Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over de inwerkingtreding van de Omgevingswet
33 118 Omgevingsrecht
Nr. 144
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 14 mei 2020
De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken heeft een aantal vragen en opmerkingen
voorgelegd aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over de brief
van 1 april 2020 over de inwerkingtreding van de Omgevingswet (Kamerstuk 33 118, nr. 139).
De vragen en opmerkingen zijn op 8 april 2020 aan de Minister van Binnenlandse Zaken
en Koninkrijksrelaties voorgelegd. Bij brief van 12 mei 2020 zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie, Ziengs
De griffier van de commissie, Roovers
I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Inbreng VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie bedanken de Minister voor Milieu en Wonen voor de brief
over de inwerkingtreding van de Omgevingswet. In de brief wordt medegedeeld dat de
beoogde inwerkingtreding van de Omgevingswet per 1 januari 2021 niet mogelijk is. Dat betekent ook dat het ontwerp van het
koninklijk besluit (KB) inzake inwerkingtreding niet voor 1 juli 2020 bij beide Kamers
der Staten-Generaal wordt voorgehangen. De leden van de VVD-fractie begrijpen dat
dit enerzijds te maken heeft met het feit dat voor een goede implementatie van het
Digitaal Stelsel Omgevingswet (DSO) nog flink wat stappen moeten worden gezet vooral
ook bij de organisaties die met het stelsel aan de slag moeten. Anderzijds begrijpen
de leden dat dit ook veroorzaakt wordt door de genomen maatregelen in het kader van
het coronavirus.
De leden van de VVD-fractie hebben daar begrip voor, maar zij zijn én blijven voorstander
van invoering van de nieuwe Omgevingswet op een zo kort mogelijke termijn. Van uitstel
mag dan ook beslist geen afstel komen, zo benadrukken zij. Zij lezen dan ook met instemming
dat de Minister stelt dat het bij het uitstel niet gaat over de vraag óf het stelsel
in werking treedt maar wanneer. Zij vragen de Minister dat nog eens te bevestigen.
In de brief wordt geen inzicht gegeven in de nieuwe inwerkingtredingsdatum. De leden
van de VVD-fractie vernemen graag wanneer het voornoemde ontwerp van het KB inzake
inwerkingtreding nu wordt voorgehangen. Zij gaan ervan uit dat deze voorhang nog wel
deze kabinetsperiode plaatsvindt. Zij vragen de Minister daar op in te gaan en hopen
op een bevestiging van deze aanname. En daarom vragen zij wanneer de Minister verwacht
dat de nieuwe Omgevingswet nu wel in werking kan gaan treden, en wanneer zij verwacht
dit te kunnen communiceren richting de Kamer?
De Minister heeft tijdens het AO Omgevingswet (d.d. 15 januari 2020) (Kamerstuk 33 118, nr. 138) aangegeven dat er gebruikerstesten plaatsvinden voor het DSO, waarbij input van
toekomstige gebruikers wordt geïnventariseerd en gebruikt om het DSO te verbeteren
en klaar te maken voor de invoering. De leden van de VVD-fractie begrijpen dat het
uitvoeren van deze tests in deze tijd wellicht doorgeschoven gaat worden, maar verzoeken
de Minister dringend om waar dit mogelijk is, de tests nu wel te blijven uitvoeren.
Kan de Minister aangeven hoe dit voor de komende periode wordt ingeregeld?
Er lijken geen tests in de planning te staan voor zakelijke gebruikers, dus voor bedrijven
die bijvoorbeeld een vergunning zullen moeten gaan aanvragen via het DSO of die zich
via het DSO op de hoogte moeten stellen van de geldende regels in een gemeente. Het
is van belang dat ook deze doelgroep moeiteloos gebruik kan maken van het DSO zodra
deze online gaat. Om dat te garanderen is het raadzaam om nu, tijdens deze fase van
testen, al gebruik te maken van de kennis die uit een gebruikerstest met deze doelgroep
zal voortkomen.
Kan de Minister toezeggen dat er ook gebruikerstests worden georganiseerd voor de
doelgroep zakelijke gebruikers, zodat ook de ervaring uit de tests met deze doelgroep
kunnen worden verwerkt in het uiteindelijke ontwerp van het DSO?
Inbreng PVV-fractie
De leden van de PVV-fractie verwijzen naar een artikel in de NRC van 1 april 2020
met als titel «Minister hield zorgen over Omgevingswet achter» met daarin het volgende
citaat:
«De top van Binnenlandse Zaken hield grote zorgen over de Omgevingswet binnenskamers. Op het ministerie was al maanden bekend dat de geplande invoering
op 1 januari 2021 vrijwel onhaalbaar was.»
De leden van de PVV-fractie vragen hoe het kan dat de Minister «openlijk vol goede
moed» heeft volgehouden dat de Omgevingswet op 1 januari 2021 in werking zou treden,
zij in februari jl. tijdens de behandeling in de Eerste Kamer nog zei dat «er voldoende
vertrouwen is dat die datum haalbaar is», terwijl binnen het Ministerie van Binnenlandse
Zaken allang duidelijk was dat de geplande invoering onhaalbaar zou zijn?
Waarom werd uitstel van invoering pas formeel aangekondigd korte tijd nadat de pers
over «interne grote zorgen» binnen het ministerie had bericht?
Waarom zijn deze «interne grote zorgen» niet direct met de Kamer gedeeld, maar werden
ze verzwegen?
De samenwerking tussen overheidsdiensten bij de invoering van de Omgevingswet loopt
spaak, voornamelijk wegens gebrek aan landelijke regie (zoals op meerdere terreinen
het geval is, maar dat terzijde). NRC schrijft daarover: «Deelnemende organisaties
nemen onderling «revanche» als ze invloed kwijtraken en «hopen dat iemand anders de
zwartepiet krijgt» als het fout loopt.»
Hoe gaat de Minister dit kinderlijke getouwtrek oplossen, zo vragen de leden van de
PPV-fractie?
Hoe gaat de Minister ervoor zorgen dat partijen «stoppen met het bevechten van territorium»?
Gaat de Minister nu eindelijk de regie nemen, teneinde te voorkomen dat de Omgevingswet
– ook op langere termijn, na uitstel van inwerkingtreding – het zoveelste ICT-drama
bij de overheid wordt? Zo ja, hoe?
Was de geplande inwerkingtreding van de Omgevingswet wellicht wél mogelijk geweest
indien de Minister zorgen en problemen – ook zeker bij het DSO – tijdig had gesignaleerd,
deze tijdig met de Kamer had gedeeld, bediscussieerd en opgelost én vooral tijdig
de regie had genomen?
In haar brief schrijft de Minister: «Ik zal na overleg met de bestuurlijke partners
met een voorstel voor een nieuwe inwerkingtredingsdatum komen.»
De leden van de PVV-fractie vragen op welke termijn de Minister verwacht – alles overwegende
– dat de Omgevingswet in werking zal treden?
Hoeveel uitstel acht de Minister noodzakelijk om alle problemen op te lossen?
NRC schrijft: «De uitbraak van het coronavirus, stelde een ingewijde voordat woensdag
de brief verscheen, kon nog wel eens een «dankbaar excuus» worden om uitstel af te
dwingen zonder eigen fouten te erkennen.»
De leden van de PVV-fractie vragen de Minister hierop te reageren.
Inbreng CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben kennis genomen van brief van de regering van 1 april
jl. inzake de inwerkingtreding Omgevingswet. Zij hebben nog enkele vragen.
De leden van de CDA-fractie zijn teleurgesteld dat de beoogde inwerkingtreding per
1 januari a.s. niet haalbaar bleek, te meer daar zij verschillende malen uitdrukkelijk
aandacht gevraagd hebben voor met name het ICT-deel van de invoeringsoperatie. Graag
vernemen zij of invoering wel doorgang had gevonden als geen sprake was van de coronacrisis.
Als dat niet het geval is, dan vernemen deze leden graag door wie (of wat) overschrijding
van de termijn veroorzaakt wordt. Graag vernemen zij daarbij de appreciatie van de
Minister.
De leden van de CDA-fractie vragen of alle deelnemers nog voor de volle 100% achter
de invoering van de Omgevingswet staan. Zij lezen dat de coronacrisis leidt tot vragen
over de gevolgen voor de implementatie en inwerkingtreding van de Omgevingswet en
dat daarover verschillende signalen worden gegeven. Graag zien deze leden dat nader
uiteengezet.
De leden van de CDA-fractie hebben door signalen van andere overheden vernomen dat
de participatie (zoals inspraak bijeenkomsten) tot problemen leidt vanwege de corona-maatregelen.
Graag vernemen zij op welke wijze andere overheden inspraakavonden hadden moeten organiseren
als er geen sprake zou zijn geweest van uitstel.
De leden van de CDA-fractie vernemen graag op welke datum wel aangegeven kan worden
wat de nieuwe datum van inwerkingtreding zal zijn.
De leden van de CDA-fractie wijzen erop dat er gemeenten en provincies zijn die al
vooruitlopend op de implementatie op 1-1-2021 een aantal plannen in voorbereiding
hebben op basis van de nieuwe regelgeving. Graag vernemen zij of het voor hen mogelijk
is om deze door te zetten op basis van de Crisis- en herstelwet en of de regering
bereid is om, indien nodig, hiervoor een spoedaanpassing van de Crisis- en herstelwet
te doen.
De leden van de CD-fractie zien graag een overzicht tegemoet van alle voorgenomen
wijzigingen van het Omgevingswetstelsel die reeds zijn aangekondigd in Kamerbrieven
en debatten, zoals de AMvB ter uitwerking van het gewijzigd amendement van het lid
Ronnes c.s. (Kamerstuk 35 133, nr. 34) over de publiekrechtelijk afdwingbare regeling voor financiële bijdragen (debat
Aanvullingswet grondeigendom, Handelingen II 2019/20, item 10, nr. 22) en de uitwerking
van de aangenomen motie van het lid Rietkerk c.s. over de aanwijzingsbevoegdheid van
provincies in omgevingsverordening industrieterreinen (Kamerstuk 35 054, I)
De leden van de CDA-fractie lezen dat «een goede voortgang van de afronding van regelgeving
van groot belang blijft zodat de toekomstige gebruikers van de Omgevingswet zo vroeg
mogelijk voor de inwerkingtreding weten wat de regelgeving zal inhouden.» (blz. 7
Kamerstuk 33 118, nr. 139). Zij vraag daarom of er een minimale tijdsduur is die moet zitten tussen de afronding
van de regelgeving en de datum van inwerkingtreding? Zo ja, welke?
Inbreng D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van het besluit tot uitstellen van
de inwerkingtreding van de Omgevingswet. Deze leden hechten waarde aan een zorgvuldig
implementatietraject van de Omgevingswet. Zij hebben nog enkele vragen die zij aan
de regering willen voorleggen.
De leden van de D66-fractie constateren dat reeds 79% van de aangesloten bevoegd gezagen
aansluiting van hun vergunningensystemen hebben gestart. Deze leden lezen daarnaast
dat wordt beoogd de overige bevoegde gezagen dit kwartaal in te plannen. Deze leden
vragen hoe groot naar verwachting de groep is die in het laatste kwartaal van 2020
nog niet is aangesloten op het DSO-LV, en wat de consequenties hiervan zijn, gegeven
dat dit een belangrijke randvoorwaarde is voor de werking van het DSO?
De leden van de D66-fractie zijn content te zien dat er deze maand eerste mogelijkheden
beschikbaar komen voor gebruikers om met het DSO te oefenen. Deze leden vragen op
welke termijn er meer duidelijkheid wordt verwacht rondom aanvullende mogelijkheden
tot oefenen die binnenkort worden verwacht?
De leden van de D66-fractie constateren dat er momenteel slechts 1 gemeente is met
een correct werkende aansluiting voor het publiceren van omgevingswetbesluiten. Deze
leden vragen of de regering hierop kan reflecteren en vragen welke aanvullende acties
worden ondernomen om dit aantal te verhogen?
De leden van de D66-fractie lezen dat er mogelijk een gedifferentieerde aanpak nodig
is per keten en bevoegd gezag om tot tijdige implementatie van het DSO te komen. Deze
leden vragen of er nader uiteengezet kan worden wat er onder de gedifferentieerde
aanpak wordt verstaan. Daarnaast vragen zij of er voldoende capaciteit beschikbaar
is bij leveranciers voor de softwarekoppelingen aan de verschillende ketens?
De leden van de D66-fractie vragen de regering of zij uiteen kan zetten hoeveel gemeenten
en provincies momenteel een Omgevingsvisie hebben opgesteld? Deze leden vragen daarnaast
wat er aan inspanningen wordt verricht om gemeenten en provincies die nog geen Omgevingsvisie
hebben vastgesteld, te ondersteunen?
De leden van de D66-fractie vragen wat de eventuele financiële gevolgen zijn van het
uitstellen van de inwerkingtreding voor het Rijk en de overige bestuurslagen die onder
de Omgevingswet gaan vallen?
Inbreng fractie van GroenLinks
De leden van de fractie van GroenLinks hebben met enige zorg kennisgenomen van de
brief van de Minister voor Milieu en Wonen over het uitstel van de invoering van de
Omgevingswet. Deze leden hebben hier een groot aantal vragen over en willen ook hun
visie op de ontstane situatie delen.
Zoals bekend zijn de leden van de fractie van GroenLinks vanaf het begin geen voorstander
geweest van de invoering van de Omgevingswet. Kort gezegd komt het erop neer dat deze
leden de afgelopen jaren niet overtuigd zijn geraakt van de invoering van de Omgevingswet
en vrezen zij dat de invoering van de Omgevingswet een deregulering zal betekenen
van het Nederlandse ruimtelijke ordeningsbeleid. Voor dit schriftelijk overleg zullen
de aan het woord zijnde leden zich evenwel beperken tot het nu voorliggende besluit
van het kabinet om de invoering uit te stellen.
De leden van de fractie van GroenLinks vinden het verstandig dat Minister nu kiest
voor het uitstellen van de invoering. Dit sluit aan bij de signalen en vragen over
het realistische invoeringstraject die de aan het woord zijnde leden eerder hebben
gedeeld met en gesteld aan de Minister. De aan het woord zijnde leden hebben allerlei
vragen bij het uitstel zoals de Minister dat nu besloten heeft. Daarom hebben zij
hierover de volgende concrete vragen:
– Kan het Minister de voor- en nadelen van uitstel en afstel van de invoering in kaart
brengen?
– Kan de Minister toelichten wat er mis zal gaan als het huidige stelsel in stand zou
blijven wanneer van uitstel afstel zou komen? Wat gaat er mis als het huidige stelsel
gewoon blijft werken?
De leden van de fractie van GroenLinks vragen zich af of alleen meer tijd een goede
invoering op een later moment alsnog kan garanderen. Daarom willen zij graag van de
Minister weten of zij bereid is om op specifieke punten nog met aanpassingen en verbeteringen
van het stelsel te komen? Zo ja, aan welke aanpassingen denkt zij? Zo neen, waarom
niet?
Zoals gezegd hebben de leden van de fractie van GroenLinks met enige zorg kennisgenomen
van het besluit om de invoering uit te stellen. De zorg en ook verbazing van de aan
het woord zijnde leden zit met name ook bij de gang van zaken. Deze leden willen graag
heel precieze beschrijving van de gang van zaken van de Minister ontvangen. De Minister
schrijft dat de huidige coronacrisis een reden van uitstel is. Kan de Minister dit
nader toelichten en kan zij daarbij ook aangeven of zij had verwacht dat zonder de
coronacrisis wel over had kunnen worden gegaan tot invoering per 1 januari 2021?
De Minister zal na overleg met de bestuurlijke partners meer inzicht verschaffen in
de nieuwe inwerkingtredingsdatum. Wanneer is dit overleg? Wat is de inzet van de Minister
bij dit overleg?
Verder schrijft de Minister dat zij voorafgaand aan het debat over het inwerkingtredings-KB
inzicht wil geven in de stand van zaken met betrekking tot financiële aspecten van
de invoering van de Omgevingswet. De aan het woord zijnde leden willen nu al een actuele stand van zaken hiervan
ontvangen. Deze leden krijgen ook van decentrale overheden signalen dat er zorgen
zijn over de vraag of er wel voldoende budgetten zijn om de invoering alsnog goed
te kunnen organiseren. Deze onzekerheid zou wat deze leden betreft zo snel mogelijk
moeten worden opgelost. Daarom vragen zij de Minister om concreet aan te geven of
er nu nog binnen de budgetten wordt gewerkt? Zo ja, hoe kan zij de zorgen wegnemen
en zo nee, kan zij aangeven hoe groot de overschrijdingen nu zijn? En kan zij eventuele
overschrijdingen nader toelichten?
In het verlengde hiervan willen de leden van de fractie van GroenLinks graag een reactie
ontvangen op de vraag wat de budgettaire gevolgen van het nu door de Minister aangekondigde
uitstel zijn? Is de Minister bereid om de decentrale overheden te compenseren voor
de (eventuele nog te verwachten) extra kosten? Zo nee, waarom niet?
