Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Van Raan over de inzet van biomassa
Vragen van het lid Van Raan (PvdD) aan de Minister van Economische Zaken en Klimaat over biomassa (ingezonden 19 maart 2020).
Antwoord van Minister Wiebes (Economische Zaken en Klimaat), mede namens de Staatssecretaris
van Infrastructuur en Waterstaat (ontvangen 14 mei 2020). Zie ook Aanhangsel Handelingen,
vergaderjaar 2019–2020, nr. 2423.
Vraag 1
Hoeveel biomassa (tonnen droge stof/jaar) is er in totaal in 2019 in de vier Nederlandse
kolencentrales verbrand? Kunt u dit uitsplitsen per centrale?
Antwoord 1
Ik beschik op dit moment niet over deze exacte informatie. Per jaar wordt door de
energieproducenten over de duurzaamheid van alle voor subsidie ingezette biomassaleveringen
gerapporteerd via de conformiteitsjaarverklaring. De energieproducenten moeten de
conformiteitsjaarverklaringen over 2019 voor 1 mei 2020 aanleveren. Over individuele
centrales wordt niet gerapporteerd, omdat dit concurrentiegevoelige informatie kan
bevatten.
Vraag 2
Klopt het dat deze kolencentrales nog ruimte hebben binnen de bestaande vergunningen
om meer biomassa te verbranden dan ze nu doen? Zo ja, hoeveel?
Antwoord 2
Ik beschik niet over het exacte beeld van de ruimte die er nog in de vergunningen
is. Bij afgifte van de SDE-beschikkingen is getoetst of de vergunning ten minste toereikend
is voor de aanvraag. Daarbij is gebleken dat er in principe ruimte is om meer biomassa
in te zetten, maar de (ontwikkelingen van) de vergunningsgegevens worden door de Rijksdienst
voor Ondernemend Nederland (RVO.nl) niet bijgehouden.
Vraag 3, 4, 5, 6
Acht u dat wenselijk? Zo nee, wat gaat u doen om die mogelijkheden tot uitbreiding
te beperken?
Klopt het dat deze kolencentrales bovenop de bestaande vergunde ruimte technisch gezien
nog verder zouden kunnen opschalen in het stoken van houtige biomassa? Zo ja, hoeveel?
Acht u dat wenselijk? Zo nee, wat gaat u doen om te voorkomen dat de maximale capaciteit
wordt vergroot?
Kunt u aangeven hoe u uitvoering geeft aan de gewijzigde motie-Koffeman c.s. (Eerste
Kamer, Kamerstuk 35.300, O) over het stopzetten van subsidies voor hout-bijstook in
kolencentrales?
Antwoord 3, 4, 5, 6
We hebben nagenoeg alle technologische opties nodig om de klimaatopgave te realiseren.
Ook het gebruik van duurzame biomassa voor energieproductie kunnen we op dit moment
niet uitsluiten. Het is technisch mogelijk de kolencentrales vrijwel geheel op biomassa
te laten draaien, maar dit vraagt ook om investeringen. De omvang hiervan verschilt
per centrale. Het is aan de energiebedrijven of en in hoeverre zij het gebruik van
duurzame biomassa zouden willen opschalen. Het kabinet heeft hierover duidelijk aangegeven,
onder andere in reactie op de motie Koffeman c.s., dat er geen nieuwe subsidiebeschikkingen
voor de bij- en meestook van duurzame biomassa meer zullen worden afgegeven.
Vraag 7
Van welke leverancier(s) en uit welk landen (of gebieden) kwam de biomassa die in
elk van de vier kolencentrales in 2019 werd verbrand? Kunt u dit uitsplitsen per centrale?
Antwoord 7
Ik beschik op dit moment niet over deze exacte informatie. Zoals aangegeven in mijn
antwoord op vraag 1 wordt door de energieproducenten over de duurzaamheid van alle
voor subsidie ingezette biomassaleveringen gerapporteerd via de conformiteitsjaarverklaring.
In deze verklaring wordt ook over de herkomst van de biomassa gerapporteerd. Over
individuele centrales wordt door RVO.nl niet gerapporteerd, omdat dit concurrentiegevoelige
informatie kan bevatten.
Vraag 8
Op welke wijze wordt er over de biomassa die in kolencentrales wordt verbrand, gerapporteerd?
Wordt in die rapportages de negatieve ecologische impact van die biomassa betrokken?
