Verslag van een bijeenkomst : Verslag van een Interparlementaire conferentie onder Artikel 13 van het Begrotingspact
34 054 Interparlementaire conferentie onder Artikel 13 van het Begrotingspact
L/ Nr. 11
VERSLAG VAN EEN INTERPARLEMENTAIRE CONFERENTIE
Vastgesteld 18 mei 2020
Op 18 en 19 februari vond in Brussel de halfjaarlijkse bijeenkomst over stabiliteit,
economische coördinatie en bestuur (SECG) in de Europese Unie plaats.1 Deze vond plaats onder artikel 13 van het Verdrag inzake Stabiliteit, Coördinatie
en Bestuur in de Economische en Monetaire Unie (VSCB) (het zogenoemde «Begrotingspact»).2 Het doel van de conferentie is om bij te dragen aan de democratische legitimiteit
en verantwoording op het terrein van economisch bestuur en begrotingsbeleid in de
EU en daarbij de Economische en Monetaire Unie in het bijzonder.
Namens de Tweede Kamer werd hieraan deelgenomen door de leden van Otterloo en Slootweg.
Namens de Eerste Kamer nam het lid Geerdink deel. Ambtelijk werd de delegatie begeleid
door de heer Bokhorst (EU-adviseur Financiën van de Tweede Kamer) en mevrouw Timmer
(Parlementair Vertegenwoordiger bij de Europese Unie van de Tweede Kamer) en mevrouw
van den Berg (Stafmedewerker Commissie voor Financiën van de Eerste Kamer) en mevrouw
van Dooren (plv. Griffier van de Eerste Kamer).
Plenaire sessie: Over het verbreden en verdiepen van het economisch bestuur van de
Economische en Monetaire Unie (EMU)
Sprekers: Zdravko Maric, Minister van Financiën Kroatië, Mario Centeno, voorzitter
Eurogroep, Valdis Dombrovskis, vicevoorzitter Europese Commissie, Paolo Gentiloni,
Eurocommissaris voor Economie en Fabio Panetta, Europese Centrale Bank
De heer Maric benadrukte in zijn bijdrage het belang van gedachtewisselingen tussen
nationale en EU-parlementsleden om EU-beleid vorm te geven. De regels van het huidige
economische bestuur zijn bijna tien jaar geleden in het leven geroepen en sindsdien
steeds verfijnder geworden. Door deze aanpassingen is de EU sterker geworden, maar
pro-cycliteit in de regels is nog niet genoeg voorkomen. Daarnaast zijn er nieuwe
economische uitdagingen zoals lage groei, inflatie en rente. Het belang van eigenaarschap
van de regels moet voorop staan. In dit kader stelde de heer Maric met veel interesse
uit te kijken naar de verschillende bijdragen aan het debat over de evaluatie van
de regels van het economisch bestuur.
De heer Centeno stelde in zijn bijdrage dat de eurozone haar soevereiniteit goed moet
borgen in tijden van mondiale onzekerheden. Hij verwees vervolgens naar de vier grote
thema’s die in dit kader worden besproken in de Eurogroep. Dit zijn de discussie over
de hervorming van het Europees Stabiliteitsmechanisme (ESM), het begrotingsinstrument
voor convergentie en concurrentiekracht (BICC), het vervolmaken van de bankenunie
middels een gezamenlijk depositogarantiesysteem (EDIS) en het verdiepen van de Europese
kapitaalmarktenunie (KMU). De KMU vereist in de ogen van de heer Centeno ook gezamenlijk
werk aan Europese veilige activa (Europese safe asset).
De heer Dombrovskis gaf in zijn bijdrage uitleg over de evaluatie van het Europees
Semester. Hij stelde hierbij dat de Europese Commissie vooral in de luisterfase zit
en pas na de zomer een beslissing zal maken of er voldoende behoefte is aan en overeenstemming
over aanpassingen van de begrotingsregels. Naast de evaluatie ging de heer Dombrovskis
ook in op enkele andere aangekondigde voorstellen van de Commissie, zoals het voorstel
voor een Europese Werkloosheidsherverzekering. Dit initiatief moet de Europese burger
beschermen tegen economische schokken.