De leden van de fractie van GroenLinks hebben een aantal specifieke vragen over het
DSO. Wat zijn de extra kosten die nu gemaakt moeten worden om het DSO alsnog te vervolmaken?
Wanneer verwacht de Minister dat het DSO wel af is? Verder lezen de aan het woord
zijnde leden in de brief: «Voor het geval overheden ondanks hun voorbereidingen niet
op tijd kunnen aansluiten op het DSO-LV, worden (organisatorische) vangnetopties in
beeld gebracht.» Wat moeten deze leden zich hierbij concreet voorstellen?
Verder schrijft de Minister: «De Gateway Review geeft mij en de bestuurlijke partners
een indringend en urgent beeld, maar geeft ook een constructief en realistisch advies.»
Deze leden vragen de Minister of zij dit had verwacht? Wat viel, zo vragen zij, de
Minister hierin het meest tegen? Wat gaat de Minister hier concreet aan doen? Hoe
gaat de Minister de bevoegde gezagen meer ondersteunen? En heeft de Minister het idee
dat lokale en regionale overheden klaar zijn? Zo ja, waar blijkt dat uit? En zo nee,
wat moeten zij nog doen?
De leden van de fractie van GroenLinks hebben een aantal specifieke vragen over gateway-review
en over wat de Minister daarover in haar brief schrijft:
– Tijdens het plenaire debat over de Invoeringswet Omgevingswet is in de Eerste Kamer
aan de orde gekomen dat de Gateway-review onmisbare informatie betreft voor de Eerste
Kamer om een gedegen inschatting te kunnen maken op de uitvoeringspraktijk van de
invoeringswet. Nu blijkt, zo constateren de aan het woord zijnde leden, dat de rapportage
bijzonder kritisch is over de stand van zaken bij de implementatie en zelfs over de
onderlinge beelden die leven over wat het DSO moet kunnen doen. De inschattingen die
de Minister in januari jl. maakte over de implementatie DSO, blijken daarmee achterhaald.
Deelt de Minister deze analyse? En op welke wijze gaat de Minister de Tweede en Eerste
Kamer de mogelijkheid geven om niet alleen procesmatig (bij het eventuele koninklijk
besluit) maar ook inhoudelijk met de regering te kunnen spreken over de kwaliteit
en implementatie van het DSO?
In de brief schrijft de Minister dat er «meer aandacht en focus uit moet gaan naar
de implementatie» en dat dit om een praktische aanpak vraagt. Dat zou opgevat kunnen
worden alsof onderdelen van het DSO of de uitbouw, die eerder als minimaal werden
beschouwd, wellicht ter discussie komen om gewenste deadlines alsnog te halen. Kan
de Minister daarom toezeggen dat alle onderdelen van het DSO voor invoeringsmoment
en uitbouw in functionaliteit of inhoud hetzelfde blijven als eerder aan beide kamers
gecommuniceerd is? Zo nee, waarom niet?
– De leden van de fractie van GroenLinks lezen op pagina 3 van de beleidsreactie de
3 criteria die de bestuurlijke koepels met elkaar hebben afgesproken. Dit was echter
met een duidelijke deadline van invoering op 1-1-2021. Nu de invoering wordt uitgesteld
zullen er nieuwe termijnen met elkaar worden afgesproken. Kan de Minister daarom specifiek
en uitputtend aangeven wat er wordt verstaan onder de termen «voldoende gelegenheid»
en «voldoende content»? Welke termijnen worden gehanteerd en wat is onderdeel van
voldoende content en hoe verhouden die zich tot de eerdere afspraken over content?
Deze leden zouden graag een tabel ontvangen waarin beide situaties en termijnen tegen
elkaar zijn afgezet.
– Op pagina 3 van de beleidsreactie spreekt de Minister over de kennisgeving afwijkvergunning
en TPOD en dat daar in 2020 een start mee gemaakt wordt. In hoeverre, zo vragen de
leden van de fractie van GroenLinks, wijkt dit af van eerdere planningen, waarin gesproken
werd dat de afwijkvergunning en TPOD essentiële onderdelen van het DSO waren om te
kunnen starten met oefenen door lokale overheden en begin 2020 beschikbaar zouden
komen? Op pagina 7 van de beleidsreactie wordt gesproken over het beschikbaar komen
van STOP in de loop van dit jaar. Ook dat lijkt een later moment te zijn dan eerder
werd gecommuniceerd. Zien deze leden dit juist? Zo ja, kan de Minister de realisatiemomenten
aangeven en afzetten tegen de eerdere planning ten tijde van het debat in de EK? In
hoeverre is de oorspronkelijke planning, zoals eerder gecommuniceerd, waarbij lokale
overheden minimaal 6 maanden konden oefenen, voor het DSO-LV, TPOD en afwijkvergunning
niet gehaald?
– Op pagina 5 van de beleidsreactie wordt gesproken over de migratievoorziening en spreekt
de Minister over de «noodzakelijke technische of organisatorische workarounds». Hoe
verhoudt deze opmerking zich tot het uitgangspunt dat alle decentrale overheden eind
2020 over moeten zijn gegaan naar het nieuwe systeem van de omgevingswet? Kan aangegeven
worden waar de Minister aan denkt bij deze worksarounds en hoe dit zich verhoudt tot
de opmerking dat alle overheden om moeten zijn voor moment van invoering omgevingswet?
Kan de Minister daarbij ook aangeven welke gevolgen voor bewoners en bedrijven van
deze workarounds verwacht worden?
– Op pagina 6 van de beleidsreactie geeft de Minister aan dat de capaciteit in de markt
voor ondersteuning bij de implementatie onder druk staat. Kan dit worden gekwantificeerd?
Hoeveel decentrale overheden hebben moeite om binnen planning en budget marktpartijen
ingeschakeld te krijgen? Kan aangegeven worden of deze capaciteitsproblemen opgelost
zijn met het jaar uitstel?
– Kan de Minister een nadere toelichting geven op wat verstaan wordt onder «operationeel,
tactisch en strategisch» in het kader van de opmerkingen op pagina 7 van de beleidsreactie?
– Op bladzijde 8 van de beleidsreactie wordt gesproken over « aanpak voor het vullen
van het DSO-LV en verstevigde regie hierop».
– Kan de Kamer de (fit-gap) analyses ontvangen waar op blz. 10 naar verwezen wordt?
– In de beleidsreactie zegt de Minister hier het volgende over op blz. 8 «Om dit beter
inzichtelijk en stuurbaar te maken, concretiseer ik nu in samenspraak met bestuurlijke
partners de bestaande vulstrategie en aanpak en verstevig ik de regie op het vulproces.»
Kan de Minister aangeven of in de concretisering van de vulstrategie duidelijkheid
komt over wie, wat, wanneer, precies moet doen? Onderschrijft de Minister de opvatting
van het reviewteam dat er minimaal een half jaar moet zitten tussen inwerkingtreding
en het kenbaar en digitaal beschikbaar zijn van de gehele Omgevingswet met bijbehorende
regelgeving en concept-provinciale verordeningen? Zo ja, waar zit volgens de Minister
nu het grootste knelpunt hierbij?
In het Gateway rapport worden een aantal zaken op pagina 12 genoemd die het reviewteam
aanbeveelt in het kader van de oefenstrategie. Onder meer een om de bevoegde gezagen
te voorzien van voldoende uitgewerkte tools als oefen casuïstiek, een conversietabel
van oude naar nieuwe wetgeving en heldere trajectbeschrijvingen voor lopende procedures
als wijziging van bestemmingsplannen. In de beleidsreactie hierop geeft de Minister
aan dat er gewerkt is en wordt aan praktijkproeven en oefencases en dat er gewerkt
wordt aan een gezamenlijke definitie en oefenstrategie met de bestuurlijke partners
(Beleidsreactie Gateway rapport, pagina 9). Volgens de leden van de fractie van GroenLinks
kan een heldere conversietabel van oude naar nieuwe wetgeving en wat dit betekent
voor verschillende thema’s of trajecten veel duidelijkheid bieden aan overheden, maar
ook aan burgers en bedrijven. Is de Minister bereid ook hier meer aandacht aan te
geven bij het opstellen van de oefenstrategie? Zo ja, op welke wijze? Zo nee, waarom
niet?
Afgesproken is dat gemeenten eind 2021 een Transitievisie Warmte gereed hebben, waarin
een planning is opgenomen welke wijk wanneer van het aardgas afgaat. Voor de wijken
die in 2030 al overgaan, worden in de Transitievisie Warmte ook de duurzame alternatieven
voor aardgas genoemd. De leden van de fractie van GroenLinks zouden het een slechte
zaak vinden als belangrijke maatschappelijke transities door het uitstel van een stelselwijziging
in de problemen zouden komen. Daarom hebben zij hier een specifieke vraag over. Met
het uitstellen van de invoering van de Omgevingswet, zal ook de wettelijke verankering
van de bevoegdheid van gemeenten om het besluit te nemen wanneer het aardgas wordt
afgesloten worden vertraagd. Voor de planning van vastgoedeigenaren, bewoners, netbeheerders,
bouw- en installatiepartijen en andere uitvoerders is het belangrijk dat met de Omgevingswet
niet ook de totstandkoming van de Transitievisies Warmte wordt vertraagd. Deze Transitievisies
spelen namelijk een belangrijke rol in het plannen van investeringen en werkzaamheden.
Het is naar het oordeel van de aan het woord zijnde leden – juist nu – belangrijk
voor uitvoerende partijen om zicht te hebben op een robuuste investeringsagenda voor
de (middellange termijn) toekomst. De TVW’s, maar ook de regionale energiestrategieën
zijn belangrijke input voor deze investeringsplannen. Als deze vertraging oploopt
ontstaat er daarmee een risico voor het waarborgen van een kostenefficiënte uitvoering
van de energietransitie (wijkaanpak). Hoe gaat de Minister dit borgen? Kan zij aangeven
welke andere transities (zoals de wijkgerichte aanpak bij het uitvoeren van het klimaatakkoord
gebouwde omgeving, het aardgasvrij maken van wijken) mogelijk ook vertraging oplopen
en kan zij hierbij de verschillende mogelijkheden die er zijn om vertraging te voorkomen
schetsen? En wat betekent dit uitstel voor de inwerkingtreding van de Wet kwaliteitsborging
voor het bouwen (Wkb), die gekoppeld aan de Omgevingswet ook in zou gaan per 1/1/2021?
De leden van de fractie van GroenLinks zien dat veel decentrale overheden heel hard
aan het werk zijn met de implementatie van de Omgevingswet. Ondanks dat deze leden
kritisch zijn op het nieuwe stelsel, hebben zij wel veel waardering voor het harde
en vaak goede werk om het stelsel te implementeren. Uitstel kan voor decentrale overheden
ook onduidelijkheid opleveren. Dat moet zoveel mogelijk worden voorkomen. Daarom hebben
de aan het woord zijnde leden nog specifiek vragen over de verplichtende deadlines
die nu voor gemeenten gelden. Kan de Minister concreet aangeven wat dit uitstel betekent
voor de deadline van het opstellen van de Omgevingsvisie voor 1-1-2024 en voor het
opstellen van het Omgevingsplan voor 1-1-2029? Blijven deze data gelijk of veranderen
deze mee?
Tot slot hebben de leden van de fractie van GroenLinks nog enkele losse vragen. In
de brief stelt de Minister dat «Voorafgaand aan het debat over het inwerkingtredings-KB
zal ik inzicht geven in de stand van zaken met betrekking tot financiële aspecten
van de invoering van de Omgevingswet.» Betekent dit, zo vragen deze leden, dat deze stand van zaken (uiterlijk) gelijktijdig
met de voorhang van het Inwerkingtredings-KB naar de Kamer komt, zodat de Kamer het
kan betrekken bij haar afweging? Wanneer verwacht de Minister dit KB in de nieuwe
situatie naar de Kamer te sturen? Kan de Minister een nieuwe planning naar de Kamer
sturen?
Klopt het dat de Raad van State advies moet geven over de vier Aanvullingsbesluiten
en het Invoeringsbesluit en deze adviezen verwerkt moeten zijn in de besluiten, voordat
het inwerkingtredings-KB kan worden voorgehangen? Zo ja, hoe haalbaar acht de Minister
dat dit op tijd gereed is om het inwerkingtredings-KB nog voor het zomerreces te kunnen
voorhangen bij beide Kamers?
Naar aanleiding van het NRC artikel van woensdag 1 april hebben de leden van de fractie
van GroenLinks een zorgwekkend beeld gekregen over de aansturing van het invoeringstraject
van de Omgevingswet door het ministerie. Deze leden willen daarom nadere informatie
ontvangen over het verlopen proces. Deze leden willen de Minister daarom vragen om
alle relevante documenten die gaan over de invoering en over het mogelijk uitstel
van invoering met de Kamer te delen. Ook zouden deze leden graag op een aantal concrete
vragen over het proces een specifiek antwoord ontvangen:
– Was de Minister ten tijde van de behandeling van de Invoeringswet Omgevingswet in
de Eerste Kamer bekend met de ambtelijke inventarisatie, waar in het artikel van NRC
d.d. 1 april 2020 wordt verwezen, waarin wordt gevreesd voor «chaos en versnippering»
in de besluitvorming na invoering van het DSO/Omgevingswet per 1-1-2021? Zo niet,
is zij van mening dat dit onmisbare informatie betrof voor de Minister om de Eerste
Kamer juist te informeren over de uitvoerbaarheid van de betreffende wet per 1-1-2021?
Zo ja, deelt zij dan de mening van de aan het woord zijnde leden dat dit met beide
Kamers gedeeld had moeten worden? Zo nee, waarom niet?
– Welke stappen heeft de Minister gezet om te waarborgen dat dergelijke kritische informatie
voortaan haar tafel en vervolgens ook het parlement bereikt?
Inbreng SP-fractie
De leden van de SP-fractie hebben kennis genomen van de brief van de regering waarmee
zij de Kamer trachtte te informeren over een zaak waarover NRC Handelsblad enige tijd
hiervoor publiceerde. Deze leden vragen de regering allereerst waarom informatie maandenlang,
aldus dit artikel, is achtergehouden voor de Kamer, gezien het feit dat tijdige inwerkingtreding
van alle onderdelen van de Omgevingswet telkens onderwerp van vrijwel ieder debat
over de diverse onderdelen van de Omgevingswet is geweest. Zij vragen de regering
te reflecteren over deze handelwijze in relatie tot de informatieplicht van de regering
aan beide Kamers en vragen de regering of zij de visie deelt dat zij met name in relatie
tot behandeling van de Omgevingswet in de Eerste Kamer in gebreke is gebleven.
De leden van de SP-fractie vragen de regering waarom zij bij de behandeling van de
Omgevingswet in de Eerste Kamer nog, bij monde van de Minister voor Milieu en Wonen,
stelde dat implementatie van het Digitaal Stelsel Omgevingswet op schema lag terwijl
enige weken later bleek dat dit niet het geval is. Op welke informatie baseerde de
Minister zich destijds en hoe is het mogelijk dat er zulke verschillen hiertussen
bestaan en waarom dit niet aan het parlement gemeld? De leden van de SP-fractie vragen
de regering of de Minister van Milieu en Wonen zich in het genoemde debat baseerde
op informatie van softwareleveranciers en decentrale overheden of op andere informatie
en welke informatiebron dit betrof in het laatste geval. In beide gevallen verzoeken
deze leden de betreffende informatie aan de Kamer te verstrekken.
De leden van de SP-fractie vragen de regering welke financiële gevolgen deze gang
van zaken heeft voor de decentrale overheden die betrokken zijn bij de invoering van
de Omgevingswet en hoe deze gevolgen zullen worden ondervangen. Zijn de besparingen
die de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties op 19 februari 2019
noemde als reden voor de overbodigheid van een transitiefonds voor het Digitaal Stelsel
Omgevingswet waartoe de motie van het lid Van Gerven (Kamerstuk 34 986, nr. 27) opriep nog reëel en is uitstel wel of geen aanleiding om het bestuursakkoord met
decentrale overheden open te breken? De leden van de SP-fractie vragen de regering
of de kosten en baten voor decentrale overheden zoals die in het verleden zijn geschetst
nog reëel zijn. Zij vragen de regering hierover duidelijkheid te geven in het overzicht
over de financiële aspecten van de invoering dat beloofd is voorafgaand aan behandeling
van het inwerkingtredingsbesluit.
De leden van de SP-fractie constateren uit het overzicht «Aanmelding, aansluiting,
ontvangst & publicatie» dat nog nauwelijks overheden zijn aangesloten, waaronder onderdelen
van de rijksoverheid. Zij zijn benieuwd naar wat «aanmelding» in deze context betekent
en op welke wijze dit relevant is voor het overzicht van de voortgang. Deze leden
vragen de regering tevens of in de beloofde maandelijkse voortgangsbrieven over het
Digitaal Stelsel Omgevingswet de financiële kant van de invoering zal worden betrokken.
Inbreng PvdA-fractie
De leden van de PvdA-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de Minister voor
Milieu en Wonen aangaande de Omgevingswet. Daarover hebben deze leden nog enkele vragen.
