Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over de geannoteerde agenda informele videoconferentie van de leden van de Raad Buitenlandse Zaken van 15 mei 2020 (Kamerstuk 21501-02-2159)
21 501-02 Raad Algemene Zaken en Raad Buitenlandse Zaken
Nr. 2161 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 19 mei 2020
De vaste commissie voor Buitenlandse Zaken heeft een aantal vragen en opmerkingen
voorgelegd aan de Minister van Buitenlandse Zaken over de brief van 6 mei 2020 inzake
de geannoteerde agenda voor de informele Raad Buitenlandse Zaken van 15 mei 2020 (Kamerstuk
21 501-02, nr. 2159) en over de brief van 24 april 2020 inzake het verslag van de Raad Buitenlandse Zaken
van 22 april 2020 (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2157).
De vragen en opmerkingen zijn op 11 mei 2020 aan de Minister van Buitenlandse Zaken
voorgelegd. Bij brief van 14 mei 2020 zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie, Pia Dijkstra
De adjunct-griffier van de commissie, Konings
Algemeen
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de geannoteerde
agenda van de Raad Buitenlandse Zaken van 15 mei 2020, alsook van het verslag van
de Raad Buitenlandse Zaken van 22 april 2020. Zij hebben hierover de volgende vragen.
De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van de agenda van de komende Raad
Buitenlandse Zaken en het verslag van de vorige Raad. Deze leden hebben hierover enkele
vragen en opmerkingen.
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de geannoteerde
agenda van de informele videoconferentie van de leden van de Raad Buitenlandse Zaken
van 15 mei 2020. Deze leden hebben nog enkele vragen aan de Minister.
De leden van de GroenLinks-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de geannoteerde
agenda van de Raad Buitenlandse Zaken van 15 mei 2020. Zij hebben hierover de volgende
vragen en opmerkingen.
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda voor de
Raad Buitenlandse Zaken van 15 mei 2020. Deze leden hebben hierover een aantal vragen
en opmerkingen.
De leden van de PvdA-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda van de
komende Raad Buitenlandse Zaken en het verslag van de vorige Raad. Deze leden hebben
daarover de volgende vragen.
De leden van de SGP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de geannoteerde
agenda en andere relevante stukken. Zij hebben de volgende vragen.
Actuele onderwerpen
COVID-19
De VVD-fractie heeft met interesse kennisgenomen van het voornemen te spreken over
de Europese samenwerking in het kader van de repatriëring van EU-burgers uit derde
landen. Hoe is de huidige situatie met betrekking tot de repatriëring en waar liggen
op dit moment de grootste uitdagingen? Klopt het dat Marokko, met enkele uitzonderingen,
blijft weigeren om EU-burgers terug te laten keren naar de EU? Wordt dit probleem
aangepakt door de Hoge Vertegenwoordiger? Zo ja, hoe? Zijn de Commissie en andere
lidstaten bereid gebleken druk uit te oefenen op Marokko om repatriëring van Nederlanders
en andere EU-burgers niet langer te blokkeren?
1. Antwoord van het kabinet
Tot nu toe zijn er wereldwijd 47 specifieke repatriëringsvluchten uitgevoerd, waarmee
inmiddels circa 8.000 Nederlanders en circa 1.750 niet-Nederlandse EU-burgers naar
huis zijn gebracht. Daarnaast zijn vele duizenden Nederlanders veilig thuisgekomen
door samenwerking met andere Europese partners, en het slim benutten van bestaande
commerciële mogelijkheden.
Deze unieke en complexe operatie vereist in toenemende mate maatwerk nu zich op vele
plekken nog slechts beperkte aantallen gestrande reizigers bevinden, zoals ook beschreven
in een brief aan uw Kamer over de stand van zaken van bijzondere bijstand buitenland
van 26 april jl. (Kamerstukken 32 734 en 25 295, nr. 48). Waar in de afgelopen weken veel aandacht uitging naar die landen waar zich grote
groepen gestrande Nederlanders bevonden, zal in de vervolgfase de focus liggen op
de verlening van consulaire bijstand en/of het bijdragen aan een veilige terugkeer
naar Nederland van deze kleinere aantallen Nederlanders. In veel gevallen zijn er
in die landen naast (kleinere aantallen) Nederlanders ook aanzienlijke aantallen gestrande
EU-burgers van verschillende nationaliteiten. In nauwe coördinatie met de Europese
Dienst voor Extern Optreden (EDEO) en andere EU-lidstaten wordt continu naar mogelijkheden
gezocht om een veilige terugkeer naar Europa te organiseren.
Naast de kleinere aantallen Nederlandse reizigers verspreid over verschillende landen,
is zoals bekend de resterende groep gestrande Nederlandse reizigers in Marokko nog
altijd aanzienlijk en de veilige terugkeer naar Nederland van deze Nederlandse onderdanen
blijft dan ook de komende tijd de volle aandacht van het kabinet houden. Sinds de
sluiting van het luchtruim in Marokko spant de Nederlandse regering zich maximaal
in om gestrande Nederlandse reizigers te laten terugkeren en heeft hiertoe veelvuldig
en intensief contact met zowel de Marokkaanse autoriteiten als Europese partners op
alle niveaus, inclusief Hoge Vertegenwoordiger Borrell. Hierbij is door Europese partners
en de EU consistent richting de Marokkaanse autoriteiten aangegeven dat repatriëring
van EU-burgers mogelijk moet zijn.
Deze inspanningen hebben ertoe geleid dat Marokko inmiddels op individueel onderbouwde
basis positief meewerkt om urgente gevallen op grond van sociale en medische overwegingen
te laten terugkeren. Op 26 april, 6 mei, 8 mei en 11 mei vonden de eerste vier speciale
humanitaire repatriëringsvluchten naar Nederland plaats, waardoor ongeveer 1.300 gestrande
Nederlanders konden terugkeren. Ook voor enkele andere Europese landen geldt dat zij
bij uitzondering toestemming krijgen van de Marokkaanse autoriteiten voor repatriëringsvluchten.
Het kabinet overweegt voortdurend welke stappen, publiek en achter de schermen, bilateraal
en/of in EU verband effectief zijn om repatriëring van gestrande Nederlanders en andere
EU burgers mogelijk te maken.
De leden van de PVV-fractie lezen dat tijdens de videoconferentie wordt gesproken
over de internationale respons op het coronavirus. Belangrijk voor een gedegen internationale
respons is het snel en effectief delen van informatie over de pandemie en medische
ontwikkelingen. Dat kan onder meer op internationale conferenties zoals de World Health Assembly. Eerder gaf de Minister aan «dat Taiwan op betekenisvolle wijze zou moeten kunnen
participeren in multilaterale fora zeker wanneer deelname van Taiwan de EU- en mondiale
belangen dient, zoals het geval is bij de bestrijding van een pandemie». Deelt de
Minister de mening dat de 23 miljoen inwoners van Taiwan net als alle andere wereldburgers
het fundamentele mensenrecht op leven en gezondheid toekomt? Dat impliceert toch dat
de regering van Taiwan moet kunnen deelnemen aan conferenties van de Wereldgezondheidsorganisatie
(WHO)? De Amerikaanse Minister voor Buitenlandse Zaken Pompeo heeft vorige week in
het verlengde van de ambitie van dit kabinet een luide oproep gedaan om Taiwan deel
te laten nemen aan de WHO-conferentie op 18 en 19 mei. Is de Minister door de Amerikanen
benaderd om deze oproep te steunen? De leden van de PVV-fractie moeten helaas constateren
dat Nederland pogingen om Taiwan te laten deelnemen tot dusver niet heeft ondersteund,
waar andere landen (naar verluidt: Canada, Australië, Frankrijk, Duitsland, Groot-Brittannië,
Japan en Nieuw-Zeeland) dat wel hebben gedaan. Waarom staat Nederland niet in dat
rijtje? Waarom heeft Nederland verstek laten gaan en laat het Taiwan vallen als puntje
bij paaltje komt? De Amerikaanse Minister Pompeo heeft in deze discussie het standpunt
ingenomen dat de directeur-generaal van de WHO zelfstandig kan besluiten om Taiwan
uit te nodigen voor de conferentie. Dit zou in het verleden ook meermaals gebeurd
zijn. Deelt de Minister dit standpunt van zijn Amerikaanse collega? Zo ja, dan willen
de leden van de PVV-fractie dat de Minister de directeur-generaal van de WHO persoonlijk
oproept om Taiwan alsnog uit te nodigen. Is de Minister hiertoe bereid, omdat de conferentie
in mei bij uitstek een gelegenheid is waarbij de deelname van Taiwan de Nederlandse
en mondiale belangen dient!? Zo nee, waarom niet?
2. Antwoord van het kabinet
Het kabinetsstandpunt ten aanzien van betekenisvolle participatie van Taiwan in multilaterale
fora is ongewijzigd. Het kabinet is van mening dat Taiwan niet verstoken mag blijven
van cruciale informatie voor de volksgezondheid, en dat de internationale gemeenschap
niet verstoken mag blijven van Taiwanese ervaringen en inzichten – ook waar het de
bestrijding van COVID-19 betreft. Daarom hecht Nederland aan participatie van Taiwan
in essentiële technisch-wetenschappelijke netwerken geleid door de WHO, waarin onder
andere informatie over de opsporing en bestrijding van COVID-19 wordt gedeeld. Deze
participatie van Taiwan in technische werkgroepen heeft reeds aangetoond zeer waardevol
te zijn, en Nederland zal zich daarom met gelijkgezinde landen voor dergelijke betekenisvolle
participatie blijven inzetten.
In zijn hoedanigheid als secretaris van de World Health Assembly (WHA) en als de hoogste
technische en administratieve ambtenaar van de Organisatie kan de Directeur-Generaal
van de WHO, namens de WHA, waarnemers bij de WHA uitnodigen. Daarbij is hij echter
wel gebonden aan de regels van het Statuut van de WHO en de besluiten van de WHA.
De WHO stelt zich op het standpunt dat er niet aan de in die regels bepaalde voorwaarden
is voldaan.
De leden van de D66-fractie maken zich nog altijd zorgen over de Nederlanders die
sinds de uitbraak van de pandemie nog vast zitten in het buitenland. Ondanks de goede
inspanningen van het Ministerie van Buitenlandse Zaken en de reisorganisaties, zitten
er in een aantal landen nog steeds Nederlanders vast. Deze leden vragen wat de huidige
stand van zaken is op het gebied van repatriëring, in het bijzonder van Nederlanders
in Marokko. Álle Nederlanders daar moeten zo snel mogelijk naar huis. De leden van
de D66-fractie vinden het verheugend om het toenemend aantal vluchten vanuit Marokko
te zien. Is er op enigerlei wijze geschermd met het inzetten van de Koning of is de
Koning al ingezet in de richting van Marokko?
3. Antwoord van het kabinet
Op dit moment verleent Marokko medewerking om de meest urgente gevallen te laten terugkeren.
Op 26 april, 6 mei, 8 mei en 11 mei vonden de eerste vier speciale humanitaire repatriëringsvluchten
vanuit Marokko naar Nederland plaats waardoor ongeveer 1300 gestrande Nederlanders
konden terugkeren. De resterende groep gestrande Nederlandse reizigers in Marokko
is echter nog altijd aanzienlijk en de veilige terugkeer naar Nederland van deze Nederlandse
onderdanen blijft dan ook de komende tijd de volle aandacht van het kabinet houden.
De inzet en samenwerking met Marokko om hen zo snel mogelijk terug te laten keren
wordt onverkort voortgezet, waarbij zorgvuldig wordt gewogen op welk niveau contact
tussen beide landen het meest opportuun en effectief is.