De heer Gentiloni stelde in zijn bijdrage dat Europese onderwerpen steeds actiever
besproken worden in nationale parlementen. Daarnaast besprak hij de drie hoofdprioriteiten
van de Europese Commissie: de Europese Green Deal, de uitdagingen ten aanzien van
demografische ontwikkelingen en digitalisering. Alle drie vergen investeringen, maar
tegelijkertijd is de investeringsgraad in Europese lidstaten onder het niveau van
voor de crisis.
De heer Panetta ging in zijn bijdrage in op de diversiteit van de eurozone. Door uitbreiding
van de eurozone en verdieping van de integratie binnen de eurozone hebben nationale
beleidskeuzes externe effecten en door toegenomen diversiteit is het een uitdaging
om het monetaire beleid passend te maken voor de hele eurozone. Hij wees hierbij ook
op de verantwoordelijkheid van elke lidstaat om beleid te introduceren dat bij een
gezamenlijke muntunie past. Het betreft hier vooral beleid om concurrentiekracht te
verstevigen, maar ook macro-prudentieel beleid om systeemrisico’s in de financiële
sector te verminderen en anticyclisch begrotingsbeleid om voldoende buffers op te
bouwen.
In het debat waren de bijdragen divers. Enkele voorbeelden hiervan zijn mevrouw Cretu
uit Roemenië (S&D) die opriep om niet-eurozone lidstaten goed te betrekken bij de
besluitvorming. De heer Pimenov uit Letland (S&D) wees op de toegenomen complexiteit
in de begrotingsregels en de afhankelijkheid van moeilijk te observeren variabelen
hierbinnen zoals de ouput gap. De heer Berghegger uit Duitsland (EPP) wees op het
belang van consistente toepassing van de begrotingsregels op verschillende lidstaten
en het risico dat het begrotingsinstrument voor de eurozone leidt tot duplicatie van
reeds bestaande structuren. Europarlementariër Marques uit Portugal (S&D) wees op
het belang van voldoende ruimte in de begrotingsregels om de nodige investeringen
voor de Europese Green Deal veilig te stellen.
Namens de Nederlandse delegatie wees het lid Slootweg op het belang van transparantie
van de besluitvorming in de Eurogroep. Hij verwees hierbij naar het rapport van de
Tweede Kamer – Opening up closed doors – door de transparantierapporteurs en vroeg
de heer Centeno dit rapport ter harte te nemen bij zijn aankondiging om verder te
werken aan transparantie.3 De heer Centeno antwoordde dat transparantie essentieel is bij verdere Europese economische
integratie, dat de transparantie sinds het paper al verbeterd is en dat het onderwerp
blijvende aandacht verdient.
Deelsessie van de ECON-commissie: Naar een nieuw internationaal belastingsysteem?
Sprekers: Paolo Gentiloni, Eurocommissaris Economie, Pascal Saint-Amans Directeur
bij de OESO, Grozdana Peric, Voorzitter commissie voor Financiën in het Kroatische
parlement (Renew Europe) en Hans Michelbach, lid van het Duitse parlement (EPP)
De heer Gentiloni stelde in zijn bijdrage dat de EU geconfronteerd is met een drietal
opgaven naar de toekomst toe. De eerste uitdaging is de strijd tegen belastingontduiking
en ontwijking. In dit kader wees Gentiloni op de recent geüpdatete versie van de zwarte
lijst van belastingparadijzen. De tweede uitdaging betreft het evolueren van het Europese
belastingsysteem in lijn met de ambities van de Europese Green Deal. In dit kader
werkt de Commissie aan de evaluatie van de richtlijn voor energiebelastingen en een
CO2-grensbelasting. De derde uitdaging is het verbeteren van het internationale belastingsysteem.
Indien de OESO niet voor het einde van 2020 tot een akkoord komt, zal de Commissie
zelf met voorstellen komen ten aanzien van beide pilaren van het hervormingsproces
in de OESO.
De heer Saint-Amans begon zijn bijdrage met het benoemen van enkele reeds behaalde
successen, zoals de toegenomen transparantie rondom banken en belasting en het BEPS-project.