Antwoord 8
Per jaar wordt door de energieproducent over de duurzaamheid van alle voor subsidie
ingezette biomassaleveringen gerapporteerd via de conformiteitsjaarverklaring die
wordt gecontroleerd door een conformiteitsbeoordelingsinstantie (CBI). Deze verklaring
is te downloaden via www.rvo.nl/duurzaamheidseisen. Op de conformiteitsjaarverklaring mogen alleen leveringen staan waarvan is aangetoond
dat die aan de Nederlandse duurzaamheidscriteria voldoen.
Vraag 9, 10
Aan welke eisen/certificering moest de houtige biomassa die in 2019 in kolencentrales
werd verbrand, voldoen?
Kunt u aangeven of de biomassa verbrand in de kolencentrales in 2019, voldeed aan
de wettelijke duurzaamheidscriteria of ook aan bovenwettelijke criteria?
Antwoord 9, 10
De eisen staan in de ministeriële regeling conformiteitsbeoordeling vaste biomassa
voor energietoepassingen (Stcrt. 2017, 70368). Er zijn certificaten waarmee (deels) aan deze eisen kan worden voldaan. Deze certificaten
staan vermeld op de RVO-website. Of aan de eisen is voldaan, wordt definitief beoordeeld
op basis van de conformiteitsjaarverklaringen.
Vraag 11, 12
Klopt het dat de vier kolencentrales in gesprek zijn met milieuorganisaties over de
certificering van de biomassa die op dit moment wordt verbrand in kolencentrales?
Zijn deze gesprekken al afgerond? Zo ja, wat is het resultaat? Zo nee, zijn er onoverbrugbare
verschillen opgekomen en welke onderdelen betreft dat dan?
Kunt u zich voorstellen dat het in het belang is van energiebedrijven om tijd te rekken
aangezien er dan minder duurzaamheidseisen gelden? Acht u het wenselijk dat zo lang
er gesproken wordt er geen aangescherpte eisen gelden? Zo nee, wat gaat u daar aan
doen?
Antwoord 11, 12
RVO.nl kijkt als uitvoerder van de SDE-regeling alleen naar de wettelijke duurzaamheidscriteria.
Het deel van de duurzaamheidseisen dat niet in de wet is vastgelegd worden de bovenwettelijke
duurzaamheidseisen genoemd. Deze duurzaamheidseisen zijn – als onderdeel van alle
overeengekomen duurzaamheidseisen – vastgelegd in een convenant dat de milieuorganisaties
en de energiebedrijven in 2015 hebben gesloten. De overheid is bij dit convenant geen
partij. Dit convenant kent een eigen regeling van monitoring en rapportage door de
energiebedrijven. De milieuorganisaties en de energiebedrijven zijn op dit moment
in overleg over aanvullende afspraken. Die aanvullende afspraken zien op de wijze
van goedkeuring van certificatieschema’s die de energiebedrijven mogen gebruiken om
aan te tonen dat biomassa aan de bovenwettelijke duurzaamheidseisen voldoet. Dit overleg
heeft geresulteerd in vergevorderde concepten voor een «toetsingsprotocol» dat daarop
ziet. Dit is vooralsnog echter niet definitief tussen de partijen afgesproken.
Vraag 13
Op welke wijze worden de afspraken uit het Energieakkoord (zoals niet meer dan 25
Petajoule bijstook) gehandhaafd? Wat is de stand van zaken?
Antwoord 13
In het Energieakkoord is afgesproken dat niet meer dan 25PJ bij- en meestook van duurzame
biomassa wordt gestimuleerd. Dat is gerealiseerd door in de SDE+ slechts ruimte voor
25PJ gesubsidieerde energieproductie mogelijk te maken. Op dit moment is alle subsidie-ruimte
hiervoor beschikt.
Vraag 14
Klopt het dat de emissievergunningen van kolencentrales uitgaan van concentraties
per normaal kubieke meter (Nm3)?
Antwoord 14
Ja, de emissies worden uitgedrukt in milligram (mg) per normaal kubieke meter droog
rookgas.
Vraag 15
Is er ook een beperking opgenomen voor het aantal uit te stoten kubieke meters? Zo
nee, waarom niet?
Antwoord 15
Nee. Het nominaal thermisch ingangsvermogen wordt gebruikt voor de beperking van de
emissies, omdat het bepalen van de variaties in het aantal kubieke meters rookgas
onvoldoende nauwkeurig is.
Vraag 16
Klopt het dat bij de verbranding van een brandstof met een lagere energetische waarde
meer kubieke meters uitstoot vrijkomen voor de productie van dezelfde hoeveelheid
energie?
