden, hetgeen, naar zij uit het veld begrepen, relevant
kan zijn voor rechters. Redenen om af te wijken van de gebruikelijke betekening zouden
kunnen zijn 1) de situatie ter plaatse, zoals een smal portiek versus een vrijstaand
huis, 2) de gezondheid van de deurwaarder of 3) de aard van het exploot, zoals een
huisuitzetting versus verjaring van een vordering. Kortom, zou het voor de controleerbaarheid
achteraf wenselijk zijn als de deurwaarder in het exploot de daadwerkelijke reden
van de feitelijke onmogelijkheid van uitreiking in persoon vermeldt, en niet slechts
kan volstaan met vermelding van het feit dat de RIVM-richtlijnen voorschrijven dat
afstand wordt gehouden?
De leden van de SP-fractie wijzen hierbij ook nadrukkelijk op beschouwingen, met name
de overwegingen 2.54 tot en met 2.58, van Ruth de Bock, advocaat-generaal bij de Hoge
Raad (ECLI:NL:PHR:2020:442).2 De Bock stelt hier o.a.:
«Naar mijn mening kan niet worden gezegd dat op dit moment, als gevolg van het Covid-19
virus, per definitie geldt dat betekening op de voet van art. 46 lid 1 Rv niet mogelijk
is. Zoals gezegd is dat trouwens ook niet het advies van de KBvG. Dat luidt immers
dat een exploot zo nodig in de brievenbus wordt gelaten (zie onder 2.36–2.38). (...)
Uit de RIVM-richtlijnen volgt weliswaar dat geadviseerd wordt 1,5 meter afstand te
houden tot andere mensen, maar ook met inachtneming van dit advies zou het in beginsel
mogelijk moeten zijn voor de deurwaarder om bij iemand aan te bellen, het exploot
voor de deur op de grond te leggen, naar achteren te stappen (zekerheidshalve enkele
meters), af te wachten of er wordt opengedaan en ten slotte af te wachten of degene
voor wie het exploot is bestemd het exploot van de grond oppakt en in ontvangst neemt.
(...) Dit is ook de werkwijze die op dit moment wordt gehanteerd door pakketbezorgers,
maaltijdbezorgers, boodschappendiensten en ieder ander die genoodzaakt is bij een
ander aan te bellen. (...) Naar mijn mening kan in beginsel ook van de deurwaarder
worden gevergd dat een dergelijke handelwijze wordt gevolgd. Dat sluit aan bij wat
er in andere beroepsgroepen wordt gedaan en levert naar de huidige inzichten geen
reëel risico op besmetting op. Hierbij merk ik op dat een risico op besmetting niet
reeds ontstaat op het moment dat degene die de deur opent naar de deurwaarder toeloopt,
maar (pas) wanneer deze persoon óók gaat hoesten, niesen of spugen in het gezicht
van de deurwaarder. (...) Ik realiseer mij dat deurwaarders meer risico lopen op een
agressieve bejegening dan andere personen die zich aan de voordeur melden, zoals postbezorgers.
In dit opzicht bevinden deurwaarders zich in een positie die enigszins vergelijkbaar
is met die waarin politieagenten of boa’s zich bevinden, of, zij het op een wat andere
manier, met die waarin personeel in zorginstellingen (psychiatrie, psychogeriatrie)
of een penitentiaire inrichting of een azc verkeert. Dat zal wellicht een reden zijn
voor deurwaarders om veiligheidshalve steeds méér dan de 1,5 meter afstand aan te
houden. Ook zou de deurwaarder een mondkapje kunnen opdoen. Als ik de adviezen van
het RIVM goed begrijp, is dat een zinvolle manier voor mensen om zich te beschermen,
zij het dat er op deskundige wijze mee moet worden omgegaan en dat mondkapjes vanwege
een schaarste probleem niet aan iedereen ter beschikking kunnen worden gesteld.»
De leden van de SP-fractie zouden graag uitgebreid van de regering horen hoe dit onderbouwde
advies ter harte is genomen in het voorstel van wet. Staat dit hier niet haaks op?