Vervolgens stelde hij dat er frustratie is over het feit dat het internationale belastingsysteem
vaart op zeer oude regels die niet meer aansluiten bij de huidige manier waarop bedrijven
opereren. Tot slot ging hij in op de ontwikkelingen binnen de OESO. Ten aanzien van
de voortgang van de onderhandelingen over belastinghervorming was hij optimistisch
over de voortgang die op technisch niveau wordt gemaakt en stelde hij hoop te hebben
op een politiek akkoord bij de OESO-top in juli in Berlijn. Wel waarschuwde Saint-Amans
voor de situatie die volgt bij het uitblijven van een akkoord. In dat geval voorziet
hij een grote hoeveelheid unilaterale acties die het internationale belastingsysteem
zullen fragmenteren.
Mevrouw Peric ging in haar bijdrage in op enkele andere Europese initiatieven rondom
belastinghervormingen. Ten eerste benadrukte zij het belang van hervorming van het
Europese btw-systeem voor eerlijke concurrentie tussen bedrijven in de interne markt.
Ten tweede stelde ze het initiatief van de Commissie te ondersteunen om te komen tot
een gemeenschappelijke geconsolideerde grondslag voor de vennootschapsbelasting. Tot
slot stelde ze dat de EU met een eigen digitaks moet komen indien er onvoldoende voortgang
is op internationaal niveau. Kroatië heeft in deze discussies de ambitie om een voorloper
te zijn.
De heer Michelbach stelde in zijn bijdrage dat het Europese MKB de prijs betaalt van
een gebrek aan belastinghervorming waarbij grote bedrijven de mogelijkheden behouden
om belasting te ontwijken. Hij stelde verder dat de EU moet waken voor een race to
the bottom ten aanzien van winstbelasting en dat er in dit kader onvoldoende voortgang
is ten aanzien van de gezamenlijke geconsolideerde belastinggrondslag voor de vennootschapsbelasting.
Volgens de heer Michelbach komen we er als Unie slechter uit als elk land slechts
zijn eigen weg volgt.
Enkele voorbeelden van bijdragen aan de discussie zijn de heer Kalogiannis uit Griekenland
(EPP) die in zijn bijdrage onder andere de sterke coördinatie tussen nationale belastingautoriteiten
prees en aan de Commissie mee gaf dat nationale uitzonderingen op de hervorming van
de richtlijn energiebelastingen moeten blijven behouden, zoals de brandstof van de
Griekse veerboten die essentieel zijn voor het land. De Nederlandse Europarlementariër,
de heer Tang (S&D), riep op tot fundamentele verandering in het internationale belastingsysteem.
Volgens de heer Tang is het van groot belang voor succesvolle onderhandelingen in
de OESO dat de EU met één stem spreekt. De heer Krainer uit Oostenrijk (S&D) sprak
zijn zorgen uit over de toenemende ongelijkheid in de belastingheffing tussen kapitaal
en arbeid, terwijl kapitaal een steeds groter gedeelte van de economie in beslag neemt
is de belastingheffing op dit deel van de economie, in aandeel van het totaal, hard
achteruit gegaan. Tot slot, de heer Pesco uit Italië (NI) riep lidstaten op om het
Italiaanse voorbeeld te volgen ten aanzien van de digitale belasting zodat de VS niet
met dreigementen landen uit elkaar kan spelen.
Deelsessie van de BUDG-commissie: Over de Europese begroting
Sprekers: Margarida Marques (S&D), Manuel Fernandes (EPP) en Valérie Hayer (Renew
Europe) – alle drie lid van het Europees parlement, Jean-François Rapin, lid van het
Franse parlement (EPP) en Ondřej Benešík, lid van het Tsjechische parlement (EPP).
Volgens mevrouw Marques hebben de kiezers vorig jaar bij de verkiezingen gestemd voor
een Europees beleid dat klimaatverandering bestrijdt en tegelijkertijd welvaart creëert.
Ze stelde dat de huidige Europese begroting niet aansluit bij die hoge verwachting
van de kiezers. De financiering van een ruimere begroting hoefde volgens haar niet
per se alleen gevonden te worden door verhoging van de nationale afdrachten. Ze pleitte
voor een CO2-belasting en heffingen op financiële transacties en digitale winsten om zo een ruimer
budget te realiseren en het vertrouwen van de EU-burgers niet te hoeven schaden.