Deze leden zijn van mening dat de correcte implementatie van de Omgevingswet cruciaal
is zodat burgers, bedrijven en publieke partners weten waar ze aan toe zijn en om
te voorkomen dat processen afhankelijk van de wet geen doorgang kunnen vinden door
gebrekkige implementatie. De boodschap van de Gateway review die concludeert dat «een
geslaagde implementatie van het programma. onzeker [is], is dan ook zorgelijk. Deze
leden vragen of de Minister deze conclusie van de Gateway review onderschrijft.
De leden van de PvdA-fractie vragen of de Minister de mening deelt dat implementatie
van de wet op 1 januari 2021 niet alleen door gebeurtenissen omtrent het Coronavirus,
maar al eerder niet haalbaar bleek. Deze leden verwijzen dan ook naar het artikel
in de NRC van 1 april j.l. waarin wordt gerept over het achterhouden van een ambtelijke
noodkreet betreffende de Omgevingswet. Deze leden vragen of de Minister zich herkent
in dit beeld. Daarnaast vragen deze leden of de Minister een nieuwe implementatiedatum
kan overleggen nu de voorgenomen datum niet haalbaar blijkt. Deze leden constateren
dat voor een correcte implementatie van de wet hoogstwaarschijnlijk minimaal een jaar
uitstel nodig is om de stappen te zetten zoals aangeraden door de Gateway review.
De leden van de PvdA-fractie vragen of de Minister kan aangeven of de vertraging die
de implementatie van de Omgevingswet oploopt negatieve effecten heeft op het uitvoeren
van werkzaamheden door partijen die afhankelijk zijn van deze nieuwe wet. Erkent de
Minister dat het wrang zou zijn dat door de problemen omtrent de wet er in deze moeilijke
tijden meer onduidelijkheid kan ontstaan voor betrokken partijen? Deze leden vragen
de Minister inzicht te verschaffen in hoeverre bestaande procedures die op zijn gegaan
in de Omgevingswet hinder kunnen ondervinden van de vertraging. Belemmert vertraging
de uitvoering van projecten door burgers, bedrijven of andere partijen? Deze leden
vragen tevens of de Minister kan aangeven of het uitstellen van de implementatie budgettaire
consequenties heeft. Als er met uitstel hogere kosten verbonden zijn, heeft de Minister
dan de ruimte om dit op te vangen zodat de kwaliteit van de uitvoering er niet onder
hoeft te lijden? Draagt de Minister er zorg voor dat eventuele financiële tegenvallers
niet bij de lagere overheden terechtkomen?
Tot slot vragen deze leden of de Minister duidelijk wil communiceren naar alle betrokken
partijen wat de volgende voorgenomen stappen zijn met betrekking tot de implementatie
van de Omgevingswet.
Inbreng fractie van de Partij voor de Dieren
De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren hebben kennis genomen van het
voornemen tot uitstel van de invoering van de Omgevingswet en zij zijn daar positief
over. Zij zijn van mening dat uitstel, gegeven de huidige status van de Omgevingswet,
onvermijdelijk was. De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren hebben eerder
al aangegeven de Omgevingswet als een vorm van bestuurlijk hooliganisme te beschouwen
en zouden het liefst zien dat van uitstel afstel komt.
Kan de Minister aangeven waarom zij in haar brief expliciet stelt dat het «niet gaat
over de vraag of het stelsel inwerking treedt, maar wanneer.»? Klopt het dat de beslissing
over het wel of niet in werking laten treden van de Omgevingswet een beslissing is
die niet genomen kan worden zonder de goedkeuring van de Staten-Generaal?
Is de Minister van mening dat zonder coronacrisis de invoeringsdatum wel op verantwoorde
wijze gehaald zou zijn? Kan de Minister daar een zo goed mogelijke inschatting van
maken?
Deze leden hechten er aan dat de Minister de bovenstaande vragen uitgebreid beantwoord
omdat uit berichtgeving in het NRC het beeld ontstaat dat de informatiepositie van
de Kamer op dit punt in het geding is.
Kan de Minister namelijk aangeven op grond waarvan zij in februari van dit jaar de
Eerste Kamer nog voorhield dat er voldoende vertrouwen was dat de invoeringsdatum
haalbaar was?
Klopt het dat er in december 2019 al een zogeheten Quickscan lag bij de ambtelijke
top waaruit bleek dat die invoeringsdatum niet haalbaar was? Zo ja, waarom heeft de
Minister daarover niets laten weten? Zo nee, wat was dan de strekking van die Quickscan?
En waarom is de Kamer daarover niet geïnformeerd? Is de Minister van mening dat zij
zorgwekkende signalen over de Omgevingswet en de mogelijkheid tot tijdige inwerkingtreding
daarvan voldoende met de beide Kamer gedeeld heeft?
Is de Minister van mening dat de besluitvorming in de Eerste Kamer over de Invoeringswet
Omgevingswet heeft plaatsgevonden op basis van alle beschikbare kennis? Zo nee, acht
zij de inwerkingtreding dan legitiem?
Kan de Minister ingaan op de vraag tot wanneer uitstel te verwachten is? Wanneer kan
zij de Kamer informeren over de uitkomsten van het overleg met de bestuurlijke partners?
Klopt het dat in de Quickscan gesproken wordt over uitstel van mogelijk enkele jaren?
Is de Minister van mening dat een mogelijke invoering zorgvuldig zou moeten gebeuren?
Kan zij dus voor de zekerheid het nieuwe tijdplan richten op de bovengrens van de
schattingen in plaats van op de ondergrens? Zo nee, is zij van mening dat het richten
op de ondergrens een verantwoord risico is?
Kan de Minister ingaan op de uitspraak van Lieuwe Koopmans, directeur van Tercera
dat decentrale overheden bijstaat met de overstap naar de Omgevingswet, «Het wordt
een mislukking, het zoveelste ICT-drama bij de overheid. Een ICT-project van 200 miljoen
euro, waar niemand de regie over voert.»?
Kan de Minister ook ingaan op een andere uitspraak van diezelfde Koopmans: «Ik spreek
die ambtenaren al jaren en hoor de Minister in de Kamer, maar die ambtenaren zijn
de baas. En zij gaan de Minister echt niet vertellen dat haar eigen ministerie de
zaken niet op orde heeft.»?
Herkent u dit beeld?
Inbreng SGP-fractie
De leden van de SGP-fractie ontvingen het signaal dat softwarebouwers aangeven dat
cruciale onderdelen van het systeem nog niet beschikbaar zijn en dat het testen van
software nog maanden gaat duren. Herkent de Minister dit signaal? Wat is de stand
van zaken met betrekking tot de ontwikkeling van de benodigde software?
De leden van de SGP-fractie hebben begrepen dat het Ministerie van Binnenlandse Zaken
een interne evaluatie heeft gemaakt van knelpunten voor invoering van de Omgevingswet.
De leden van de SGP-fractie horen graag of er nog knelpunten zijn, bijvoorbeeld met
betrekking tot de samenwerking tussen verschillende Rijksdiensten en ministeries,
die niet genoemd worden in de onderhavige Kamerbrief, maar die wel relevant zijn met
het oog op een goed verloop van het vervolgtraject.
De leden van de SGP-fractie horen graag op welke wijze de Minister het gebruiksgemak
van het Digitaal Stelsel Omgevingswet (DSO) voor kleine mkb-ondernemers in de verschillende
sectoren die regelmatig te maken zullen hebben met de Omgevingswet en het DSO de komende
tijd gaat toetsen.
II. Reactie van de Minister
Vragen van de leden van de VVD-fractie
[1] De leden van de VVD-fractie vragen om te bevestigen dat het bij het uitstel niet
gaat over de vraag óf het stelsel in werking treedt maar wanneer.
Ik kan dit bevestigen. Ik zie bij alle partners in het land dat nog steeds de wens
bestaat, er grote bereidheid is en ook de noodzaak om de Omgevingswet in te voeren
wordt gedeeld.
[2] De leden van de VVD-fractie vragen wanneer het voornoemde ontwerp van het KB inzake
inwerkingtreding nu wordt voorgehangen.
Het kabinet streeft ernaar om het ontwerp van het inwerkingtredings-KB kort na het
zomerreces bij beide Kamers voor te hangen. Het precieze moment is daarbij afhankelijk
van de voortgang van de behandeling van de aanvullingsregelgeving over natuur in de
Eerste Kamer en vervolgens de duur van de daarop volgende advisering door de Afdeling
advisering van de Raad van State over het ontwerp van het Aanvullingsbesluit natuur.
Als beide zijn afgerond, kan het ontwerp van het inwerkingtredings-KB worden voorgehangen.
[3] De leden van de VVD-fractie vragen wanneer de Minister verwacht dat de nieuwe
Omgevingswet nu wel in werking kan gaan treden, en wanneer zij verwacht dit te kunnen
communiceren richting de Kamer.
De inzet is om samen met bestuurlijke partners in de tweede helft van mei van dit
jaar met een voorstel te komen voor een nieuwe datum voor inwerkingtreding.
[4] De leden van de VVD-fractie vragen om aan te geven hoe in het licht van de COVID-19
bestrijding voor de komende periode gebruikerstests worden ingeregeld.
De ontwikkeling van het Digitaal Stelsel Omgevingswet (DSO) loopt zo veel als mogelijk
door onder de nieuwe omstandigheden. Naar zijn aard leent het Digitaal Stelsel Omgevingswet
zich goed om op afstand en in digitale omgevingen aan en mee te werken. Dit geldt
zowel voor het ontwikkelen, het testen als voor de implementatie van het systeem.
De bestaande Agile werkwijze van het DSO, waarbij volgens vaste cycli werkende software
wordt opgeleverd en teams op en vaste frequente op een fysieke plek samenkomen voor
demonstratie aan gebruikers, afstemming en samenwerking, is direct omgezet naar een
digitale Agile werkwijze. Hoewel het gemis aan fysieke ontmoetingen en de dynamiek
van groepssessies op locatie wel enig efficiency verlies laten zien, laten de afgelopen
weken zien dat er goede voortgang wordt geboekt in het ontwikkelen en aansluiten.
Resultaten van de afgelopen weken laten zien dat de nieuwe manier van werken geen
negatieve invloed lijkt te hebben op het ontwikkel en aansluittempo. Ook de voorbereidingen
voor implementatie gaan volop door: de geplande regionale sessies zijn inmiddels online
gehouden en er komen steeds meer webcolleges en webinars beschikbaar die bevoegd gezagen
gebruiken in hun voorbereiding op de Omgevingswet. Voordeel daarbij is dat de nieuwe
werkwijze geen beperkingen oplegt aan de hoeveelheid deelnemers die kan deelnemen
aan bijeenkomsten. Ook maakt deze digitale werkwijze het mogelijk om eenvoudig presentaties
en demo’s op te nemen voor verdere verspreiding. Ik tref nu al de voorbereidingen
om deze nieuwe geziene kansen ook in het post-Corona tijdperk te blijven benutten.
Onderdeel van die ontwikkeling van het DSO zijn de gebruikerstesten waarbij de input
van toekomstige gebruikers wordt geïnventariseerd en gebruikt om het DSO te verbeteren
en klaar te maken voor de invoering. Om te zorgen dat hierbij vanuit huis kan worden
gewerkt is een gespecialiseerd bureau in de arm genomen. De gebruikerstesten en evaluaties
vinden doorgang. De gebruikerstest van 16 maart 2020 is al vanaf thuislocaties van
de gebruikers succesvol uitgevoerd. Waar nodig wordt daarvoor ook extra begeleiding
en voorbereidingen getroffen. Deze testen leveren waardevolle inzichten op over de
werking en het gebruik van het digitaal stelsel door verschillende doelgroepen. Ik
vind het daarom van groot belang dat ze ook in deze tijd doorgang vinden.
Op 30 april gaat bijvoorbeeld een panel van taalambassadeurs onder begeleiding van
Stichting ABC (stichting van en voor laaggeletterden in heel Nederland) testen of
de teksten in het DSO begrijpelijk zijn voor laaggeletterden en bekijken waar deze
verder verbeterd kunnen worden. De taalambassadeurs zijn ervaringsdeskundigen op het
gebied van laaggeletterdheid. Aanvankelijk was er een fysieke bijeenkomst georganiseerd,
maar deze test zal nu online plaatsvinden.
[5] De leden van de VVD-fractie vragen of de Minister kan toezeggen dat er gebruikerstests
georganiseerd worden voor de doelgroep van zakelijke gebruikers.
Dergelijke tests vinden nu al plaats, omdat het van groot belang is dat deze ook met
representanten van de zakelijke gebruikers worden gedaan. Dit is vaak een frequente
DSO-gebruiker die een heel ander profiel en behoefte heeft dan de incidentele gebruiker.
In mei 2019 heeft een eindgebruikerstest plaatsgevonden met zakelijke gebruikers,
waarvan de resultaten zijn meegenomen in de ontwikkeling van het DSO-LV. Ook dit jaar
zal na de zomer een specifieke test voor zakelijke gebruikers plaatsvinden.
Naar aanleiding van de gewijzigde Tweede Kamer-motie van de leden Bisschop en Ronnes
over een MKB-toets1 zijn met MKB-Nederland en VNO-NCW afspraken gemaakt over de wijze waarop uitvoering
gegeven zal worden aan deze motie. Gekozen is voor een gezamenlijke aanpak in drie
fasen. De eerste fase is medio vorig jaar afgerond en bestond uit een algemene presentatie
over het DSO voor ca. 50 ondernemers. In de tweede fase, die nu loopt, zal worden
geoefend in het DSO op basis van een praktijkcasus. Inzichtelijkheid en gebruiksgemak
staan daarin centraal. De casus wordt momenteel voorbereid met enkele ondernemers
uit de MKB-hoek. In de derde en laatste fase is het DSO nagenoeg afgerond en zal er
op grotere schaal met ondernemers getest en geoefend worden.
Vragen van de leden van de PVV-fractie
[6]/[7] De leden van de PVV-fractie vragen waarom de Minister in februari in de Eerste
Kamer zei dat er nog voldoende vertrouwen was in de inwerkingtredingsdatum van 1 januari
2021, terwijl binnen het Ministerie van Binnenlandse zaken en Koninkrijksrelaties
volgens het NRC-artikel van 1 april duidelijk was dat de geplande invoering vrijwel
onhaalbaar was. De leden van de PVV-fractie vragen vervolgens waarom het uitstel pas
formeel werd aangekondigd nadat de pers over de interne zorgen had bericht.
Ik herken de berichtgeving uit het NRC-artikel2 niet dat binnen het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties begin
dit jaar allang duidelijk was dat de geplande invoering vrijwel onhaalbaar was. Ik
schets u graag langs welke lijnen in tot die conclusie heb moeten komen.
In mijn voortgangsbrief van november 2019 is al beschreven dat het streven was om
voor deze zomer van 2020 definitief met uw kamer te bepalen of inwerkingtreding per
1 januari 2021 haalbaar was.3 Beoordeling van de haalbaarheid van die datum zou plaats vinden aan de hand van de
volgende elementen: mate van stabiliteit van de wetgeving, de voortgang van de implementatie
op de minimale vereisten bij de bevoegde gezagen en de voortgang op het DSO.
Ten aanzien van de ontwikkeling van de STOP-TPOD standaard en de aanpassing van software
door lokale overheden lag er eind vorig jaar al een stevige uitdaging. De planning
werd haalbaar geschat maar was niet ruim bemeten. De rek was er eind vorig jaar al
uit. Dit vormde mede de aanleiding om een Quick Scan te initiëren om de samenwerking
tussen onderdelen die aan de STOP-TPOD standaard werken te verbeteren. De acties die
naar aanleiding van deze Quick Scan genomen zijn gaven het vertrouwen dat 1 januari
2021 in beeld bleef.
In de diverse debatten in januari over de Invoeringswet en de aanvullingswetgeving
heb ik steeds benadrukt dat die debatten over de wetgeving die voorlag gingen en dat
we aparte te spreken kwamen over de inwerkingtredingsdatum. Wat die datum zou worden,
zou voor de zomer aan de hand van de voortgang van de implementatie worden bepaald.
Met uw kamer zal hierover gesproken worden aan de hand van de voorhang van het ontwerp
inwerkingtredings-KB. In het debat in de Eerste Kamer is ook gewisseld dat de invoering
van zo’n omvangrijk project maar een keer goed gedaan kan worden. En dat dat kan betekenen
dat de inwerkingtredingsdatum naar achter moet worden geschoven als de inschatting
is dat het nog niet klaar is.
Gedurende de implementatiefase van de Omgevingswet heb ik u geïnformeerd over en deel
ik externe onderzoeken naar de voortgang van de implementatie van het DSO. Zo heb
ik de afgelopen periode een drietal onderzoeken aan de kamer gestuurd over de voortgang
van de landelijke voorziening van het DSO (DSO-LV).
De eerste fase van de toetsing van het DSO-LV bestond uit het opleveren van het statusrapport
met betrekking tot de gereedheid voor aansluiten, vullen en oefenen van het DSO-LV.