Zijn er naast Marokko nog andere landen waar nog relatief grote groepen Nederlanders
vast zitten? Welke landen betreft dit? Wat gebeurt er om deze kleinere groepen Nederlanders
naar huis te krijgen? Tot slot: wanneer wordt de reguliere consulaire dienstverlening
weer opgestart, van visumverlening tot documentverstrekking? De leden van de D66-fractie
wijzen op een groot aantal individuele gevallen die nu op pijnlijke wijze tussen wal
en het schip vallen.
4. Antwoord van het kabinet
Behalve in Marokko zijn er geen landen meer waar zich nog relatief grote groepen gestrande
Nederlandse reizigers bevinden. In overige landen bevinden zich ten hoogste nog enkele
tientallen gestrande reizigers. Waar in de afgelopen weken veel aandacht uitging naar
die landen waar zich grote groepen gestrande Nederlanders bevonden, zal in de vervolgfase
de focus liggen op verlening van consulaire bijstand en/of het bijdragen aan een veilige
terugkeer naar Nederland van deze kleinere groepen. Gezien het feit dat het in toenemende
mate gaat om hele kleine aantallen reizigers, zal hier maatwerk moeten worden toegepast,
met name in EU-verband.
Zoals toegelicht in de brief aan uw Kamer van 26 april jl. (Kamerstuk 32 734, nr. 48) wordt het innamebeleid van visa zoveel mogelijk in lijn gehouden met de uitzonderingen
op het Europese reisbeperkingen voor derdelanders tot het Schengengebied. Hierbij
wordt erop ingezet om bijvoorbeeld visumplichtige gezinsleden van Nederlanders die
met hun gezinsleden naar Nederland willen reizen, waar mogelijk weer een visumaanvraag
te laten indienen. Zolang de Europese reisbeperkingen in stand zijn, is het niet mogelijk
om weer visumaanvragen voor bijvoorbeeld toerisme of zakenreizen in te nemen.
Zoals toegelicht in dezelfde kamerbrief, blijft het innamebeleid voor reisdocumenten
ook zo ruim mogelijk gegeven de omstandigheden, waarbij Nederlanders die in een spoedgeval
een reisdocument nodig hebben, hierin zo veel mogelijk worden voorzien. Wat betreft
de andere consulaire producten, zoals consulaire verklaringen en machtigingen voorlopig
verblijf (MVV), beziet het Ministerie op dit moment de manieren waarop deze dienstverlening
onder de huidige omstandigheden weer opgestart kunnen worden, in samenwerking met
andere betrokken partners in de migratieketen. Bij de uitvoering van dit beleid is
de situatie in het betreffende land leidend: als de lokale omstandigheden het innemen
van een aanvraag niet toestaan, worden er geen aanvragen ingenomen.
De leden van de D66-fractie merken op dat de huidige Europese Commissie een geopolitieke
Commissie wil zijn en dat ook de Hoge Vertegenwoordiger van de EU erop aandringt dat
de EU een sterkere en meer eenduidige rol op het wereldtoneel eist. Deze leden zijn
het hier hardgrondig mee eens. Het is juist met de uitbraak van de pandemie en de
veelvuldige aanvallen op de multilaterale instellingen en orde van het allergrootste
belang dat de EU haar belangen beschermt. Dit kan alleen als de EU met één mond kan
spreken en geopolitiek volwassen wordt. Is de Minister het ermee eens dat juist nu
die stap gezet moet worden? Zo ja, welke stappen vindt hij dat daarvoor nodig zijn?
In de Commissievoorstellen uit 2018 en ook uit de meer recente herziene Mensenrechtenstrategie
van de EU liggen plannen om af te stappen van het gebruik van veto’s en per gekwalificeerde
meerderheid te besluiten, of onthouding mogelijk te maken, in bepaalde deelterreinen
van het Gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid. Kan de Minister aangeven
of deze plannen op dit moment nog op enig verzet stuiten? Zo ja, uit welke hoek? Is
de Minister bereid de noodzaak van efficiënte en effectieve besluitvorming in het
buitenlands beleid van de EU andermaal te bepleiten tijdens de aanstaande RBZ-Raad,
specifiek in het licht van de recente ontwikkelingen in de wereld, en zijn collega’s
op te roepen deze wijzigingen in de besluitvorming te steunen? Kan de Minister een
update geven over de voortgang om te komen tot een Europese Magnitsky-wet? Gaat het
werk aan deze wet vol door, is er voldoende capaciteit om tot deze wet te komen, en
is deze capaciteit bij het ministerie of de Commissie niet verkleind tijdens de coronacrisis?
5. Antwoord van het kabinet
Het kabinet streeft naar een optimaal functionerende en slagvaardige EU, zeker ook
ten aanzien Gemeenschappelijk Buitenland- en Veiligheidsbeleid (GBVB). Mede vanwege
deze veranderende geopolitieke en veiligheidscontext, is het meer dan ooit noodzakelijk
om als EU eensgezind op het wereldtoneel op te treden om Europese belangen alsmede
normen en waarden, zoals rechtsstatelijkheid, democratie en vrijheid te beschermen.
De huidige crisis legt nogmaals de noodzaak hiervoor bloot.
Snelle en effectieve besluitvorming is daarvoor essentieel. Het gebruik maken van
constructieve onthouding en invoering van besluitvorming per gekwalificeerde meerderheid
(QMV) op specifieke deelterreinen van het GBVB kunnen middelen zijn voor een sterkere
en eendrachtigere EU in de wereld. Het kabinet is voorstander van een discussie hierover
langs de lijnen van het BNC-fiche over Commissiemededeling terzake (Kamerstuk 22 112 nr. 2714). Het invoeren van gekwalificeerde meerderheidsbesluitvorming is wat het kabinet
betreft overigens geen doel op zich. Het is een middel om de discussie over de toenemende
verlamming in het besluitvormingsproces te voeren en lidstaten te wijzen op hun verplichtingen
en verantwoordelijkheden die voortvloeien uit de Verdragen, waaronder het actief en
onvoorwaardelijk ondersteunen van het GBVB in de geest van loyaliteit en wederzijdse
solidariteit (zie artikel 24.3 VEU).
Veel lidstaten staan, net als Nederland, open voor deze discussie. De kans dat dit
evenwel leidt tot een aanpassing van de procedures, acht het kabinet – gelet op de
unanimiteitsbesluitvorming daarover – klein. Het GBVB is van oudsher een terrein waar
veel lidstaten hechten aan ruimte voor nationale beleidsbepaling. Het kabinet heeft
meermaals initiatief genomen om dit onderwerp te agenderen binnen de Raad, en zal
dit ook, wanneer opportuun, in de toekomst blijven doen.
Zoals in het verslag van het schriftelijk overleg van de Raad Buitenlandse Zaken van
24 april jl. is aangegeven wordt in Brussel momenteel de discussie gevoerd over de
precieze uitwerking van het EU-mensenrechtensanctieregime, in aanloop naar onderhandelingen over een Raadbesluit. Het kabinet
blijft, ook tegen de achtergrond van de coronacrisis, actief werken aan spoedige totstandkoming
van het sanctieregime en is hierover veelvuldig met EU-lidstaten en EDEO in contact.
De precieze invulling van een Raadsbesluit vraagt nog veel onderhandelingen en zal
naar verwachting nog geruime tijd in beslag nemen. Uiteindelijk moeten alle Lidstaten
het eens worden over de tekst en hiermee instemmen.
De leden van de GroenLinks-fractie constateren dat er summier repatriëringsvluchten
naar Marokko op gang zijn gekomen, en vragen of er zicht is op snelle repatriëring
van álle Nederlanders in Marokko. In hoeverre wordt er opgetrokken met andere EU-landen
om snelle repatriëring mogelijk te maken? Deze leden vragen tot slot hoeveel mensen
zich waar precies nog bevinden, en of voor deze gevallen snelle oplossingen in beeld
zijn.
6. Antwoord van het kabinet
In de afgelopen weken is veelvuldig contact geweest met verschillende Europese partners
op alle niveaus over de repatriëring van EU burgers uit Marokko. Hierbij is door Europese partners en de EU consistent
richting Marokko aangegeven dat repatriëring van EU burgers mogelijk moet zijn. Nederland
blijft nauw samenwerken in Europees verband en benadrukt het belang van een consistente
boodschap vanuit de EU richting Marokko om snelle repatriëring mogelijk te blijven
maken.
Ten aanzien van het wereldwijde beeld van de hoeveelheid Nederlanders die zich hebben
aangemeld, geldt dat er per land bij de Nederlandse ambassades een beeld is over de
situatie waarin resterende Nederlanders verblijven. Voor de volledigheid geldt dat
er geen registratieplicht is voor Nederlanders in het buitenland. De Nederlanders
die zich aanmelden kunnen reizigers zijn, maar het betreft ook Nederlanders die langere
tijd verblijven in het buitenland. Afhankelijk van de omstandigheden wordt bezien
op welke wijze consulaire bijstand nodig is en geboden kan worden, inclusief mogelijkheden
tot terugkeer op korte termijn.
Behalve in Marokko zijn er geen landen meer waar zich nog relatief grote groepen gestrande
Nederlandse reizigers bevinden. In overige landen bevinden zich ten hoogste nog enkele
tientallen gestrande reizigers. Waar in de afgelopen weken veel aandacht uitging naar
die landen waar zich grote groepen gestrande Nederlanders bevonden, zal de komende
tijd de focus liggen verlening van consulaire bijstand en/of het bijdragen aan een
veilige terugkeer naar Nederland van deze kleinere groepen Gezien het feit dat het
in toenemende mate gaat om hele kleine aantallen reizigers, zal hier maatwerk moeten
worden toegepast, met name in EU-verband.
De leden van de SP-fractie vragen de Minister in te gaan op de ontwikkelingen sinds
de secretaris-generaal van de Verenigde Naties (VN), de heer Guterres, alle landen
ter wereld opriep over te gaan tot een staakt-het-vuren om prioriteit te kunnen geven
aan de bestrijding van het coronavirus. Welke landen steunen deze oproep van de VN-chef?
Wordt deze oproep zonder enig voorbehoud gesteund door Nederland? Klopt het dat de
Veiligheidsraad van de VN de oproep van de secretaris-generaal niet heeft omarmd vanwege
verzet tegen zo’n staakt-het-vuren van de Verenigde Staten en Rusland? Zo nee, wat
zijn dan de feiten? Wat zijn de laatste ontwikkelingen met betrekking tot het opstellen
van een resolutie hierover? Pleit de Minister voor een stevige resolutie? Hoe staat
Nederland in deze discussie? Is de Minister bereid, bij voorkeur in EU-verband, alle
landen, ook de Verenigde Staten en Rusland, aan te moedigen de oproep van de VN te
ondersteunen, zonder enig voorbehoud? Ziet de Minister verder mogelijkheden om, bij
voorkeur op Europees niveau, te pleiten voor een stop van alle wapenexport aan landen
die zich niet houden aan het staakt-het-vuren?
7. Antwoord van het kabinet
Nederland heeft zich volmondig achter de oproep van de SGVN tot een staakt-het-vuren
geplaatst. Inmiddels hebben tientallen andere landen dat gedaan, waaronder de EU-leden.
Enkele strijdende partijen hebben aangegeven dat zij eenzijdig een staakt-het-vuren
in acht zullen nemen.
