Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over o.a. de toekomst van het openbaar bestuur (Kamerstuk 35300-VII-7)
2020D18811 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken heeft enkele vragen en opmerkingen over
onderstaande brieven van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
over democratie, kiesrecht en desinformatie.
Het betreft:
– Kamerstuk 35 300 VII, nr. 7, de brief van 18 oktober 2019 over de toekomst van het openbaar bestuur;
– Kamerstuk 30 985, nr. 37, de brief van 29 oktober 2019 houdende de beantwoording van vragen van de commissie
over de beleidsdoorlichting artikel 1, Openbaar bestuur en democratie, van de begroting
van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (Hfst. VII);
– Kamerstuk 35 300 VII, nr. 103, de brief van 14 februari 2020 over het Wob-verzoek organisatie Democratiefestival
2019;
– Kamerstuk 35 300 VII, nr. 105, de brief van 21 februari 2020 over de Evaluatie Democratiefestival 2019 en vervolg
in 2021;
– Kamerstuk 35 165, nr.10, de brief van 7 oktober 2019 over de Evaluatie verkiezingen 2019 (restant);
– Kamerstuk 35 165, nr. 11, de brief van 4 november 2019 met de reactie op het verzoek van de commissie om een
afschrift van de brief aan Burger-rechtenvereniging Vrijbit over de ID-plicht in de
Kieswet;
– Kamerstuk 35 300 VII, nr. 85, de brief van 27 november 2019 over de uitvoering van de motie van het lid Middendorp
c.s. over tussentijdse verkiezingen in gemeenteraden;
– Kamerstuk 35 165, nr. 19, de brief van 12 december 2019 houdende de reactie op de motie van de leden Van der
Molen en Middendorp over een nieuw digitaal hulpmiddel voor het berekenen van de verkiezingsuitslag;
– Kamerstuk 30 821, nr. 91, de brief van 18 oktober 2019 over de beleidsinzet bescherming democratie tegen desinformatie;
– Kamerstuk 35 300 VII, nr. 88, de brief van 9 december 2019 houdende de kabinetsreactie op het advies «Zoeken naar
waarheid» van de Raad voor het Openbaar Bestuur;
– Kamerstuk 35 300 B, nr. 16, de brief van 4 maart 2020 houdende de reactie op het onderzoeksrapport «Wethoudersonderzoek
2019»;
– Kamerstuk 35 300 VII, nr. 109, de brief van 12 maart 2020 over de uitvoering van de motie Van der Molen (Kamerstuk
35 300 VII, nr. 20) over mogelijke taakdifferentiatie tussen gemeenten.
De voorzitter van de commissie, Ziengs
De adjunct-griffier van de commissie, Hendrickx
Inhoudsopgave
blz.
1.
Inleiding
2
2.
Democratie en openbaar bestuur
2
3.
Kiesrecht
8
4.
Desinformatie
15
1. Inleiding
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de brieven
over democratie, kiesrecht en desinformatie. Graag willen zij de Minister daarover
diverse vragen voorleggen.
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de diverse onder-zoeken en brieven
op de agenda van het schriftelijk overleg. Zij waarderen de hoeveelheid kleine en
grote initiatieven die de Minister neemt op het gebied van het openbaar bestuur en
onze democratie. Naar aanleiding van de stukken hebben deze leden enkele vragen, waaronder
over de actualiteit van de coronacrisis en verkiezingen.
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de agenda van het overleg en
willen de Minister nog enkele vragen voorleggen.
De leden van de GroenLinks-fractie willen graag ten aanzien van diverse onderwerpen
een aantal vragen en opmerkingen inbrengen.
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de geagendeerde stukken over democratie,
kiesrecht en desinformatie. Zij willen hierover een aantal vragen stellen en opmerkingen
maken.
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben met belangstelling kennisgeno-men van
de stukken met betrekking tot democratie, kiesrecht en desinformatie die aan de Kamer
zijn toegezonden.
2. Democratie en openbaar bestuur
De leden van de VVD-fractie stellen vast dat in de brief over de toekomst van het
openbaar bestuur wordt ingegaan op ontwikkelingen in het bestuur en drie lijnen met
maatregelen worden uitgewerkt. Graag willen deze leden de Minister daarover diverse
vragen stellen. Alvorens op een aantal concrete punten in te gaan, vragen de leden
van de VVD-fractie of de Minister voornemens is om met de VNG, het IPO en andere betrokken
organisaties overleg over de inhoud van deze brief te voeren. Zo neen, waarom niet?
Naar de mening van de leden van de VVD-fractie moeten gemeenten goed toegerust zijn
om hun taken zorgvuldig uit te kunnen voeren. De Minister stelt dat het niet langer
de vraag is «ga je erover of niet?», maar «hoe kunnen we samen de klus klaren?». Naar
de mening van de leden van de VVD-fractie begint goed openbaar bestuur bij duidelijkheid
wie waar over gaat. Voor ieder onderwerp moet er in feite één overheidslaag zijn die
er echt over gaat. Als helder is wie ergens verantwoordelijk voor is, gaan er minder
dingen mis. Uiteraard is samenwerking ook belangrijk. Is het mogelijk om beide uitgangspunten
met elkaar te verbinden? De leden van de VVD-fractie vragen de Minister hierop in
te gaan.
Met de Minister delen de leden van de VVD-fractie de mening dat het bestuur er voor
de inwoners is. Het is dan ook belangrijk dat die inwoners zich verbonden voelen met
hun gemeente en het gemeentebestuur. Zij merken op dat zij het een goede zaak vinden
als inwoners de ruimte hebben om hun ideeën en mogelijke oplossingen voor bepaalde
vraagstukken bij het bestuur naar voren te brengen.
De leden van de VVD-fractie wachten het wetsvoorstel inzake de wijziging van de Wet
gemeenschappelijke regelingen af. De Minister stelt in dat verband dat er behoefte
is aan flexibele samenwerkingsvormen, bijvoorbeeld triple helix samenwerking. De leden
van de VVD-fractie kennen daar een voorbeeld van dat goed werkt, namelijk de «Achterhoek
Board». Maar zij vragen zich wel af hoe dit soort samenwerkingsvormen zich verhoudt
tot het primaat van de volksvertegenwoordiging. Wat betekenen deze verbanden voor
de positie van de gemeenteraad? Wanneer verwacht de Minister overigens dat het wetsvoorstel
inzake de Wet gemeenschappelijke regelingen bij de Kamer wordt ingediend? Gaarne krijgen
de leden van de VVD-fractie een reactie van de Minister.
In de brief stelt de Minister dat in het kader van het beter met elkaar verbinden
van bestuur en inwoners gemeenten ook meer gebruik kunnen maken van de mogelijkheden
die de wet al biedt voor de inrichting van het binnenge-meentelijk bestuur, zoals
gebiedscommissies. Hoe moeten de leden van de VVD-fractie dat zien? In hoeverre staat
de Minister daarbij een nieuwe bestuurslaag voor, zo vragen deze leden.
De leden van de VVD-fractie zijn benieuwd naar de uitkomsten van de gesprekken met
de VNG inzake taakdifferentiatie. Zij wachten dat af. Wel vragen deze leden zich af
hoe taakdifferentiatie, «samen de klus klaren» en «je gaat erover of niet» zich tot
elkaar verhouden. Verder stelt de Minister dat nieuwe concepten als een federatiegemeente
verder doordacht worden als oplossing voor de spagaat tussen nabijheid en slagvaardigheid.
Wat moeten de leden van de VVD-fractie zich voorstellen bij een «federatiegemeente»?
Wat betekent dat voor de inrichting van ons openbaar bestuur? Aan welke andere nieuwe
concepten wordt gedacht? Gaarne krijgen de leden van de VVD-fractie een reactie van
de Minister.
In het kader van gerichter (regionaal) samenwerken stelt de Minister dat het overdragen
van opgaven en taken van gemeenten aan provincies of centrumgemeenten een oplossing
kan zijn. De leden van de VVD-fractie vragen zich af hoe dit zich verhoudt tot de
decentralisaties van de afgelopen jaren. Als er hier sprake zou zijn van «recentralisatie»,
dan zou dat de leden van de VVD-fractie verbazen. Zij vragen de Minister daar op in
te gaan.
De Minister wil de keuzemogelijkheden ten aanzien van de bestuurlijke inrichting verruimen.
Waaraan moet daarbij worden gedacht? In hoeverre zou een gemeente zelf de bestuurlijke
inrichting mogen bepalen? Hoe verhoudt dat zich tot het wetsvoorstel Versterking decentrale
rekenkamers, waarin de rekenkamerfunctie wordt afgeschaft en de rekenkamer verplicht
wordt gesteld? De gemeenten hebben daarin geen keuze, maar zijn verplicht om een rekenkamer
in te stellen.
Met betrekking tot de bestuurlijke integriteit wordt er gewerkt aan een wetsvoorstel
dat gemeenteraden en het bestuur meer mogelijkheden voor interventie biedt. De leden
van de VVD-fractie zien uit naar dat wetsvoorstel. Wanneer wordt dat wetsvoorstel
bij de Kamer ingediend? Gaarne krijgen de leden van de VVD-fractie een reactie van
de Minister.
Er wordt gewerkt aan een herziening van de financiële verhoudingen en de normeringssystematiek
binnen het gemeente- en provinciefonds. Hoe verlopen de gesprekken met de medeoverheden
hierover? Wat is de stand van zaken? Gaarne krijgen de leden van de VVD-fractie een
reactie van de Minister.
De Minister is voornemens, zo begrijpen de leden van de VVD-fractie, om het democratiefestival
onder te brengen in een zelfstandige stichting. Wat betekent dit voor de financiële
bijdrage van het Ministerie van BZK? Is het de bedoeling voortaan elke twee jaar een
democratiefestival te houden? Zal er na elk festival een evaluatie plaatsvinden? Het
organiseren en houden van een democratiefestival is alleen zinvol als het ook daadwerkelijk
bijdraagt aan het versterken van de (lokale) democratie. Gaarne krijgen de leden van
de VVD-fractie een reactie van de Minister.