Het statusrapport vormde een eerste stap in beantwoording van de vraag of het DSO-LV
per eind 2019 voldoende stabiel is om in 2020 te kunnen aansluiten en oefenen. Het
statusrapport is op 16 december 2019 aan uw kamer aangeboden.
Als tweede fase van dit traject heeft de onafhankelijke Audit Dienst Rijk (ADR) op
basis van het statusrapport een rapport van bevindingen opgesteld waarvoor de ADR
heeft gekeken naar de onderliggende bewijsvoering bij het statusrapport. Dit ADR-rapport
heeft uw kamer op 12 december 2019 ontvangen.
De derde stap in de evaluatie en beoordeling van het DSO bestaat uit een Gateway review
waarin nader is ingegaan op de implementatie van het DSO: de fase van aansluiten,
oefenen en vullen van het DSO-LV. De Gateway review heeft plaatsgevonden in februari
2020. De Gateway review en de beleidsreactie daarop zijn op 1 april 2020 met uw Kamer
gedeeld. Deze review heb ik expliciet gericht op de implementatie van het DSO om ook
daar de haalbaarheid te bepalen. De review doet stevige aanbevelingen om 1 januari
2021 in zicht te houden.
De uitkomsten van de Gateway Review en andere ontwikkelingen zoals de vertraging rondom
het beschikbaar komen van de standaard voor publicatie van omgevingsdocumenten, de
verwerving van lokale software en voortgang van de behandeling van de wetgeving gaven
begin april aanleiding om de beoogde inwerkingtredingsdatum te heroverwegen. Gecombineerd
met de extra inspanningen en aanpassingen in het dagelijkse werk die de gevolgen van
de bestrijding van het Coronavirus van rijk, provincies, gemeenten en waterschappen
vragen, is de haalbaarheid van 1 januari 2021 in het geding gekomen.
[8/9/10/11]
De leden van de PVV-fractie vragen waarom deze «interne grote zorgen» niet direct
met de Kamer gedeeld zijn, maar werden «verzwegen». De leden van de PVV-fractie stellen
een aantal vragen die gaan over de vermeende problemen in de samenwerking tussen organisaties
zoals dit is opgetekend in het NRC.
Het beeld dat de leden van de PVV-fractie schetsen dat zorgen zouden zijn verzwegen,
wordt niet gedeeld.
Het NRC-artikel refereert aan een Quick scan waarin de werkzaamheden van en samenwerking
tussen verschillende onderdelen van mijn ministerie bij het ontwikkelen van de technische
standaard voor het publiceren van omgevingswetdocumenten (STOP-TPOD standaard) worden
geanalyseerd.
Ten aanzien van de Quick scan sluit ik aan bij de kabinetsbrede lijn rondom het openbaar
maken van documenten naar aanleiding van de moties van het lid Omtzigt. Het kabinet
heeft de aangenomen moties van het lid Omtzigt met betrekking tot artikel 68 Grondwet
nog in beraad, in afwachting van het advies van de Raad van State over de ministeriële
verantwoordelijkheid. Na publicatie van dit advies zendt het kabinet uw Kamer een
nadere kabinetsreactie. Conform de kabinetsbrede lijn beschrijf ik in dit antwoord
de inhoud van de Quick scan.
Het gaat hier om een Quick scan waarin de werkzaamheden van en samenwerking tussen
verschillende onderdelen van mijn ministerie bij het ontwikkelen van de technische
standaard voor het publiceren van omgevingswetdocumenten (STOP-TPOD standaard) worden
geanalyseerd. De STOP-TPOD standaard is een belangrijke bouwsteen voor het digitale
stelsel. Deze Quick Scan is in opdracht van mijn ministerie uitgevoerd, omdat er eerder
vertragingen in de oplevering van deze standaard waren geconstateerd, waarover ik
beide Kamers ook heb geïnformeerd. De Quick scan had tot doel om alle aspecten – inhoud
en proces – van het werken aan de STOP-TPOD standaard onder de loep te nemen. Dit
om te voorkomen dat er verdere vertraging bij de oplevering van de standaard zou ontstaan
door een herhaling van eerdere problemen. De Quick scan is vervolgens met betrokkenen
gedeeld en gebruikt om binnen de interne werkprocessen tot noodzakelijke verbetering
te komen.
Daarnaast beschrijf ik welke conclusies en aanbevelingen de scan bevat en hoe ik daarmee
ben omgegaan. Het ging dus om de analyse op het ontwikkelen van de publicatie STOP-TPOD
standaard en de Landelijke voorziening voor bekend maken en beschikbaar stellen van
documenten (LVBB). Deze twee voorzieningen worden gebruikt door het Digitale Stelsel
Omgevingswet (DSO) en zijn van belang voor de werking van dat stelsel.
In de Quick scan werd geconcludeerd dat:
• Als de bestaande planningen van het programma, de ontwikkelpartners en de bevoegde
gezagen en de leveranciers naast elkaar werden gelegd, inwerkingtreding per 1 januari
2021 niet haalbaar zou zijn. De auteur van de Quick scan kwam tot een inschatting
dat bij continuering van de werkwijze van dat moment die gehanteerd werd voor de STOP-TPOD
standaard en de LVBB de inwerkingtreding van de Omgevingswet pas op 2023 mogelijk
zou zijn.
• Het ontbrak aan een gedeeld totaal overzicht.
• Het eigenaarschap van de problematiek in de keten was versnipperd en de complexiteit
was groot.
• Het parallel ontwikkelen van de software en standaarden met de wetgeving had ertoe
geleid dat substantiële wijzigingen in de standaard en software nodig zijn geweest.
• Er was spanning tussen de verschillende onderdelen van BZK die aan deze producten
werken.
• De verschillende rollen en verantwoordelijkheden van het onderdeel van BZK dat werkt
aan de LVBB en STOP-TPOD standaard waren onvoldoende helder belegd.
• Het beheer van de LVBB en STOP-TPOD standaard was nog niet belegd.
In de Quick scan werden de volgende aanbevelingen gedaan:
• Onderzoek het (tijdelijk) continueren in de Omgevingswet van de bestaande uitzondering
op de Bekendmakingswet.
• Onderzoek mogelijke complexiteitsreducties van de STOP-TPOD standaard en de LVBB.
• Werk vanuit hetzelfde gedachtenkader en verbeter de onderlinge verhoudingen.
• Kom tot een samenhangende roadmap met de belangrijkste stakeholders.
De aanbevolen inhoudelijke vereenvoudiging is bereikt door complexiteit van ontwerpeisen
op het gebied van mutaties, geografische informatieobjecten, synchroniciteit en validaties
te beperken tot datgene wat strikt noodzakelijk is om de Omgevingswet inwerking te
kunnen laten treden en de realisatie ervan te faseren. Het door de auteur aanbevolen
in stand houden van de uitzonderingspositie in de Bekendmakingswet is onderzocht en
niet overgenomen. Deze aanbeveling zou in dit stadium de haalbaarheid van de planning
eerder bemoeilijken dan versnellen en daarnaast een aantal voordelen van het DSO ten
opzichte van het huidige situatie te niet doen.
De aanbevelingen uit de Quick scan om de samenwerking en werkprocessen te verbeteren
zijn ook ter harte genomen. Medio januari 2020 zijn er betere afspraken gemaakt over
de samenwerking tussen de verschillende onderdelen binnen mijn ministerie en relevante
externe partners. Deze samenwerkingsafspraken hebben geleid tot een gedeeld eindbeeld
van het bij inwerkintreding op te leveren resultaat in de planketen, een aangescherpte
verdeling van de verantwoordelijkheden en procesafspraken om tot effectievere ketensamenwerking
te komen. Dit heeft ook zijn weerslag gekregen in een gezamenlijke en samenhangende
roadmap. Ook zijn inmiddels de noodzakelijke stappen gezet om het beheer van het LVBB
en de STOP-TPOD standaard binnen mijn ministerie structureel te beleggen.
De verbeterde samenwerking heeft er onder meer in geresulteerd dat de STOP-TPOD standaard
1.0 op 3 april 2020 is opgeleverd en gepubliceerd. Het is nu van belang dat de leveranciers
en de bevoegde gezagen op basis van deze standaard aan de gang kunnen met ontwikkeling
van de lokale software van de planketen. De stappen die sinds januari zijn gezet om
de planketen te stabiliseren, zijn betrokken bij de Gateway review, waarvan de resultaten
op 1 april jongstleden met uw Kamer zijn gedeeld.
[12]
De leden van de PVV-fractie vragen zich af of de geplande inwerkingtreding van de
wet wellicht wel mogelijk was geweest als de Minister zorgen en problemen over het
DSO tijdig had gesignaleerd, met de Kamer had gedeeld en opgelost.
U bent de afgelopen periode zeer regelmatig op de hoogte gehouden van de voortgang
van het DSO en specifiek over de extra aandacht die moest worden gegeven aan de ontwikkeling
van de STOP-TPOD standaard. In de voortgangsbrieven van 27 juni 20194 en 29 november 20195 is gemeld dat de ontwikkeling van die standaard vertraging opliep en uitgelegd dat
het synchroon brengen van de Landelijke Voorziening Bekend maken en Beschikbaar stellen
(LVBB) en de landelijke Voorziening DSO (DSO-LV) extra aandacht behoefde. Daarbij
is tevens aangegeven dat de vertraagde oplevering van de STOP-TPOD standaard impact
heeft gehad op de voortgang van andere onderdelen van het DSO en op de tijd die beschikbaar
is voor de implementatie in de uitvoeringspraktijk. De gezamenlijke conclusie met
de bestuurlijke partners was eind vorig jaar dat de planning van inwerkingtreding
per 1 januari 2021 nog steeds haalbaar was, maar de rek er in belangrijke mate uit
was, waardoor nieuwe vraagstukken niet zonder meer binnen de planning opgevangen zouden
kunnen worden. De maatregelen die begin dit jaar genomen zijn naar aanleiding van
de Quick scan gaven het vertrouwen om inwerkingtreding per 1 januari 2021 binnen bereik
te houden. In de afgelopen periode is geoefend met de 0.98-versie van de STOP-TPOD
standaard, maar is de eerder opgelopen vertraging niet ingelopen. Naast de corona-crisis
is dit één van de argumenten geweest voor het uitstel.
[13/14] De leden van de PVV-fractie vragen op welke termijn de Minister verwacht –
alles overwegende – dat de Omgevingswet in werking zal treden en hoeveel uitstel nodig
is om alle problemen op te lossen. En de leden van de PVV-fractie vragen te reageren
op de stelling in het NRC dat de corona-uitbraak als dankbaar excuus voor uitstel
wordt gebruikt.
De inzet is om samen met bestuurlijke partners in de tweede helft van mei met een
voorstel voor een nieuwe datum van inwerkingtreding te komen.
Het beeld van een dankbaar excuus wordt niet herkend. De effecten van de maatregelen
om het coronavirus tegen te gaan hebben bijgedragen aan de noodzaak tot uitstel maar
zijn, zoals in de brief van 1 april6 is aangegeven, niet de enige reden.
Vragen van de leden van de CDA-fractie
[15] De leden van de CDA-fractie vragen of invoering wel doorgang had gevonden als
geen sprake was geweest van de coronacrisis.
Dat is een terechte vraag. Er was zeker een kans geweest dat zonder de coronacrisis
uitstel ook noodzakelijk was geweest. In het antwoord op de vragen [12] van leden
van de PVV-fractie is hier nader op ingegaan.
[16] De leden van de CDA-fractie vragen of alle deelnemers nog voor de volle 100%
achter de invoering van de Omgevingswet staan.
Uit contacten met ambtenaren en bestuurlijke partners blijkt een groot draagvlak voor
een snelle invoering van de Omgevingswet. Dit geldt ook voor belangrijke maatschappelijke
partners als VNO-NCW en de Nederlandse vereniging voor duurzame energie (NVDE). De
vraag is voor hen niet of, maar wanneer de wet in werking kan treden. Ze zien de Omgevingswet
als belangrijk instrument om maatschappelijke opgaven zoals woningbouw, mobiliteit
en de energietransitie vorm te geven. In het debat over de Invoeringswet in de Eerste
Kamer is ook steeds gesproken over het wegingsmoment dat er medio dit jaar zou zijn
om te bepalen wanneer de wet in werking zou kunnen treden. Verschillende ontwikkelingen
maakten dat het van belang was om begin april al duidelijk te maken dat inwerkingtreding
op 1 januari 2021 niet reëel was. Pas als de bestuurlijke partners en ik er voldoende
vertrouwen in hebben, wordt het ontwerp KB met een voorgestelde datum voor inwerkingtreding
bij beide kamers voorgehangen. In het debat in de Eerste Kamer is ook gewisseld dat
de invoering van zo’n omvangrijk project maar een keer goed gedaan kan worden. En
dat dat kan betekenen dat de inwerkingtredingsdatum naar achter moet worden geschoven
als de inschatting is dat het nog niet klaar is.
[17]
De leden van de CDA-fractie hebben door signalen van andere overheden vernomen dat
de participatie (zoals inspraak bijeenkomsten) tot problemen leidt vanwege de corona-maatregelen.
Zij vragen op welke wijze andere overheden inspraakavonden hadden moeten organiseren
als er geen sprake zou zijn geweest van uitstel. Decentrale overheden zoeken nu naar
manieren om participatie bij bijvoorbeeld bestemmingsplanwijzigingen digitaal of anderszins
vorm te geven. Die beweging was al gaande in verband met het DSO. Digitale sociale
netwerken zoals mijnbuurtje.nl, waarbij ambassadeurs (oudere) mede-inwoners via buurtsites
betrekken bij besluitvorming en ontwikkelingen in verschillende domeinen, zijn in
deze tijden uitermate geschikt om betrokkenheid te behouden. Papieren huis-aan-huis
oplossingen kunnen nu tijdelijk ook in beeld zijn. Zo kan men kinderen en hun ouders
laten meedenken over de vernieuwing van een speeltuintje door een knipblad met een
retourenvelop. Een Haarlemse ontwikkelaar informeerde de buurt via een onlinepresentatie
met vragenronde. Alle buurtbewoners kregen een uitnodiging in de bus met de link en
instructies voor een onlinebijeenkomst. De ontwikkelaar en stedenbouwkundige presenteerden
het plan. Buurtbewoners stelden hun vragen via de chat en reageerden achteraf positief.
Overheden hoeven met participatie(beleid) niet te wachten op de inwerkingtreding van
de Omgevingswet. Vanuit het interbestuurlijke programma Aan de slag met de Omgevingswet
wordt onverminderd ingezet op kennisdeling over de Omgevingswet, inclusief participatie,
via webinars, webcolleges en een animatiefilmpje over participatie voor een breed
publiek. Serious gaming over de Omgevingswet bestond ook al langer en is ontsloten
via www.aandeslagmetdeomgevingswet.nl.
[18] De leden van de CDA-fractie vragen wanneer ze kunnen vernemen wat de nieuwe datum
van inwerkingtreding zal zijn.
De inzet is om samen met bestuurlijke partners de tweede helft van mei met een voorstel
voor een nieuwe datum voor inwerkingtreding te komen.
[19] De leden van de CDA-fractie vernemen graag of het voor vooruitlopende gemeentes
mogelijk is om door hen gemaakte plannen op basis van de nieuwe regelgeving door te
zetten op basis van de Crisis- en herstelwet en of de regering bereid is om hiervoor
een spoedaanpassing van de Crisis- en herstelwet te doen.
Diverse gemeenten en provincies lopen vooruit op de Omgevingswet door middel van de
Crisis- en herstelwet. Om alvast aan de slag te gaan in de geest van de Omgevingswet
stellen de gemeenten bestemmingsplannen met verbrede reikwijdte op. De provincie Noord-Brabant
heeft een omgevingsverordening met een bredere reikwijdte opgesteld. Deze pilots lopen
ook met het uitstel van de Omgevingswet door. We streven naar een realistisch maar
zo kort mogelijk uitstel van de Omgevingswet. Met de relatief korte procedure van
de ministeriele regeling onder de Crisis- en herstelwet kunnen ook nog steeds nieuwe
gebieden worden aangewezen. De verwachting is dat nog voor de zomer de zesde ministeriële
regeling in werking kan treden. Zo kunnen gemeenten en provincies blijven oefenen
met het werken in de geest van de Omgevingswet in voorbereiding op de inwerkingtreding
daarvan. Een spoedaanpassing van de Crisis- en herstelwet is daarvoor niet nodig.
[20] De leden van de CDA-fractie zien graag een overzicht tegemoet van alle voorgenomen
wijzigingen van het Omgevingswetstelsel die reeds zijn aangekondigd in Kamerbrieven
en debatten.
In het antwoord op deze vraag is het van belang om onderscheid te maken tussen de
bouw van het stelsel en het beheer en de verdere ontwikkeling daarvan.