Antwoord 16
Nee, dat is van meerdere factoren afhankelijk, zoals brandstofsamenstelling, rendement
van de installatie en belasting van de installatie.
Vraag 17
Klopt het dat door de overstap van kolen naar biomassa de netto emissie per geproduceerd
kWh toeneemt, ondanks dat de concentratienorm gelijk blijft? Zo ja, hoeveel is de
netto toename per geëmitteerde stof geweest bij de verschillende kolencentrales gedurende
hun (gedeeltelijke) overstap van kolen naar biomassa (bijstook)?
Antwoord 17
Uit het DNV-GL rapport 19-1033 «Gevolgen van de inzet van biomassa voor elektriciteit
en warmte productie op emissies naar lucht» blijkt dat er in een kolencentrale die
30% houtpellets bijstookt 1% meer NOx en stof ontstaat, dan bij het gebruik van 100% kolen. Bij volledige vervanging van
kolen door houtpellets zou de formatie van NOx en stof met ongeveer 4,5% toenemen. Gezien het grote aantal variabelen die invloed
hebben op de emissie en het rendement is het niet mogelijk om de emissietoename per
kolencentrale te kwantificeren. De SO2-emissie bij het stoken van hout(pellets) ligt lager door het lagere zwavelgehalte
in hout ten opzichte van kolen.
Vraag 18
Klopt het dat door de verandering van brandstof binnen de bestaande vergunningen meer
schadelijke stoffen uitgestoten kunnen worden? Is dat toegestaan?
Antwoord 18
Dit kan alleen als de wijziging van de brandstof door het bevoegd gezag als een milieuneutrale
wijziging wordt gezien. Wanneer dat niet het geval is dient er aanpassing van de vergunning
plaats te vinden.
Vraag 19
Acht u het wenselijk dat er meer stikstofoxiden, fijnstofdeeltjes en zwaveldioxiden
worden uitgestoten? Zo nee, wat gaat u doen om dat te voorkomen? Komt u met strenge
nationale absolute normen?
Antwoord 19
Uiteraard is het wenselijk de emissies zo laag mogelijk houden. Daarvoor zijn regels
gesteld in het Activiteitenbesluit en maakt het bevoegd gezag een extra afweging op
basis van BBT en verwerkt deze in de vergunning. Zie verder het antwoord op de vragen
21 t/m 25. Overigens zijn bij de overgang van kolenstook naar biomassastook de emissies
van SO2 beduidend lager.
Vraag 20
Heeft u kennisgenomen van het advies van Mobilisation for the Environment (MOB) aan
de commissie Remkes?1
Antwoord 20
Ja.
Vraag 21
Deelt u de stelling van de MOB dat de vergunde emissie van stikstofoxiden (NOx) bij de RWE-centrale Eemshaven technisch gezien teruggebracht kan worden van ruim
twee miljoen kilogram NOx naar een miljoen kilogram NOx? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 21
Nee. De emissies van grote biomassacentrales moeten voldoen aan de emissie-eisen in
het Activiteitenbesluit en de vergunning. Zoals bij de vragen 22 t/m 25 nader toegelicht
voldoen de Nederlandse biomassacentrales aan BBT en liggen de emissieniveaus royaal
binnen de BBT-range van de in 2017 vastgestelde Europese BBT-conclusies. Het verder
aanscherpen van eisen is een kwestie van integrale afweging binnen de technische grenzen
van de biomassacentrale. Zo kan een hoog verwijderingsrendement voor NOx, ammoniakslip veroorzaken dat nuttige toepassing van vliegas kan belemmeren. Het
is aan het bevoegd gezag om deze integrale afweging te maken.
Vraag 22, 23, 24, 25
Deelt u de stelling dat ook bij andere kolencentrales en grote biomassacentrales technisch
gezien de vergunde NOx-emissies omlaag kunnen? Zo nee, waarom niet?
Klopt het dat de emissie normen voor biomassacentrales niet in lijn zijn met de Best
Beschikbare Technieken (BBT)? Zo nee, waarom niet?
Is het huidig beleid naar uw mening in lijn met Europese wetgeving zoals vastgelegd
in de Richtlijn Industriële Emissies (2010/75/EU)? Klopt het dat hierin is geregeld
dat vergunningverlening gebaseerd moet zijn op de BBT? Zo nee, hoe zit het dan wel?
Wat gaat u doen om te garanderen dat de BBT geëist gaan worden bij de vergunningverlening
en bouw van alle biomassacentrales?