Het is juist dat de Veiligheidsraad er nog niet in geslaagd is een resolutie te aanvaarden
waarin de oproep wordt overgenomen. Op 8 mei jl. heeft de VS doen weten dat het niet
kon instemmen met de door Frankrijk en Tunesië voorgestelde resolutietekst; de VS
heeft aangegeven geen bezwaar te hebben tegen de oproep als zodanig, maar niet akkoord
te kunnen gaan met verwijzingen naar de WHO. Het is aan de initiatiefnemers of en
hoe dit proces vervolgd zal worden. De betrokken landen zijn zich zeer wel bewust
van de ruime steun voor de oproep van de SGVN.
Het kabinet roept onze EU partners regelmatig op tot een restrictief wapenexportbeleid,
en verwacht dat het bepleiten van een Europese wapenexportstop t.a.v. landen die het
staakt het vuren schenden daar weinig aan toevoegt. Enerzijds is het draagvlak voor
het verkondigen van een generieke wapenexportstop in EU- of groter multilateraal verband
zeer dun, hetgeen de effectiviteit en impact van een dergelijke maatregelen beperkt.
Wapenexportcontrole is bovendien geen generieke strafmaatregel maar dient om te voorkomen
dat uit Nederland/de EU afkomstige militaire goederen worden ingezet voor ongeoorloofde
doeleinden. De inzet van militaire goederen bij activiteiten die leiden tot een schending
van afspraken omtrent staakt-het vuren is een voorbeeld van een dergelijk ongeoorloofd
doeleinde. Het bestaande Nederlandse wapenexportcontrolestelsel dat rust op een case-by-case toetsing aan de acht criteria van het EU Gemeenschappelijk Standpunt inzake wapenexport
geeft daarom voldoende handvatten om de risico’s van mogelijke schendingen van afspraken
rond staakt-het-vuren af te dekken.
De leden van de SP-fractie vragen voorts opheldering over berichten in de Marokkaanse
media dat bij de uiterst moeizame repatriëring van gestrande Nederlanders uit Marokko
voorrang gegeven zou worden aan Nederlanders met alleen een Nederlands paspoort. Kan
de Minister aangeven wat hier de feiten zijn? Deelt de Minister de mening dat hierop
geen onderscheid gemaakt moet worden en alle Nederlanders uit Marokko terug naar huis
moeten komen? Kan de Minister ook aangeven wat de concrete inzet van de EU is? Heeft
de Minister contact met landen die wellicht meer invloed hebben in Marokko, zoals
Frankrijk en Spanje? Hoe wordt door EU-landen gezamenlijk opgetrokken om de gestrande
Nederlanders terug te halen? Kan de Minister ook aangeven hoeveel Nederlanders nog
vastzitten in Marokko en hoeveel elders, in andere landen?
8. Antwoord van het kabinet
Het beeld dat wordt geschetst in de media herken ik niet. Direct na de aankondiging
van de sluiting van Marokkaanse luchtruim door de Marokkaanse autoriteiten konden
er nog een groot aantal extra commerciële repatriëringsvluchten naar Nederland worden
georganiseerd waarmee rond de 6.000 gestrande Nederlanders het land konden verlaten.
Het betrof commerciële vluchten van verschillende luchtvaartmaatschappijen die leeg
naar Marokko konden vliegen en terug naar Nederland met passagiers. Bij deze commerciële
vluchten heeft de Nederlandse overheid op geen enkele wijze een rol heeft gespeeld
bij het samenstellen van passagierslijsten of verkoop van tickets. Iedere Nederlander
is gelijk voor de wet. De gelijkheid voor de wet betekent dat iedereen die zich in
een vergelijkbare situatie bevindt, op vergelijkbare wijze wordt behandeld. Dat is
dan ook de standaard in de consulaire praktijk. Ook in dit geval heeft de Nederlandse
overheid vanaf het begin van de ontwikkelingen rondom COVID-19 erop ingezet om alle
gestrande Nederlanders veilig uit Marokko te laten terugreizen.
Voor de inzet in Europees verband wordt ook verwezen naar het antwoord op vraag 1.
Er is in de afgelopen periode voor de repatriëring vanuit Marokko veelvuldig en intensief
contact geweest met verschillende Europese landen, inclusief België, Frankrijk en
Spanje, evenals met de EU op alle niveaus. Ook de komende periode blijft Nederland
nauw samenwerken in Europees verband.
Behalve in Marokko zijn er geen landen meer waar zich nog relatief grote groepen gestrande
Nederlandse reizigers bevinden. In overige landen bevinden zich ten hoogste nog enkele
tientallen gestrande reizigers. Waar in de afgelopen weken veel aandacht uitging naar
die landen waar zich grote groepen gestrande Nederlanders bevonden, zal in de vervolgfase
de focus liggen op verlening van consulaire bijstand en/of het bijdragen aan een veilige
terugkeer naar Nederland van deze kleinere groepen. Gezien het feit dat het in toenemende
mate gaat om hele kleine aantallen reizigers, zal hier maatwerk moeten worden toegepast,
met name in EU-verband.
De leden van de PvdA-fractie constateren dat in de geannoteerde agenda wordt verwezen
naar de internationale respons op de COVID-19 pandemie. Daarbij is het van belang
dat de EU de noodzaak van multilaterale instellingen zoals de VN en de WHO blijft
onderstrepen. In reactie op het stopzetten van de financiering van de WHO door de
Verenigde Staten vinden de leden van de PvdA-fractie het positief dat het kabinet
de cruciale rol van de WHO in de coördinatie van de internationale aanpak van de pandemie
heeft benadrukt en deze uitspraak kracht heeft bijgezet door middel van extra financiering.
Heeft het kabinet inmiddels haar zorgen over het unilaterale optreden van de Verenigde
Staten overgebracht aan de Amerikaanse autoriteiten? Zo nee, op welke termijn is de
Minister van plan om dit te doen? Daarnaast verwelkomen de leden van de PvdA-fractie
het initiatief van de Europese Commissie om ten behoeve van de jaarvergadering van
de WHO op 18 mei een resolutie in te dienen. Wat is de specifieke inzet van Nederland
ten aanzien van deze resolutie, en zal deze resolutie van tevoren met de Kamer worden
gedeeld?
9. Antwoord van het kabinet
In reactie op de Amerikaanse aankondiging om de financiering van de WHO op te schorten
heeft het kabinet steun uitgesproken voor de WHO. Nederland is van mening dat dit
niet het juiste moment is voor een dergelijke stap. De WHO vervult een cruciale rol
bij de technische ondersteuning en coördinatie van de internationale aanpak van COVID-19.
Het kabinet schaart zich achter de eerdere uitspraken van de SGVN hierover. In diplomatieke
contacten wordt deze boodschap ook uitgedragen richting de Amerikaanse autoriteiten.
Op verzoek van de leden Ellemeet en Van Ojik vanuit de vaste Kamercommissie voor Volksgezondheid,
Welzijn en Sport, zal mijn collega, Minister de Jonge, uw Kamer middels een brief
op de hoogte stellen over de Nederlandse inzet tijdens de WHA.
Daarnaast hebben de leden van de PvdA-fractie kennisgenomen van de zorgen van het
kabinet over de «precedentwerking van uitbouw van de surveillancecapaciteit» en de
impact daarvan op de privacy van de Chinese burgers en buitenlandse personen.1 Is het kabinet van plan op korte termijn, al dan niet in Europees verband, deze zorgen
te uiten bij de Chinese autoriteiten?
10. Antwoord van het kabinet
Het kabinet streeft er naar om het thema surveillance in de mensenrechtendialogen
tussen Nederland-China en tussen de EU-China aan de orde te (laten) stellen. Vanwege
de beperkingen rondom COVID-19 is het vooralsnog onduidelijk wanneer deze dialogen
hun doorgang kunnen vinden, maar de verwachting is dat de EU-China mensenrechtendialoog
binnen enkele maanden al dan niet virtueel plaatsvindt.
Turkse proefboringen
De leden van de VVD-fractie nemen met interesse kennis van het voornemen te spreken
over de Turkse proefboringen in het Oostelijk deel van de Middellandse Zee. De leden
steunen het voornemen om steun uit te spreken aan Cyprus tegen de illegale Turkse
boringen. Kan de Minister aangeven of de EU van plan is verdere restrictieve maatregelen
tegen Turkije te nemen, naast het uitspreken van afkeuring? Ziet de Minister verdere
mogelijkheden hiertoe?
De leden van de PVV-fractie willen stilstaan bij de illegale Turkse olieboringen in
het Oostelijk deel van de Middellandse Zee. Deze leden constateren dat de Turken hun
illegale activiteiten onverstoorbaar voortzetten. Ook het kabinet ziet dat, zo staat
in de agenda. Dat het kabinet solidariteit betuigt aan Cyprus is een vriendelijk gebaar,
maar wat heeft dat gebaar eigenlijk nog voor zin? De steunbetuigingen aan Cyprus en
de gesprekken van Hoge Vertegenwoordiger Borrell met de Turken hebben namelijk tot
nul komma nul resultaat geleid. Er is een wettelijk kader gekomen voor sancties tegen
Turkse instellingen, ondernemingen en personen. Gek genoeg is daar nog nauwelijks
gebruik van gemaakt. Tegen slechts twee personen zijn sanctiemaatregelen ingesteld,
maar niet tegen Turkse instellingen en ook niet tegen ondernemingen die wederom de
dans ontspringen en vrolijk door kunnen gaan met het uitvoeren van illegale activiteiten.
De hamvraag is dus waarom er niet meer gebruikt gemaakt wordt van sanctiemaatregelen
om Turkije een lesje te leren; door het gericht instellen van sancties tegen betrokken
Turkse instellingen en ondernemingen? Nu lijkt het instellen van het wettelijk kader
en (slechts) twee persoonsgerichte sancties eerder een symbolische maatregel! Met
daadkracht heeft het in ieder geval niks te maken. Of ziet de Minister dit anders?
Zo ja, kan hij uitgebreid uitleggen waarom? Nu lacht Erdogan in zijn vuistje om het
gebrek aan doortastendheid bij de EU; dat moet Nederland toch niet willen!?
De leden van de SGP-fractie delen de zorg en het standpunt van het kabinet ten aanzien
van de Turkse proefboringen in de Middellandse Zee nabij Cyprus. Welke concrete stappen
onderneemt de EU om NAVO-bondgenoot Turkije te bewegen haar koers in dezen te wijzigen?
11. Antwoord van het kabinet
Het kabinet deelt de zorgen over het Turkse optreden, en dit gevoel leeft breed binnen
de Raad Buitenlandse Zaken. De Europese Unie verwacht dat Turkije deze activiteiten
stopzet, de soevereiniteit en rechten van Cyprus respecteert en zich houdt aan het
internationaal recht. Nederland steunt het uitbrengen van een verklaring waarin solidariteit
met Cyprus en Griekenland wordt uitgesproken en waar het illegale handelen van Turkije
wordt veroordeeld. Tegelijkertijd is het van belang dat de EU met Turkije in gesprek
blijft over deze kwestie en andere zaken. Voortdurende gesprekken van EU Hoge Vertegenwoordiger
Borrell met Turkije blijven essentieel. Eerder besloot de EU tot het instellen van
een sanctieregime en in dat kader werden reeds stappen gezet. Op dit moment zijn verdere
sancties niet aan de orde, maar zijn ook niet uitgesloten als Turkije zijn illegale
activiteiten in het Oostelijk deel van de Middellandse Zee niet staakt.