Tot slot van dit onderdeel van het schriftelijk overleg merken de leden van de VVD-fractie
op dat zij benieuwd zijn naar de verschillende varianten op het terrein van het lokale
belastinggebied. Wanneer kan de Kamer deze tegemoet zien? Overigens begrijpen de leden
van de VVD-fractie dat besluitvorming daarover aan het volgende kabinet is.
De leden van de CDA-fractie merken op dat de vierde periodieke beschouwing van de
Raad van State inzake de interbestuurlijke verhoudingen al weer van september 2016
dateert. Is het juist dat de Minister met de brief (Kamerstuk 35 300 VII, nr. 7) voor het eerst inhoudelijk reageert op deze gezaghebbende beschouwing? De leden
van de CDA-fractie begrijpen dat de Minister in het najaar van 2016 geen beleidsmatige
reactie meer wilde geven, gelet op de verkiezingen van maart 2017. Bij brief van 21 april
2017 (Kamerstuk 34 550 VII, nr. 48) schreef de Minister van Binnenlandse Zaken dat het kabinet, in goed overleg met
VNG, IPO en UvW, ervoor gekozen had om af te zien van een gebruikelijke kabinetsreactie
op de beschouwing. «In plaats daarvan wensen betrokken partijen een bredere discussie
over de beschouwing en de aanbevelingen te starten en op basis daarvan te bezien welk
vervolg aan de aanbevelingen kan worden gegeven.» De leden van de CDA-fractie vragen
de Minister de Kamer nader te informeren over de gekozen werkwijze en de vruchten
daarvan.
Alleen van het Interprovinciaal Overleg heeft de Kamer tot op heden een reactie op
de vierde periodieke beschouwing ontvangen. Hebben de Vereniging van Nederlandse Gemeenten
en de Unie van Waterschappen officieel een reactie aan het kabinet gestuurd die de
Minister met de Kamer zou kunnen delen? De leden van de CDA-fractie constateren dat
een kabinetsreactie na het aantreden van het huidige kabinet nog twee jaar op zich
heeft laten wachten. Is de Minister met de leden van de CDA-fractie van mening dat
een inhoudelijke reactie binnen een redelijke termijn op de periodieke beschouwing
over de interbestuurlijke verhoudingen op zijn plaats is? Kan de Minister de Kamer
in een brief een reactie doen toekomen op alle negen aanbevelingen die de Raad van
State in zijn vierde periodieke beschouwing heeft gedaan, vóór het kerstreces van
2020?
De leden van de CDA-fractie steunen de opvatting van de Minister dat decentralisaties
in zichzelf de juiste beweging zijn. Vanuit een opvatting van gespreide verantwoordelijkheid
dienen taken en verantwoordelijkheden zo dicht mogelijk bij de burger belegd te zijn.
In de praktijk zien deze leden echter nog wel de nodige uitvoeringsproblemen in het
sociaal domein, waarvoor zij waarschuwden bij de voorgaande decentralisatie. De Minister
constateert in de brief de decentralisatieparadox: de toedeling van meer taken aan
gemeenten leidt tot meer samenwerkingsverbanden op regionale schaal waardoor de afstand
tussen burger en bestuur groeit. Welke concrete actie verbindt de Minister aan haar
constatering dat een stapeling van sectorwetgeving heeft geleid tot een lappendeken
van verplichte en niet-verplichte regio-indelingen? Deelt de Minister op de opvatting
van de leden van de CDA-fractie dat het Ministerie van Binnenlandse Zaken bij uitstek
de taak op zich kan nemen om tot harmonisatie van de regio-indelingen te komen? Tot
welke concrete actie leidt het abstracte voornemen van de Minister om gemeenten te
versterken en toe te rusten «om de regiovorming bij te sturen»?
In de brief wijst de Minister op de mogelijkheid tot het tot stand brengen van een
federatiegemeente. Een federatie van de Kempengemeenten (Bergeijk, Bladel, Eersel,
Oirschot en Reusel-De Mierden) werd in 2018 door de betrokken colleges afgeblazen,
waarbij men zich mede erop beriep dat het onduidelijk zou zijn of de gekozen vorm
wel in overeenstemming was met de geldende wet- en regelgeving. In juni 2019 verscheen
de masterthesis van Tess van Winsen, student aan de Faculteit der Managementwetenschappen
van de Radboud Universiteit Nijmegen. Hierin wordt ook de mate van juridische haalbaarheid
van directe en indirecte federatiegemeenten betrokken. Kan de Minister aangeven welke
struikelblokken in wet- en regelgeving er zijn voor gemeenten om te kiezen voor een
federatie? Welke concrete stappen wil de Minister zetten om deze struikelblokken weg
te nemen?
De Minister kondigt aan dat zij een nieuwe uitkeringsvorm wil introduceren in de financiële
verhoudingen en dat zij werkt aan een herziening van de Code interbestuurlijke verhoudingen.
Op welke termijn kan de Kamer de concrete uitwerking hiervan tegemoet zien? Hoe betrekt
de Minister de kritiek van de Algemene Rekenkamer op de vormgeving van de subsidies
in het kader van de Regiodeals bij de vormgeving?
Het Ministerie van Binnenlandse Zaken werkt op dit moment aan diverse ontwikkelingen
op het gebied van de financiële verhoudingen. De coronacrisis raakt de gemeenten financieel
vanwege oplopende kosten voor bijvoorbeeld werkloosheid en financiële schade rond
zorg en cultuur en derving van inkomsten. Kan de Minister de Kamer inlichten over
de uitkomst van de gesprekken die momenteel gevoerd worden met gemeenten over compensatie
voor de financiële impact van de coronacrisis? Welke vorderingen worden op dit moment
gemaakt op het vlak van de herijking van het gemeentefonds? Op 6 mei 2020 verscheen
op de website binnenlands-bestuur.nl het bericht «Bevriezen accres levert plus op
voor gemeenten.» In dit artikel wordt gesteld dat het besluit om het accres te bevriezen
in principe al genomen zou zijn, maar dat partijen nog moeten besluiten of de bevriezing
zou moeten plaatsvinden op het niveau van de septembercirculaire 2019 of die van de
Voorjaarsnota 2020. Kan de Minister de weergave in het artikel bevestigen?
De leden van de CDA-fractie lezen in de brief dat de Minister voor zichzelf een belangrijke
rol ziet weggelegd, meer dan voorheen, om te bevorderen dat het beleid of de wetgeving
die de medeoverheden raakt, zo wordt ingericht dat gemeenten, provincies en waterschappen
hun verantwoordelijkheid ook goed kunnen waarmaken. Deze leden steunen de opvatting
dat de Minister van BZK expliciet verantwoordelijk is voor de coördinatie van het
rijksbeleid richting decentrale overheden. Op welke wijze wenst de Minister aan deze
rol invulling te geven?
Bij de behandeling van de begroting Binnenlandse Zaken voor 2020 heeft de Kamer de
motie-Van der Graaf/Van der Molen (Kamerstuk 35 300 VII, nr. 46) aangenomen, waarbij de Minister werd verzocht in overleg met gemeenten de financiële
impact van bestaande beleidsmaatregelen van de rijksoverheid op gemeenten in kaart
te brengen en hierover uiterlijk 1 april 2020 aan de Kamer te rapporteren. De commissie
Binnenlandse Zaken heeft op 17 januari jl. inbreng geleverd voor een schriftelijk
overleg over de brief van de Minister over de uitvoering van deze motie (Kamerstuk
35 300 B, nr. 9). De commissie Binnenlandse Zaken heeft de Minister gevraagd bij de beantwoording
van de vragen in het schriftelijk overleg de effecten van de coronacrisis op de financiële
positie van gemeenten te betrekken. Bij brief van 11 mei jl. heeft de Minister aangegeven,
dat er deze maand bestuurlijke gesprekken plaats-vinden met de VNG waarin nadere afspraken
zullen worden gemaakt over compensatie van gemeenten voor de coronacrisis. Wanneer
wordt de Kamer geïnformeerd, zo vragen de leden van de CDA-fractie.
Bij de behandeling van de begroting Binnenlandse Zaken voor 2020 heeft de Kamer ook
de motie Van der Molen/Van Raak aangenomen waarin de regering wordt verzocht voorstellen
te doen voor een brede evaluatie van de dualisering van het gemeente- en provinciebestuur,
en de Kamer daarover vóór 1 maart 2020 te informeren (Kamerstuk 35 300 VII, nr. 19). Op 17 maart 2020 heeft de Minister laten weten de Kamer vóór het meireces een reactie
op de motie te zullen doen toekomen. Aangezien deze deadline niet lijkt te zijn gehaald,
vragen de leden van de CDA-fractie wanneer de Kamer de kabinetsreactie op de motie
ontvangt.
De leden van de D66-fractie hebben bedenkingen bij de democratische legitimatie van
de regioburgemeesters van de veiligheidsregio’s. Op de besluiten van deze regioburgemeesters
vindt geringe democratische controle plaats doordat de burgemeester slechts gecontroleerd
kan worden door zijn of haar eigen gemeenteraad, terwijl de besluiten invloed hebben
op meerdere gemeentes. Deelt de Minister de mening van deze leden in dit licht dat
de democratische legitimatie van de besluiten van regioburgemeesters gering is? Zo
ja, hoe gaat de Minister dit democratisch hiaat in de lokale democratie oplossen?
Zo nee, hoe beoordeelt de Minister deze situatie dan wel?
De voornoemde leden vragen ook aandacht voor de spoedwet digitale besluitvorming.
Deze leden vragen de Minister naar de eerste ervaringen indrukken van deze wet. Daarnaast
vragen deze leden naar de werkzaamheden en het tijdpad van de evaluatiecommissie:
wat gaat deze doen en wanneer kan de Kamer een uitkomst verwachten van dit onderzoek?