I. Bouw van het stelsel
De bouw van het stelsel bestaat uit het hoofdspoor (Omgevingswet, de vier AMvB’s en
de Omgevingsregeling), het invoeringsspoor en de aanvullingssporen Bodem, Geluid,
Natuur en Grondeigendom. In aanvulling daarop zijn er enkele regelgevingsvoornemens
relevant om het stelsel te completeren en in werking te laten treden. Die worden hieronder
behandeld. Daarnaast zijn er bij de parlementaire behandeling enkele specifieke wijzigingen
van onderdelen van het stelsel aangekondigd.
Wijzigingen die het stelsel completeren
Er zijn op dit moment twee wetswijzigingen in procedure die het stelsel completeren.
Ten eerste is dat het voorstel voor de Wet elektronische publicaties.7 Dat wetsvoorstel bevat onder meer regels over de elektronische bekendmaking van regelingen
en besluiten. Het wijzigt algemene wetten als de Bekendmakingswet en de Algemene wet
bestuursrecht (Awb) en brengt de relevante bepalingen van de Omgevingswet daarmee
in lijn. Dit voorstel is in behandeling bij de Eerste Kamer. Deze wetswijziging gaat
vergezeld van gedelegeerde regelgeving in de vorm van een AMvB en een ministeriële
regeling.
Het tweede voorstel betreft een wijziging van de Algemene wet bestuursrecht en enkele
andere wetten in verband met het nieuwe omgevingsrecht en nadeelcompensatierecht.8 Dat voorstel voorziet onder andere in een nieuwe algemene coördinatieregeling in
de Awb en vult hoofdstuk 16 (procedures) van de Omgevingswet aan. Dit voorstel is
op dit moment in behandeling bij de Tweede Kamer.
Wijzigingen die voortvloeien uit de debatten over de stelselherziening
In de debatten over de stelselherziening zijn enkele wijzigingen van het stelsel aangekondigd.
De leden noemen al de AMvB ter uitwerking van het gewijzigd amendement van het lid
Ronnes c.s. over de publiekrechtelijk afdwingbare regeling voor financiële bijdragen9 en de uitwerking van de aangenomen motie van het lid Rietkerk c.s. over de aanwijzingsbevoegdheid
van provincies in omgevingsverordening voor industrieterreinen10. De ontwerpAMvB wordt op dit moment ambtelijk voorbereid en zal voor de zomer in
consultatie worden gebracht. Daarna volgt de voorhang bij het parlement. Gestreefd
wordt om de motie van het lid Rietkerk c.s. uit te voeren via een nota van wijziging
op het voorstel voor de Verzamelwet IenW 2019, dat momenteel bij de Tweede Kamer aanhangig
is.11
II. Beheer en ontwikkeling van het stelsel
De wereld buiten het stelsel van de Omgevingswet staat niet stil. Diverse andere lopende
of inmiddels vastgestelde wijzigingen zullen onderdeel worden van het nieuwe stelsel.
De achtergrond daarvan varieert van technische wijzigingen en de implementatie van
Europese wet- en regelgeving tot nieuwe beleidswijzigingen. Deze wijzigingen zorgen
ervoor dat het stelsel bij inwerkingtreding actueel is. Daarnaast zijn er maatschappelijke
opgaven binnen de diverse beleidsterreinen van het nieuwe stelsel die aanleiding kunnen
geven voor aanvulling of wijziging van het nieuwe stelsel. Deze opgaven zijn ook terug
te vinden in de Nationale omgevingsvisie (NOVI). Het beheer en de verdere ontwikkeling
van het stelsel is een normaal onderdeel van vitale wetgeving. Deze kunnen doorgang
vinden parallel aan de bouw van het nieuwe stelsel. De bouw van het stelsel is daar
niet van afhankelijk. De nieuwe beleidsontwikkelingen kunnen wel profiteren van de
structuur die het nieuwe stelsel biedt. Zo kan daarbij gebruik worden gemaakt en zo
nodig worden voortgebouwd op de geharmoniseerde instrumenten en begrippen van het
nieuwe stelsel zoals dat nu ook gebeurd ten behoeve van de stikstofproblematiek.
Wijzigingen die ervoor zorgen dat het stelsel bij inwerkingtreding actueel is
Voorbeelden van wijzigingen die ervoor zorgen dat het stelsel actueel blijft, zijn
wijzigingen van het Bouwbesluit 2012 en het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl),
onder andere over bijna energie-neutrale nieuwbouw (BENG) en de implementatie van
de tweede herziening van de richtlijn energieprestatie gebouwen, zie Stb. 2019, nr. 501 en Stb. 2020, nr. 84. Andere voorbeelden zijn de bij uw Kamer voorgehangen wijzigingsbesluiten, zoals
de wijziging van het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening.12 Deze wijzigingsbesluiten zorgen ervoor dat de nieuwe regelgeving bij inwerkingtreding
van het stelsel inhoudelijk gelijk is aan de huidige regelgeving of voorzien in noodzakelijke
omzetting van Europese wet- en regelgeving.13 Daar zijn dan geen nieuwe wijzigingssporen meer voor nodig. Dat geldt ook voor bijvoorbeeld
de regels over de aanpak van stikstofemissies die zijn opgenomen in de Spoedwet aanpak
stikstof. Ook die wet bevat al een wijziging van de Omgevingswet. Op die manier is
het stelsel bij inwerkingtreding actueel.
Regelgevingsvoornemens in verband met maatschappelijke opgaven of verdere ontwikkeling
van het stelsel
Het stelsel is een levend stelsel, dat kan worden benut voor diverse maatschappelijke
opgaven.
In dit verband kan worden gedacht aan regelgevingsvoornemens in relatie tot het nieuwe
stelsel die voortvloeien uit Europese regelgeving of het klimaatakkoord14 of wijzigingen in verband met de verdere aanpak van stikstof.15 Deze wijzigingen zullen wanneer daartoe wordt besloten, een eigen regelgevingstraject
doorlopen en zijn onderdeel van de reguliere politieke besluitvorming. De inwerkingtreding
van het stelsel van de Omgevingswet is hier niet van afhankelijk.
Tot slot zijn in de memorie van toelichting van de Omgevingswet volgende modules geschetst
van onderwerpen, waarmee het stelsel van de Omgevingswet aangevuld kan worden. Hiervoor
zijn in de wet enkele hoofdstukken gereserveerd. Ook deze onderwerpen voor de verdere
ontwikkeling van het stelsel zullen onderdeel zijn van zelfstandige besluitvorming.
Vervolgens zullen de daaruit voortvloeiende regelgevingsvoornemens aan het parlement
worden voorgelegd.
[21] De leden van de CDA-fractie vragen of er een minimale tijdsduur is die moet zitten
tussen de afronding van de regelgeving en de datum van inwerkingtreding.
In de Aanwijzingen voor de regelgeving is een minimale tijdsduur van drie maanden
opgenomen (4.17, vierde lid). Uiteraard zal per geval een afweging moeten worden gemaakt.
De stelselherziening van het omgevingsrecht kent een lange voorgeschiedenis waarin
de regelgeving stap voor stap tot stand gekomen is. Zo is de Omgevingswet in 2016
in het Staatsblad gepubliceerd. De vier AMvB’s op grond van de Omgevingswet in 2018.
Ook dit jaar zijn weer onderdelen van het stelsel gereedgekomen, zoals de Invoeringswet
en de aangenomen Aanvullingswetten. De uitvoeringspraktijk kan daar al kennis van
nemen. Dat geldt ook voor de ontwerpregelgeving die nog in procedure is. Zo zijn de
ontwerpen van het Invoeringsbesluit en de Aanvullingsbesluiten op internet geconsulteerd
en ook aan het parlement gezonden. Deze versies zijn daarmee openbaar. Daarnaast zijn
op www.omgevingswetportaal.nl geconsolideerde versies beschikbaar die een beeld geven hoe de regelgeving van het
nieuwe stelsel eruit komt te zien. Deze versies bieden belangrijke informatie voor
de voorbereiding op de invoering van het stelsel. De gefaseerde totstandkoming en
de beschikbaarheid van ontwerpversies maakt dat de periode tussen de afronding van
de laatste ministeriële regeling en de datum van inwerkingtreding niet heel lang hoeft
te zijn. De inzet is om uiterlijk eind dit jaar de wet- en regelgeving afgerond te
hebben.
Vragen van de leden van de D66-fractie
[22] De leden van de D66-fractie vragen hoe groot naar verwachting het aantal bevoegde
gezagen is dat in het laatste kwartaal van 2020 nog niet is aangesloten op DSO-LV,
en wat de consequenties hiervan zijn, gegeven dat dit een belangrijke randvoorwaarde
is voor de werking van het DSO.
Van de bevoegde gezagen heeft 85 procent zich aangemeld om met hun lokale vergunningensystemen
aangesloten te worden op DSO-LV. De verwachting dat vrijwel alle bevoegde gezagen
op tijd hun lokale systemen op orde zullen hebben en aangesloten zullen zijn om aanvragen
en meldingen te kunnen ontvangen, is onveranderd. Voor de partijen die onverhoopt
toch niet in staat blijken te zijn hun zaken tijdig in gereedheid te krijgen, wordt
bezien welke aanvullende maatregelen nodig zijn. Via de voortgangsrapportages zullen
we uw Kamer blijven berichten over het aantal ingeplande en aangesloten bevoegde gezagen.
[23] De leden van de D66-fractie vragen op welke termijn er meer duidelijkheid wordt
verwacht rondom aanvullende mogelijkheden tot oefenen die binnenkort worden verwacht.
Over het oefenen zal op korte termijn meer duidelijkheid komen. De eerste enkelvoudige
oefencases zijn al gepubliceerd. De enkelvoudige oefencases worden op dit moment met
een beperkt aantal bevoegd gezagen «gefinetuned» waarna ze breed beschikbaar komen
voor alle overheden om zelf of onder begeleiding mee aan de slag te gaan.
In nauwe samenwerking met vertegenwoordigers van alle overheden wordt gewerkt aan
de ontwikkeling van een set complexe en meervoudige cases. Dit stelt overheden in
staat om omgevingswetprocessen waar meerdere overheden bij betrokken zijn te simuleren.
Voorbeelden daarvan zijn: een melding van een activiteit door een glastuinbouwbedrijf,
of een vergunningaanvraag voor het opslaan van mest door een veehouderij, waarbij
gemeente en waterschap ieder voor een activiteit bevoegd gezag zijn en er één vergunning
moet worden verleend. Ook beperkt het oefenen zich niet tot het DSO, maar heeft het
nadrukkelijk ook het doel om bezig te zijn met de bredere inrichting van organisatie-
en werkprocessen in het kader van de Omgevingswet.
Via onder meer de implementatiepagina op www.aandeslagmetdeomgevingswet.nl, de koepels van gemeenten, provincies en waterschappen en via de regionale implementatieondersteuners
(RIO’s) zal worden gecommuniceerd over het oefenaanbod.
[24] De leden van de D66-fractie vragen de regering om te reflecteren op het bericht
dat momenteel slechts één gemeente beschikt over een correct werkende aansluiting
voor het publiceren van omgevingswetbesluiten. Tevens vragen de leden welke acties
worden ondernomen om dit aantal te verhogen.
Om te kunnen aansluiten op de landelijke voorziening van het DSO heeft een gemeente
eigen, lokale software nodig. De software voor het kunnen publiceren van omgevingswetbesluiten
moet worden gebaseerd op de zogenaamde STOP-TPOD standaard. De definitieve versie
daarvan is begin deze maand beschikbaar gekomen. Dat betekent dat we in de komende
maanden een snelle toename van het aantal aanmeldingen voor aansluitingen zullen gaan
zien.
Een enkele gemeente heeft samen met hun softwareleverancier de eerdere versie van
de standaard gebruikt om ervaring op te doen en zich voor te bereiden. Deze ervaringen
met de eerdere versie van de standaard zijn gebruikt om de definitieve standaard te
verbeteren en af te bouwen. Het is derhalve begrijpelijk dat er nog weinig bevoegd
gezagen zijn aangesloten op de planvormingsketen. Wel zien we iedere week een toename
in het aantal gemeenten dat zich aanmeldt voor aansluiting. Zowel via de VNG als via
het Programma Aan de Slag worden gemeenten en hun leveranciers actief benaderd om
aan te sluiten op het DSO. Via de aansluitmonitor bericht ik u maandelijks over de
actuele stand van zaken. Uit de maandrapportage van april die separaat aan u wordt
toegezonden, blijkt dat zich 307 gemeenten hebben aangemeld voor aansluiting.
[25] De leden van de D66-fractie vragen of er nader uiteengezet kan worden wat er
onder de «gedifferentieerde» aanpak wordt verstaan. Daarnaast vragen zij of er voldoende
capaciteit beschikbaar is bij leveranciers voor de softwarekoppelingen aan de verschillende
ketens.
Met de term «gedifferentieerde aanpak» wordt bedoeld dat goed wordt gekeken naar de
verschillende kenmerken en behoeften van ieder bevoegd gezag en zijn eventuele softwareleveranciers.
Niet alle bevoegde overheden hoeven immers op alle ketens van het DSO aan te sluiten.
Zo zullen omgevingsdiensten bijvoorbeeld vanwege de aard van hun werk vaak kunnen
volstaan met een aansluiting op de vergunningenketen.
Bovendien hebben niet alle bevoegde overheden dezelfde planning. Provincies zullen
bijvoorbeeld al voor de inwerkingtreding van de Omgevingswet hun omgevingsverordeningen
bekend maken. Zij moeten dus eerder succesvol zijn aangesloten op de publicatieketen
dan gemeenten en waterschappen. Dit komt doordat voor het omgevingsplan en de waterschapsverordening
overgangsrecht van toepassing is. Daar komt bij dat overheden voor de verschillende
ketens van het DSO (bekend maken van omgevingswetbesluiten, ontvangen van vergunningaanvragen
en meldingen en het maken en uploaden van vragenbomen) door verschillende softwareleveranciers
worden bijgestaan, die ieder ook hun eigen planning hanteren. Dit alles maakt een
«gedifferentieerde aanpak» noodzakelijk, die is toegesneden op de behoeften van bevoegde
overheden en softwareleveranciers.
De betreffende leveranciers beschikken over voldoende capaciteit, die gedurende het
jaar wordt ingezet om alle bevoegde overheden, die moeten of willen aansluiten, te
bedienen. Hierbij is de planning van het bevoegde gezag en zijn leveranciers bepalend.
[26] De leden van de D66-fractie vragen hoeveel gemeentes en provincies een omgevingsvisie
hebben opgesteld.
Voor de provincies is het opstellen van een omgevingsvisie een van de minimale eisen
waar zij bij de inwerkingtreding van de Omgevingswet aan moeten voldoen. Daarom wordt
dit in de implementatiemonitor bijgehouden. Omdat het opstellen van een omgevingsvisie
voor gemeenten ook na de inwerkingtreding kan gebeuren, is dit nu niet in de monitor
opgenomen.
Uit de implementatiemonitor van september 201916 blijkt dat 8 van de 12 van de provincies op dat moment een visie heeft vastgesteld
of ter inzage gelegd. Op dat moment was bekend dat alle 12 provincies bezig waren
met de voorbereiding van een visie conform de wet of deze al hadden vastgesteld en
was de verwachting dat alle provincies aan dit criterium zullen voldoen op 1-1-2021.
In juni 2020 zijn de resultaten van het nieuwe halfjaarlijkse onderzoek beschikbaar.
[27] De leden van de D66-fractie vragen wat de eventuele financiële gevolgen zijn
van het uitstellen van de inwerkingtreding voor het Rijk en de overige bestuurslagen
die onder de Omgevingswet gaan vallen.
Uitstel van de inwerkingtreding zal geld kosten. De kosten van uitstel worden bepaald
door de mate van uitstel van de inwerkingtreding. De duur van het uitstel is echter
nog niet bepaald. In de brief van 1 april 202017 is aangegeven dat de inwerkingtreding van de Omgevingswet op een later tijdstip dan
1 januari 2021 zal gaan plaatsvinden. En dat, na overleg met de bestuurlijke partners,
tot een voorstel voor een nieuwe inwerkingtredingsdatum zal worden gekomen. Omdat
die termijn nog niet bekend is, kunnen de financiële gevolgen nog niet worden aangeven.
Vragen van de leden van de GroenLinks-fractie
[28] De leden van de GroenLinks-fractie vragen naar de voor- en nadelen van uitstel
en afstel van de invoering.
Zoals beschreven in de brief van 1 april 202018 is uitstel nodig. Dat is geen afweging van voor- en nadelen, maar een keuze voor
verantwoorde invoering. In deze brief zijn vier overwegingen genoemd, die in combinatie
hiertoe leiden. Ten eerste bevestigde de Gateway Review van eind februari 2020 de
noodzaak van een goede implementatie waartoe nog stevige stappen gezet moeten worden.
Ten tweede is er sprake van eerdere (ook aan de Kamer gemelde) vertraging rondom het
beschikbaar komen van de standaard voor publicatie van omgevingsdocumenten en de verwerving
van lokale software, die niet kon worden ingelopen en die ervoor zorgde dat de rek
uit de planning was. Een derde overweging is de voortgang van de behandeling van de
wetgeving die belangrijk is omdat de uitvoeringspraktijk tijdig kennis moet kunnen
nemen van de wetgeving en de definitieve regelgeving pas onderdeel kan zijn van het
DSO. En tot slot de samenloop van de grote inzet die nodig is om de Omgevingswet te
implementeren met de uitvoering van maatregelen in verband met de bestrijding van
het coronavirus. Om deze redenen is tot uitstel besloten.