De heer Fernandes vulde aan dat het voor hem niet meer dan logisch zou zijn als de
EU onafhankelijk van de nationale lidstaten over inkomsten kan beschikken. Nu is het
zo dat het Europees parlement zich wel uit mag spreken over de uitgaven, maar niet
over de ontvangsten. Hij vervolgde met een aantal suggesties. Hij stelde voor om,
aangezien er een interne Europese markt is, 15% van de douanerechten te reserveren
voor de EU-begroting. Een ander voorstel van hem was om de boetes die in het kader
van het Europese concurrentiebeleid worden uitgedeeld en geïnd in de Europese begroting
op te nemen en te voorkomen dat deze terugvloeien naar de nationale lidstaten.
Ook mevrouw Hayer stelde dat het beschikken over eigen inkomsten de EU meer soeverein
kan maken en zo beter opgewassen zal zijn tegen de uitdagingen van deze tijd. Volgens
haar zal de EU op die manier beter in staat zijn om besluiten te nemen zoals het bewerkstelligen
van een ecologische transitie en de financiering van gemeenschappelijke programma’s
op het gebied van defensie en ruimtevaart. Mogelijke inkomstenbron is belastingheffing
op het plasticgebruik. De winst hiervan zou tweeledig zijn. Enerzijds ontmoedigt de
heffing het gebruik van plastic en anderzijds kunnen de opbrengsten besteed worden
aan verduurzaming.
De heer Rapin geeft aan dat het standpunt van de Franse senaat is om een ambitieus
Europees begrotingsbeleid te voeren. Hij is van mening dat de EU voldoende financiële
armslag moet hebben voor thema’s als defensie en ruimtevaart. Daarnaast geeft hij
aan dat investeringen voor deze thema’s niet ten koste mogen gaan van de landbouw-
en cohesiefondsen. Hij pleitte daarmee voor een ruimere Europese begroting.
De heer Benešík stelde dat het voor afzonderlijke EU-lidstaten moeilijk is om te concurreren
met bijvoorbeeld China, als het gaat om bijvoorbeeld onderzoek & innovatie, maar dat
de EU als geheel van staten wel een factor van betekenis kan zijn. Daarnaast stelde
Benešík dat klimaatverandering, defensie, studentenuitwisseling en migratie thema’s
zijn die beter op Europees dan nationaal niveau georganiseerd kunnen worden en dat
daar dan ook op dat niveau geld ter beschikking moet zijn.
In het daaropvolgend debat met de zaal kwamen verschillende meningen naar voren. Zo
stelde de heer Domagoj Ivan Milošević, lid van het Kroatische parlement (EPP), dat
de Europese fondsen ontzettend belangrijk zijn voor de ontwikkeling van Europa en
het behoud van jonge, ambitieuze mensen in zijn land. Hij vreest dat kortingen op
de begroting het euroscepticisme zullen voeden. Mevrouw Anneleen van Bossuyt, lid
van het Belgische parlement (ECR) pleitte tegen een stijging van de nationale afdrachten.
In haar optiek zou de EU na de Brexit genoegen moeten nemen met een kleiner budget.
Daarnaast gaf ze aan dat de douane-inkomsten voor Vlaanderen te belangrijk zijn om
te delen met de EU. Ze stelde verder dat de EU-gelden rechtvaardiger verdeeld zouden
moeten worden en niet aan grote ondernemingen, maar aan kleinere bedrijven zouden
moeten worden besteed. De heer Fernando José dos Santos Anastácio (S&D) en de heer
Paulo Alexandre Luis Botelho Moniz (EPP), beiden lid van het Portugese parlement benadrukten
dat het huidige beleid geconsolideerd en uitgebouwd zou moeten worden. In hun optiek
blijft de EU-financiering voor de regio’s en de Europese cohesie nodig en zou er geïnvesteerd
moeten worden in onderzoek, ontwikkeling, de digitale transitie en de Green Deal.
Deelsessie van de EMPL-commissie: Een Europese Kindergarantie als instrument om armoede
te bestrijden & Een eerlijk minimumloon.
Sprekers: Dubravka Šuica, Eurocommissaris voor Democratie en Demografie, Nicolas Schmit,
Eurocommissaris voor Werkgelegenheid en Sociale Rechten, Eduardo Barroco de Melo,
lid van het Portugese parlement (S&D), Stergiani Biziou, lid van het Griekse parlement
(EPP).