De voornoemde leden vragen de Minister hoe het staat met de uitwerking van de motie
Den Boer c.s. (Kamerstuk 35 300 VII, nr. 45). over het samenwerkingsrecht en dit nader uit te werken met de VNG. Is de modelverordening
voor het samenwerkingsrecht reeds opgesteld en verspreid onder de gemeenten? In welke
vorm wordt het samenwerkingsrecht door het ministerie gestimuleerd?
De leden van de D66-fractie kijken uit naar het advies van de Adviescom-missie geborgde
zetels bij waterschapsbesturen onder voorzitterschap van de heer Boelhouwer, dat volgt
op hun onderzoek naar de totstandkoming van het bestuur van waterschappen en de rol
van de zogenaamde «geborgde zetels» daarin. De commissie zou vóór de zomer met een
advies moeten komen. Kan de Minister berichten over de voortgang, en in hoeverre deze
al dan niet wordt beïnvloed door de gevolgen van de corona-pandemie?
De leden van de GroenLinks-fractie vragen aandacht voor het feit dat gedurende de
coronacrisis alle veiligheidsregio’s met noodverordeningen wer-ken. De lokale democratische
controle hierop is voor veel raadsleden een zorg. De leden van de GroenLinks-fractie
delen deze zorg. Kan de Minister nog eens heel precies ingaan op de mogelijkheden
om hierop democratische controle uit te oefenen en vindt de Minister deze controle
voldoende? Zo ja, waarom? Zo nee, is de Minister bereid om hier nog eens goed naar
te kijken?
In het verlengde hiervan zijn de leden van de fractie van GroenLinks van mening dat
de coronacrisis en de daaruit voortvloeiende economische crisis niet ook nog een democratische
crisis moet opleveren. De vice-voorzitter van de Raad van State waarschuwde daar recent
voor. Deelt de Minister deze zorg? En hoe gaat de Minister waarborgen dat ondanks
de huidige situatie de democratie sterk blijft en liever nog meer versterkt wordt?
Graag ontvangen zij een concrete toezegging van de Minister dat de zij zich hier stevig
voor gaat inzetten om ervoor zorg te dragen dat de democratische rechtsstaat ook de
komende periode goed beschermd blijft. En hoe gaat de Minister dit concreet waarborgen?
In het verlengde hiervan vernemen de leden van de fractie van GroenLinks graag hoe
burgerparticipatie gewaarborgd blijft in tijden van social distancing? Hoe kunnen
burgers ook in deze voor velen ingewikkelde tijd bijvoorbeeld gebruik blijven maken
van het right to challenge?
De leden van de fractie van GroenLinks hebben meermaals zorgen geuit over de democratische
legitimatie van gemeenschappelijke regelingen. Graag vernemen zij van de Minister
hoe het concreet staat met de plannen van de Minister om de democratische controle
hierop te verbeteren.
De leden van de fractie van GroenLinks hebben een specifieke vraag over het zwangerschapsverlof
voor politieke ambtsdragers. Klopt het signaal dat deze leden ontvingen dat raadsleden
die met zwangerschapsverlof gaan slechts de helft van hun vergoeding ontvangen? Zo
ja, waarom is dit zo? En klopt het dat als bijvoorbeeld een ZZP’er die raadslid is
en na de zwangerschap weer langzaam aan het werk wil geen aanspraak kan maken op een
zwanger-schapsuitkering voor ZZP’ers omdat het aantal uren dat voor het raadswerk
staat wordt gezien als onverenigbaar met het vereiste om als ZZP’er 24 uur per week
te werken? Graag een reactie van de Minister hierop.
Verder constateren de leden van de fractie van GroenLinks dat de VNG oproept om een
fundamenteel debat te voeren over de toekomst van het openbaar bestuur. Graag vernemen
deze leden of de Minister voornemens is om op korte termijn met een brede toekomstvisie
op het openbaar bestuur te komen? Zo ja, wanneer kan de Kamer deze visie verwachten?
Zo nee, waarom is de Minister niet van plan om op deze oproep van de VNG in te gaan?
Tot slot stellen de aan het woord zijnde leden op dit punt nog een vraag over de uitvoering
van de motie-Omtzigt c.s. van 20 februari jl. over artikel 68 van de Grondwet (Kamerstuk
28 362, nr. 25). Waarom voert de Minister deze met algemene stemmen aangenomen motie niet uit door
gevraagde stukken over de Omgevingswet niet aan de Kamer te verstrekken? En waarom
wil de Minister eerst een advies van de Raad van State afwachten, terwijl de Tweede
Kamer met deze motie een nadrukkelijke uitspraak over de interpretatie van artikel 68
van de Grondwet heeft gedaan? Wanneer verwacht de Minister het advies van de Raad
van State?
De leden van de SP-fractie maken zich zorgen over de uitholling van de lokale democratie.
Deze stond al langer onder druk, door de invoering van het dualisme en de decentralisatie
van zorgtaken, maar dit is als gevolg van het coronavirus verder toegenomen. Gemeenten
staan voor grote uitdagingen, maar hebben vaak niet de benodigde middelen om mensen
en instellingen door deze moeilijke tijd te helpen. Jarenlange bezuinigingen op het
Ge-meentefonds hebben hier een grote bijdrage aan geleverd. Deze maand worden gesprekken
gevoerd over financiële compensatie. Is de Minister voornemens om de gemeenten te
compenseren? Een aantal Ministers roept gemeenten op om te investeren, bijvoorbeeld
in de cultuursector. Deze leden menen dat dit soort oproepen gratuit zijn als het
kabinet niet bereid is de benodigde middelen te leveren.
De leden van de SP-fractie denken dat een democratiefestival de democratie niet verder
gaat versterken. Deze leden lezen dat nu wordt ingezet op verdere sponsoring van het
festival, maar ook dat onafhankelijkheid belangrijk is. Deze twee zaken zijn moeilijk
met elkaar te rijmen. De kosten zijn hoog en de deelname is beperkt, zeker vanuit
die groepen mensen die teleurgesteld zijn in het functioneren van de democratie. Deze
leden zien graag dat dit hobby-festival wordt gestopt.
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen aandacht voor het feit dat gemeenteraden,
besturen van gemeenschappelijke regelingen, de eilands-raden van Bonaire en Saba en
andere decentrale overheden met de Tijdelijke wet digitale beraadslaging en besluitvorming
kunnen kiezen tussen fysiek danwel digitaal vergaderen. Dat betekent dat bij fysieke
vergaderingen volksvertegenwoordigers met een klein kuchje of omdat ze in een risicogroep
vallen, bijvoorbeeld vanwege een hoge leeftijd of een chronische ziekte, niet mee
kunnen vergaderen en zijn uitgesloten van deelname aan de democratische besluitvorming.
De leden van de ChristenUnie-fractie vinden dit zeer onwenselijk. Een goede oplossing
daarvoor zou het wettelijk mogelijk maken van hybride vergaderingen gedurende de coronacrisis
kunnen zijn, zodat de noodgedwongen thuiszittende volksvertegenwoordigers toch hun
stem kunnen laten horen en deel kunnen nemen aan de democratische besluitvorming.
Is de Minister bereid dit te regelen? Zo ja, wanneer? Zo nee, waarom niet?
De leden van de ChristenUnie-fractie zijn warm voorstander van het uitdaagrecht en
de toepassing hiervan op decentraal niveau. Zij vragen wanneer de Kamer de reeds geconsulteerde
wetswijziging tegemoet kan zien.
3. Kiesrecht
De leden van de VVD-fractie vragen aandacht voor het feit dat wordt voorge-steld om
de Kiesraad te transformeren tot een Verkiezingsautoriteit. De Kiesraad is nu een
adviesorgaan van de Minister en tegelijkertijd een zelfstandig bestuursorgaan. Blijft
dat in de nieuwe situatie gehandhaafd? Wat verandert er als de Kiesraad een Verkiezingsautoriteit
wordt? Wat betekent dat voor het organiseren van verkiezingen? Wat is de stand van
zaken met betrekking tot de transitie van de Kiesraad tot Verkiezingsautoriteit? Wanneer
kan de Kamer het wetsvoorstel verwachten? Gaarne krijgen de leden van de VVD-fractie
een reactie van de Minister.
De leden van de VVD-fractie achten het een goede zaak dat het voor Neder-landers in
het buitenland weer iets gemakkelijker wordt gemaakt om hun stem uit te brengen door
bij AMvB te regelen dat al bij de verkiezingen van de Tweede Kamer in maart 2021 het
vervangend briefstembewijs ook per e-mail, i.p.v. alleen per post, aan kiezers in
het buitenland mag worden verstrekt. De leden van de VVD-fractie vragen zich wel af
waarom niet ook het «gewone» briefstembewijs per e-mail wordt verstuurd. Waarom moet
er eerst iets fout gaan in de postbezorging voordat de digitale weg wordt bewandeld?
Kan dit tegelijk met de voorgestelde wijziging van de AMvB worden meegenomen? Zo neen,
waarom niet? Gaarne krijgen de leden van de VVD-fractie een reactie van de Minister.
Met betrekking tot de briefstembureaus op de ambassades vragen de leden van de VVD-fractie
of het mogelijk blijft om de stembiljetten naar de ambas-sades te sturen. Of is het
de bedoeling dat de Nederlanders in het buitenland voortaan altijd hun stembiljetten
naar de gemeente Den Haag sturen? Wat zou de eventuele reden zijn om de briefstembureaus
op de ambassades te sluiten? Het voordeel van het versturen van het stembiljet naar
de briefstem-bureaus is dat de kiezers er van verzekerd kunnen zijn dat hun stem tijdig,
via de diplomatieke post, in Nederland komt. De leden van de VVD-fractie vragen de
Minister hierop in te gaan.