Jemen
De leden van de D66-fractie maken zich ernstig zorgen over de fragiele situatie in
Jemen, zeker nu daar ook de eerste gevallen van COVID-19 vastgesteld zijn. Het land
heeft door de jaren durende burgeroorlog, ernstige armoede en tal van reeds bestaande
gezondheidscrises niet de middelen om ook deze crisis het hoofd te bieden. Verwacht
het kabinet dat de EU-steun uit zal spreken voor de inspanningen van VN-Gezant Griffits
om een algeheel staakt-het-vuren te bewerkstelligen? Hoe apprecieert het kabinet deze
voorstellen? En welke andere mogelijkheden ziet het kabinet om de noodlijdende bevolking
te helpen, hetzij bilateraal, hetzij in EU-verband?
De leden van de SGP-fractie steunen de kabinetsinzet inzake een inclusief politiek
proces in Jemen. Zij benadrukken het blijvende belang van ruimhartige humanitaire
steun aan de door oorlog geteisterde burgerbevolking.
12. Antwoord van het kabinet
Ja, het kabinet verwacht dat de EU steun zal uitspreken voor de inspanningen van de
VN-gezant Griffiths om een algeheel staakt-het-vuren te bewerkstelligen.
De VN-gezant blijft proberen om de regering van Jemen en de Houthi’s bijeen te brengen
rondom een door beide partijen te accepteren tekstvoorstel als basis voor besprekingen.
Dit tekstvoorstel richt zich op afspraken over een landelijk staakt-het-vuren, hervatting
van de politieke consultaties en implementatie van vertrouwenwekkende maatregelen
zoals de opening van het vliegveld Sanaa en het uitbetalen van salarissen om de economie
te stimuleren. De regering en de Houthi’s reageren afwisselend meer of minder coöperatief
t.a.v. de voorstellen van de gezant.
VN-gezant Griffiths hoopt spoedig de kloof tussen de partijen te kunnen overbruggen.
In het geval van Jemen biedt de dreiging van COVID-19 een kans op het politieke spoor.
Griffiths blijft optimistisch en geeft aan dat de partijen nog nooit zo dicht bij
een overeenstemming zijn geweest. Het kabinet ondersteunt de voorstellen van de VN-gezant
en zijn werkwijze om stap-voor-stap de partijen dichter bij elkaar te brengen. Hij
heeft vertrouwen van de partijen. De zuidelijke kwestie (het onafhankelijkheidsstreven
van bepaalde groepen) is echter een bedreiging voor zijn inspanningen. VN-gezant Griffiths
wordt daarom opgeroepen om ook deze partijen tijdig te betrekken bij zijn consultaties.
Nederland blijft zich zowel bilateraal als internationaal diplomatiek inzetten om
de situatie in Jemen te verbeteren. Naast het aandringen op een inclusieve politieke
oplossing van het conflict, waaronder een betekenisvolle deelname van vrouwen, blijft
Nederland ook aandacht vragen voor de humanitaire en mensenrechtensituatie. De Nederlandse
humanitaire bijdrage aan Jemen in 2020 bedraagt EUR 15,6 miljoen en wordt gegeven
via twee kanalen: het Yemen Humanitarian Fund van de VN en de Dutch Relief Alliance (DRA) (ref. Kamerbrief Humanitaire Hulp en Diplomatie 2019–2020, 34952–108). Nederland
ondersteunt de strijd tegen COVID-19 in crisisgebieden onder andere met bijdragen
aan het Global Humanitarian Respons Plan COVID-19. Naast ongeoormerkte bijdragen die
wereldwijd ingezet kunnen worden heeft NL een extra bijdrage van EUR 1 miljoen aan
de DRA gegeven voor de joint response in Jemen, ten behoeve van COVID-19 inzet.
De Nederlandse inzet blijft gericht op het leveren van bouwstenen voor een toekomstige
transitie van conflict naar vrede. De toepassing van een conflict sensitieve benadering
wordt voortgezet in het gehele samenwerkingsprogramma (drinkwater en sanitaire voorzieningen,
seksuele en reproductieve gezondheid en rechten). Naast financiële en diplomatieke
ondersteuning van het werk van de VN-gezant, wordt bijgedragen aan de Peace Support Facility for Yemen van UNDP. Deze faciliteit is gericht is op het vergroten van zowel de toezeggingen
van de partijen als van het vertrouwen van burgers in het vredesproces, en het realiseren
van verbeteringen in prioriteitsgebieden. Tevens adresseert Nederland de diepere oorzaken
van conflicten door versterking van lokale gemeenschapsstructuren, het tegengaan van
sociale fragmentatie en bevordering van integratie van minderheidsgroepen. Dit vindt
onder meer plaats middels het faciliteren van een dialoog tussen en binnen diverse
groepen.
De EU onderschrijft de inspanningen van de VN en specifiek het proces onder leiding
van de gezant en is in gesprek met alle partijen ter ondersteuning van de plannen
van Griffiths. Ook ondersteunt de EU lokale projecten gericht op het vredesproces
en helpt op het economisch terrein door onder meer technische bijstand te verlenen
aan de Centrale Bank. Daarnaast staat de EU Jemen en andere derde landen bij in de
strijd tegen COVID-19 met de Team-Europe-aanpak, die op 8 april werd gepresenteerd en waarvan een appreciatie uw Kamer reeds
tegemoet ging (Kamerstuk 21 501-04, nr. 230).
Ontwikkelingen in het Midden-Oosten en Noord-Afrika
Midden-Oosten Vredesproces (MOVP)
De leden van de D66-fractie maken zich ernstig zorgen over de voorgenomen annexatie
en bouwplannen van de Israëlische regering in Palestijns gebied, met name ook in de
E1-zones. De EU heeft bij monde van Hoge Vertegenwoordiger Borrell Israël al opgeroepen
op deze plannen niet door te voeren, terwijl de Verenigde Staten deze plannen juist
lijkt te steunen. Welk diplomatiek of politiek contact heeft Nederland ingezet om
te voorkomen dat deze plannen doorgevoerd worden? Is de Minister het eens dat de uitvoering
van deze plannen het behoud en de verwezenlijking van een twee-statenoplossing ernstig
schaadt? Op welke wijze zal de Minister trachten de voorgenomen annexatie en bouwplannen
proberen te voorkomen?
De leden van de GroenLinks-fractie zijn teleurgesteld in de inzet van het kabinet
dat «is gericht op het aansporen van beide partijen om af te zien van negatieve stappen
die de twee-statenoplossing moeilijker maken, en het stimuleren van positieve stappen
die een terugkeer naar de onderhandelingstafel bevorderen». Deze leden zijn van mening
dat hier duidelijk sprake is van kwalijke, eenzijdige stappen van Israëlische zijde
die de beoogde twee-statenoplossing ernstig bemoeilijken, en dat deze gezien de verstrekkende
schadelijkheid en strijdigheid met internationaal recht een duidelijke veroordeling
verdienen. Zij achten het daarnaast aannemelijk dat deze plannen, gezien de verkiezingen
in de Verenigde Staten in het najaar van 2020, snel worden uitgevoerd nu de steun
van de Verenigde hiervoor nog expliciet is verzekerd. Is de Minister alsnog bereid
deze voorgenomen annexatieplannen duidelijk te veroordelen, en in de Raad Buitenlandse
Zaken aan te dringen op een gezamenlijke Europese veroordeling?
13. Antwoord van het kabinet
Het kabinet is zeer bezorgd dat het regeerakkoord dat Likud en Kahol-Lavan hebben
gesloten voorziet in de mogelijkheid om voorstellen voor annexatie van delen van de
Palestijnse gebieden in stemming te brengen in het Israëlisch parlement, de Knesset.
Het kabinet zet daarom in op een gezamenlijke Europese aanpak om Israël te bewegen
af te zien van annexatie, niet alleen uit zorgen over de gevolgen voor de twee-statenoplossing
maar ook vanwege het belang van bescherming van de internationale rechtsorde. Dat
past bij het streven van Nederland naar Europese aanpak die beide partijen aanspoort
af te zien van schadelijke eenzijdige stappen en juist positieve stappen te zetten
die een terugkeer naar onderhandelingen bevorderen.
Het kabinet heeft de zorgen over annexatie al in een vroeg stadium publiek gemaakt,
zoals in de Kamerbrief van 3 maart jongstleden over het Amerikaanse plan voor het
Israëlisch-Palestijns conflict, maar ook naar de Israëlische autoriteiten. Zo heeft
Nederland op 30 april deelgenomen aan een demarche met 10 andere Europese landen en
de EU vertegenwoordiger in Israël, waarin aangedrongen werd op afzien van de aanbesteding
van de bouw van huizen in de nederzetting Givat Hamatos en waarin het Nederlandse
en Europese standpunt over annexatie werd uitgedragen. De Hoge Vertegenwoordiger van
de EU heeft daarnaast op 23 april in een verklaring2 op het Israëlische regeerakkoord gereageerd en zich uitgesproken tegen annexatie,
zoals hij ook eerder gedaan heeft. Nederland steunt de Europese Hoge Vertegenwoordiger
hierin. Nederland zal de komende maanden gebruiken om op alle niveaus bij Israël krachtig
te blijven onderstrepen dat annexatie in strijd is met het internationaal recht, en
niet door Nederland erkend zal worden. Nederland zal daarbij aandringen op afzien
van deze eenzijdige stap die potentieel grote gevolgen kan hebben voor de twee-statenoplossing
en het vredesproces.
De leden van de SGP-fractie zijn blij met de goede coördinatie en samenwerking tussen
Israël en de Palestijnen in de context van COVID-19. Ten aanzien van de EU-inzet zijn
deze leden zeer bezorgd over de EU-brief die bevestigt dat affiliatie met of steun
voor terreurgroepen geen reden is voor uitsluiting van financiering voor EU-activiteiten.3 Ook ngo-medewerkers met banden met terreurgroepen zoals de Al-Aqsa Martelarenbrigade,
de Palestijnse Islamitische Jihad, en het Volksfront voor de bevrijding van Palestina
(PFLP) kunnen dus gewoon (financiële) steun van de EU blijven ontvangen. In hoeverre
acht de Minister dit wenselijk? Kan hij toelichten in hoeverre het reëel is dat dergelijke
individuen een constructieve bijdrage leveren aan het vredesproces? In de brief staat
ook dat de EU en haar lidstaten «de meest belangrijke donor en voorspelbare partner
van de Palestijnen zullen blijven». Deelt de Minister de mening van de leden van de
SGP-fractie dat het blijven van «de grootste donor» nooit een doel op zichzelf is,
en dat van andere regionale actoren – waaronder de Arabische landen – meer financiële
steun aan Palestijnen verwacht mag worden? Is de Minister daarom bereid in EU-verband
scherp afstand te nemen van de genoemde brief?
14. Antwoord van het kabinet
De EU is tegen elke vorm van aanzetten tot haat of geweld. In de contracten met maatschappelijke
organisaties zijn clausules toegevoegd die begunstigden die EU fondsen beheren in
Israël en de Palestijnse gebieden verplichten af te zien van geweld of haat.
De EU hanteert strikte regels met betrekking tot het screenen van begunstigden van
EU-fondsen. Alle begunstigden van EU-fondsen zijn verplicht ervoor te zorgen dat deze
fondsen niet ter beschikking worden gesteld – direct of indirect – aan entiteiten,
individuen of groepen die op EU-sanctielijsten staan, noch aan hun vertegenwoordigers.
Door middel van zorgvuldige controleprocedures sluit de EU de mogelijkheid uit van
financiële steun aan (derde) partijen die onderworpen zijn aan de EU beperkende maatregelen
(sanctielijsten). Strenge monitoring en controlemechanismes zorgen ervoor dat alle
individuen die betrokken zijn bij door de EU gefinancierde activiteiten uitsluitend
de doelen nastreven die zijn goedgekeurd voor EU-financiering, en in lijn zijn met
EU-beleid. Indien er sprake is van ongepast gebruik van fondsen zullen maatregelen
worden genomen, waaronder terugvordering van de fondsen. Deze clausules gelden voor
EU-steun aan organisaties wereldwijd.