Waarom is voor zo een andere benadering gekozen? Graag een uitgebreide reactie op
al het bovenstaande.
Denkt de regering dat commerciële deurwaarders een financiële prikkel hebben om voor
het deponeren van de exploot in een brievenbus te kiezen? Vreest de regering geen
misbruik door sommige deurwaarders, omdat zij nu veel eenvoudiger, en dus goedkoper,
te werk kunnen gaan? Hoe gaat de regering dit voorkomen en daarop toezien?
De leden van de SP-fractie hebben vragen over de gevolgen van dit voorstel voor de
positie van schuldenaars. Uit onderzoek blijkt namelijk dat bijna twintig procent
van de Nederlanders een inkomensval verwacht ten gevolge van de coronacrisis.3 Vindt de regering dat deze tijd van corona en bijbehorende economische crisis niet
juist vraagt om enige coulance richting schuldenaars? Hoe schat zij de gevolgen van
dit wetsvoorstel voor deze groep in? Klopt het dat veel schuldenaars hun post niet
bekijken? Denkt de regering dat deze groep dan niet het gevaar loopt om (nog) dieper
in de schulden en problemen te raken door dit wetsvoorstel? Waarom kiest de regering
niet juist voor een meer terughoudend invorderingsbeleid? De leden van de SP-fractie
vragen in het bijzonder aandacht voor zwakkere wijken waar de ingang tot woningen
vaak over minder ruimte beschikken. Verwacht de regering dat deze wijken een groter
risico lopen om een exploot in de brievenbus te ontvangen? En zijn dit niet juist
de buurten waar veel kwetsbare schuldenaars wonen? Hoe waardeert de regering dit?
Graag een uitgebreide reactie.
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de campagne «bellen is oplossen»
door deurwaarders. Kan de regering deze campagne toelichten? Gelooft zij dat deze
campagne het fysieke overleg met deurwaarders volwaardig kan vervangen? Ziet de regering
ook iets in deze campagne buiten crisistijd? Waarom wel/niet?
De leden van de SP-fractie vragen of het financiële belang van de overheid, als grootste
schuldeiser in Nederland, een rol heeft gespeeld in dit wetsvoorstel. Waarom is ervoor
gekozen deze voorstellen van wet in één verzamelwet te bundelen? Vraagt de relevantie
van de verschillende onderdelen niet om een afzonderlijke behandeling?
Wijziging van de Loodsenwet
De leden van de CDA-fractie lezen dat de ledenvergaderingen van de Nederlandse Loodsencorporatie
en de regionale corporaties tijdelijk op elektronische wijze kunnen plaatsvinden in
verband met de beperkingen voor fysieke bijeenkomsten als gevolg van de Covid-19-uitbraak.
Deze leden vragen zich af hoe het zit met de veiligheid van deze digitale vergadering
en de kans op hacken. Zou de regering hier op in kunnen gaan?
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de Wijziging van de Loodsenwet.
Deze leden begrijpen de overweging van de regering om tot wijziging van deze wet over
te gaan en zien hiertoe geen bezwaar.
De leden van de GroenLinks-fractie hebben geen bezwaar tegen dit voorstel.
Wijzigingen van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, de Invorderingswet 1990 en
de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen
De leden van de CDA-fractie steunen van harte de maatregel om de invorderings- en
belastingrente te verlagen. Bij het verlenen van uitstel van betaling van de belastingaanslag
hoort immers niet het hanteren van een forse rente. Maar ook buiten crisistijden was
de hoogte van de invorderings- en belastingrente ten opzichte van de marktrente deze
leden al een doorn in het oog. De leden van de CDA-fractie vragen de regering allereerst
wat de reden is dat de verlaging van de belastingrente uitvoeringstechnisch eerst
mogelijk is per 1 juli voor de inkomstenbelasting en per 1 juni voor de overige belastingmiddelen.