Voorts vragen de leden van de VVD-fractie aandacht voor de oranje envelop die wordt
gebruikt. Iedereen die een beetje op de hoogte is, weet dat er in die envelop een
kopie van het paspoort zit, alsmede andere documenten. Er is dan gemakkelijk na te
gaan wie de persoon is die een stem uitbrengt. Dat is geen waarborg voor de bescherming
van iemands privacy. Waarom worden privacygevoelige documenten niet in een neutrale
envelop verstuurd, dan wel digitaal? Dat laatste uiteraard omgeven met alle mogelijke
veiligheids-maatregelen. Is de Minister daartoe bereid? Gaarne krijgen de leden van
de VVD-fractie een reactie van de Minister.
Zoals hiervoor al gememoreerd zijn er volgend jaar maart weer verkiezingen voor de
Tweede Kamer. Het is van belang dat er zoveel mogelijk kiesgerech-tigden in Nederland
gebruik gaan maken van hun stemrecht. In dit verband willen de leden van de VVD-fractie
aandacht vragen voor het feit dat ons land 350.000 blinden en slechtzienden telt en
naar schatting 1,5 tot 2,5 miljoen laaggeletterden, waarvan 250.000 analfabeten. Bij
de gemeenteraads-verkiezingen van 21 maart 2018 is er daarom in vier gemeenten geëxperimen-teerd
met hulpmiddelen, zodat ook deze Nederlanders zelfstandig konden stemmen. In Den Haag,
Utrechtse Heuvelrug, Zeist en Veldhoven werd een speciale mal gebruikt met daarin
braille-gaatjes en audio-ondersteuning van een sound box met koptelefoon, waarmee
de kiesgerechtigden te horen kregen welke partijen en kandidaten op de lijst staan.
Is de Minister bereid, gezien het belang van de zaak en het succes van de proef, dit
experiment voor de komende Tweede Kamerverkiezingen uit te breiden? Zou de Minister
bijvoorbeeld genegen zijn om in ieder van de twintig Nederlandse kieskringen een met
het openbaar vervoer goed bereikbaar stembureau in te richten met bovengenoemd hulpmiddelen?
Gaarne krijgen de leden van de VVD-fractie een reactie van de Minister.
Als gevolg van de coronacrisis hebben we nu te maken met een (beperkte) lockdown.
Wat is onder de huidige Kieswet het scenario voor het houden van verkiezingen als
tijdens zo’n periode het houden van verkiezingen moeilijk dan wel onmogelijk is? Gaarne
krijgen de leden van de VVD-fractie een reactie van de Minister.
De leden van de VVD-fractie hebben eerder gesproken over een grondige herziening van
de Kieswet. De huidige Kieswet dateert van 1989. Aan die fundamentele aanpassing is
nog gewerkt vóór de val van de Berlijnse muur, al weer zo’n 30 jaar geleden. Toen
was van digitalisering geen sprake. De leden van de VVD-fractie vragen daarom of het,
gelet op allerlei technische ontwikkelingen, niet tijd wordt om de Kieswet eens grondig
tegen het licht te houden en te kijken in welke zin de Kieswet herzien moet worden
om te voldoen aan de eisen van de tijd. Daarbij zou dan, naar de mening van de leden
van de VVD-fractie, moeten worden betrokken het crisisbestendig maken van verkiezingen,
in die zin dat er voorzieningen worden getroffen voor de situatie dat geplande verkiezingen
geen doorgang kunnen vinden door bijvoorbeeld een pandemie (verkiezingen pandemieproof
maken) dan wel andere onvoorziene omstandigheden, alsmede de aangekondigde Wet op
de politieke partijen. Is de Minister deze mening ook toegedaan? De leden van de VVD-fractie
zouden zich kunnen voorstellen dat de Kiesraad wordt gevraagd op welke punten een
herziening c.q. modernisering van de Kieswet in deze tijd nodig is. Gaarne krijgen
zij een reactie van de Minister.
De leden van de VVD-fractie wijzen er op dat de procedure voor het vaststellen van
de verkiezingsuitslag wordt gewijzigd. Ook wordt er een nieuw digitaal hulpmiddel
ontwikkeld voor het berekenen van de verkiezingsuitslag, waarvoor overigens de opdracht
niet voor medio 2020 wordt gedaan. Is er een samenhang tussen de nieuwe procedure
voor het vaststellen van de verkiezingsuitslag en het nieuwe digitale hulpmiddel?
Zo ja, welke? Wanneer denkt de Minister dat het nieuwe digitale hulpmiddel in gebruik
kan worden genomen? In hoeverre wordt er voor het nieuwe digitale hulpmiddel software
gekocht die ruimte geeft om te experimenteren, zo vragen de leden van de VVD-fractie.
Is al bekend wie, dan wel welke organisatie, dat nieuwe digitale hulpmiddel gaat ontwikkelen?
Gaat dat via aanbesteding? Wie wordt de eigenaar van dat nieuwe digitale hulpmiddel?
Is dat de Kiesraad? Gaarne krijgen de leden van de VVD-fractie een reactie van de
Minister.
Het huidige Ondersteunende Software Verkiezingen (OSV) zal in november 2020, bij de
herindelingsverkiezingen, en bij de verkiezingen in maart 2021 nog worden gebruikt,
zij het dat er dan een geheel nieuwe versie wordt gebruikt, zo begrijpen de leden
van de VVD-fractie. Wat wordt er gedaan om de problemen in het huidige OSV op te lossen?
Wie c.q. welke organisatie gaat de vernieuwde versie van het OSV maken? Gaat dat via
aanbesteding? Gaarne krijgen de leden van de VVD-fractie een reactie van de Minister.
De leden van de VVD-fractie hebben de indruk dat het nog altijd onduidelijk is wat
er nodig is voor veilige ondersteuning van verkiezingen met digitale middelen. Kan
een overzicht worden gegeven van het totale systeem of applicatielandschap en waaruit
duidelijk blijkt wat de verhouding is tussen bijvoorbeeld het programma Vervanging
OSV, het nieuwe digitale hulpmiddel, het digitaal hulpmiddel voor het berekenen van
de verkiezingsuitslag, stembureau-apps, experimentsoftware, enz.? Gaarne krijgen de
leden van de VVD-fractie een reactie van de Minister.
De leden van de VVD-fractie hebben een vraag over stembureaus. Hoe kan worden bewerkstelligd
dat stembureaus voor kiezers gemakkelijker vindbaar zijn? Is het mogelijk om een centrale
lijst met de locaties van de stembureaus op te stellen en deze enkele dagen voor de
verkiezingen als open source beschikbaar te maken? Zo neen, waarom niet? Gaarne krijgen
de leden van de VVD-fractie een reactie van de Minister.
De coronacrisis leidt op dit moment, zo merken de leden van de CDA-fractie op, tot
een discussie over de «anderhalvemetereconomie» en de «anderhalve-metersamenleving».
In de persconferentie op 6 mei 2020 gaf de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en
Sport aan dat evenementen met landelijke uitstraling niet gehouden kunnen worden totdat
een vaccin is gevonden. Naar de mening van de leden van de CDA-fractie dwingt dit
het kabinet en de Kamer ertoe om vroegtijdig na te denken over de «anderhalvemeter-democratie».
Vanwege de samenvoeging van de gemeenten Delfzijl, Appingedam en Loppersum en de splitsing
van de gemeente Haaren vinden in de maand november van dit jaar herindelingsverkiezingen
plaats. Is de Minister in gesprek met betrokken gemeenten over de impact van de coronacrisis
op de stembusgang? Welke gevolgen hebben de voorzorgsmaatregelen die personen in acht
dienen te nemen vanwege de kans op coronabesmetting, mogelijkerwijs op de gang van
zaken in het stemlokaal en welke afspraken bent u voornemens daarover te maken? Op
welk redelijk moment en op grond waarvan zou de Minister een besluit kunnen nemen
om verkiezingen onder gewijzigde omstandigheden of op een later moment doorgang te
kunnen laten vinden? Nieuwe gemeenten ontstaan van rechtswege, na verkiezingen, op
1 januari van het daarop volgende jaar. Is het juridisch mogelijk dat in het geval
van uitstel van verkiezingen de ontstane gemeente zou kunnen functioneren zonder een
direct gekozen gemeenteraad? Kan de Minister schetsen met welke relevante bepalingen
in wet- en regelgeving in dit geval rekening gehouden zou moeten worden? Kan de Minister
aangeven of het kabinet voorbereidingen treft voor het geval dat de Tweede Kamerverkiezingen
van maart 2021 onder gewijzigde omstandigheden of op een later moment doorgang zouden
moeten vinden? Vallen nationale verkiezingen onder de definitie van het kabinet van
«evenementen met een landelijke uitstraling»?
De Minister geeft aan dat de aanbevelingen van de Kiesraad voor de komende Eerste
Kamerverkiezingen en de Europese verkiezingen betrokken zullen worden bij een komende
wetswijziging. De Kiesraad geeft de Minister in overweging om, in haar hoedanigheid
als rijksminister, in overleg te treden met de collegaministers van Aruba, Curaçao
en Sint-Maarten om te komen tot een regeling waarin alle Nederlandse staatsburgers
woonachtig in een Nederlands Land en Gebied Overzee (LGO) op dezelfde wijze het actieve
en passieve kiesrecht toekomt voor de verkiezing van het Europees Parlement. De leden
van de CDA-fractie vragen wat de inzet van de Minister is op dit punt.
In de brief over de evaluatie van de verkiezingen lezen de leden van de CDA-fractie
over de voorgenomen transitie van de Kiesraad tot Verkiezings-autoriteit. Deze leden
ontvangen hierover graag een nadere toelichting.
De Kiesraad adviseert om de regeling aangaande de minimale leeftijd waarop kandidaten
op een kandidatenlijst mogen staan te harmoniseren. De leden van de CDA-fractie vragen
wat het standpunt van de Minister op dit punt is.