Een Europese kindergarantie als instrument om armoede te bestrijden
Mevrouw Šuica lichtte toe dat zij zowel bezig is met een Europese kindergarantie als
ook voornemens is een strategie te publiceren over de rechten van kinderen. Dit laatste
is met name gericht op kwetsbare kinderen. Zij hoopte dat de voorstellen over de kindergarantie
verschijnen in 2021. Zij gaf aan dat mevrouw Von der Leyen, voorzitter van de Europese
Commissie, in juli vorig jaar gezegd heeft dat er geen kinderen in armoede kunnen
leven. De rechten van kinderen worden al genoemd in artikel 3 van het EU-verdrag.
Het doel van de kindergarantie is met name om barrières op nationaal niveau te doorbreken
zodat kinderen toegang krijgen tot diensten.
De heer Schmit gaf aan dat de kindergarantie is ontstaan in het Europees parlement.
Arme kinderen komen vaak uit arme families, daarom is een brede benadering noodzakelijk
en is het tegengaan van armoede in het algemeen belangrijk. Iedereen moet fatsoenlijk
werk kunnen krijgen en eerlijke arbeidsomstandigheden, adequate sociale bescherming
en toegang tot basisdiensten hebben. De toegang tot betaalbare kinderopvang hoort
daar ook bij. De Kindergarantie kan hier toegevoegde waarde leveren. Nationale financiering
en nationaal debat is hier volgens hem noodzakelijk.
De heer Eduardo Barroco de Melo stelde voor om dit onderwerp op de agenda van de Conferentie
over de Toekomst van Europa te zetten.
Tijdens het debat werd gemeld dat de sociale pijler zal bijdragen aan een beter Europa.
De Sloveense, Bulgaarse en Litouwse parlementen waren positief over de voornemens
van Europees Commissaris Schmit. Verschillende Europarlementariërs benadrukten dat
een kindergarantie echt nodig is. Met de huidige hoogte van het Meerjarig Financieel
Kader kan de kindergarantie volgens hen niet gefinancierd worden. Er zal dan niet
geïnvesteerd worden in preventie en dat gaat veel kosten. De Nederlandse Europarlementariër
Jongerius (S&D) gaf aan dat de kindergarantie niet alleen op Europees niveau, maar
ook op nationaal niveau geregeld zou moeten worden. Daarnaast stelde ze dat de garantie
niet alleen in arme lidstaten relevant is, maar ook in Nederland, waar ook arme gezinnen
wonen.
Eerlijke minimum lonen
De heer Schmit gaf aan dat een eerlijk minimumloon nodig is om een fatsoenlijke levensstandaard
voor alle EU-burgers te realiseren. Het is belangrijk om mensen met een klein salaris
te beschermen. Er is een wetgevend instrument voorgesteld zodat elke EU-burger het
minimumloon kan krijgen. Dit betekent niet dat de Europese Commissie streeft naar
uniforme salarissen binnen de EU. Ook wordt geen bindend minimumloon afgedwongen in
landen waar sociale partners dit al doen. Het initiatief kan echter wel dienen om
Cao-onderhandelingen te ondersteunen.
De heer Stergiani Biziou vergeleek het minimumloon in Griekenland en Bulgarije met
dat in Luxemburg – dat veel hoger ligt – maar gaf daarbij ook aan dat de kosten van
bijvoorbeeld een appartement in Luxemburg veel hoger zijn dan in Griekenland en Bulgarije.
In het hierop volgende debat stelde een lid van de Zweedse delegatie zorgen te hebben
over bindende uitspraken. In Zweden wordt het minimumloon uit onderhandeld door de
sociale partners. Zij zijn dan ook tegen de vorm van een juridisch bindende richtlijn,
een aanbeveling zou daarentegen wel kunnen. Het Bulgaarse parlement is voorstander
van de voorstellen van Schmit. Leden van de Roemeense en Maltese delegatie gaven aan
al een minimumloon te hebben. De Roemenen vroegen zich af wat er gebeurt als de sociale
partners niet akkoord gaan. Europarlementariër Bisschoff (S&D) uit Duitsland gaf aan
dat een bindende aanpak met een dubbele strategie nodig zijn, waarbij ook het CAO-beleid
in zwakke landen versterkt wordt. De Hongaarse delegatie gaf aan dat Hongarije het
minimumsalaris onlangs verdubbeld heeft en dat men zich zorgen maakte over de rechtsgrondslag
en bevoegdheden van de (Europese) sociale partners. Een Duitse Europarlementariër
gaf aan dat het minimumloon in Duitsland zo laag ligt, dat mensen later toch in de
armoede komen. Volgens haar was discussie nodig over wat een eerlijk minimumloon is.