[29] De leden van de GroenLinks-fractie vragen ook naar de voor- en nadelen van afstel
van de invoering van de wet en in dat verband wat er mis zal gaan als het huidige
stelsel in stand zou blijven.
De redenen voor de invoering van de Omgevingswet gelden onverkort. Op dit moment is
er feitelijk geen sprake van een stelsel van omgevingsrecht, maar van een veelheid
aan uiteenlopende regels, zowel op Rijks- als decentraal niveau, die voor niemand
te overzien zijn. De huidige regelgeving kent uiteenlopende instrumenten, vereisten,
procedures en begrippen. De Omgevingswet zorgt ervoor dat het omgevingsrecht inzichtelijker,
voorspelbaarder en gemakkelijker in het gebruik wordt. Ook draagt het nieuwe stelsel
bij aan de steeds belangrijker wordende samenhangende benadering van de fysieke leefomgeving.
In een klein land is de integrale benadering van opgaven op het gebied van wonen,
infrastructuur, milieu, water, natuur en cultureel erfgoed van groot belang voor de
kwaliteit van de fysieke leefomgeving. Verder dragen de instrumenten van het nieuwe
stelsel bij aan een efficiëntere aanpak van de maatschappelijke opgaven, zoals de
energietransitie. De Omgevingswet geeft gemeenten de mogelijkheid om regels over meer
onderwerpen te stellen (zoals bijvoorbeeld over geluid) en deze regels samenhangend
en afgestemd op locaties in een omgevingsplan te bundelen. Hierdoor ontstaat een betere
uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid en kan bovendien overbodige regeldruk beter worden
voorkomen. Niet voor niets zijn er een groot aantal gemeenten die experimenteren via
de Crisis- en herstelwet met het bestemmingsplan verbrede reikwijdte, de voorloper
van het omgevingsplan.
[30] De leden van de GroenLinks-fractie vragen of de Minister bereid is om op specifieke
punten nog met aanpassingen en verbeteringen van het stelsel te komen.
In het antwoord op de vragen van de leden van de CDA-fractie [20] is geschetst welke
wijzigingen nog in het stelsel zullen worden aangebracht. Zo is beschreven welke wijzigingen
in procedure zijn om de bouw van het stelsel te competeren. Ook zijn enkele wijzigingen
genoemd die voortvloeien uit de parlementaire behandeling van onderdelen van de stelselherziening.
Daarnaast is aangegeven dat het stelsel een levend stelsel is, dat kan worden benut
voor diverse maatschappelijke opgaven, bijvoorbeeld ter uitvoering van het klimaatakkoord
of de verdere aanpak van stikstof. Dat kan ook tot wijziging of aanvulling van het
stelsel leiden. De Omgevingswet is toekomstvaste wetgeving. De mate waarin rijk of
provincie onderwerpen naar zich kunnen toetrekken wordt bepaald door de begrippen
«nationaal belang» en «provinciaal belang» en door de vraag of gemeenten deze belangen
het beste kunnen behartigen. Deze weging kunnen rijk, provincies en gemeenten maken.
Daarnaast wordt vijf jaar na inwerkingtreding de wetgeving geëvalueerd. Dat kan uiteraard
ook tot aanpassingen leiden. Tussentijds worden de effecten van de wet gemonitord.
Als daarbij blijkt dat het noodzakelijk is om aanpassingen te doen, dan wacht ik daar
niet mee tot de formele evaluatie.
[31] De leden van de GroenLinks-fractie willen graag een beschrijving van de gang
van zaken rondom het besluit om de invoering van de Omgevingswet per 1 januari 2021
uit te stellen.
Ik ben daar in mijn reactie op de vraag van de PVV nader op ingegaan (nr. 6/7). In
december zijn beide Kamers geïnformeerd19 over de inschatting dat inwerkingtreding op de beoogde datum wenselijk en haalbaar
leek. Ook is in die brief beschreven dat rond de zomer 2020 nogmaals een afweging
zou worden gemaakt. Zoals in het antwoord op de vragen [6 en 7] uiteen is gezet, moest
begin april de conclusie worden getrokken dat uitstel verstandig en verantwoord is.
i De uitkomsten van de Gateway Review en andere ontwikkelingen zoals de vertraging
rondom het beschikbaar komen van de standaard voor publicatie van omgevingsdocumenten,
de verwerving van lokale software en voortgang van de behandeling van de wetgeving
gaven begin april aanleiding om de beoogde inwerkingtredingsdatum te heroverwegen.
Gecombineerd met de extra inspanningen en aanpassingen in het dagelijkse werk die
de gevolgen van de bestrijding van het Coronavirus van rijk, provincies, gemeenten
en waterschappen vragen, is de haalbaarheid van 1 januari 2021 in het geding gekomen.
[32] De leden van de GroenLinks-fractie vragen wanneer de Minister met de bestuurlijke
partners overlegt over de nieuwe inwerkingtredingsdatum en wat haar inzet is.
De inzet is om samen met bestuurlijke partners in de tweede helft van mei met een
voorstel voor een nieuwe datum voor inwerkingtreding te komen. De inzet daarbij is
dat er voldoende tijd is om een zorgvuldige inwerkingtreding van de Omgevingswet voor
te bereiden, maar dat we ook de energie en de steun die er is voor de Omgevingswet
vasthouden. Vanuit die uitgangspunten streven de bestuurlijke partners en ik naar
een zo kort mogelijk termijn.
[33] De leden van de GroenLinks-fractie vragen naar de financiële aspecten van de
invoering van de Omgevingswet.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen of er nog binnen de budgetten wordt gewerkt
en of er overschrijdingen zijn. Ook vragen ze of de Minister decentrale overheden
gaat compenseren voor extra kosten en nu al een financieel beeld gegeven kan worden.
Met de bestuurlijke partners is de afspraak gemaakt dat overheden de eigen invoeringskosten
betalen maar ook dat er geen korting op de fondsen zal plaatsvinden vanwege de structurele
baten die per saldo na de inwerkingtreding verwacht worden. In die zin zijn er geen
budgetten die verstrekt zouden zijn om de invoeringskosten op lokaal niveau te financieren
en die al dan niet overschreden zouden kunnen zijn.
Dit neemt niet weg dat uitstel tot kosten zal leiden. Deze kosten worden bepaald door
de mate van uitstel van de inwerkingtreding. De duur van het uitstel is echter nog
niet bepaald. In mijn brief van 1 april heb ik aangegeven dat de inwerkingtreding
van de Omgevingswet op een later tijdstip dan 1 januari 2021 zal gaan plaatsvinden.
En dat ik na overleg met de bestuurlijke partners met een voorstel voor een nieuwe
inwerkingtredingsdatum zal komen. Daarnaast werken Rijk en koepels momenteel nauw
samen om een integraal financieel beeld van de stelselherziening op te stellen door
middel van onafhankelijke onderzoeken. Het beeld dat hieruit ontstaat vormt de start
voor een monitoringinstrument waarin in kaart moet worden gebracht wat de daadwerkelijke
effecten van het stelsel zijn. Deze monitor vormt een basis voor een eerste financiële
evaluatie die in het Beheerakkoord afgesproken is voor 2022 en voor een tweede evaluatie
die vijf jaar na inwerkingtreding zal plaatsvinden.
Deze afspraak is in 2016 gemaakt in het bestuursakkoord, eind 2018 herbevestigd in
de Beheerovereenkomst DSO en op 8 april 2020 tijdens een bestuurlijk overleg met de
koepels nogmaals herbevestigd. Tevens hebben de partijen tijdens dit bestuurlijk overleg
de bereidheid uitgesproken in het kader van de eerste financiële evaluatie in 2022
naar oplossingen te zoeken ingeval de transitiekosten ten gevolge van buiten de invloedssfeer
van de bestuursorganen liggende factoren substantieel hoger blijken uit te vallen
in relatie tot de verwachte baten.
Er zijn nu nog geen resultaten beschikbaar van de onafhankelijke onderzoeken die worden
verricht om het integrale financiële beeld op te kunnen stellen. Voorafgaand aan het
debat over het ontwerp van het inwerkingtredings-KB zal het parlement worden geïnformeerd
over de stand van zaken in het onderzoek naar het integrale financiële beeld. In het
najaar komen definitieve resultaten beschikbaar.
[34] De leden van de GroenLinks-fractie willen graag weten wat de budgettaire gevolgen
van het nu door de Minister aangekondigde uitstel zijn.
Zoals in het antwoord op vraag [27] reeds is aangegeven, is het op dit moment nog
niet duidelijk wat de nieuwe inwerkingtredingsdatum van de Omgevingswet zal zijn en
ook nog niet tot welke kosten het uitstel leidt.
[35] De leden van de GroenLinks-fractie vragen wat de extra kosten zijn die nu gemaakt
moeten worden om het DSO alsnog te vervolmaken.
Er worden geen extra kosten voorzien voor het vervolmaken van het DSO-LV. De ontwikkeling
van het DSO Basisniveau blijft binnen de oorspronkelijke raming van € 142 miljoen
inclusief risicoreservering.
[36] De leden van de GroenLinks-fractie vragen wanneer verwacht wordt dat het DSO
af is.
Er wordt volop doorgewerkt aan het in 2020 tijdig opleveren van het basisniveau DSO-LV.
Het uitstel van de inwerkingtreding heeft geen invloed op deze huidige inzet en planning
van de bouw van DSO-LV.
In januari van dit jaar is er een versie van het DSO-LV opgeleverd, dat klaar is voor
aansluiten, vullen en oefenen. Daar maken overheden nu ook in toenemende mate gebruik
van. De laatste onderdelen van het DSO-LV die nodig zijn voor inwerkingtreding van
de wet, worden in de loop van dit jaar opgeleverd, en zullen op 1 januari 2021 volledig
beschikbaar zijn.
[37] De leden van de GroenLinks-fractie vragen wat het kabinet voor zich ziet met
betrekking tot (organisatorische) vangnetopties voor overheden die niet op tijd kunnen
aansluiten op DSO-LV.
Ik streef ernaar dat iedereen die dat moet of wil, aangesloten is. Mocht dat onverhoopt
ondanks alle inspanningen niet lukken, dan zoek ik naar oplossingen daarvoor. We zijn
met de koepels in gesprek hoe die oplossingen eruit kunnen zien. Deze oplossingen
kunnen organisatorisch van aard zijn (bijvoorbeeld een centrale organisatie die taken
voor een bevoegd gezagen kan afhandelen), of technisch. De mate van uitstel zal ook
bepalen welke oplossingen nodig en opportuun zijn.
[38] De leden van de GroenLinks-fractie vragen naar de verwachtingen die de Minister
had bij de Gateway Review en de concrete acties die daaraan verbonden worden. Ook
vragen de leden van de GroenLinks-fractie in hoeverre de mede-overheden klaar zijn
voor de Omgevingswet.
De Gateway Review maakt onderdeel uit van de gefaseerde toetsing van het DSO.20 De eerste stappen daarin waren gericht op de centrale ICT voorziening (het DSO-LV).
De Gateway Review is het eerste onderzoek geweest dat nadrukkelijk heeft gekeken naar
de implementatieopgave van het DSO bij bevoegd gezagen en de voortgang daarbij. Die
implementatie-opgave bestaat eruit dat de bevoegd gezagen met hun eigen systemen op
de centrale voorziening aansluiten. Deze review maakt nogmaals duidelijk dat de implementatie
van het DSO een omvangrijke opgave in zichzelf is, waarbij niet alles zo snel gaat
als gewenst. Ook bleek dat er aanvullende maatregelen nodig zijn om de implementatie
van het DSO goed te laten verlopen. De Gateway Review was dan ook aanleiding voor
het nemen van diverse maatregelen om de ondersteuning van bevoegd gezagen bij de implementatie
te intensiveren. Daarmee worden de mede-overheden geholpen om klaar te zijn voor de
Omgevingswet.
[39] De leden van de GroenLinks-fractie vragen of het kabinet de analyse deelt dat
de inschattingen over de implementatie van het DSO uit januari achterhaald worden
door de Gateway Review.
Die analyse wordt niet gedeeld. De Gateway review doet stevige aanbevelingen maar
wel met als doel om 1 januari 2021 in zicht te houden. Ook in januari was het beeld
al dat de rek uit de planning was maar 1 januari 2021 nog wel haalbaar was. In antwoord
op de vragen van de leden van de PVV-fractie heb ik deze analyse nader toegelicht.
[6/7]
[40] De leden van de GroenLinks-factie vragen naar de wijze waarop de Minister de
Eerste en Tweede Kamer procesmatig en inhoudelijk de mogelijkheid zal geven om met
de regering te spreken over de kwaliteit en implementatie van het DSO.
In de recente debatten, brieven en antwoorden op vragen vanuit zowel de Eerste als
Tweede Kamer is inhoudelijk en procesmatig ingegaan op de kwaliteit en implementatie
van het DSO.
Zoals in de brief van 1 april21 is toegezegd, wordt u, in aanloop naar de voorhang van het ontwerp van het inwerkingtredings-KB,
maandelijks geïnformeerd over de voortgang van de wetgeving, de implementatie en het
DSO. Vervolgens kan bij de voorhang van het ontwerp inwerkingtredings-KB het debat worden gevoerd over de datum van inwerkingtreding van de Omgevingswet.
Daarbij kan ook gesproken worden over de stand van de implementatie en het DSO.
[41] De leden van de GroenLinks-fractie vragen of alle onderdelen van het DSO voor
invoeringsmoment en uitbouw in functionaliteit of inhoud hetzelfde blijven.
De basisversie van de landelijke voorziening DSO (DSO-LV) is ongewijzigd. Anders gesteld:
dat er meer aandacht en focus uit moet gaan naar de implementatie heeft geen gevolgen
voor de functionaliteit of inhoud van het DSO-LV. Voor de uitbouw geldt dat daar onder
meer goed wordt gekeken naar de daadwerkelijke behoeften van gebruikers en op basis
daarvan interbestuurlijk kan worden besloten tot aanvullingen in functionaliteit in
inhoud. Kortheidshalve wordt verwezen naar eerdere beantwoording [36].
[42] De leden van de GroenLinks-fractie willen weten wat de nieuwe termijnen zullen
zijn voor het voldoen aan de minimumcriteria voor inwerkingtreding van de Omgevingswet
die de bestuurlijke koepels met elkaar hebben afgesproken, nu de inwerkingtreding
van de wet wordt uitgesteld. Ook vragen ze zich af of er nieuwe afspraken gemaakt
worden over de content.
De leden van de GroenLinks-fractie stellen terecht dat de inwerkingtreding van de
Omgevingswet wordt uitgesteld. Een nieuwe datum moet nog worden bepaald. Die nieuwe
datum zal het moment zijn waarop voldaan moet zijn aan de minimumcriteria. De minimumcriteria
blijven hetzelfde, ook voor zover deze gaan over de content van het DSO. Dit betekent
dat de volgende content bij inwerkingtreding van de Omgevingswet in ieder geval in
DSO-LV dient te staan:
– Omgevingsregeling
– Provinciale omgevingsverordeningen en omgevingsvisies
– Bruidsschat voor gemeenten en waterschappen
– Vragenbomen voor het aanvragen van vergunningen en doen van meldingen voor activiteiten
die worden geregeld in rijksregelgeving (Besluit activiteiten leefomgeving en Besluit
bouwwerken leefomgeving), de bruidsschat en de provinciale verordeningen
– Huidige bestemmingsplannen e.d. die opgaan in het omgevingsplan. De nog geldige inhoud
van www.ruimtelijkeplannen.nl wordt na inwerkingtreding va de Omgevingswet via DSO-LV getoond.
[43] De leden van de GroenLinks-fractie vragen of de kennisgeving afwijkvergunning
en TPOD en dat daar in 2020 mee gestart wordt, afwijkt van eerdere planningen.
De toepassingsprofielen voor omgevingsdocumenten (TPODs) zijn een essentieel onderdeel
om omgevingsdocumenten digitaal op de kaart te kunnen tonen. Elk type omgevingsdocument
kent zijn eigen toepassingsprofiel. Sinds oktober 2019 is de 0.98 versie van de STOP-TPOD
standaard en de TPODs beschikbaar en sinds begin januari 2020 is dit in DSO geïmplementeerd
om mee te oefenen en op aan te sluiten. De kennisgeving afwijkvergunning maakt geen
deel uit van de scope van het basisniveau. Met de bestuurlijke partners is echter
geconstateerd dat deze nodig is om het bestaande voorzieningenniveau te handhaven.
De TPOD kennisgeving afwijkvergunning wordt daarom versneld als eerste onderdeel van
de uitbouw van DSO meegenomen. De verwachting is dat deze voor inwerkingtreding beschikbaar
zal zijn.