In de evaluaties van de verkiezingen wordt opnieuw aandacht gevraagd voor het niet
opvolgen van bestaande regels door stembureauleden, bijvoorbeeld doordat ze hulp in
het stemhokje aan personen met een handicap niet toestaan of bezoekers weigeren die
aanwezig willen zijn bij het tellen van de stemmen. Is de Minister het met de leden
van de CDA-fractie eens dat, naar analogie van de kiezershandleiding, voortaan in
ieder stemlokaal verplicht een overzicht van rechten (en plichten) van stemgerechtigden
in het stemlokaal opgehangen zou moeten worden? De Kiesraad adviseert een specifieke
stembureau-instructie aan te bieden voor ervaren stembureauleden waarin de nadruk
gelegd worden op wetswijzigingen die hebben plaatsgevonden en directe veranderingen
met zich brengen in het stemlokaal ten opzichte van de laatste reeks verkiezingen.
Is de Minister voornemens dit advies op te volgen en kan dit reeds toegepast worden
bij de verkiezingen in 2021?
Hulp aan kiezers met een verstandelijke beperking is niet toegestaan volgens de Kieswet.
Wat is de stand van zaken met betrekking tot de voor 2021 geplande experimenten met
hulp aan kiezers met een verstandelijke beperking?
De leden van de CDA-fractie memoreren dat zij tegen de motie-Middendorp c.s. (Kamerstuk
35 300 VII, nr. 14) hebben gestemd om tussentijdse verkiezingen in gemeenten mogelijk te maken. De Minister
zou, voorafgaand aan het in de motie gevraagde voorstel tot grondwetswijziging, aan
de Kamer een notitie over dit onderwerp toezenden. De eerste toezegging was om deze
notitie vóór de zomer van 2020 aan de Kamer toe te zenden, deze werd per brief vervroegd
naar 1 april jongstleden, om daarna per brief alsnog verdaagd te worden naar 30 april
jongstleden. De Kamer heeft op maandag 11 mei jl. niet de notitie ontvangen, maar
een ongedateerd uitstelbericht. Kan de Minister aangeven wat zij verstaat onder «op
de kortst mogelijke termijn»?
De leden van de CDA-fractie brengen in herinnering dat op 2 april 2020 de leden Van
der Molen (CDA) en Middendorp (VVD) schriftelijke vragen hebben gesteld over het jaarverslag
van de Kiesraad over 2019. In de beantwoording van de vragen (Aanhangsel Handelingen
2019/20, nr. 2539) blijft de Minister een antwoord schuldig op de vragen over de «vervanging OSV» (verkiezingssoftware).
Uit het antwoord op vraag 6 blijkt dat de Kiesraad in 2009 het gebruiksrecht heeft
verkregen op programmatuur die gebaseerd is op programmatuur die voor de Duitse overheid
ontwikkeld is. In het antwoord wordt gesproken over het Duitse «Statisches Bundesambt.»
Wordt daarmee het «Statistisches Bundesambt» bedoeld?
Wat is de looptijd van de meerjarige overeenkomst die in het najaar van 2019 met IVU
Traffic Technologies A.G. is aangegaan? Wat houdt deze overeen-komst in? Gaat het
alleen om het waarborgen van veiligheid bij de komende verkiezingen omdat de aanbesteding
voor een nieuw digitaal hulpmiddel niet op tijd kon plaatsvinden of is de overeenkomst
aangegaan voor een langere termijn?
Uit het antwoord op de vragen 8 en 9 blijkt dat OSV het optellen van stemmen en het
berekenen van zetelverdeling inhoudt. Dit is, zo blijkt, één onderdeel van het «digitaal
hulpmiddel». Andere elementen zijn computers om de programmatuur te gebruiken en de
technische infrastructuur. Op dit moment wordt gekeken waar voor deze elementen verbeteringen
mogelijk zijn. Hoe verhouden deze verschillende digitale middelen en applicaties – zoals
OSV, het (nieuwe) digitaal hulpmiddel voor het berekenen van de verkiezingsuitslag,
stembureau-apps die gemeenten gebruiken enz. – zich tot elkaar? Vormt OSV hierin een
centrale component? Zijn er interfaces tussen deze verschillende systemen?
Bij de evaluatie van de Tweede Kamerverkiezingen 2017 is de Minister ingegaan op het
verbod op digitale uitwisseling van (uitslagen)gegevens en de foutgevoeligheid die
dit oplevert. De Kiesraad herhaalt in de evaluatie van 2019 zijn pleidooi om digitale
gegevensuitwisseling mogelijk te maken, zeker gezien het feit dat het gros van de
Nederlandse gemeenten inmiddels haar processen verbaal en bijbehorende data online
publiceert. Is de Minister na dit herhaalde pleidooi van de Kiesraad voornemens opnieuw
digitale gegevensuitwisseling toe te staan?
Naar aanleiding van de in 2017 vastgestelde fout waarbij ruim 7.600 in de gemeente
Boxmeer uitgebrachte stemmen niet waren meegenomen in de verkiezingsuitslag stelde
toenmalig Minister Plasterk drie wijzigingen in de Kieswet voor: 1. de bevoegdheid
voor gemeentelijk stembureaus om fouten van stembureaus te corrigeren; 2. meer tijd
om de uitslag vast te stellen tussen verkiezingen en de installatie van de nieuwe
Tweede Kamer; en 3. decentrale hertelling. Op 23 april jongstleden heeft de Kamer
een brief van de Minister ontvangen over het wetsvoorstel nieuwe procedure vaststelling
verkiezings-uitslagen. Is het juist dat de hiervoor aangegeven wijzigingen op de Kieswet
onderdeel zouden uitmaken van het wetsvoorstel? Wat is de reden dat het wetsvoorstel
niet eerder bij de Kamer is ingediend? Is het mogelijk de hiervoor genoemde eerste
wijziging onderdeel te laten uitmaken van de tijdelijke experimentenwet die de Minister
aan de Kamer zal voorleggen? Welke nieuwe planning houdt de Minister aan voor indiening
van de voorstellen tot wijziging van de Kieswet? Deelt de Minister de opvatting van
de leden van de CDA-fractie dat de gewijzigde Kieswet weliswaar niet vóór de eerstvolgende
Tweede Kamerverkiezingen in beide Kamers zal zijn behandeld, maar dat de Minister
wel een voorstel daartoe in het najaar bij de Kamer kan indienen?
De leden van de D66-fractie vinden dat iedereen zijn stem moet kunnen uitbrengen bij
de Tweede Kamer verkiezingen van 17 maart 2021. Mogelijke belemmering van de stembusgang
door coronamaatregelen moeten te allen tijde worden weggenomen. Het zijn onzekere
tijden; welke maatregelen op 17 maart 2021 nog van kracht zijn is uiteraard nu nog
niet te zeggen. D66 vindt echter wel dat de Minister een onbelemmerde stembusgang
moet kunnen garanderen in tijden van coronamaatregelen, voor de groepen in de samenleving
die nu worden beschermd door de coronamaatregelen in het bijzonder. Met andere woorden:
kiezers die nu binnen moeten blijven, moeten 17 maart 2021 veilig hun stem kunnen
uitbrengen. Kan de Minister de garantie geven dat iedereen, ook de groepen die verhoogd
risico lopen, straks veilig hun stem kunnen uitbrengen? Zo ja, op welke manier gaat
de Minister dit doen? Kunt u mogelijke scenario’s delen met de Kamer? Zo nee, waarom
kan de Minister deze garantie niet geven?
Verder vinden de leden van de D66-fractie dat toegankelijkheid van de stemlokalen
over het algemeen moet worden bevorderd. Voor een inclusieve democratische samenleving
is het van groot belang dat iedereen zijn of haar stemrecht moet kunnen uitoefenen
om zich vertegenwoordigd te voelen in zijn of haar belangen. Om dit te bevorderen
zou de Minister met een Actieplan Toegankelijk Stemmen komen. De presentatie van dit
plan is echter uitgesteld wegens coronamaatregelen.1 Het is de leden van de D66-fractie niet duidelijk waarom een actieplan niet gepresenteerd
kan worden tijdens corona-maatregelen. Online is immers een hoop mogelijk! Bovendien
vindt D66 een onderwerp als bevordering van toegankelijkheid en inclusiviteit te belangrijk
om op de lange baan te schuiven. Is de Minister het met de leden van de D66-fractie
eens dat het Actieplan Toegankelijkheid Stemmen nog voor de zomer gepresenteerd moet
worden? Zo ja, wanneer kunnen wij de presentatie verwachten? En wanneer wordt het
plan naar de Kamer gestuurd? Zo nee, waarom niet?
De voornoemde leden vragen vooruitlopend op de presentatie van het actieplan aandacht
voor kiezers met een fysieke, verstandelijke en visuele beperking. Welke maatregelen
neemt de Minister om de drempel voor een stembusgang zo laag mogelijk te maken voor
deze kiezers? Kan de Minister hierover de Kamer informeren voor het zomerreces 2020?
De leden van de leden van de D66-fractie vragen in het bijzonder aandacht voor kiezers
met een visuele beperking. Innovaties als voorleesapparatuur kunnen het zelfstandig
stemmen voor deze groep bevorderen. Is de Minister bereid elk stembureau te voorzien
van technische innovaties, zoals voorleesapparatuur, om deze groep van 300.000 kiezers
zelfstandig te laten stemmen? Zo ja, kan de Minister over de voortgang van deze toezegging
regelmatig de Kamer rapporteren? Zo nee, waarom niet?
De leden van de D66-fractie constateren dat de Minister het vervangend briefstembewijs
per e-mail aan kiezers in het buitenland gaat versturen. Deze leden vragen de Minister
waarom niet meteen het «gewone» briefstembewijs per e-mail wordt toegezonden? Het
gevaar dat kiezers in het buitenland niet kunnen stemmen omdat zij überhaupt geen
stembewijs krijgen toegestuurd is te groot. Deze leden vinden dat nu eerst een slechte
weg moet worden afgelegd alvorens de goede weg bewandeld kan worden. Is de Minister
het met deze leden eens? Zo ja, kan de Minister dan regelen dat voor de Tweede Kamer
verkiezingen het «gewone» briefstembewijs per e-mail aan kiezers in het buitenland
wordt verstuurd? Zo nee, waarom heeft de Minister voor deze slechtere weg gekozen?