Ten tweede vragen deze leden wat de reden is dat de invorderingsrente reeds per besluit
verlaagd is en nu in het wetsvoorstel zowel de invorderings- als de belastingrente
verlaagd worden. Van de invorderingsrente is het motief helder, want belastingplichtigen
wordt financiële ruimte geboden om de belasting later af te dragen. Kan de regering
ook aangeven welk doel beoogd wordt met het verlagen van de belastingrente? Want de
leden van de CDA-fractie nemen aan dat het niet de bedoeling is om belastingplichtigen
te stimuleren om te laat aangifte te doen of om een te lage (en dus onjuiste) aangifte
te doen. De leden van de CDA-fractie kunnen zich dan ook goed voorstellen dat de reden
van de verlaging niet zozeer gelegen is in de crisis als wel in het samenstel van
verschillende bepalingen over renten. Is de regering daarom bereid om na afloop van
de tijdelijke verlaging van belastingrente een expliciete beslissing te nemen of het
wel rechtvaardig is om deze rente weer terug te verhogen naar 8% voor de vennootschapsbelasting
en 4% voor de overige belastingmiddelen?
De leden van de GroenLinks-fractie hebben hier geen vragen of opmerkingen bij.
De leden van de SP-fractie spreken hun ongenoegen uit over het feit dat een fiscale
wetswijziging op deze manier in een verzamelwet van een andere bewindspersoon is terechtgekomen.
Zij vragen een toelichting hierop en verzoeken de regering in het vervolg hierin een
betere scheiding aan te brengen. Voorts spreken deze leden hun verbazing erover uit
dat het wel mogelijk blijkt te zijn differentiatie aan te brengen in de percentages
waarmee bij de invorderingsrente wordt gerekend, terwijl dit niet mogelijk blijkt
te zijn voor de belastingrente en vragen zij de regering dit toe te lichten. Tevens
vragen zij de regering hoe met een dergelijk begunstigend beleid ten aanzien van burgers
en bedrijven in het verleden, bijvoorbeeld tijdens de kredietcrisis is omgegaan. Als
sprake is van een verschil met het verleden, vragen zij een toelichting hierop. Deze
leden constateren dat door de belastingrente in het algemeen te verlagen dit ook gaat
gelden voor burgers en bedrijven die geld terug dienen te ontvangen en waarbij de
Belastingdienst de aanslag te laat heeft opgelegd. Zij constateren met de regering
dat waarschijnlijk vaker sprake zal zijn van bevoordeling dan benadeling van burgers
en bedrijven, maar constateren ook dat hiermee een ongelijkheid in de behandeling
van belastingplichtigen kan ontstaan en dat individuen voor korte tijd in grote mate
benadeeld kunnen worden. De leden van de SP-fractie vragen de regering hoe een burger
of bedrijf dat in ernstige mate benadeeld wordt door te laat door de Belastingdienst
opgelegde aanslagen bezwaar kan maken en wat zij gaat doen om ervoor te zorgen dat
aanslagen in de periode met het verlaagde rentepercentage tijdig worden opgelegd.
Voorts vragen deze leden de regering of zij voornemens is de systemen van de Belastingdienst
dusdanig in te richten in de toekomst in alle gevallen gedifferentieerde rentepercentages
kunnen worden gehanteerd.
Doel van de tijdelijke verlaging van de percentages voor de belasting- en invorderingsrente
De regering stelt voor om in de Algemene wet inzake rijksbelastingen (Awr) op te nemen
dat het percentage van de belastingrente bij algemene maatregel van bestuur wordt
vastgesteld. De leden van de CDA-fractie zijn hier niet gelukkig mee, aangezien een
verhoging of verlaging van de belastingrente enorme budgettaire gevolgen heeft en
dus ook enorme financiële gevolgen voor belastingplichtigen. Is de regering voornemens
om een besluit tot verhoging van de belastingrente voor te hangen dan wel het parlement
tijdig per brief te informeren? Kan de regering toezeggen dat de invorderings- en
belastingrente onder geen beding zal worden vastgesteld op percentages die liggen
boven de huidige 4 en 8%? Op welke wijze zal de democratische wettelijke vaststelling
van de percentages van de invorderings- en belastingrente na de Covid-19-crisis weer
worden hersteld, zo vragen deze leden de regering. Met betrekking tot de invorderingsrente
vragen de leden van de CDA-fractie welke belastingaanslagen gewoonlijk in een jaar
vanaf 1 juni 2020 betaald kunnen worden met een betalingskorting. Geldt dat voor alle
aanslagen inkomstenbelasting en voor alle aanslagen vennootschapsbelasting met een
regulier boekjaar?