Plenaire sessie: Wereldleider worden in de strijd tegen klimaatverandering: welke
rol speelt het economische, budgettaire en sociale beleid van de EU?
Sprekers: David Sassoli – voorzitter van het Europees parlement (S&D), Željko Reiner
– vicevoorzitter van het Kroatische parlement (EPP), Mark Carney – aankomend speciaal
VN-gezant voor Klimaatactie en Financiën, Guy Ryder – directeur-generaal van de Internationale
Arbeidsorganisatie (IAO) en Emma Navarro – vicepresident van de Europese investeringsbank
(EIB)
De heer Sassoli en de heer Reiner openden de plenaire vergadering over de strijd tegen
klimaatverandering. Sassoli begon zijn betoog door te benadrukken hoe belangrijk hij
de samenwerking tussen nationale parlementen en het Europees parlement vindt om de
vraagstukken van deze tijd op te lossen. Hij uitte zijn zorg over de nationale verbrokkeling
binnen Europa. Deze verbrokkeling draagt volgens Sassoli niet bij aan vermindering
van kansenongelijkheid of de oplossing voor mondiale uitdagingen, zoals klimaatverandering.
Hij riep op tot onderlinge solidariteit. In het Europese project is het probleem van
de ene lidstaat ook het probleem van de andere. Hetzelfde geldt volgens hem voor het
opstellen van de Europese begroting. Het meebetalen is geen straf, maar een kans om
banen te creëren, de klimaatverandering aan te pakken en sociale ongelijkheid te verkleinen.
Verder benadrukte hij het belang om de duurzame ontwikkelingsdoelstellingen van de
VN (het klimaatakkoord van Parijs) te integreren in nationaal en Europees beleid.
Hij voegde toe dat deze klimaatambitie en de veranderingen die daarvoor nodig zijn
alleen mogelijk zijn met publieke steun. De uitdaging is volgens hem om de verduurzaming
van de Europese economieën niet ten koste te laten gaan van bedrijven en burgers;
die mogen niet in de kou blijven staan. De heer Reiner voegde zich bij Sassoli en
benadrukte het belang van actie in de strijd tegen klimaatverandering en wees op de
kansen, maar ook uitdagingen die de transitie naar een klimaatneutrale economie met
zich meebrengen. Sommige lidstaten hebben hierbij namelijk nog grote stappen te maken.
De gedachtewisseling over het onderwerp werd vervolgens ingeleid door een panel waarin
de deelnemers het globale perspectief van de groene transitie en de mogelijkheden
om deze te financieren presenteerden. De heer Carney zette uiteen dat vergroening
van de economie draait om drie speerpunten die zowel voor overheden, financiële instellingen
als bedrijven gelden: het formuleren van bindende doelstellingen, het inventariseren
van de risico’s om door te gaan op de oude weg en openstaan voor het idee dat vergroening
winsten kan genereren.
De heer Ryder vertelde dat binnen zijn organisatie het idee heerste dat aandacht voor
het milieu ten koste zou gaan van arbeidsplekken. Hij vervolgde dat dit idee veranderde
omdat het besef doordrong dat een dode planeet ook geen banen kent. In Ryders optiek
moet de mens centraal worden gesteld. Een klimaatneutraal Europa kan volgens hem alleen
met een rechtvaardige transitie, waarin niet alleen vervuilende bedrijven worden gesloten,
maar ook geïnvesteerd wordt om de werkgelegenheid op pijl te houden.
Mevrouw Navarro betoogde dat het klimaatneutraal maken van de Europese economie een
grote, maar noodzakelijke uitdaging is. Vervolgens ging ze in op manieren waarop de
EIB aan de transitie bijdraagt. Dit doet de EIB bijvoorbeeld door duurzaamheidsvoorwaarden
te verbinden aan investeringen.