Antwoord 22, 23, 24, 25
De emissies van de kolencentrales en andere grote biomassacentrales moeten voldoen
aan zowel de emissie-eisen in het Activiteitenbesluit als de emissie-eisen in de vergunning.
Bij de vergunningverlening spelen de «beste beschikbare technieken» (BBT) een belangrijke
rol. De BBT worden in Europa in BBT-conclusies vastgesteld. De meest recente BBT-conclusies
zijn in augustus 2017 vastgesteld en inmiddels geïmplementeerd in de algemene regels
van het Activiteitenbesluit op een niveau dat haalbaar is voor elke installatie in
Nederland.
Daarnaast moeten bevoegde instanties bepalen of een individuele centrale voldoet aan
BBT, zoals dit in de BBT-conclusies is vermeld: de zogenoemde BBT-toets. Bij de toepassing
van BBT geldt namelijk niet één gefixeerde emissie-eis, maar een range waarbinnen
het bevoegd gezag moet vaststellen welke eis in een concreet geval gesteld moet worden.
Als de BBT-toets dit aangeeft, worden de vergunningen en de installaties aangepast.
Dit moet binnen de wettelijke termijn, d.w.z. vóór augustus 2021 zijn gebeurd. In
het kader van het Schone Lucht Akkoord hebben een groot aantal bevoegde instanties
en het Rijk afgesproken zoveel mogelijk strenger te gaan vergunnen.
In onderstaande tabel2 is de BBT-range en de eisen in het Activiteitenbesluit voor NOx weergegeven.
Vermogen
BBT-range (nieuw)
BBT-range
In bedrijf voor 2017
Emissiegrenswaarde
Activiteitenbesluit
NOx
50–100 MW
120–200 mg/Nm3
120–275 mg/Nm3
110 mg/Nm3
100–300 MW
100–200 mg/Nm3
100–220 mg/Nm3
110 mg/Nm3
> 300 MW
65–150 mg/Nm3
95–150 mg/Nm3
110 mg/Nm3
De betreffende biomassacentrales zijn allen van voor 2017.
Daarnaast wordt in opvolging van het SLA een onderzoek uitgevoerd door TNO die zal
moeten uitwijzen in hoeverre het mogelijk is om eisen nog verder aan te scherpen voor
kleine en middelgrote stookinstallaties (<50MW).
Vraag 26
Klopt het dat bij de bouw van biomassacentrale van Bio Forte in Zaanstad de initiële
NOx-norm (275 mg/Nm3) verlaagd is naar 100 mg/Nm3 en daarna nog verder verlaagd is naar 50 mg/Nm3?
Antwoord 26
Ja.
Vraag 27
Kunt u aangeven waarom de norm op deze locatie zoveel scherper gesteld kon worden
dan eerder vereist? Kunt u aangeven welke norm is vastgelegd in het Activiteitenbesluit?
Antwoord 27
Ten eerste gaat het hier om een nieuwe biomassacentrale. In de ontwerpfase zijn meer
mogelijkheden om lage emissies te realiseren. Daarnaast is de locatie van de centrale
in een woonwijk en heeft de stikstofproblematiek geleid tot deze zeer lage NOx-eis. De grenswaarde in het Activiteitenbesluit is 275 mg/Nm3. Voor zover bekend wordt bij Bio Forte verder gegaan dan bij enige biomassacentrale
in Europa in zijn vermogensklasse.
Vraag 28
Gegeven dat de vergunningverlening in Zaanstad aantoont dat emissienormen veel strenger
gesteld kunnen worden, ziet u aanleiding om de emissienormen in het Activiteitenbesluit
aan te scherpen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 28
Aan TNO is opdracht verleend om te onderzoeken waar aanscherping van de emissie-eisen
in het Activiteitenbesluit voor het gebruik van biomassa mogelijk is. In het onderzoek
wordt ook de installatie in Zaanstad meegenomen. Bedacht moet worden dat het Activiteitenbesluit
geldt voor elke installatie in Nederland en dat hier ging om een specifieke lokale
situatie.
Vraag 29
Deelt u de conclusie van de MOB dat de huidige, onnodig hoge, NOx-normen wenselijke
ontwikkelingen in de weg staan? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 29
Nee, via de stikstofaanpak werkt het kabinet hard aan maatregelen om de stikstofuitstoot
en -depositie terug te brengen. Het Schone Lucht Akkoord draagt hier ook aan bij.