Budgettaire aspecten
De regering verwijst voor een overzicht van de geschatte budgettaire effecten naar
de Incidentele suppletoire begroting van het Ministerie van Financiën. De leden van
de CDA-fractie vragen in het kader van de duidelijkheid en overzichtelijkheid van
wetgeving expliciet aan te geven wat de geraamde kosten zijn van de maatregel om de
belasting- en invorderingsrente te verlagen naar 0,01% ervan uitgaande dat deze maatregel
voor drie maanden geldt.
Wijziging van de Luchtvaarwet BES (Bonaire, Saba en Sint Eustatius)
De leden van de CDA-fractie lezen dat aan de voorgestelde wijziging van de Luchtvaartwet
BES geen beperking in de tijd is gekoppeld en dat dit permanente karakter van de wijziging
expliciet is beoogd. Zou de regering nader kunnen toelichten waarom het hier gaat
om een evidente omissie in de Luchtvaartwet BES? Hebben deze leden goed begrepen dat
deze afwijkende mogelijkheid van bekendmaking al eerder in de voor het Europese deel
van Nederland geldende Wet luchtvaart is opgenomen? Zo ja, kan de regering aangeven
wat de reden is dat dit toen niet direct is gelijkgetrokken? Deze leden lezen dat
in de voorbereidingsfase de gezaghebbers op de openbare lichamen via de Waarnemend
Rijksvertegenwoordiger zijn geïnformeerd over de voorgestelde wijziging van de Luchtvaartwet
BES. Hebben deze leden goed begrepen zij de wens hebben voor een snelle inwerkingtreding
van de maatregelen?
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de Wijziging van de Luchtvaartwet
BES. Deze leden zien hiertoe, in het geval van een tijdelijke regeling, geen bezwaar.
Wel zijn deze leden benieuwd hoe invulling gegeven gaat worden aan het advies van
de afdeling Advisering van de Raad van State om het tijdelijke karakter van deze wijziging
ook te borgen4. Indien de regering niet voornemens is om dit advies op te volgen, vernemen deze
leden graag waarom niet. Bovendien vernemen deze leden graag hoe belanghebbenden,
in dit geval specifiek de BES-eilanden, zijn betrokken bij de voorbereidingen van
het wetsvoorstel. Deze leden achtten het van groot belang dat ook in het geval van
een tijdelijke wijziging, de belanghebbende voldoende op de hoogte zijn gesteld en
inspraak hebben gehad in de wijziging en de potentiële gevolgen hiervan.
De leden van de GroenLinks-fractie hebben geen bezwaar tegen een vereenvoudiging van
de procedure om het luchtruim (tijdelijk) te sluiten. Gezien de omstandigheden is
dit wenselijk.
Adviezen en consultatie
De leden van de CDA-fractie verzoeken de regering tevens in te gaan op de vragen en
opmerkingen van de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs in hun commentaar op onderhavig
wetsvoorstel.
De leden van de GroenLinks-fractie hebben kennisgenomen van de overwegingen van de
Raad van State. Deze leden delen de vragen en zorgen van de Raad van State met betrekking
tot het niet tijdelijke deel van sommige regelingen en de aparte samenstelling van
deze spoedwet. Waarom zijn al deze onderwerpen op deze manier bijeengebracht in één
wet? Waarom is dit nodig en wat is het bezwaar tegen het splitsen van de wet in twee
of vier delen? En waarom zijn een aantal voorstellen, die toch duidelijk een tijdelijk
probleem moeten oplossen, niet van tijdelijke aard?
Inwerkingtreding en vervallenverklaring
De leden van de GroenLinks-fractie steunen een spoedige inwerkingtreding.
De voorzitter van de commissie, Agnes Mulder
De adjunct-griffier van de commissie, Israel
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A.H. (Agnes) Mulder, voorzitter van de vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat -
Mede ondertekenaar
M.Y. Israel, griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.