De EU zal maatschappelijke organisaties die internationaal recht, mensenrechten en
democratische waarden verdedigen blijven steunen. Het maatschappelijk middenveld speelt
een essentiële rol in de bescherming en versterking van goed bestuur en duurzame ontwikkeling,
in de regio en wereldwijd. Andere donoren, waaronder Arabische landen, dragen ook
substantieel bij aan de financiële ondersteuning van het Palestijnse maatschappelijk
middenveld en de ontwikkeling van de Palestijnse gebieden ten behoeve van het Palestijnse
volk. Er is daarom geen aanleiding om (in EU verband) afstand te nemen van de genoemde
brief.
Libië
De leden van de D66-fractie lezen dat Nederland co-voorzitter wordt van het International Follow-up Committee (IFC) die de implementatie van de gemaakte afspraken in Berlijn over Libië overziet.
Hoe zal het kabinet invulling geven aan die rol? Op welke wijze wordt ook ten tijde
van de COVID-19 pandemie ingezet op een einde aan de burgeroorlog, het bevorderen
van de mensenrechten, en de ontwikkeling van de rechtstaat?
15. Antwoord van het kabinet
Het kabinet is verheugd dat de VN Nederland en Zwitserland heeft aangewezen als co-voorzitters
van de Internationaal Humanitair Recht en Mensenrechten werkgroep van de International Follow-up Committee (IFC). Op dit moment worden op expertniveau de kaders bepaald waarbinnen de werkgroep
zal gaan functioneren. Het kabinet kan op dit moment nog geen uitspraken doen over
de verschillende thema’s die deze werkgroep zal gaan adresseren, maar ziet uit naar
een vlotte totstandkoming van de werkgroep en zet in op een effectieve vertaalslag
van de discussies binnen de werkgroep naar de realiteit op de grond.
De diplomatieke inspanningen ten behoeve van het bewerkstelligen van een politieke
oplossing in Libië worden ook ten tijde van de COVID-19 pandemie voortgezet. De VN
spant zich in om de voorzichtige stappen die op de verschillende sporen zijn gezet
te waarborgen. Deze uitdaging is ten gevolge van de uitbraak van het COVID-19 virus,
maar ook door aanhoudend geweld en veranderende verhoudingen op de grond, slechts
groter geworden.
De leden van de GroenLinks-fractie zijn verheugd dat de VN Nederland en Zwitserland
heeft aangewezen als co-voorzitters van de Internationaal Humanitair Recht en Mensenrechten
werkgroep van de IFC. Zij wensen het kabinet succes met de uitvoering van de in Berlijn
gemaakte afspraken van januari 2020 en hopen op concrete resultaten, hoe moeilijk
dit ook zal zijn. Zij merken namelijk met zorg op dat de situatie in Libië verder
is verslechterd. Een politieke oplossing lijkt verder weg dan ooit, nu het hoofd van
de internationaal erkende regering van Nationale Eenheid (GNA) Al-Sarraj drie weken
geleden heeft laten weten niet langer te willen onderhandelen met kolonel Haftar.4 Deze leden constateren tevens dat er afgelopen weekend beschietingen rondom het vliegveld
van Tripoli hebben plaatsgevonden door Haftar-gelieerde milities. Kan de Minister
hierover meer duidelijkheid verschaffen? Klopt het dat Turkije Haftar-gelieerde milities
als «legitieme doeleinden» heeft geclassificeerd indien de beschietingen van Haftar-gelieerde
milities niet stoppen?5 Hoe beoordeelt de Minister dit dreigement van Turkije? Het lijkt erop dat huurlingen
van de Russische Wagner Group zich actief hebben gemengd in het Libische conflict,
aan de zijde van Hafter, blijkt uit een gelekt VN-rapport. Hoe beoordeelt de Minister
dit feit, en welke consequenties heeft dat voor de inspanningen van de EU?6
16. Antwoord van het kabinet
Het kabinet heeft met zorg een verdere toename van geweld rond Tripoli geconstateerd,
specifiek in dichtbevolkte wijken en gericht op civiele infrastructuur. Op 9 mei is
het Mitiga vliegveld, nabij Tripoli, met raketten bestookt door aan de Libyan National Army (LNA) van generaal Haftar gelieerde milities. Daarbij zijn geen slachtoffers gevallen.
Turkije, dat de Government of National Accord (GNA) van premier Serraj steunt in de strijd tegen Haftar, heeft in reactie op deze
aanvallen een verklaring gedeeld waarin het onder andere benadrukt dat Turkije aan
generaal Haftar gelieerde elementen als legitiem doelwit beschouwt indien zij Turkse
diplomatieke missies of Turkse belangen in Libië aanvallen. Zoals bekend heeft Nederland
meermaals aan alle partijen waaronder ook Turkije aangegeven dat verdere escalatie
van geweld in Libië voorkomen moet worden.
Het kabinet is bekend met de berichtgeving omtrent de aanwezigheid van huurlingen
van de Russische Wagner Group. Het kabinet en de EU zetten zich in voor volledige
implementatie van de op 19 januari jl. in Berlijn gemaakte internationale afspraken
omtrent Libië. Daar zijn ook afspraken gemaakt over een staakt-het-vuren en naleving
van het VN-wapenembargo. Het kabinet en de EU roepen beide partijen op de situatie
niet verder militair te escaleren. De inzet van buitenlandse huurlingen valt hier
ook onder.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen daarnaast hoe het inmiddels staat met de
gereedheid van de nieuwe IRINI-missie. Deze leden constateren dat er veel onenigheid
lijkt te zijn over de financiën en doelstellingen hiervan. Zo lijkt Malta verdere
uitbreiding van de IRINI-missie te gaan vetoën, en te weigeren verdere operationele
ondersteuning te bieden.7 Wat betekent deze Maltese positie voor de IRINI-missie? Daarnaast uit Al-Sarraj kritiek
op de IRINI-missie, omdat dit de machtsbalans kan laten doorslaan naar Haftar, gezien
het feit dat de IRINI-missie vrijwel geen monitoring biedt voor wapensmokkel richting
Haftar.8 Hoe beoordeelt de Minister deze kritiek? Deelt hij de mening dat het niet de bedoeling
kan zijn dat de IRINI-missie de machtsbalans in het voordeel van Haftar doet doorslaan?
Ziet hij mogelijkheden om verbreding van de reikwijdte van de IRINI-missie te onderzoeken
en bepleiten, zodat er geen te negatieve neveneffecten ontstaan?
17. Antwoord van het kabinet
Operatie Irini is op 1 april jl. van start gegaan. Sindsdien heeft de missie de initieel
operationele status (Initial Operational Capable, IOC). De missie zal volledig operationeel zijn (Fully Operational Capable, FOC) zodra de commandant voldoende middelen tot zijn beschikking heeft om zijn taken
in het operatiegebied uit te gaan voeren. Daarbij moet worden aangetekend dat de internationale
inzet wordt vertraagd door de huidige COVID-19 omstandigheden. Van uitbreiding van
het mandaat van Operatie Irini, of een veto van Malta daarover, is momenteel geen
sprake. Malta heeft aangegeven niet te kunnen instemmen met het verzoek van de missie
om bepaalde kosten die momenteel nog voor rekening van een enkele lidstaat zijn, als
gemeenschappelijke kosten te dragen. De impact op Operatie Irini blijft daarmee beperkt.
Malta blijft wel bijdragen aan de kosten van de missie die volgens het Raadsbesluit
voor financiering van militaire missies en operaties reeds zijn aangemerkt als gemeenschappelijke
kosten.
De juridische basis van operatie Irini is de VNVR-resolutie 2292 (2016) die de mogelijkheid
laat aan regionale organisaties om buiten de Libische territoriale wateren inspecties
van schepen uit te voeren. Operatie Irini kan op basis hiervan het wapenembargo enkel
implementeren binnen de internationale wateren voor de Libische kust. Ondanks deze
beperkingen, opgelegd door VNVR-resolutie 2292 (2016), ambieert de EU zo breed mogelijke
monitoring van schendingen van het wapenembargo van beide zijden van het conflict.
Een eventuele verbreding van de reikwijdte van het mandaat van Operatie Irini is mogelijk
indien de juridische vereisten en politieke voorwaarden dat toelaten, bijvoorbeeld
bij een nieuwe VNVR-resolutie of op uitnodiging van de Libische autoriteiten. Het
kabinet acht een gebalanceerde implementatie van het wapenembargo van essentieel belang,
waarbij het wapenembargo alle strijdende partijen in Libië gelijkelijk dient te raken.
Dit draagt het kabinet in de EU ook actief uit.
Is er tevens al zicht op een nieuwe VN-ambassadeur?
18. Antwoord van het kabinet
Zoals uw Kamer gemeld in het SO RBZ van 22 april 2020 (kamerstuk 21 501-02, nr. 2151) is de benoeming van een nieuwe VN-gezant voor Libië een zorgvuldig proces. Het kabinet
ziet uit naar de aanstelling van een nieuwe VN-gezant in de nabije toekomst. Het voorziene
tijdpad is op dit moment nog niet bekend.
Tot slot vragen de leden van de GroenLinks-fractie hoe het staat met de situatie rondom
vluchtelingen in Libië, met name van hen die zich bevinden in detentiecentra. Klopt
het dat de VN humanitaire hulp aan hen verschaft? Zo ja, is dit genoeg?9
19. Antwoord van het kabinet
De situatie rondom de situatie van vluchtelingen in Libië, alsook die van gestrande
migranten en ontheemden, blijft het kabinet zorgen baren. UNHCR verschaft (humanitaire)
hulp aan vluchtelingen in stedelijke gebieden en detentiecentra in de vorm van voedsel,
hygiëne producten en medische zorg. Hiertoe heeft Nederland eind 2019 een additionele
bijdrage gedaan aan UNHCR van EUR 3,3 mln. IOM verschaft soortgelijke assistentie
aan kwetsbare migrantengroepen en ontheemden. Ook IOM heeft daartoe een Nederlandse
bijdrage ontvangen (t.w.v. EUR 2,1 mln.). Nederland pleit daarnaast in EU-verband
voor additionele middelen om de humanitaire situatie in Libië het hoofd te bieden.
De leden van de PvdA-fractie vinden het positief dat Nederland is benoemd tot co-voorzitter
van het IFC, en op deze manier kan bijdragen aan de-escalatie van het conflict in
Libië. Op welke manier verwacht de Minister dat Nederland in deze rol kan bijdragen
tot het bevorderen van mensenrechten en de ontwikkeling van de rechtsstaat in Libië?
Gaat Nederland zich in deze rol ook specifiek inzetten voor het verbeteren van de
situatie van de mensen die vastzitten in detentiecentra of in handen zijn gevallen
van smokkelaars of mensenhandelaren?
20. Antwoord van het kabinet
Het kabinet is verheugd dat de VN Nederland en Zwitserland heeft aangewezen als co-voorzitters
van de Internationaal Humanitair Recht en Mensenrechten werkgroep van de International Follow-up Committee (IFC). Op dit moment worden op expertniveau de kaders bepaald waarbinnen de werkgroep
zal gaan functioneren. Het kabinet kan op dit moment nog geen uitspraken doen over
de verschillende thema’s die deze werkgroep zal gaan adresseren, maar ziet uit naar
een vlotte totstandkoming van de werkgroep en zet in op een effectieve vertaalslag
van de discussies binnen de werkgroep naar de realiteit op de grond.