In de daaropvolgende discussie poneerden nationale parlementsleden uit verschillende
delen van Europa de uitdagingen en visies waar hun landen mee te maken hebben. De
heer Krzysztof Tchórzewski, lid van het Poolse parlement (ECR), stelde bijvoorbeeld
dat zorg voor het klimaat belangrijk is, maar dat Polen niet veel mogelijkheden heeft
om op korte termijn grote veranderingen door te voeren. Hij sprak over de schulden
die het land heeft opgebouwd na het uiteenvallen van de Sovjetunie en dat het sluiten
van mijnen vooralsnog werkloosheid oplevert en niet de benodigde banen. De kosten
voor het omschakelen zijn volgens hem omvangrijk. Hij gaf aan dat hij voorstander
is van een green deal, maar dat klimaatneutraliteit pas in de tweede helft van de
21e eeuw te verwachten is voor zijn land. De heer Charles Margue, lid van het Luxemburgse
parlement (Greens/EFA) bracht in dat naar zijn idee, het gevoel van urgentie voor
een green deal niet zo wijdverspreid is, als het panel doet vermoeden. Hij stelde
verder dat burgers, bedrijven en banken overtuigd moeten worden, wil de green deal
succesvol kunnen zijn. De heer Angelos Votsig, lid van het Cypriotische parlement
(S&D), sprak zijn zorg uit over de concurrentiekracht van Europese bedrijven wanneer
zij hogere milieumaatregelen in acht moeten gaan nemen dan bedrijven van buiten de
EU. Hij wees erop dat de Verenigde Staten uit het klimaatakkoord zijn gestapt. Hij
pleitte er ten slotte voor om effectbeoordelingen te maken om de gevolgen van de Greendeal
inzichtelijk te hebben.
Toespraak van de heer Dombrovskis over het investeringsplan voor een duurzaam Europa
In zijn toespraak schetste de heer Dombrovskis een beeld van de uitdagingen waar de
EU en de rest van de wereld voor staan met betrekking tot klimaatverandering. Volgens
Dombrovskis vereist de Europese aanpak een grootschalig investeringspakket van 260
mld Euro per jaar. Alhoewel dit een enorm bedrag is, zijn de kosten van een gebrek
aan actie uiteindelijk groter. Het investeringsplan beoogt alle toepasselijke EU-instrumenten
in te zetten om publieke en private geldstromen te richten op de doelstelling van
klimaatneutraliteit. Volgens Dombrovskis is het duidelijk dat bedrijven en markten
zich momenteel heroriënteren richting dit nieuwe doel. De Europese Commissie krijgt
vanuit het bedrijfsleven te horen dat er een grote behoefte is aan groene labels en
duidelijkheid over standaarden waaraan moet worden voldaan. De EU wil hier snel gehoor
aan geven. Naast het investeringsplan zal de Europese Commissie dan ook komen met
een nieuw pakket over duurzame financiën, met onder andere standaarden voor duurzame
publieke aanbestedingen en standaarden voor duurzaam budgetteren.
Plenaire sessie: Over banen en vaardigheden voor inclusieve groei. Wat kunnen lidstaten
van elkaar leren?
Sprekers: Nicolas Schmidt – Eurocommissaris voor banen en sociale rechten), Merja
Kyllönen – lid van het Finse parlement (GUE/NGL), Ante Babić – lid van het Kroatische
parlement(EPP) en Claudia Müller – lid van het Duitse parlement (Greens/EFA).
De heer Schmidt stelde in zijn bijdrage dat vaardigheden een cruciale rol spelen in
de duurzame en digitale transitie die de EU wil bewerkstelligen. De agenda voor vaardigheden
heeft dan ook een centrale rol in het Europese beleid, bijvoorbeeld ten aanzien van
de digitale strategie die door de Europese Commissie is gepubliceerd en bij de Europese
pilaar voor sociale rechten. De EU heeft een tekort aan vaardigheden en de bestaande
vaardigheden komen onvoldoende overeen met wat nodig is. Zo vereisen 90% van de banen
een bepaald niveau van kennis op het digitale vlak, terwijl 43% van de EU-burgers
onvoldoende digitale vaardigheden bezit en 17% zelfs helemaal geen digitale vaardigheden
bezit. Investeren in deze vaardigheden is dan ook noodzakelijk om de Europese concurrentiekracht
te behouden. Daarnaast laat onderzoek zien dat de kosten één van de kernargumenten
is voor het MKB om niet te investeren in de digitale vaardigheden van het personeel.
Hier moet volgens Schmidt gepast beleid op worden gemaakt. Het investeren in vaardigheden
gaat over het beschermen van werkgelegenheid en het meer mobiel maken van werknemers
op de arbeidsmarkt.