Daarnaast vragen de leden van de GroenLinks-fractie of het klopt dat de STOP-TPOD
standaard later beschikbaar is gekomen dan eerder werd gecommuniceerd.
Er is inderdaad vertraging opgelopen met deze standaard. Dat is reeds in de voortgangsbrieven
van 27 juni 201922 en 29 november 201923gemeld. Op 3 april is de standaard opgeleverd.
Ook vragen de leden van de GroenLinks-fractie in hoeverre de oorspronkelijke planning
over de oefentijd gehaald is met betrekking tot het DSO-LV, TPOD en afwijkvergunning.
De oorspronkelijke planning was één jaar de tijd voor aansluiten, vullen en oefenen.
Met het aanleveren van vragenbomen en het behandelen van vergunningsaanvragen en meldingen
kan sinds begin van dit jaar geoefend worden. Met het publiceren en wijzigen van omgevingswetbesluiten
kan dit door de eerder gemelde vertraging in oplevering van de STOP-TPOD standaard
zeer beperkt. Bij dat laatste zou dus bij een inwerkingtredingsdatum van 1 januari
2021 inderdaad geen sprake zijn geweest van 1 jaar oefentijd. De TPOD kennisgeving
afwijkvergunning maakt geen onderdeel uit van het basisniveau, en valt daarmee ook
buiten de geplande oefentijd voor het basisniveau. Desalniettemin vinden de bestuurlijke
partners en ik het belangrijk dat deze TPOD wel voor inwerkingtreding beschikbaar
is.
[44] De leden van de GroenLinks-fractie willen weten wat bedoeld wordt met technische
of organisatorische workarounds, voor het geval dat niet alle overheden tijdig zijn
aangesloten op alle voor hen relevante onderdelen van het DSO.
Bij vergelijkbare vragen van de leden van de GroenLinks-fractie [37] is hierop geantwoord.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen wat de gevolgen zijn die verwacht worden
voor burgers en bedrijven, indien van deze vangnetopties of workarounds gebruik wordt
gemaakt.
De vangnetopties waarover overlegd wordt met de koepels worden zo ingericht dat er
geen gevolgen zijn voor burgers en bedrijven: zij kunnen te allen tijde een vergunningaanvraag
of melding indienen, en kennisnemen van en participeren bij Omgevingswetbesluiten.
[45] De leden van de GroenLinks-fractie vragen hoeveel decentrale overheden moeite
hebben binnen planning en budget marktpartijen in te schakelen voor de ondersteuning
van hun implementatie.
Op dit moment zijn er met betrekking tot de koppeling in de vergunningenketen geen
signalen dat bestuursorganen tevergeefs bij leveranciers aankloppen om «geholpen»
te worden en dat ze niet binnen budget kunnen blijven.
[46] De leden van de GroenLinks-fractie vragen naar een nadere toelichting op wat
wordt verstaan onder interbestuurlijke afstemming en samenwerking op operationeel,
tactisch en strategisch niveau zoals genoemd in de beleidsreactie op de Gateway Review.
Kortheidshalve verwijs ik u naar de brief aan uw Kamer van 25 januari 201924, waarin de verschillende taken op de verschillende niveaus zijn beschreven.
Op al deze niveaus vindt samenwerking met interbestuurlijke partijen plaats. Het gaat
bijvoorbeeld op operationeel niveau om de inbreng van wensen van het bevoegd gezag
als gebruiker rond de werking van het DSO, op tactisch niveau om de prioritering door
bestuurlijke partners van wat wanneer wordt ontwikkeld en op strategisch niveau vindt
deze afstemming en samenwerking plaats om te komen tot de opdrachtverlening en kaderstelling
rond het beheer en de doorontwikkeling van DSO-LV.
[47] De leden van de GroenLinks-fractie vragen of de Kamer de (fit-gap) analyses kan
ontvangen waar op blz. 10 van het rapport Gateway Review naar verwezen wordt.
Ik neem aan dat de leden van GL hierbij doelen op de passage in opvolging van de aanbeveling
6 (bijlage 1B, opvolging aanbevelingen Gateway), waar inderdaad wordt gesproken over
fit-gap analyses tussen huidige voorzieningen en het DSO. De samenvatting van rapport
hierover is sinds begin 2019 openbaar beschikbaar op de website van aan de slag met
de Omgevingswet en is als bijlage bij deze antwoorden meegezonden25.
[48] De leden van de GroenLinks-fractie vragen of de Minister kan aangeven of in de
concretisering van de vulstrategie duidelijkheid komt over wie, wat, wanneer, precies
moet doen.
De vulstrategie wordt momenteel opgesteld. Deze beschrijft in detail welke vulling
het Rijk moet aanleveren, en wat de overheden aanleveren. Vanuit het Rijk is dit de
rijksregelgeving zelf, inclusief de vragenbomen voor het aanvragen en melden van activiteiten
die vergunnings- of meldingsplichtig zijn op grond van de Omgevingswet, inclusief
de invoerings- en aanvullingswetgeving. Daarnaast levert het Rijk de zogenaamde bruidsschat,
waarin zij de regels klaarzet die wegens de wet naar de lokale overheden worden overdragen.
Dit betreft zowel de juridische regels, als de belangrijkste vragenbomen die daaruit
voortvloeien.
Voor de overheden beschrijft de vulstrategie welke informatie er beschikbaar gemaakt
moet zijn op de datum van inwerkingtreding, conform het wettelijk minimum. Denk hierbij
bijvoorbeeld aan de provinciale verordeningen. Decentrale overheden zijn zelf verantwoordelijk
voor het maken van vragenbomen voor activiteiten waar zij zelf een vergunning- of
meldingsplicht voor instellen. Ook hier is al mee gestart, zo ontwikkelt VNG voor
de gemeenten een database met voorbeeldvragenbomen voor veel voorkomende activiteiten.
Voor het maken van de vragenbomen en kunnen oefenen met de nieuwe regels is het belangrijk
dat ook het voorstel voor de Aanvullingswet natuur spoedig wordt behandeld, zodat
ook hiervoor op tijd vragenbomen kunnen worden gemaakt. Dat kan immers pas als het
aanvullingsbesluit definitief is, dus na verwerking van het advies van de Afdeling
advisering van de Raad van State. Het ontwerpbesluit kan niet eerder naar de Raad
van State dan nadat de voorhang in de Eerste Kamer is afgerond.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen verder of de Minister de opvatting van het
reviewteam onderschrijft dat er minimaal een half jaar moet zitten tussen inwerkingtreding
en het kenbaar en digitaal beschikbaar zijn van de gehele Omgevingswet met bijbehorende
regelgeving en concept-provinciale verordeningen. Ook vragen zij waar volgens de Minister
nu het grootste knelpunt zit.
Zoals in het antwoord op de leden van de CDA-fractie [21] is beschreven, kent de stelselherziening
een gefaseerde totstandkoming. Een groot deel van de regelgeving van het nieuwe stelsel
is nu reeds kenbaar en stabiel. Zoals in dat antwoord is aangegeven bepalen de Aanwijzingen
voor de regelgeving dat er een minimumtermijn van drie maanden moet zitten tussen
de publicatie en de inwerkingtreding. Digitale beschikbaarheid geschiedt via het DSO
of voor de Omgevingswet (en de invoeringswet en aanvullingswetten) via www.officiëlebekendmakingen.nl. Belangrijk hiervoor is dat de omgevingsverordeningen en de wetgeving worden afgerond.
[49] De leden van de GroenLinks-fractie vragen of bij het opstellen van de oefenstrategie
meer aandacht kan worden gegeven aan transponeringstabellen van oude naar nieuwe wetgeving,
en wat deze betekenen voor verschillende thema’s of trajecten.
Deze tabellen zijn beschikbaar: de bijlagen van de memorie van toelichting bij de
Invoeringswet26 bevatten transponeringstabellen voor alle wetten die door de Omgevingswet worden
ingetrokken of ingrijpend worden gewijzigd, waaronder de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht,
de Wet ruimtelijke ordening en de Waterwet. Bovendien wordt via het interbestuurlijke
programma Aan de Slag met de Omgevingswet en de koepels veel informatie verstrekt
over het overgangsrecht uit de Invoeringswet, hoe dit in elkaar zit en wat het betekent
voor lopende procedures.
[50] De leden van de GroenLinks-fractie vragen hoe geborgd wordt dat het uitstel van
de Omgevingswet geen vertraging veroorzaakt voor de transitievisies warmte en regionale
energiestrategieën.
Het is inderdaad van belang dat uitstel van de Omgevingswet geen vertraging veroorzaakt
bij de energietransitie. De Omgevingswet bevat goede instrumenten om deze transitie
vorm te geven. Tot die tijd zal met het huidig wettelijk instrumentarium worden gewerkt.
Daarbij zijn er overgangsrechtelijke voorzieningen getroffen. De regionale energiestrategieën
(RES’en) zijn interbestuurlijke regionale (ambitie)documenten. De afspraken in de
RES 1.0 zullen verankerd worden in de instrumenten van de Omgevingswet, bijvoorbeeld
omgevingsvisies, omgevingsplannen, omgevingsverordeningen en programma’s. Als gevolg
van het coronavirus is besloten de deadline van de RES 1.0 met vier maanden te verruimen
(van 1 maart 2021 naar 1 juli 2021). Het verankeren van de RES in het instrumentarium
van de Omgevingswet zal na inwerkingtreding van de Omgevingswet plaatsvinden. Tot
inwerkingtreding van de Omgevingswet vindt verankering plaats in bestaande instrumenten
onder de Wet ruimtelijke ordening. Indien het uitstel van de inwerkingtreding van
de Omgevingswet beperkt blijft zal dit bijna niet nodig zijn.
De transitievisies warmte dienen uiterlijk 31 december 2021 te zijn vastgesteld. Als
de Omgevingswet voor die datum in werking treedt, kunnen gemeenten hun transitievisie
warmte vaststellen als programma op grond van de Omgevingswet. Als de Omgevingswet
na die datum inwerking treedt, betekent dit dat gemeenten deze niet op grond van de
Omgevingswet kunnen vaststellen. Zij kunnen dat echter wel doen op grond van hun autonome
bevoegdheid tot het vaststellen van beleidsplannen. Als een transitievisie warmte
wordt vastgesteld die voldoet aan de eisen voor een programma onder de Omgevingswet,
komt de transitievisie warmte te gelden als een programma onder de Omgevingswet. Vereist
is wel dat het document formeel is vastgesteld door het college, een uitwerking van
het beleid bevat met concrete maatregelen en dat – indien nodig – een milieueffectrapportage
is opgesteld. Dit gebeurt op basis van overgangsrecht in de (reeds aangenomen) Invoeringswet
Omgevingswet. Daarmee krijgt het document dezelfde status als een document dat op
grond van de Omgevingswet is vastgesteld.
[51] De leden van de GroenLinks-fractie vragen of andere transities (zoals de wijkgerichte
aanpak bij het uitvoeren van het klimaatakkoord gebouwde omgeving, het aardgasvrij
maken van wijken) mogelijk ook vertraging oplopen en naar de mogelijkheden om vertraging
te voorkomen.
De Omgevingswet biedt zoals eerder aangegeven waardevolle instrumenten om de energietransitie
vorm te geven. Tot de inwerkingtreding van de Omgevingswet kan met toepassing van
het huidige recht worden besloten over projecten die nodig zijn voor bijvoorbeeld
de energietransitie. Voor de structurele inbedding van de wijkgerichte aanpak, waaronder
de transitievisies warmte, is in het Klimaatakkoord afgesproken dat deze wordt vormgegeven
aan de hand van de instrumenten onder de Omgevingswet. Hierbij is 1 januari 2021 als
beoogde datum genoemd. Deze datum is niet haalbaar gebleken. Het kabinet beziet de
juridische inbedding van de transitievisies warmte nog.
[52] De leden van de GroenLinks-fractie vragen verder wat het uitstel betekent voor
de inwerkingtreding van de Wet kwaliteitsborging voor het bouwen (Wkb), die gekoppeld
aan de Omgevingswet ook in zou gaan per 1/1/2021?
De beoogde inwerkingtredingsdatum van 1 januari 2021 voor de Wkb is niet meer mogelijk.
Het streven is om uw Kamer vóór de zomer van 2020 te informeren over een definitieve
invoeringsdatum van de Wkb. Zie ook de brief «Beantwoording vragen van het lid Ronnes
(CDA) over de voorbereidingen op de implementatie van de Wet kwaliteitsborging voor
het bouwen».27
[53] De leden van de GroenLinks-fractie vragen of concreet kan worden aangegeven wat
dit uitstel betekent voor de deadline van het opstellen van de omgevingsvisie voor
1-1-2024 en voor het opstellen van het omgevingsplan voor 1-1-2029.
Hierover wordt overlegd met de VNG. In de brief waarin een voorstel gedaan wordt voor
een nieuwe inwerkingtredingsdatum wordt hierop teruggekomen.
[54] De leden van de GroenLinks-fractie vragen wanneer ze de stand van zaken van de
financiële analyse kunnen ontvangen.
Samen met de koepels wordt hard gewerkt aan het opstellen van een gezamenlijk gedragen
integraal financieel beeld van de stelselherziening. Dit proces wordt zorgvuldig doorlopen
en er worden meerdere onafhankelijke onderzoeken gedaan. De inzichten die op dat moment
beschikbaar zijn, zal ik voorafgaand aan het debat over het ontwerp van het Inwerkingtredings-KB
de Kamer doen toekomen.
[55] De leden van de GroenLinks-fractie vragen of het klopt dat de Raad van State
advies moet geven over de vier Aanvullingsbesluiten en het Invoeringsbesluit en deze
adviezen verwerkt moeten zijn in de besluiten, voordat het inwerkingtredings-KB kan
worden voorgehangen. Zij vragen verder hoe haalbaar de Minister het acht dat dit op
tijd gereed is om het inwerkingtredings-KB nog voor het zomerreces te kunnen voorhangen
bij beide Kamers.
Het klopt dat de ontwerpbesluiten voor advies worden voorgelegd aan Afdeling advisering
van de Raad van State. Dit is op dit moment al gebeurd bij de ontwerpen van het Invoeringsbesluit
en de Aanvullingsbesluiten geluid, bodem en grondeigendom. Dat is nog niet het geval
bij het ontwerp van het Aanvullingsbesluit natuur aangezien de voorhangprocedure in
de Eerste Kamer nog niet is afgerond. Het kabinet hoopt dan ook op een spoedige behandeling
door de senaat. De Eerste Kamer besluit hierover op 12 mei aanstaande. Zolang de Afdeling
advisering van de Raad van State nog geen advies over het ontwerp van het Aanvullingsbesluit
natuur heeft uitgebracht zal het ontwerp van het inwerkingtredings-KB niet aan het parlement worden voorgelegd. Dit betekent dat het inwerkingtredings-KB
waarschijnlijk niet voor het zomerreces bij het parlement kan worden voorgehangen.
Het kabinet streeft ernaar om het ontwerp van het inwerkingtredings-KB kort na het
zomerreces bij beide Kamers voor te hangen. Het is niet nodig dat de adviezen van
de Raad van State al zijn verwerkt voordat het ontwerp van het inwerkingtredings-KB
kan worden voorgehangen.
[56] De leden van de GroenLinks-fractie verzoeken naar aanleiding van het NRC-artikel
van woensdag 1 april om alle relevante documenten die gaan over de invoering en over
het mogelijk uitstel van invoering met de Kamer te delen.
De afgelopen periode bent u voortdurend geïnformeerd over de voortgang van de invoering
van het stelsel. Dat gebeurt half jaarlijks in de voortgangsbrieven en aanvullend
daarop in toetsingsdocumenten over de voortgang van het DSO zoals het zogenaamde feitenrelaas28 dat ook naar beide Kamers is gestuurd en rapport van bevindingen van de Audit Dienst
Rijk29 daar op.
De Gateway Review over de implementatie van het DSO en de beleidsreactie daarop is
op 1 april met uw kamer gedeeld, en is mede reden geweest om niet langer vast te houden
aan de inwerkingtredingsdatum van 1 januari 2021.
[57 en 58]
De leden van de GroenLinks-fractie vragen of de ambtelijke inventarisatie, waar in
het NRC-artikel naar wordt verwezen ten tijde van de behandeling van de Invoeringswet
Omgevingswet in de Eerste Kamer bekend was. Ze vragen of deze informatie met beide
Kamers gedeeld had moeten worden. Ook willen ze weten hoe in de toekomst wordt gewaarborgd
dat dergelijke informatie het parlement bereikt.
Deze vragen zijn eerder beantwoord naar aanleiding van vergelijkbare vragen van de
leden van de PVV-fractie [8/9/10/11].
Vragen van de leden van de SP-fractie
[59] De leden van de SP-fractie vragen de regering te reflecteren op het niet toezenden
van de Quick scan in relatie tot de informatieplicht van de regering aan beide Kamers
en vragen de regering of zij de visie deelt dat zij met name in relatie tot behandeling
van de Omgevingswet in de Eerste Kamer in gebreke is gebleven.
Deze vragen van de leden van de SP-fractie zijn reeds beantwoord bij vergelijkbare
vragen [8/9/10/11] van de leden van de PVV-fractie.