Ook onderneemt een toenemend aantal migranten door gunstigere weersomstandigheden
de oversteek vanuit Libië naar Europa. De leden van de PvdA-fractie maken zich zorgen
om het lot van deze mensen. Wat vindt de Minister van het besluit van Italië en Malta
om geen reddingsoperaties en veilige havens te bieden? Deelt u de mening van Human Rights Watch dat dergelijke maatregelen niet proportioneel zijn en landen het virus als excuus
gebruiken om niet te hoeven voldoen aan hun verantwoordelijkheid op zee?10 Klopt het bericht dat Europese verkenningsvliegtuigen geen actie hebben ondernomen
toen een schip met aan boord 62 vluchtelingen in de laatste week van april in de problemen
zou zijn gekomen in Maltese wateren?11 Zo ja, wat vindt u hiervan?
21. Antwoord van het kabinet
Zoals in het Schriftelijke Overleg JBZ (32 317 nr. 615) van 28 april 2020 gemeld, constateert het kabinet dat ondanks de aangehaalde mededelingen
van Malta en Italië, er in de afgelopen weken meer dan 500 drenkelingen in Maltese
en Italiaanse havens aan wal zijn gebracht. Ook komen er, met name in Italië, nog
met regelmaat bootjes aan met irreguliere migranten. De migranten worden in quarantaine
geplaatst voor een duur van 14 dagen. Met betrekking tot het aan wal brengen van geredde
migranten als gevolg van reddingsoperaties in het Middellandse Zeegebied is het kabinet
van mening dat het geldende internationale zeerecht in alle omstandigheden gevolgd
dient te worden. Het kabinet beschikt op dit moment niet over eigenstandige informatie
die de genoemde berichtgeving t.a.v. Europese verkenningsvliegtuigen kan verifiëren.
De leden van de SGP-fractie zijn blij met de Nederlandse participatie binnen een werkgroep
van het IFC, ter implementatie van de afspraken voortgekomen uit de internationale
conferentie in Berlijn op 19 januari jl. Wat is de samenhang van deze diplomatieke
inspanning met de inzet in het kader van Operatie IRINI? Wordt deze operatie ook door
andere EU-lidstaten van voldoende adequate middelen voorzien om op langere termijn
effectief te kunnen zijn? Blijft het kabinet in EU-verband intensief inzetten op economische
ontwikkeling en werkgelegenheid in Libië teneinde de voedingsbodem voor geweld, terrorisme
en migratie weg te nemen?
22. Antwoord van het kabinet
EUNAVFOR MED Operatie Irini is opgericht ter opvolging van de afspraken gemaakt tijdens
de internationale conferentie die op 19 januari jl. in Berlijn plaatsvond. Operatie
Irini is een onderdeel van de EU- inspanningen en geïntegreerde benadering ten aanzien
van Libië. Onderdeel van deze geïntegreerde benadering is het stimuleren van (sociaal-)economische-
en private sectorontwikkeling, dit loopt onder andere via de Wereldbank en VN-instellingen.
Het mandaat van de missie is initieel vastgesteld voor één jaar en verloopt op 31 maart
2021. Alle toezeggingen gelden initieel voor de duur van het mandaat.
Syrië
De VVD-fractie heeft verder enkele vragen over de situatie in het Midden-Oosten. Kan
de Minister een appreciatie geven van de stand van de oorlog in Syrië en de mogelijkheden
voor intensivering van de vredesonderhandelingen in het licht van corona en de huidige
interne problemen in Iran, Rusland, Turkije en Saudi-Arabië? Welke initiatieven onderneemt
de VN en wat kan de EU hieraan bijdragen?
23. Antwoord van het kabinet
Het staakt-het-vuren in Idlib dat op 5 maart jl. werd gesloten tussen Rusland en Turkije
is nog altijd van kracht en houdt op lokale schendingen na stand. Daarnaast worden
er gezamenlijke patrouilles uitgevoerd door de Russen en Turken in Idlib. De situatie
blijft echter zeer fragiel en het ligt niet in de lijn der verwachting dat het staakt-het-vuren
duurzaam zal zijn. Het regime en zijn bondgenoten zullen waarschijnlijk ook het resterende
deel van Idlib in handen willen krijgen. Mogelijk wordt actie van het regime vertraagd
door de gevolgen van de COVID-19 pandemie, maar dit is niet te voorspellen. Dat geldt
ook voor de positie van de andere bij het conflict betrokken landen, zoals Rusland
en Iran (zie ook antwoord 28).
Ook in gebied onder controle van het Assad-regime is de situatie instabiel door de
toenemende armoede en een verslechterende veiligheidssituatie. Dat lijkt zich echter
niet te vertalen in een bereidheid om mee te werken aan het VN geleide politieke proces.
Hoewel er in april overeenstemming werd bereikt over de agenda van de volgende bijeenkomst
van het Grondwettelijk Comité, heeft discussie tussen de VN en met name het regime
over hoe de derde bijeenkomst er uit kan komen te zien tijdens de COVID-19 pandemie
nog niet tot een concrete weg voorwaarts geleid. Zodoende is COVID-19 een nieuw obstakel
voor voortgang zo lang de omstandigheden een fysieke bijeenkomst niet toelaten. VN
Speciaal Gezant Pedersen is met beide partijen in contact om te bezien welke voorbereidingen
in de tussentijd kunnen worden getroffen om het werk, dat al sinds november stil ligt,
te bespoedigen.
Hoe beziet de Minister de situatie in Libanon, zowel ten aanzien van corona en de
vluchtelingenkampen daar, alsook de financieel-economische problemen in het land?
Welk effect heeft dit op de politieke- en op de vluchtelingensituatie, en welke consequenties
trekt de EU hieruit?
24. Antwoord van het kabinet
De COVID-19 crisis komt in Libanon bovenop een reeds aanwezige combinatie van politieke,
economische, financiële en monetaire crises. Afgelopen maanden zijn inflatie en werkloosheid,
en daarmee de (extreme) armoede flink opgelopen. Voor 2020 is een economische krimp
van 13.8% voorzien.
COVID-19 zet de sociaaleconomische positie van zowel de Libanese bevolking als de
Syrische en Palestijnse vluchtelingen verder onder druk. Naar schatting leeft inmiddels
45% van de Libanese bevolking en meer dan 75% van de Syrische vluchtelingen onder
de armoedegrens. Dit kan bijdragen aan extra spanningen tussen verschillende bevolkingsgroepen
– Libanees en niet-Libanees.
De Libanese regering lijkt er vooralsnog in te slagen de uitbraak van COVID-19 in
te dammen, al moeten we ook hier waken voor al te groot optimisme omdat onderrapportage
niet uitgesloten is. Ook het aantal besmettingen onder Syrische en Palestijnse vluchtelingen
is vooralsnog gelukkig beperkt. Intussen is de nieuwe regering aan zet de broodnodige
economische hervormingen door te voeren, waar de internationale gemeenschap – Nederland
incluis – al jaren op aandringt. Nederland blijft betrokken bij de stabiliteit van
Libanon, uit solidariteit en welbegrepen eigen belang.
Daarnaast steunt Nederland Libanon ook in EU-verband. Op 8 april presenteerde de Europese
Commissie een Mededeling over de EU-inzet om derde landen bij te staan in de aanpak
van COVID-19, waarover uw Kamer reeds een Mededeling toekwam.12 De aandacht in de Mededeling voor zowel noodhulp, de versterking van gezondheidssystemen
alsook het ondervangen van sociaaleconomische gevolgen van de pandemie is bij uitstek
voor landen met een fragiele sociaaleconomische situatie als Libanon essentieel. Een
groot deel van de Europese ondersteuning aan kwetsbare gastgemeenschappen en vluchtelingen
in het kader van de bestrijding van COVID-19 in Libanon vindt plaats via het EU Regional Trust Fund in Response to the Syrian crisis. Dit betreft zowel een herschikking van bestaande middelen als additionele bijdragen.
Zo is er bijvoorbeeld recent EUR 100 miljoen aan cash assistance voor de meest kwetsbare mensen toegezegd.
De leden van de D66-fractie maken zich net als het kabinet ernstige zorgen over de
zeer negatieve gevolgen van de COVID-19 pandemie in het toch al kwetsbare Syrië. Deze
leden merken op dat de Minister in de geannoteerde agenda ook schrijft over de gevolgen
voor Europa van de vicieuze cirkel veroorzaakt door dit conflict en deze pandemie.
De Nederlandse inzet gericht op eensgezind EU-optreden gericht op een «politieke oplossing
die tot duurzame stabiliteit in de regio zal leiden» lijkt voor deze leden vanzelfsprekend,
maar zij vragen welke concrete acties het kabinet hieraan verbindt. Welke rol kan
de EU nu volgens het kabinet op zich nemen om aan dit doel bij te dragen? Welke rol
ziet het kabinet hier voor Nederland? En is de Minister het ermee eens dat het voor
álle onderwerpen op de agenda (Libië, Syrië, Midden-Oosten Vredesproces, Jemen, Midden-Oosten
en Noord-Afrika) geldt dat de EU pas effectief op kan treden als dit gezamenlijk is,
en dat dit betekent dat Nederland zich andermaal in moet zetten voor effectievere
besluitvorming in het Gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid tijdens aanstaande
Raad, juist tijdens de COVID-19 pandemie?
25. Antwoord van het kabinet
Nederland houdt samen met de EU en andere gelijkgezinden de druk op het Assad-regime
en zijn bondgenoten in stand om deel te nemen aan het politiek proces. Zo zullen sancties
overeind blijven en waar mogelijk uitgebreid worden; zal er geen wederopbouwsteun
verstrekt worden voordat er een politieke transitie plaatsvindt; en zullen de betrekkingen
met Assad niet genormaliseerd worden. Nederland zet zich binnen de EU in voor behoud
van deze lijn.
Ook op de overige genoemde agendaonderwerpen acht het kabinet een sterke en eensgezinde
EU essentieel. Zie in dit kader ook de beantwoording van vraag 5.
De leden van de GroenLinks-fractie constateren met droefenis dat in Syrië gevechten
in de regio Idlib ook weer lijken te zijn opgelaaid. Zij vrezen net als het kabinet
een catastrofale situatie voor de bevolking en vragen hoe de Minister zich in gaat
spannen gepaste hulp vanuit Nederland en EU-verband te sturen. Klopt het dat na 10 juli
vanwege het aflopen van een VN-resolutie er geen humanitaire hulp naar het noordwesten
van Syrië kan worden gestuurd?13 Is de Minister bereid zich in internationaal verband in te spannen deze belemmering
op te lossen?
26. Antwoord van het kabinet
Het staakt-het-vuren dat op 5 maart jl. werd gesloten tussen Rusland en Turkije is
nog altijd van kracht en houdt op lokale schendingen na stand. Daarnaast worden er
gezamenlijke patrouilles uitgevoerd door de Russen en Turken in Idlib. De situatie
blijft echter zeer fragiel en het ligt niet in de lijn der verwachting dat het staakt-het-vuren
duurzaam zal zijn. Nederland draagt bij aan humanitaire hulp voor de noodhulpbehoevende
bevolking in Idlib en houdt in de gaten of additionele bijdragen, zoals ook tijdens
het recente offensief in Idlib en als respons op de COVID-19 pandemie, gewenst zijn.