Mevrouw Kyllönen ging in haar bijdrage in op de successen van de Finse agenda voor
vaardigheden. Op regelmatige basis wordt er in Finland gerapporteerd over de meest
veelbelovende sectoren in de technologische sector en de vaardigheden die hierbij
behoren. Het onderwijssysteem wordt zo veel als mogelijk hierop aangepast. Dit vereist
een onderwijssysteem die soepel kan worden aangepast aan nieuwe uitdagingen en een
gedegen toekomstanalyses die zich richten op de economische ontwikkelingen op de lange
termijn. Een nieuw initiatief in Finland is gratis toegang tot vakscholen en gratis
boeken voor elke Finse burger tot 18 jaar, om te zorgen dat alle lagen van de bevolking
toegang hebben tot goed onderwijs.
De heer Babić stelde in zijn bijdrage dat de wereld van werk door digitalisering en
robotisering hard aan het veranderen is. Dit vereist een hooggekwalificeerde beroepsbevolking.
Voor Kroatië is het antwoord op deze uitdagingen een forum, waarin NGO’s, bedrijfsleven
en de publieke sector zijn vertegenwoordigd. Dit forum is gericht op de ontwikkeling
en het beheer van programma’s voor een leven lang leren. Daarnaast werkt Kroatië aan
financiële prikkels voor het herscholen van ouderen en is de pensioenwetgeving aangepast
om ouderen de kans te geven in deeltijd te blijven werken. Kroatië steunt hiernaast
de Europese agenda voor vaardigheden, zoals de jongerengarantie en ziet hier ook de
vruchten van in eigen land.
Mevrouw Müller begon haar bijdrage met het in herinnering brengen van de eenwording
van de Duitse staat, waarbij er ook een grote werkgelegenheidsschok plaatsvond. Veel
banen hielden op te bestaan en er was een grote inspanning nodig om de beroepsbevolking
in Oost-Duitsland te herscholen. Hieruit is een sterke focus op vakscholen, werktrajecten
en duaal onderwijs ontstaan. Daarnaast krijgen bedrijven in Duitsland veel vrijheid
om invulling te geven aan scholingsprogramma’s. De uitdaging voor het beleid is om
alle lagen van de bevolking te bereiken; de vaardighedenagenda is ook een agenda van
sociale integratie. Tot slot benadrukte mevrouw Müller dat bij vaardigheden niet alleen
gedacht moet worden aan digitale vaardigheden en bèta- vakken, maar ook dat in de
economie van de toekomst vooral creativiteit van belang is.
In het debat kwamen veel nationale voorbeelden naar voren. Zo stelde de heer Starovic
(Renew Europe) dat in Slovenië de regeringen te lang op de markt hadden vertrouwd,
maar dat publieke interventie ten aanzien van vaardigheden steeds duidelijker naar
voren komt. De heer Petry (S&D) gaf het voorbeeld van deelstaten in Duitsland waar
werknemers 12 dagen voor training per jaar opbouwen bij de instellingen waar ze werken
op basis van een overheidssubsidie. De heer Piriz – Maya uit Spanje (EPP) stelde dat
ondanks het feit dat er in zijn regio de hoogste trainingsgraad onder jongeren is,
de regio ook gekenmerkt wordt door de hoogste jeugdwerkloosheid. De kernvraag in het
trainen van de jongeren is of ze voor de juiste banen worden opgeleid, aangezien de
banen van de toekomst nog niet goed bekend zijn. Tot slot, mevrouw Sikkut uit Estland
(S&D) stelde dat een studie in haar land liet zien dat veel werknemers online-training
hebben geïntegreerd in hun dagelijkse praktijk door online-cursussen te volgen, onder
andere via YouTube, maar dat veel werknemers zich hierbij niet als student identificeren.
De delegatie vanuit de Tweede Kamer,
Van Otterloo
Slootweg
De delegatie vanuit de Eerste Kamer,
Geerdink
De ambtelijke begeleiding van de delegatie,
Bokhorst (Tweede Kamer), Timmer (Tweede Kamer), van den Berg (Eerste Kamer), van Dooren
(Eerste Kamer)
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
G.J.P. van Otterloo, Tweede Kamerlid -
Mede ondertekenaar
E.J. Slootweg, Tweede Kamerlid