De leden van de D66-fractie zien graag dat de Minister zich inspant om de opkomst
onder jongeren te bevorderen. Deze leden zijn van mening dat het belangrijk is dat
deze groep massaal gaat stemmen, juist omdat de beleidskeuzes die na de verkiezingen
worden gemaakt voor hen in de regel het langste impact zullen hebben. Zeker gelet
op kwesties als klimaatverandering en de voorkoming en bestrijding van pandemieën,
kwesties die waarschijnlijk nog de komende generaties op de agenda staan, is het belangrijk
dat jongeren gaan stemmen. Daarnaast blijkt uit Amerikaans onderzoek dat als kiezers
die voor het eerst mogen stemmen naar de stembus gaan, de kans groter is dat zij de
volgende verkiezingen weer gaan stemmen.2 Toch zien we dat de opkomst van deze groep achterblijft ten opzichte van de middengroep.3 Daarom zou het wat de genoemde leden betreft op zijn plaats zijn dat we speciale
aandacht geven aan opkomstbevordering van deze groep. De staatscommissie parlementair
stelsel pleit daarom voor meer stembureaus op mbo-scholen en vwo-scholen.4 De leden van de D66-fractie horen derhalve graag van de Minister welke plannen zij
heeft om de opkomst van jongeren bij de aankomende Tweede Kamerverkiezingen en daaropvolgende
verkiezingen potentieel te verhogen. Daarbij vernemen zij tevens graag wanneer deze
plannen in werking worden gezet. Voorts willen de genoemde leden voor de opkomstbevordering
onder jongeren twee ideeën aandragen. Ten eerste stellen deze leden voor om elke mbo-school,
vwo-school, HBO, universiteit en elk jongerencentrum een stemlokaal te geven. Zowel
de afstand, het gemak als duidelijkheid over waar gestemd kan worden, lijkt invloed
te hebben op de opkomst bij verkiezingen.5 Door ervoor te zorgen dat iedere onderwijsinstelling, of andere plek waar jongeren
boven de 18 veel samenkomen, een stemlokaal heeft, bied je een combinatie van de voorgaande
factoren. Afstand, gemak en bovenal duidelijkheid. Hoe kijkt de Minister tegen dit
voorstel aan? Is zij bereid gemeenten hierbij te helpen en te faciliteren? Ten tweede
stelt D66 voor om ruim voor de aankomende parlementsverkiezingen te beginnen met opkomstcampagnes
en communicatie daaromtrent. Deze leden onderschrijven het belang van het bevorderen
van de politieke bewustwording van jongeren voor de democratie met initiatieven als
«De Stembus».6 D66 verzoekt de Minister om een actie, zoals «De Stembus», op te zetten om de opkomst
onder jongeren te bevorderen en de Kamer daarover te rapporteren.
De leden van de D66-fractie constateren dat de transitie van de Kiesraad naar de Verkiezingsautoriteit
traag verloopt. De voornoemde leden vragen de Minister of zij het met deze leden eens
is dat dit proces traag verloopt? Indien de Kiesraad verantwoordelijkheid krijgt voor
de ontwikkeling en beheersing van digitale middelen in het verkiezingsproces, welke
nieuwe bevoegdheden moeten dan worden vastgelegd in de Kieswet? Ligt hier nu een concreet
voorstel voor? Gaat het budget van de Kiesraad omhoog indien het mandaat wordt uitgebreid?
De voornoemde leden vragen ook aandacht voor diversiteit binnen de Kies-raad. Hoewel
de Kiesraad slechts voor een deel onder de Kaderwet advies-colleges valt is het opvallend
dat het een uitdaging blijkt om diversiteit in de Kiesraad te kunnen garanderen. Wat
gaat de Minister doen Kiesraad om diversiteit in de meest brede zin van het woord
te bevorderen?
Zoals bekend zijn de leden van de GroenLinks-fractie warm pleitbezorger van een toegankelijk
verkiezingsproces. Van burgers en belangenorganisaties krijgen de leden van de GroenLinks-fractie
nog steeds veel zorgen over de toegankelijkheid van het verkiezingsproces op de korte
termijn. Bij veel mensen met een beperking heerst groot ongeduld omdat ook zij gebruik
willen kunnen maken van hun stemrecht. Begrijpt de Minister dit ongeduld? De leden
van de fractie van GroenLinks hebben daarnaast nog een aantal specifieke vragen over
de toegankelijkheid van het verkiezingsproces:
Wat is de voortgang van de experimenteerwet? Kan de Minister garanderen dat de experimenten
beschikbaar zullen zijn bij de herindelingsverkiezingen van november 2021? Zo nee,
waarom niet?
Wat is de stand van zaken van het wetsvoorstel voor de Experimenteerwet early voting?
Op welke wijze worden de ervaringen van specifieke doelgroe-pen meegenomen bij deze
experimenten? En kan de Minister garanderen dat mensen met een beperking gepaste hulp
kunnen krijgen bij het uitbrengen van hun stem bij de komende Tweede Kamerverkiezingen?
Zo ja, wat gaat de Minister hiervoor precies regelen? En zo nee, waarom niet?
Hoe staat het met de voornemens van de Minister om het zelfstandig stemmen voor blinden
en slechtzienden mogelijk te maken? Wat is er de afgelopen periode concreet gedaan
om dit te bevorderen en wat gaat er de komende periode nog concreet gebeuren om het
zelfstandig stemmen voor deze mensen zo snel mogelijk te maken?
Is de Minister bereid om gemeenten aan te sporen om ook specifiek beleid te maken
gericht op een toegankelijk stemlokaal voor mensen met dementie?
Kan de Minister aangeven op welke wijze mensen met dementie, bijvoorbeeld met behulp
van een vertrouwde mantelzorger, geholpen kunnen worden bij het uitbrengen van hun
stem?
Hoe staat het met de ontwikkelingen ten aanzien van het verbeteren van de procedure
van stemmen van Nederlanders in het buitenland? Hoe wordt voorkomen dat bij de komende
Tweede Kamerverkiezingen er weer problemen ontstaan stemmen per post? En klopt het
dat buitenlandse stembureaus worden gesloten, terwijl de compensatiemaatregel hiervoor
(het feit dat poststemmers 5 dagen extra de tijd krijgen) wordt uitgesteld? Zo ja,
waarom is dat?
Tot slot ten aanzien van het kiesrecht nog een vraag naar aanleiding van een zorg
van de gemeenten. De gemeenten (via de VNG) spreken hun zorgen uit over het komen
tot een betrouwbaar nieuw digitaal hulpmiddel voor de vaststelling van de verkiezingsuitslag.
Kan de Minister hier op ingaan?
Gezien de huidige coronacrisis en de aankomende verkiezingen dringt zich de vraag
op bij de leden van de SP-fractie of de Minister al bezig is met plannen hoe deze
verkiezingen vorm te geven, mochten tegen die tijd nog altijd maatregelen als gevolg
van corona noodzakelijk zijn?
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen naar de voortgang van het Actieplan Toegankelijk
Stemmen. Wordt hierin ook de positie van dementerenden, en de mogelijkheid voor hulp
in het stemhokje voor deze groep meegenomen? Tevens vragen de leden van de ChristenUnie-fractie
op welke wijze bij de evaluatie van de nieuwe stembiljetten het gebruiksgemak voor
bijzondere doelgroepen als mensen met een visuele beperking, (licht)verstandelijke
beperking, dementie en/of laaggeletterdheid wordt meegenomen.
De leden van de ChristenUnie-fractie constateren met enige teleurstelling dat nog
niet naar de Kamer is gerapporteerd over de uitvoering van de motie Van der Graaf/Den
Boer (Kamerstuk 35 300 VII, nr. 47) over een verdere invulling van het stemmoment voor nieuwe kiesgerechtigden. In de
motie wordt verzocht om met jongerenvertegenwoordigers en het Nederlands Genootschap
van Burgemeesters voorstellen te doen om dit betekenisvolle moment voor nieuwe kiesgerechtigden
te markeren. Graag zouden genoemde leden voor de zomer een nadere uitwerking van de
motie zien, zodat een verdere invulling van het stemmoment voor nieuwe kiesgerechtigden
bij de volgende verkiezingen kan worden gerealiseerd.
Zoals het er nu naar uitziet, is de kans reëel dat bij die Tweede Kamerverkiezingen
van 2021 nog steeds sprake is van enige mate van beperking als gevolg van het Coronavirus.
Op welke wijze wordt hierop geanticipeerd, zo vragen de leden van de ChristenUnie-fractie.
In het bijzonder hechten zij eraan dat ook ouderen en mensen met een kwetsbare gezondheid,
de gang naar de stembus kunnen maken, ook wanneer zij thuis wonen. Zij vragen de Minister
hoe bij de voorbereiding van de verkiezingen rekening wordt gehouden met deze groep.
Voorts geven zij de Minister in overweging om tijdig de Raad van State, maar ook belangenorganisaties
van ouderen en mensen met een kwetsbare gezondheid te betrekken bij de voorbereiding
van de verkiezingen.
4. Desinformatie
Bij het onderdeel desinformatie merken de leden van de VVD-fractie allereerst op dat
voor hen rechtsstatelijke waarden en grondrechten, waaronder de vrijheid van meningsuiting
specifiek genoemd moeten worden. Zij zijn en blijven cruciaal voor onze vrije open
samenleving. Hieronder formuleren de aan het woord zijnde leden over het onderwerp
«desinformatie en digitale inmenging» een aantal vragen.
Massale desinformatiecampagnes kunnen zeer ontwrichtend werken in een open samenleving.