Daarnaast zet Nederland zich in internationaal verband tevens in voor de verlenging
van de VNVR-resolutie ten behoeve van cross-border hulp, zodat het geven van humanitaire
hulp via Turkije aan de bevolking in Idlib mogelijk zal blijven. Deze discussies vinden
onder andere plaats via de Humanitaire Taskforce in Geneve, in NY met gelijkgezinde
Veiligheidsraadleden en in de regio met humanitaire partners.
Zij vragen tevens of de anti-ISIS coalitie is geëquipeerd om ISIS-dreigingen het hoofd
te bieden?
27. Antwoord van het kabinet
Zoals gemeld in de Kamerbrief «Actualisering gevolgen COVID-19 op uitzendingen en
inzet in het buitenland» (d.d. 24 maart 2020, Kamerstukken 29 521 en 25 295, nr. 404) zijn de trainingsactiviteiten van de anti-ISIS coalitie in de omgeving van Erbil
en in Bagdad tijdelijk stilgelegd en is (militair) personeel dat niet essentieel is
voor de voortzetting van de missie tijdelijk teruggetrokken. Er is echter geenszins
sprake van een volledige terugtrekking of uiteenvallen van de coalitie. Het doel is
dan ook de trainingen zo snel als mogelijk te hervatten. Voorts voert het Iraakse
leger nog steeds succesvol acties uit tegen ISIS, zowel met steun van de anti-ISIS
coalitie, als onafhankelijk daarvan. In Syrië lijkt ISIS zich op dit moment met name
te roeren in gebieden die formeel onder controle van het Syrische regime staan, daar
waar de anti-ISIS coalitie geen presentie heeft.
Het risico van een heropleving van ISIS is steeds aan de orde, maar zou kunnen worden
vergroot door de effecten van de COVID-19-crisis. Vanuit ondergrondse netwerken is
ISIS nog altijd in staat aanslagen te plegen. Deze modus operandi is sinds de uitbraak
van de COVID-19-crisis niet fundamenteel gewijzigd. Hoewel er berichten zijn over
toegenomen activiteit van ISIS in delen van Irak sinds COVID-19, en experts erop wijzen
dat ISIS zou kunnen profiteren van afgenomen aandacht of druk als gevolg van de COVID-19-crisis,
lijkt er vooralsnog geen sprake te zijn van een significante opleving. De leden van
de coalitie zijn evenwel doordrongen van de noodzaak om waakzaam te zijn en de druk
op ISIS hoog te houden. Dit werd o.a. bevestigd tijdens een recente hoog-ambtelijke
bijeenkomsten van de anti-ISIS coalitie.
Daarnaast merken de leden van de GroenLinks-fractie op dat de positie van Assad voor
het eerst sinds lange tijd wankeler lijkt te worden. Zij constateren dat de lage olieprijs
waarschijnlijk onzekerheden oplevert voor de standvastigheid van de steun van landen
als Rusland en Iran. Kan de Minister toelichten of de EU en de VN zijn voorbereid
om een eventueel nieuw diplomatiek initiatief te starten? Zo ja, op welke wijze?
28. Antwoord van het kabinet
De lage olieprijs zal naar verwachting leiden tot economische neergang, onder andere
in Rusland en Iran. Of dit betekent dat ook de steun van deze landen aan het regime
Assad zal afnemen, en dit vervolgens weer zal leiden tot een wankele positie van het
regime, is niet te voorspellen. De huidige internationale inzet op een inclusief politiek
proces, zoals neergelegd in VNVR resolutie 2254, wordt dan ook gehandhaafd. In deze
resolutie is tevens de organisatie van verkiezingen opgenomen.
Overige onderwerpen
China
De leden van de PVV-fractie maken zich ernstig zorgen over de houding van de EU ten
aanzien van China. Deze leden constateren dat Brussel steeds vaker zwicht voor druk
opgelegd door de Communistische Partij. Dat is zwak en past niet bij de ambitie westerse
waarden en vrijheden overal ter wereld uit te dragen en te verdedigen. De leden van
de PVV-fractie willen dat de Minister zich tijdens het overleg duidelijk uitspreekt
tegen de Brusselse knievallen voor de Chinese censuur, zoals het slikken van Chinese
kritiek met betrekking tot een opinieartikel van EU-ambassadeurs in de krant China Daily, waar een passage over de oorsprong van het coronavirus om onbegrijpelijke redenen
uit werd geschrapt. Is de Minister bereid in keiharde bewoordingen afstand te nemen
van de Brusselse knievallen? En is de Minister mans genoeg dat te doen in combinatie
met een publiekelijke verklaring hieromtrent voorafgaand – of na afloop – van de digitale
Raad Buitenlandse Zaken? Zo nee, waarom niet? Het buigen voor Chinese druk kan namelijk
tot een akelige precedentwerking leiden als het gaat om toekomstige rapporten die
gaan over China. Graag ontvangen de leden van de PVV-fractie een uitgebreide reactie
van de Minister, omdat hier een gevaarlijke trend wordt bespeurd door deze leden.
Eerder kwam het nieuws naar buiten dat onder Chinese druk een EU-rapport over desinformatie
over het coronavirus werd aangepast. De Hoge Vertegenwoordiger Borrell heeft dat inmiddels
ontkend, maar de feiten en e-mails zoals gepresenteerd door de New York Times wijzen duidelijk ergens anders op. Waarom durft Borrell de hand niet in eigen boezem
te steken? Hoe geloofwaardig is deze man nog volgens de Minister? Het was een hooggeplaatste
beleidsadviseur van Borrell die het rapport tegenhield voordat het werd aangepast.
Dat meldde de New York Times op basis van e-mails. Kan de Minister het bestaan van die e-mails bevestigen? En
hebben Chinese diplomaten nog voor de definitieve publicatie van het rapport contact
gehad met Borrell of zijn hooggeplaatste adviseur? Kan de Minister de Hoge Vertegenwoordiger
Borrell op deze punten eens goed aan de tand voelen? De antwoorden van de Hoge Vertegenwoordiger
lopen tot nu toe namelijk niet in de pas met de feiten, en de rol die Borrell’s adviseur
in deze kwestie heeft gespeeld is totaal niet opgehelderd. Graag ontvangen de leden
van de PVV-fractie hierop een reactie.
29. Antwoord van het kabinet
Het artikel van de EU-ambassadeurs is geschreven ter gelegenheid van de viering van
45 jaar EU-China diplomatieke betrekkingen op 6 mei. Op vele gebieden is de samenwerking
goed, maar er zijn ook onderwerpen waar de EU en China van mening verschillen. Om
een dergelijk artikel überhaupt geplaatst te krijgen is goedkeuring van de Chinese
autoriteiten nodig. Die schrapten een passage waarin China als oorsprongsland van
de uitbraak van het virus wordt geïdentificeerd. Alle belangen afwegende heeft EDEO
besloten de tekst te laten publiceren omdat andere belangrijke boodschappen, zoals
over mensenrechten, overeind zijn gebleven. De Nederlandse ambassade heeft – evenals
de EU-delegatie en bijv. de Duitse ambassade – vervolgens de ongecensureerde versie
in het Chinees op Weibo (het Chinese Twitter) geplaatst.
De publicaties over de verspreiding van desinformatie van de Europese Dienst voor
Extern Optreden zijn onafhankelijk. Hoge Vertegenwoordiger Josep Borrell heeft reeds
naar de Raad van de EU gecommuniceerd en in een hoorzitting met de Commissie Buitenlandse
Zaken van het Europees Parlement verklaard dat er geen sprake is geweest van het bijstellen
van de bevindingen in de «Short Assessment of Narratives and Disinformation around the COVID-19/Coronavirus
Pandemic» van 24 april jl. onder druk van een derde land. Voor alle publicaties geldt dat er
interne EU-procedures worden doorlopen die ervoor zorgen dat de analyses zorgvuldig
zijn geformuleerd alvorens ze worden gepubliceerd. Nederland heeft reeds in Brussel
onderstreept dat het van uiterst belang is dat dergelijke analyses onafhankelijk en
transparant blijven. Een verdere bespreking van deze kwestie met de Hoge Vertegenwoordiger
acht het kabinet niet opportuun.
De leden van de SGP-fractie namen met zorg kennis van berichtgeving over een verbod
in China op veel online kerkdiensten en gebedssamenkomsten.14 Een dergelijk verbod doet fundamenteel afbreuk aan de vrijheid van godsdienst. Bent
u bereid in EU-verband te pleiten voor gezamenlijke actie tegen deze ernstige mensenrechtenschending?
30. Antwoord van het kabinet
Het kabinet deelt de zorgen van de SGP-fractie ten aanzien van restricties en verboden
met betrekking tot online kerkdiensten en gebedssamenkomsten. De vrijheid van religie
en levensovertuiging in China is in de afgelopen jaren verder afgenomen. De EU heeft
op 10 maart jl. onder agenda item 4 van de VN-Mensenrechtenraad de beperkingen op
de vrijheid van religie en levensovertuiging in China genoemd (in het kader van de
onderdrukking van Oeigoerse moslims) en tevens opgeroepen tot vrijlating van pastoor
Wang Yi. Nederland heeft tijdens hetzelfde agendapunt ook op nationale titel zorgen
uitgesproken over de beperkingen die christenen, moslims en Tibetaanse boeddhisten
ondervinden in de uitoefening van hun geloof. Het kabinet blijft de situatie nauwgezet
volgen en blijft zich inspannen om de vrijheid van religie en levensovertuiging hoog
op de EU-agenda te houden, onder andere door aan te sturen op mandaatverlenging van
EU speciaal gezant religie en levensovertuiging.
Mensenrechtenschendingen in Turkije
Tot slot hebben de leden van de PVV-fractie nog vragen naar aanleiding van de onthulling
door de Nordic Monitor van documenten van een Fact Finding Commission of the Council of Europe inzake ernstige mensenrechtenschendingen door Turkije na de beweerde couppoging in
2016.15 Klopt het dat Turkije de openbaarmaking van dat rapport al zo’n vier jaar blokkeert?
Hoe kan het dat Turkije die openbaarmaking kan blokkeren? Wat is een onderzoek naar
mensenrechtenschendingen eigenlijk waard, als het land in kwestie de openbaarmaking
van een rapport daarover kan blokkeren? Welke stappen wil de Minister ondernemen om
deze Turkse censuur te doorbreken, zodat het volledige rapport openbaar zal worden?
31. Antwoord van het kabinet
Zoals uw Kamer bekend (Kamerstuk 32 735, nr. 180) hecht het kabinet veel belang aan het vrijgeven van de rapporten van het Europees
Comité voor de Preventie van Foltering (CPT). Dat is ook goed gebruik bij de partijen
van dit verdrag. Voor publicatie van het rapport is wel goedkeuring van het desbetreffende
land noodzakelijk op basis van artikel 11, tweede lid, van het CPT-Verdrag. Hoewel
Turkije CPT-rapporten van eerdere bezoeken van de CPT-commissie heeft vrijgegeven,
zijn de rapporten naar aanleiding van bezoeken in april en augustus 2016 en mei 2017
nog niet gepubliceerd. Het kabinet deelt de zorgen van de Kamer over de mensenrechtensituatie
en rechtsstaat in Turkije en stelt deze zorgen aan de orde, zowel bilateraal als via
multilaterale fora, zoals de Europese Unie en de Raad van Europa. Dat doet Nederland
ook met betrekking tot het vrijgeven van de CPT-rapporten.
Uitspraken van de Hoge Vertegenwoordiger
De leden van de GroenLinksfractie vragen de Minister te reageren op de uitspraken
van Hoge Vertegenwoordiger Joseph Borrell waarin wordt gezegd dat de multilaterale
wereldorde kapot is, de EU het initiatief moet nemen deze te «herbouwen» en gezondheidszorg
een Europese dimensie moet krijgen?16
32. Antwoord van het kabinet
Het kabinet is het oneens met de stelling dat het multilaterale stelsel kapot zou
zijn. De mate waarin het multilaterale stelsel goed, slecht of redelijk functioneert
verschilt per beleidsterrein en organisatie.