Inzet van het Schone Lucht Akkoord is om in alle relevante sectoren een dalende trend
in te zetten van emissies naar de lucht, met als doel 50% gezondheidswinst in 2030
ten opzichte van 2016 te behalen, voor de gezondheidseffecten afkomstig van Nederlandse
bronnen. Hiertoe wordt onder meer onderzocht in hoeverre emissienormen voor kleine
tot middelgrote biomassa-installaties kunnen worden aangescherpt.
Vraag 30
Is uw ambtscollega, de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, ervan op
de hoogte dat u momenteel de bouw van honderden biomassacentrales subsidieert die
niet voldoen aan de Europese wetgeving en een onnodig hoge stikstofoxide-uitstoot
veroorzaken? Zo nee, wilt u haar dat persoonlijk melden?
Antwoord 30
Het kabinet is ervan overtuigd dat de inzet van duurzame biomassa noodzakelijk is
voor het behalen van de klimaatopgave en de transitie naar een circulaire economie.
Zoals ik in mijn eerdere antwoorden heb aangegeven, voldoen alle kolen- en biomassacentrales
aan de Europese wetgeving en onderzoekt het kabinet in hoeverre de emissienormen voor
kleine tot middelgrote biomassa-installaties (0,5–50 MW) kunnen worden aangescherpt.
Vraag 31, 32
Deelt u de conclusie van de MOB dat de NOx-norm verlaagd kan worden tot een jaargemiddelde
van 50 of zelfs 30–40 mg/Nm3 (afhankelijke van het vermogen)? Zo nee, waarom niet?
Bent u bereid om, zoals de MOB adviseert, de emissienormen stevig aan te scherpen?
Antwoord 31, 32
Het kabinet is bereid om de emissienormen voor kleine tot middelgrote installaties
aan te scherpen voor zover dit technisch en economisch haalbaar is. Het onderzoek
door TNO zal moeten uitwijzen in hoeverre dit mogelijk is. Voor grote stookinstallaties
ligt de verantwoordelijkheid bij het bevoegd gezag om verder aan te scherpen via de
vergunning.
Vraag 33
Bent u bereid om, zoals de MOB adviseert, de subsidie op biomassa stook voor alle
vermogens met onmiddellijke ingang stil te leggen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 33
Nee, dit zou de energietransitie onnodig vertragen.
Vraag 34
Kunt u aangeven waarom is afgesproken in het Klimaatakkoord dat de emissienormen voor
biomassacentrales pas aangescherpt worden in 2022? Welke reden is daarvoor, behalve
dat het op dat moment waarschijnlijk te laat is omdat het merendeel van de biomassacentrales
dan reeds vergund zullen zijn (met de veel te ruime emissienormen)?
Antwoord 34
Ik verwacht het rapport van bovenstaand onderzoek van TNO in het tweede kwartaal van
2020. Het proces van een zorgvuldige beleidsvorming en de te nemen stappen in het
wetgevingsproces leiden ertoe dat publicatie in het Staatsblad niet eerder dan 1 januari
2022 kan plaatsvinden.
Vraag 35
Ziet u reden om op zeer korte termijn de vergunningverlening van biomassacentrales
stop te zetten om vervolgens zo snel mogelijk een aangescherpte emissienorm op te
stellen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 35
Zie mijn antwoord op de vorige vragen. Het beleid is erop gericht op aanscherping
van de algemene regels voor middelgrote stookinstallaties en het eventueel aanscherpen
van vergunningen van grote stookinstallaties in het kader van het Schone Lucht Akkoord.
Vraag 36, 37, 38
Acht u het wenselijk dat gemeenten dure maatregelen moeten nemen om de luchtkwaliteit
te verbeteren en de stikstofdepositie te reduceren, terwijl u extra, en onnodige,
uitstoot subsidieert?
Acht u het wenselijk dat het Rijk dure maatregelen, zoals uitkoopregelingen in de
veehouderij, moet nemen om de luchtkwaliteit te verbeteren en de stikstofdepositie
te reduceren, terwijl u extra, en onnodige uitstoot subsidieert?
Acht u het wenselijk dat het Rijk maatregelen, zoals bijvoorbeeld subsidies voor elektrische
auto’s, moet nemen om de luchtkwaliteit te verbeteren en de stikstofdepositie te reduceren,
terwijl u extra, en onnodige uitstoot subsidieert?
Antwoord 36, 37, 38
Ik deel de mening niet dat er onnodige uitstoot gesubsidieerd wordt. Duurzame biomassa
is nodig om de klimaatopgave en de transitie naar een circulaire economie te realiseren.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
E.D. Wiebes, minister van Economische Zaken en Klimaat -
Mede namens
S. van Veldhoven-van der Meer, staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.