Het is de leden van de VVD-fractie bekend dat in de EU een «Cyber diplomacy tool box»
is ingesteld, waarmee sancties kunnen worden getroffen tegen hackers van buitenlandse
diensten en hun leidinggevenden. In hoeverre wordt met de toolbox gekeken naar andere
vormen van digitale inmenging, zoals contentamplificatie en desinformatie? Hoe moet
zowel bij het hacken als bij andere vormen van digitale inmenging de verhouding tussen
Europees en nationaal beleid/competenties zijn, vragen de leden van de VVD-fractie.
De leden van de VVD-fractie vragen in hoeverre in Nederland een eigen instituut een
bijdrage zou kunnen leveren aan het tegengaan van digitale inmenging. Dat instituut
zou dan via open bronnenonderzoek bijvoorbeeld trollennetwerken online kunnen volgen
en in kaart brengen. Het is uiteraard niet de bedoeling om een inbreuk op grondrechten
te maken. Ziet de Minister mogelijkheden voor zo’n instituut in Nederland, zo vragen
deze leden. Zo neen, waarom niet?
Op verzoek van de Kamer is in de periode 11 maart 2019 tot 14 juli 2019 een bewustwordingscampagne
over desinformatie gehouden. De Minister stelt dat er geen concrete aanleiding is
om deze algemene publiekscampagne voort te zetten. In maart 2021 vinden er verkiezingen
voor de Tweede Kamer plaats. Is de Minister voornemens in die periode en dan met name
in de campagnetijd wederom een dergelijke bewustwordingscampagne te houden? Zo ja,
waarom, vragen de leden van de VVD-fractie.
Het kabinet, zo staat in de brief van 18 oktober 2019 te lezen, is voorstander van
meer transparantie op online platforms en overweegt of in aanvulling op de zelfregulering
wettelijke regels de transparantie kunnen afdwingen. Wordt dit overwogen in nationaal
verband of in Europees verband? Wat is de stand van zaken? Wat zijn de Nederlandse
voornemens? Wat zijn de Europese voornemens? Waar hebben de overwegingen inmiddels
toe geleid? Gaarne krijgen de leden van de VVD-fractie een reactie van de Minister.
Met betrekking tot onlinecampagnes vragen de leden van de VVD-fractie aandacht voor
het volgende. Wie is waar verantwoordelijk voor als het gaat om onlinecampagnes in
de Nederlandse situatie? In welke zin maakt Neder-land deel uit van het in de EU opgezette
«Rapid alert system»? Is Nederland daar een apart onderdeel dat naar Nederland kijkt
of is Nederland ook voor het krijgen van inzicht in de Nederlandse campagnes afhankelijk
van de gezamenlijke Europese inspanning? Waar kijkt het «Rapid alert system» precies
naar? Wat waren de uitkomsten tijdens de vorig jaar gehouden verkiezingen voor provinciale
staten en het Europees Parlement? Heeft er een evaluatie plaatsgevonden? Zo ja, wat
waren de resultaten? Gaarne krijgen de leden van de VVD-fractie een reactie van de
Minister.
Heeft het ministerie zicht op het gebruik van micro-targeting tijdens de afgelopen
verkiezingen voor de gemeenteraad, provinciale staten en het Europees Parlement? Zo
ja, wat is het beeld voor elk van de drie verkiezingen? Wat betekent dat voor de komende
Tweede Kamerverkiezingen? Hoe bereidt het departement zich voor op de onlinecampagnes
die gaan komen? Welke aandachtspunten ziet de Minister? Wat zijn de risico’s? Gaarne
krijgen de leden van de VVD-fractie een reactie van de Minister.
Wat is er voor de Nederlandse situatie geleerd van het door de PvdA en de VVD in de
Tweede Kamer georganiseerde rondetafelgesprek over het «Moscow project»? Welke voorbereidingen
worden er getroffen als het gaat om de digitale campagnes bij de komende Tweede Kamerverkiezingen?
Zullen er regels worden opgesteld? Zo ja, aan welke regels wordt dan gedacht? Moet
de Wet financiering politieke partijen daarvoor worden aangepast? Gaarne krijgen de
leden van de VVD-fractie een reactie van de Minister.
Hoe ziet het huidige systeem in Nederland eruit om (buitenlandse) digitale inmenging
in Nederlandse electorale processen tegen te gaan, zo vragen de leden van de VVD-fractie.
De Minister werkt aan een Wet op de politieke partijen. Met betrekking tot digitale
campagnevoering en micro-targeting wordt verkend op welke wijze regulering op deze
punten wenselijk en mogelijk is. De leden van de VVD-fractie vragen of deze verkenning
al iets heeft opgeleverd en zo ja, wat de uitkomsten van die verkenning zijn. Wanneer
wordt het wetsvoorstel Wet politieke partijen bij de Kamer ingediend? Wat zal er in
die wet komen te staan over online campagnevoeren en micro-targeting? Gaarne krijgen
de leden van de VVD-fractie een reactie van de Minister.
De nieuwe Europese Commissie werkt aan een Europees actieplan voor de democratie met
het oog op meer transparantie als het gaat om betaalde politieke advertenties en duidelijke
regels voor financiering politieke partijen. Wat betekent dat actieplan voor de Nederlandse
situatie? Wat betekent dat voor de Nederlandse Wet op de politieke partijen? Gaarne
krijgen de leden van de VVD-fractie een reactie van de Minister.
Voorts vragen de leden van de VVD-fractie zich af wie er bepaalt wie wel en wie niet
wordt geblokt op online platforms zoals Twitter en Facebook. Wordt er gedacht aan
Europese of Nederlandse regels? Zij hebben dezelfde vraag als het gaat om politieke
advertenties online. Bij de begrotingsbehandeling BZK voor het jaar 2020 heeft het
lid Middendorp een motie ingediend over de Digital Services Act (Kamerstuk 35 300 VII, nr. 43). De leden van de VVD-fractie vragen de Minister hoe het staat met de uitvoering
van die motie.
Daarnaast vragen de leden van de VVD-fractie zich af of er in het kader van de coronacrisis
sprake is van digitale inmenging/desinformatie van statelijke actoren. Is de Minister
bekend met de discussie in het Europees Parlement over de Chinese betrokkenheid bij
digitale inmenging met betrekking tot het coronavirus? Zo ja, heeft dit ook in Nederland
plaatsgevonden? Zo neen, kan de Minister onderzoeken of dit ook in Nederland heeft
plaatsgevonden? De leden van de VVD-fractie vragen de Minister daar op in te gaan.
Tot slot merken de leden van de VVD-fractie nog op dat zij gezien hebben dat de Minister
op 13 mei jl. een brief met betrekking tot «nieuwe ontwikkelingen beleidsinzet bescherming
democratie tegen desinformatie» naar de Kamer heeft gestuurd. Zij behouden zich het
recht voor om op een later moment op deze brief terug te komen.
De Minister heeft het rapport «De verspreiding van desinformatie via internetdiensten
en de regulering van politieke advertenties, tussenrapportage» (oktober 2019) met
de Kamer gedeeld. De leden van de CDA-fractie vatten de aanduiding «tussenrapportage»
zo op dat de Minister nog met een standpuntbepaling moet komen aangaande de motie
Asscher/Van der Molen (Kamerstuk 30 821, nr. 61). In de tussenrapportage wordt onder meer geconcludeerd: «De uitbreiding van het
verbod tot buitenlandse uitgaven voor verkiezingsreclame in het algemeen kan als een
te grote stap voor de Nederlandse situatie worden beschouwd, nu er momenteel in het
geheel regelgeving op dit punt ontbreekt.» Hoe weegt de Minister deze conclusie in
het licht van de aankondiging van de Wet politieke partijen waarin de Minister voornemens
is donaties van buiten de Europese Unie te verbieden? Is de Minister het met de leden
van de CDA-fractie eens dat de plaatsing van politieke advertenties beperkt zou moeten
worden tot in Nederland gevestigde personen en organisaties?
Naar aanleiding van het debat over desinformatie en digitale inmenging heeft de Kamer
ook een motie-Asscher/Van der Molen (Kamerstuk 30 821, nr. 68) aangenomen, die de Minister vraagt te onderzoeken of de huidige delictsomschrijvingen
bij het manipuleren van verkiezingen kunnen worden uitgebreid, zodat bewuste online-manipulatie
ook strafrechtelijk kan worden aangepakt, en de Kamer daarover te informeren. De leden
van de CDA-fractie vragen wat de stand van zaken is met betrekking tot de uitvoering
van deze motie.
In reactie op het rapport van de Raad voor het Openbaar Bestuur geeft de Minister
aan dat zij inzet op het borgen van privacy en transparantie en op het beperken van
marktmacht van technologiebedrijven. Daarnaast moeten digitale media transparanter
worden over de keuzes die ze maken in het ontwerp van hun technologie en moet de autonomie
van burgers beter worden gewaarborgd.
In maart 2017 kondigde het Ministerie van Binnenlandse Zaken op de website van de
rijksoverheid aan samen te werken met Facebook om de opkomst bij de Tweede Kamerverkiezingen
te bevorderen: «Naast een oproep om te gaan stemmen, krijgen Nederlanders in de week
voor de verkiezingen ook een herinnering in hun Facebook-nieuwsoverzicht te zien dat
ze hun stempas en identiteitsbewijs klaar moeten leggen.» In 2018 schreef de Britse
zondagskrant «The Observer» een kritisch artikel over de ook in Nederland ingezette
oproep om te gaan stemmen («voter button») naar aanleiding van ervaringen in IJsland
en Italië. Zo bleek Facebook niet te kunnen aantonen of alle gebruikers in een land
de button ook te zien kregen. De leden van de CDA-fractie hebben enkele vragen hierbij.