Zo is het bijvoorbeeld teleurstellend dat de VN Veiligheidsraad op veel dossiers niet
tot overeenstemming komt als gevolg van tegenstellingen tussen permanente leden van
die Raad. Dat geldt tot nog toe ook voor de COVID-19 crisis. Ook de G20 en de G7 zouden
een prominentere rol kunnen nemen bij de aanpak van de pandemie. De WHO krijgt vanuit
bepaalde landen kritiek maar vanuit andere landen juist veel steun, en speelt naar
de mening van Nederland in deze COVID-19 crisis een essentiële rol. Het zorgvuldig
opgebouwde multilaterale stelsel is juist in deze tijd onmisbaar bij de strijd tegen
het virus en de coördinatie van internationale hulp. Het IMF en de Wereldbank zijn
snel in actie gekomen met het nemen van maatregelen en verstrekken van leningen. De
VN heeft op korte termijn een Global Humanitarian Response Plan opgesteld om de acute humanitaire noden te lenigen en het Response and Recovery Fund opgericht om de gezondheids- en ontwikkelingscrisis als gevolg van COVID-19 het hoofd
te bieden. Vanuit Nederlandse optiek is het multilaterale stelsel van essentieel belang
bij de aanpak van de pandemie en de andere wereldwijde problemen die erdoor veroorzaakt
worden. Daarbij staan we ook open voor een discussie over hoe internationale organisaties
verbeterd en versterkt kunnen worden. Het belang van een daadkrachtige EU voor het
in stand houden en versterken van de multilaterale orde is groter dan ooit. Initiatieven
van de Europese Commissie zoals de recente en succesvolle pledging conferentie, georganiseerd voor het werven van fondsen voor de ontwikkeling van een
vaccin, zijn dan ook te prijzen. Diverse internationale organisaties en de door hen
aangestelde ambtsdragers nemen hun verantwoordelijkheid en wijzen beleidsmakers op
de toepasselijke internationale normen en komen op voor kwetsbare groepen.
Verder is het kabinet van mening dat bij een crisis van deze omvang een onafhankelijke
en grondige evaluatie hoort. De internationale gemeenschap is erbij gebaat lessen
te trekken uit de huidige pandemie, om de aanpak van pandemieën aan te kunnen passen
aan de laatste inzichten en het risico op een nieuwe pandemie te verkleinen.
In de evaluatie zal internationale samenwerking in gezondheidszorgbeleid zeker een
rol krijgen. Het Europese volksgezondheidsbeleid heeft al een belangrijke EU-dimensie,
maar de verantwoordelijkheid voor de organisatie en financiering van de zorg is een
nationale competentie. Deze COVID-19 crisis heeft een aantal vraagstukken meer prominent
op tafel gelegd, zoals de Europese afhankelijkheid van derde landen bij medische producten
en de beheersing van gezondheidscrises. Hierover wordt nadrukkelijk gesproken met
de Commissie en de andere EU-lidstaten.
Iran
De leden van de SP-fractie maken zich zorgen over recente ontwikkelingen in de Perzische
Golf. Dit omdat de Amerikaanse president vorige maand per tweet toestemming leek te
geven om Iraanse marineboten die Amerikaanse schepen in de regio benaderen, te beschieten.
Deze leden vragen de Minister in te gaan op de gebeurtenissen vorige maand. Wat is
er precies gebeurd voorafgaand aan de tweet? Wat heeft de Europese maritieme missie
in de regio waargenomen? Is het Amerikaans beleid aangescherpt? Hoe wordt ingezet
op de-escalatie? En klopt het dat de Iraanse marine recent per ongeluk een eigen schip
heeft beschoten?
33. Antwoord van het kabinet
De situatie in de Golfregio blijft gespannen. De afgelopen maand werd in de media
melding gemaakt van verschillende incidenten, zoals het vermeend enteren en kortstondig
vasthouden van een Hong Kong gevlagd schip, de SC Taipei, door Iraanse eenheden. Zoals
bij alle lopende operaties, kunnen over de betrokkenheid van Nederlandse eenheden
of eenheden van partnerlanden, om operationele en veiligheidsredenen geen mededelingen
worden gedaan. Voor zover bekend is er geen sprake van een wijziging in het Amerikaanse
beleid.
De inzet van het kabinet blijft onverminderd gericht op de-escalatie van regionale
spanningen en preventie van verdere incidenten. Het kabinet heeft bewust gekozen voor
deelname aan EMASoH, omdat de missie zowel een diplomatiek als een militair spoor
omvat. De militaire inzet is gericht op preventie van incidenten en weerhoudt actoren
ervan om de vrije en veilige doorvaart van de scheepvaart te verstoren. Het diplomatieke
spoor van de missie is gericht op het identificeren van manieren om het onderlinge
vertrouwen in de regio op het gebied van maritieme veiligheid te versterken. Een inclusieve
dialoog met regionale belanghebbenden maakt hier onderdeel van uit. Het sturingsorgaan
van de missie, de «Political Contact Group», volgt de ontwikkelingen in de Golf op
de voet en bekijkt hoe deze via het diplomatieke spoor opvolging kunnen krijgen.
In verschillende media verscheen de afgelopen dagen ook het bericht over de Iraanse
patrouilleboot Konarak die tijdens een oefening per ongeluk door eigen vuur tot zinken
is gebracht voor de kust van Jask. Voor zover het kabinet bekend, betreft het inderdaad
een ongeluk.
Indonesië
De leden van de SP-fractie vragen aandacht van de Minister voor de recente repressie
op de Molukken in Indonesië, waar vorige maand wederom in ieder geval tientallen activisten
zijn opgepakt voor het hijsen van de Republiek der Zuid-Molukken (RMS)-vlag. Eerder
werden ook al Papua-activisten opgepakt voor het hijsen van hun vlag, de Morgenster.17 Deze leden vragen of de Minister het ermee eens is dat deze mensen nooit opgepakt
hadden mogen worden. Is de Minister bereid in EU-verband te zoeken naar draagvlak
voor een oproep aan de Indonesische autoriteiten om deze mensen en andere, eerder
voor het hijsen van vlaggen veroordeelde activisten vrij te laten? Hoe wordt hiervoor
aandacht gevraagd in Indonesië?
34. Antwoord van het kabinet
Indonesië stelt zichtbare uitingen die verwijzen naar onafhankelijkheid, zoals het
hijsen van de RMS- en de Morgenstervlag, strafbaar. Nederland intervenieert niet in
de rechtsgang in andere landen. Wel bespreekt Nederland bilateraal (ook op politiek
niveau) en in het kader van de EU-mensenrechtendialoog met Indonesië regelmatig zaken
die de vrijheid van meningsuiting en vereniging aangaan. Inmiddels zijn 16 van de
23 gearresteerden op de Molukken weer vrijgelaten.
Suriname
De leden van de SP-fractie maken zich zorgen over de bedreiging aan het adres van
een kandidaat van de partij Strei!, Rodney Cairo, die strijdt voor een zetel in het
Surinaamse parlement.18 Later deze maand zijn er verkiezingen in Suriname. Volgens deze leden is het van
groot belang dat die eerlijk verlopen en in een veilige omgeving. Daarom vragen zij
een reactie van de Minister op deze bedreiging. Hoe wordt hiernaar gekeken? Is hier
vanuit Europa op gereageerd?
35. Antwoord van het kabinet
Betrokkene heeft aangifte gedaan van het voorval waarna de Surinaamse autoriteiten
een onderzoek zijn gestart. Het is van belang dat dit proces zorgvuldig en onafhankelijk
wordt afgewikkeld, vooralsnog zijn er geen indicaties die erop wijzen dat dit in het
gedrang is. Nederland zal deze zaak blijven volgen.
Venezuela
De leden van de SP-fractie vragen de Minister in te gaan op ontwikkelingen in Venezuela,
waar de regering zegt een couppoging te hebben verijdeld. Welk beeld heeft de Minister
hiervan? Is er inderdaad een poging tot regime change ondernomen?
36. Antwoord van het kabinet
Het kabinet is bekend met de berichten over een vermeende couppoging waarbij meerdere
personen zijn omgekomen en gearresteerd. Het kabinet heeft geen eigenstandige informatie
om deze ontwikkeling te duiden. Nederland is nog steeds van mening dat een oplossing
voor de crisis in Venezuela alleen kan worden bereikt door herstel van de democratie.
Nederland blijft daarom, samen met de EU, aandringen op geloofwaardige onderhandelingen
tussen het Maduro-regiem en de brede oppositiecoalitie.
Situatie vluchtelingenkampen Griekenland
De leden van de PvdA-fractie hebben met verbazing kennisgenomen van de voortdurende
weigering van het kabinet om alleenstaande kinderen uit Griekse vluchtelingenkampen
op te nemen. Ondanks dat 52 gemeenten zich bereid hebben verklaard de kinderen op
te willen vangen en dat steeds meer lidstaten, waaronder nu ook België en Portugal,
zijn overgegaan tot herplaatsing van de kinderen, blijft het kabinet zich halsstarrig
en kil opstellen. Wat vindt het kabinet van de verklaring van organisaties als Vluchtelingenwerk
Nederland, Stichting Vluchteling en Defence for Children waarin staat dat kinderen niet veilig zijn in de vluchtelingenkampen en niet kunnen
wachten totdat er een meerjarenprogramma is opgezet?19 In deze verklaring wordt tevens benadrukt dat deze kinderen kampen met een totaal
gebrek aan hygiëne, dreigen te worden verhandeld, uitgebuit of in de prostitutie dreigen
te komen. De leden van de PvdA-fractie vragen wanneer het kabinet eindelijk tot inzicht
komt en stopt met schijnoplossingen.
37. Antwoord van het kabinet
Zoals eerder met uw Kamer is gecommuniceerd, is Nederland geen voorstander van ad
hoc relocatie, aangezien dit niet bijdraagt aan een duurzame oplossing. Het faciliteert
de praktijken van mensensmokkelaars en stimuleert ouders om hun kinderen de gevaarlijke
oversteek te laten wagen in de hoop en verwachting om in het kader van gezinshereniging
na te kunnen reizen. De ervaring leert althans dat het in de praktijk veelal niet
gaat om verweesde kinderen, maar om (vooruitgestuurde) alleenreizende adolescenten.
Van de alleenstaande minderjarige asielzoekers die in 2019 in Nederland zijn ingewilligd,
had tot 1 mei jl. bijna 90% een nareisaanvraag ingediend. Het kabinet wil deze praktijk
niet verder stimuleren door bij te dragen aan de herplaatsing van alleenstaande minderjarige
asielzoekers. Het kabinet deelt echter de zorgen over de situatie in de Griekse vluchtelingenkampen
en ondersteunt daarom een Grieks-Nederlands initiatief gericht op de spoedige realisatie
van een voogdijsysteem voor alleenstaande minderjarige asielzoekers en de duurzame
verbetering van hun opvang en bescherming (Kamerstuk 27 062, nr. 111).
Dit initiatief draagt bij aan het verbeteren van de situatie voor alleenstaande minderjarige
asielzoekers in Griekenland en heeft daarmee een meer duurzaam karakter.
Ondertekenaars
-
, -
Eerste ondertekenaar
P.A. (Pia) Dijkstra, voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken -
Mede ondertekenaar
R. Konings, adjunct-griffier