Welk doel had de samenwerking met Facebook bij de Tweede Kamerverkiezingen op 15 maart
2017? Op welke wijze en onder welke voorwaarden is het Ministerie van Binnenlandse
Zaken toentertijd de samenwerking met Facebook aangegaan? Heeft het ministerie in
dit verband afspraken gemaakt met Facebook over de privacy van burgers? Welk effect
heeft de verspreiding van het «Voter Megaphone»-bericht gehad op de opkomst? Is de
samenwerking met Facebook in de evaluatie van de Tweede Kamerverkiezingen op 15 maart
2017 aan de orde geweest? Zo nee, waarom niet? Heeft de Minister van Facebook een
rapportage ontvangen over de uitkomsten? Zo nee, waarom niet? Zo ja, is de Minister
bereid deze aan de Kamer doen toekomen? Is de Minister voornemens bij de Tweede Kamerverkiezingen
in 2021 opnieuw met Facebook samen te werken met het oog op opkomstbevordering?
De Minister streeft er naar om in de aangekondigde Wet politieke partijen voorschriften
inzake de transparantie van digitale campagnevoering en micro-targeting op te nemen.
Het wetsvoorstel zou in het voorjaar van 2020 in procedure worden gebracht. Wat is
de stand van zaken? De Minister deelt de constatering dat er onvoldoende gebruik wordt
gemaakt van het instrument «internetconsultatie». Inzet van de Minister is om het
bereik van internet-consultatie te verbeteren. Kan de Minister aangeven welke concrete
acties zij aan dit voornemen verbindt en nog eens helder schetsen welke rol internet-consultatie
naar de mening van de Minister heeft in de procedure dat een voorstel doorloopt op
weg naar behandeling in de Kamers?
De leden van de D66-fractie zijn benieuwd wanneer de wijziging van de Wet Financiering
Politieke Partijen naar de Kamer wordt toegestuurd. Deze leden onderschrijven het
belang om deze wet voor de komende parlementsverkiezingen te behandelen. Kan de Minister
de garantie geven dat dit wetsvoorstel voor de aankomende parlementsverkiezingen wordt
toegestuurd aan de Kamer? Zo ja, wanneer is de verwachting? Zo nee, waarom niet? Verder
vragen de voornoemde leden naar de ontwikkeling van een transparantieverplichting
bij politieke advertenties. Is dit onderdeel van de wijziging van de Wet Financiering
Politieke Partijen? Zo nee, waarom niet? Hoe wordt deze transparantieverplichting
dan wel vormgegeven?
De leden van de D66-fractie zien dat het Europese STRATCOM rapporteert over gecoördineerde
desinformatie campagnes gericht op de volksgezondheid door actoren met banden met
de Chinese en Russische overheid. Daarnaast zou er sprake zijn van gecoördineerde
aanvallen op de EU vanuit Chinese hoek. Kan de Minister dit bevestigen? Zo ja, hoe
wordt hiertegen opgetreden?
De aan het woord zijnde leden vragen zich af of de berichtgeving klopt dat STRATCOM
onder druk is gezet vanwege het rapport over desinformatie met betrekking tot COVID-19
vanuit China? Zijn er onder druk ook aanpassingen gemaakt? Zo ja, welke? Zijn er signalen
dat soortgelijke druk van buitenlandse actoren in Nederland plaatsvindt?
Deze leden vragen zich voorts af of bij de Minister via samenwerkingsverbanden waarin
Nederland optreedt tegen desinformatie, zoals de NAVO, de G7 of het Integrity Security
Initiative, signalen binnen gekomen zijn over grootschalige desinformatiecampagnes
met betrekking tot COVID-19 binnen de EU?
De leden van de D66-fractie zien dat in België de inlichtingendiensten betrokken zijn
bij de bestrijding van desinformatie met betrekking tot COVID-19. Kan de Minister
toelichten op welke manier de Belgische inlichtingendiensten worden ingezet? Kan de
Minister toelichten of in Nederland de inlichtingendiensten ook betrokken zijn bij
de aanpak van desinformatie omtrent COVID-19?
De leden van de D66-fractie horen graag van de Minister of er sprake is van een toename
van desinformatie omtrent 5G? Zo ja, kan geïdentificeerd worden waar deze desinformatie
vandaan komt?
De leden van de D66-fractie vragen zich af in hoeverre er gebruik wordt gemaakt van
de ontwikkelde game om (lokale) ambtsdragers te informeren over desinformatie. Kan
de Minister toelichten wanneer een evaluatie hiervan zal plaatsvinden?
De bovenstaande leden vragen zich ook af of er een duidelijke beeld bestaat van de
ervaring op lokaal politiek niveau met desinformatie? Zo nee, wordt hier onderzoek
naar gedaan?
De leden van de D66-fractie vragen zich af of de Minister kan toelichten wanneer het
Europees Democratie Actieplan gepubliceerd zal worden?
Ten aanzien van het punt desinformatie hebben de leden van de GroenLinks- fractie
een aantal zorgen en vragen die zij graag aan de Minister voorleggen. Het is volgens
deze leden goed dat de overheid, wanneer dat nodig is, ook zelf in actie komt om desinformatie
met betrekking tot COVID-19 tegen te spreken. Maar door wie, en op welke wijze, wordt
bepaald in welke gevallen het gewenst is dat de overheid misleidende informatie actief
tegenspreekt, zowel met betrekking tot COVID-19 als tot andere onderwerpen? Graag
een reactie van de Minister op deze vragen. De brief biedt een nuttig overzicht van
juridische handvatten. In hoeverre hebben overheidsinstanties die juridische handvatten
al aangegrepen, bijvoorbeeld met betrekking tot misbruik van logo’s van overheidsdiensten?
Op pag.6 van de brief van 13 mei schrijft de Minister: «Ik ben niet voornemens het
huidige wetgevingskader rond desinformatie aan te passen, afgezien van eventuele regulering
die de transparantie over de herkomst en methoden van verspreiding van desinformatie
afdwingen. Wel vind de Minister het opportuun om transparantie van internetdiensten
te kunnen afdwingen ... Ik verken samen met andere betrokken ministeries hoe dergelijke
regels eruit kunnen zien». Graag ontvangen de leden van de fractie van GroenLinks
een nadere toelichting op deze passage. Het is goed dat kabinet openstaat om transparantie
af te dwingen. De invulling daarvan wordt «de komende periode nader verkend». Maar
wat verstaat de Minister onder transparantie in deze context? Hoort het openbaren
van onderliggende algoritmen daar ook bij? Zo nee, waarom niet? In hoeverre kunnen
de schadelijke effecten van de inzet van AI-gedreven bots en van deep-fake technologie
überhaupt worden aangepakt via regulering die transparantie afdwingt? In hoeverre
vragen deze onderwerpen toch ook niet om een aanpassing van het wetgevingskader zelf?
Met betrekking tot toepassing van het strafrecht schrijft de Minister dat illegale
content strafrechtelijk kan worden aangepakt. Maar in hoeverre geldt dat ook voor
internetplatformdiensten waar die content op te vinden is? Wat is de appreciatie van
de Minister van het Oversight Board dat recent door Facebook is opgezet, in een poging
tot zelfregulering? En wat is de appreciatie van de Minister van het recente rapport
van de European Regulators Group on Audiovisual Media Services (ERGA), dat stelt dat
zelfregulering tekortschiet voor de bestrijding van misinformatie?7
Een punt waar de leden van de GroenLinks-fractie graag aandacht voor vragen is de
financiering van politieke partijen en de verantwoording hiervan. Deze leden zijn
van mening dat in een volwassen democratie altijd helder moet zijn van wie donaties
aan politici en partijen afkomstig zijn. Onlangs schreef website FTM hier weer een
stuk over genaamd «Politieke invloed kopen in Nederland kan (via de achterdeur)».
De leden van de GroenLinks-fractie vonden dit een zorgelijk bericht. Graag ontvangen
deze leden een reactie op dit artikel van de Minister.
De leden van de GroenLinks-fractie vinden het van groot belang dat burgers weten welke
nevenfuncties politici hebben. Deze leden krijgen signalen dat lang niet bij alle
provincies, gemeenten en waterschappen het nevenfunctie-register goed wordt bijgehouden
en ook niet altijd goed zichtbaar is op de website van het betreffende orgaan. Graag
vernemen zij van de Minister wat hieraan gedaan gaat worden?
De leden van de SP-fractie zijn het met de Minister eens dat een betrouwbare en pluriforme
mediavoorziening essentieel is voor het functioneren van de democratie. Zij begrijpen
dan ook niet waarom er zo weinig geïnvesteerd wordt in (lokale) onafhankelijke media.
Desinformatie moet worden bestreden, maar de rol van de overheid is hier beperkt,
zo menen deze leden. De rol van goed onderwijs en sterke onafhankelijke en kritische
media instellingen is juist wel belangrijk. Deze leden lezen echter: «Bij dreiging
voor de politieke, economische stabiliteit of nationale veiligheid ligt hier een rol
voor de overheid ... Daarnaast heeft de overheid zelf ook een rol in het publieke
debat en het uitdragen van haar beleid. Dit kan ook betekenen dat de overheid zich
hier actief in mengt.». Kan de Minister hierop nader ingaan? Wat valt er onder «dreiging
voor de politieke stabiliteit»? Wat is dan concreet de rol van de overheid? Zijn er
daarom zoveel media-adviseurs en communicatiemede-werkers bij de overheid in dienst?
De leden van de ChristenUnie-fractie hechten aan afdoende ondersteuning van lokale
politieke partijen. Dit zorgt niet alleen voor een gelijk speelveld op lokaal niveau,
maar maakt lokale politieke partijen ook minder afhankelijk van alternatieve en minder
wenselijke vormen van inkomstenwinning. Uitgangspunt voor de leden van de ChristenUnie-fractie
hierbij zou zijn om voor de verkiezingen van 2022 tot een oplossing te komen. Kan
de Minister aangeven wat de stand van zaken is van de Wet op de politieke partijen?
Wordt hierin, naast regels over transparantie van financiering, ook gekeken naar landelijke
financiering van lokale partijen? Deelt de Minister het uitgangspunt dat eisen die
worden gesteld over transparantie, meer zeggingskracht hebben, wanneer zij gekoppeld
zijn aan een bijdrage vanuit het Rijk?
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
E. Ziengs, voorzitter van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken -
Mede ondertekenaar
F.M.J. Hendrickx, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.