[60] De leden van de SP-fractie vragen naar de behandeling van de Invoeringswet Omgevingswet
in de Eerste Kamer en uitspraken van de Minister van Milieu en Wonen tijdens dat debat.
De Minister heeft in dat debat gezegd dat het DSO op schema loopt. Zij vragen op welke
informatie de Minister zich baseerde en wat het verschil is met de huidige informatie.
Zij vragen die informatie te verstrekken.
De Kamer is geïnformeerd over de voortgang van het DSO-LV, op basis van de informatie
die ten tijde van de plenaire behandeling van de Invoeringswet Omgevingswet in de
Eerste Kamer op 27 en 28 januari 2020 beschikbaar was. Belangrijkste bron daarbij
was het zogenaamde feitenrelaas 30 dat ook naar beide Kamers is gestuurd en rapport van bevindingen van de Audit Dienst
Rijk31 daar op. De Minister stelde dat het DS-LV beschikbaar was voor aansluiten vullen
en oefenen en daarmee het jaar 2020 benut zou kunnen worden als voorbereidings-, oefenings-
en implementatiejaar.
Op het moment van de Kamerbehandeling was de Gateway Review nog niet gestart. Waar
het feitenrelaas zich focust op de stand van zaken bij de ontwikkeling van de centrale
component van het Digitale stelsel, gaat de Gateway Review vooral in op de implementatiekant
van het stelsel. De Gateway Review en de beleidsreactie daarop is op 1 april met uw
kamer gedeeld32, en is mede reden geweest om niet langer vast te houden aan de inwerkingtredingsdatum
van 1 januari 2021.
[61] De leden van de SP-fractie vragen de regering of de kosten en baten voor decentrale
overheden zoals die in het verleden zijn geschetst nog reëel zijn. Zij vragen de regering
hierover duidelijkheid te geven in het overzicht over de financiële aspecten van de
invoering dat beloofd is voorafgaand aan behandeling van het inwerkingtredingsbesluit.
Zij vragen of een transitiefonds nog steeds niet noodzakelijk is.
Op de vraag van de leden van de SP-fractie over de financiële gang van zaken wordt
verwezen naar het antwoord op een vraag van de leden van de GroenLinks-fractie [33].
In dit antwoord is het proces beschreven waarin Rijk en koepels zich thans bevinden
met betrekking tot de uitwerking van eerder gemaakte financiële afspraken. Op dit
moment geldt dat Rijk en koepels nauw samen werken om een integraal financieel beeld
van de stelselherziening op te stellen door middel van onafhankelijke onderzoeken.
Dit beeld is er nu nog niet.
[62] De leden van de SP-fractie vragen wat «aanmelden» betekent en waarom dit relevant
is voor de voortgang.
Elk bevoegd gezag meldt zich aan voor het aansluiten op DSO-LV. Via deze aanmelding
geven zij per keten door met welke techniek, met welke leverancier en op welk tijdstip
zij deze aansluiting gaan realiseren. Hiermee geven zij dus ook aan dat ze aan alle
voorwaarden voldoen om aangesloten te kunnen worden. Het centrale aansluitteam maakt
op basis van deze informatie afspraken met leveranciers om het bevoegde gezag daadwerkelijk
aan te sluiten. Deze planning maakt het mogelijk om piekmomenten te onderkennen en
eventueel te spreiden.
[63] De leden van de SP-fractie vragen of de financiële kant van de invoering in de
beloofde maandelijkse voortgangsbrieven over het DSO betrokken wordt.
In de maandelijkse voortgangsrapportages ligt het accent op de kwantitatieve voortgang
bij het aansluiten op het DSO. De hiermee samenhangende invoeringskosten, die zowel
bij het interbestuurlijke programma Aan de Slag met de Omgevingswet als de koepels
en de specifieke bevoegd gezagen gemaakt worden, worden niet overkoepelend bijgehouden
en worden dus niet meegenomen in deze rapportage.
De invoeringskosten maken wel deel uit van het onderzoek naar het integrale financiële
beeld van de stelselherziening die Rijk en koepels laten uitvoeren. Voorafgaand aan
het debat over het ontwerp van het inwerkingtredings-KB zal het parlement worden geïnformeerd
over de stand van zaken in het onderzoek naar het integrale financiële beeld. In het
najaar komen de definitieve resultaten hiervan beschikbaar. Deze resultaten vormen
de input voor een monitoringsinstrument ten behoeve van de eerste financiële evaluatie.
Vragen van de leden van de PvdA-fractie
[64]
De leden van de PvdA-fractie vragen of het kabinet de conclusie van de Gateway Review
onderschrijft.
Net als de leden van de PvdA-fractie is het kabinet van mening dat goede implementatie
van de Omgevingswet cruciaal is zodat burgers, bedrijven en publieke partners weten
waar ze aan toe zijn en geborgd moet zijn dat processen goed lopen. Zoals ook in de
beleidsreactie is te lezen, onderschrijft het kabinet de conclusies van de Gateway
Review dat aanvullende maatregelen nodig zijn om een succesvolle implementatie van
het DSO mogelijk te maken. In die beleidsreactie33 wordt aangegeven welke aanvullende maatregelen daartoe genomen worden.
[65] De leden van de PvdA-fractie vragen naar de gebeurtenissen die van invloed waren
op het besluit tot uitstel van de inwerkingtreding.
Op deze achtergronden is ingegaan in de antwoorden op vragen [8/9/10/11] van de leden
van de PVV-fractie.
[66] Daarnaast vragen deze leden van de PvdA-fractie of de Minister een nieuwe implementatiedatum
kan overleggen nu de voorgenomen datum niet haalbaar blijkt.
De inzet is om samen met bestuurlijke partners in de tweede helft van mei met een
voorstel voor een nieuwe datum van inwerkingtreding te komen.
[67] De leden van de PvdA-fractie vragen of de Minister kan aangeven of de vertraging
die de implementatie van de Omgevingswet oploopt negatieve effecten heeft op het uitvoeren
van werkzaamheden door partijen die afhankelijk zijn van deze nieuwe wet. Gevraagd
wordt of de Minister erkent dat het wrang zou zijn dat door de problemen omtrent de
wet er in deze moeilijke tijden meer onduidelijkheid kan ontstaan voor betrokken partijen.
Deze leden vragen verder om inzicht te verschaffen in hoeverre bestaande procedures
die op zijn gegaan in de Omgevingswet hinder kunnen ondervinden van de vertraging
en of de vertraging de uitvoering van projecten door burgers, bedrijven of andere
partijen belemmert.
Het uitstel van de inwerkingtreding van de Omgevingswet is ruim voor de daarvoor voorziene
datum van 1 januari 2021 aangekondigd. Daardoor zijn negatieve effecten die met het
uitstel samenhangen voorkomen of in ieder geval tot een minimum beperkt. Bij het vaststellen
van een nieuwe inwerkingtredingsdatum zal opnieuw goed rekening gehouden worden met
de noodzaak dat zowel overheden als burgers, bedrijven en andere partijen voldoende
tijd hebben om zich hierop voor te bereiden. Voor de voorbereiding van nieuwe projecten
en de daarvoor benodigde procedure van besluitvorming zal het uitstel van de inwerkingtreding
van de Omgevingswet geen negatieve gevolgen hebben. Concrete (bouw)projecten kunnen
onverminderd met de huidige vergunningprocedures op grond van onder meer de Wet algemene
bepalingen omgevingsrecht, de Wet natuurbescherming en de Waterwet worden gefaciliteerd.
Ook kunnen op grond van de Wet ruimtelijke ordening nog bestemmingsplanprocedures
worden gestart.
Op grond van het overgangsrecht worden alle procedures voor bestemmingsplannen die
zijn gestart voor de inwerkingtreding van de Omgevingswet en alle aanvragen om een
vergunning die voor dat tijdstip zijn ingediend, conform oud recht afgerond. Dat geldt
ook voor de situatie waarin tijdens die procedures de Omgevingswet in werking treedt.
Op lopende procedures heeft de Omgevingswet geen invloed. Die procedures zullen dus
ook niet opgaan in de Omgevingswet, maar worden geheel conform oud recht afgerond.
Als een dergelijke procedure leidt tot het verlenen van een vergunning, gaat die op
het moment van onherroepelijk worden gelden als een omgevingsvergunning die is verleend
op grond van de Omgevingswet. Hetzelfde geldt voor een vergunning die bij inwerkingtreding
van de Omgevingswet al onherroepelijk is. Zo blijven bestaande vergunningen ook onder
het nieuwe recht onverminderd geldig en kunnen de daarmee vergunde activiteiten onverminderd
worden uitgevoerd. Een soortgelijke constructie geldt voor alle bestemmingsplannen,
die van rechtswege deel gaan uitmaken van het omgevingsplan zoals dat bij inwerkingtreding
van de Omgevingswet van kracht wordt. Het overgangsrecht zorgt er daarmee voor dat
bestaande rechten, zoals die voortvloeien uit vergunningen en bestemmingsplannen,
ongewijzigd blijven bestaan.
Bestemmingsplannen kunnen nog tot de laatste dag voor de inwerkingtreding van de Omgevingswet
in procedure worden gebracht. Tegelijkertijd geldt dat al vooruitlopend op die inwerkingtreding
procedures voor het vaststellen van een omgevingsplan kunnen worden gestart. Zo kan
de complete voorbereiding, participatie, terinzagelegging en de besluitvorming van
een omgevingsplan al voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Omgevingswet plaatsvinden.
Die kunnen dan spoedig na inwerkingtreding van de Omgevingswet van kracht worden.
De regering erkent dat het wrang zou zijn dat er door onduidelijkheden als gevolg
van het uitstel van de inwerkingtreding van de Omgevingswet problemen zouden ontstaan
bij overheden, burgers, bedrijven en andere partijen. Er wordt daarom alles aan gedaan
om die problemen te voorkomen, onder meer door ruim van tevoren de nieuwe inwerkingtredingsdatum
van de Omgevingswet aan te kondigen, zodat eenieder die daarmee moet werken zich er
voldoende op kan voorbereiden. Zoals hiervoor geschetst biedt verder het in de Invoeringswet
Omgevingswet opgenomen overgangsrecht een flexibel stelsel waarmee voor alle partijen
die zich bezighouden met de voorbereiding, besluitvorming en uitvoering van projecten
een soepele overgang naar het nieuwe recht is gewaarborgd.
[68] Deze leden vragen of de Minister kan aangeven of het uitstellen van de implementatie
budgettaire consequenties heeft en hoe de Minister zorgt dat financiële tegenvallers
niet bij de lagere overheden terecht komen.
Deze vraag is eerder beantwoord in samenhang met vragen [27/33/34/35] van de leden
van de D66-fractie en de GroenLinks-fractie. Het uitstellen van de implementatie zal
bij de betrokken overheden tot extra kosten leiden. De invoeringskosten maken wel
deel uit van het onderzoek naar het integrale financiële beeld van de stelselherziening
die Rijk en koepels laten uitvoeren. Voorafgaand aan het debat over het ontwerp van
het inwerkingtredings-KB zal het parlement worden geïnformeerd over de stand van zaken
in het onderzoek naar het integrale financiële beeld. In het najaar komen de definitieve
resultaten hiervan beschikbaar.
[69] De leden van de PvdA-fractie vragen of de Minister duidelijk wil communiceren
naar alle betrokken partijen wat de voorgenomen stappen zijn ter implementatie van
de Omgevingswet.
De implementatie van de Omgevingswet is een flinke opgave. Het is belangrijk om overheden
te helpen door de bomen het bos te zien. Daarom is er sinds 2015 een implementatieprogramma
waarin Overheden volop worden ondersteund bij de implementatie. Het Programma ADS
en de koepels hebben voor de verschillende overheden roadmaps opgesteld om de verschillende
stappen in de implementatie inzichtelijk te maken. Deze roadmaps zijn aan de overheden
toegestuurd, en zijn ook steeds onderwerp van gesprek in bijeenkomsten.
Daarnaast is medio vorig jaar een lijst opgesteld met punten voor alle overheden waaraan
ze tenminste moeten voldoen bij inwerkingtreding. Dat is voor iedere overheidslaag
net even anders. Deze minimumlijst is met de overheden gedeeld, en ook met de Kamer.
De VNG heeft voor de gemeenten deze minimumlijst verder uitgewerkt, zodat duidelijk
is wat deze minimum vereisten vanuit de wet voor de werkprocessen van gemeenten betekenen.
Ook de Gateway Review geeft belang aan van heldere communicatie over de tijdlijnen
voor de implementatie, specifiek voor het DSO. Dat gaat bijvoorbeeld over helderheid
wat wanneer beschikbaar komt van het DSO. Daar is opvolging aan gegeven: er is een
roadmap DSO opgesteld, die gedeeld is met alle implementerende overheden en hun softwareleveranciers.
Het is belangrijk dat we alle betrokken partijen gedurende de implementatie zo goed
mogelijk de weg wijzen.
Vragen van de leden van de PvdD-fractie
[70] De leden van de PvdD-fractie vragen of de Minister kan aangeven waarom zij in
haar brief expliciet stelt dat het «niet gaat over de vraag of het stelsel inwerking
treedt, maar wanneer.»
Dit wordt zo gesteld omdat er nog steeds brede steun wordt gezien voor de Omgevingswet
in het land en bij de bestuurlijke partners.
[71] Deze leden vragen of het klopt dat de beslissing over het wel of niet in werking
laten treden van de Omgevingswet een beslissing is die niet genomen kan worden zonder
de goedkeuring van de Staten-Generaal.
Een voorstel voor een nieuwe inwerkingtredingsdatum wordt opgenomen in het ontwerp
van het inwerkingtredings-KB dat bij beide Kamers zal worden voorgehangen. Aan de
hand daarvan kan het debat over de inwerkingtreding worden gevoerd. Zonder instemming
van beide Kamers kan de Omgevingswet niet in werking treden.
[72] De leden van de PvdD-fractie vragen of zonder de coronacrisis de invoeringsdatum
op verantwoorde wijze gehaald zou zijn en of de Minister daar een zo goed mogelijke
inschatting van kan maken.
Bij vergelijkbare vragen van de leden van de GroenLinks-fractie [31] is hierop geantwoord.
[73/74]
De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren vragen op grond waarvan de Minister
in februari van dit jaar de Eerste Kamer nog voorhield dat er voldoende vertrouwen
was dat de invoeringsdatum haalbaar was. Ze vragen naar de Quick scan die bij de ambtelijke
top van het Ministerie van Binnenlandse zaken zou liggen waaruit zou blijken dat de
beoogde invoeringsdatum niet haalbaar zou zijn. Zij vragen waarom de Kamer niet over
deze scan is geïnformeerd.
Deze vragen zijn eerder beantwoord in samenhang met vergelijkbare vragen van de leden
van de PVV- fractie [8/9/10/11].
[75] De leden van de PvdD-fractie vragen of de besluitvorming in de Eerste Kamer over
de Invoeringswet heeft plaatsgevonden op basis van alle beschikbare kennis.
De regering bevestigt dat de relevante kennis met de Kamer is gedeeld die nodig was
voor de behandeling van het voorstel voor de Invoeringswet. De leden vragen voorts
of de inwerkingtreding legitiem is. Het debat over de datum van inwerkingtreding van
de Omgevingswet zal met beide Kamers worden gevoerd bij de voorhang van het ontwerp
van het inwerkingtredings-KB. Het debat zal worden gevoerd aan de hand van de dan
beschikbare en meest actuele informatie.
[76] De leden van de PvdD fractie vragen tot wanneer uitstel is te verwachten en of
de Minister van BZK de Kamer kan informeren over de uitkomsten van het overleg met
de bestuurlijke partners.
De inzet is om samen met bestuurlijke partners in de tweede helft van mei met een
voorstel voor een nieuwe datum van inwerkingtreding te komen. Over de uitkomsten van
dat overleg en de vastgestelde nieuwe datum zal ik u informeren.
[77] De leden van de Partij van de Dieren-fractie vragen of in de Quick scan wordt
gesproken over een uitstel van enkele jaren. Zij vragen of een mogelijke invoering
zorgvuldig moet gebeuren. Zij geven aan het wenselijk te vinden het tijdpad op de
bovengrens te richten en niet op de ondergrens.
De auteur van de Quick scan kwam tot een inschatting dat bij continuering van de werkwijze
van dat moment die werd gehanteerd voor de STOP-TPOD standaard en de LVBB de inwerkingtreding
van de Omgevingswet pas op 2023 mogelijk zou zijn. Zoals in eerdere antwoorden op
vragen [8/9/10/11] van leden van de PVV-fractie is beschreven, zijn er in januari
maatregelen genomen die ertoe geleid hebben dat de STOP-TPOD standaard begin april
is opgeleverd. Op dit moment is overleg gaande met bestuurlijke partners om tot een
nieuw voorstel voor een inwerkingtredingsdatum te komen. Daarbij wordt gekeken naar
de mate van stabiliteit van de wetgeving, de voortgang op het DSO en voortgang van
de implementatie bij de bevoegde gezagen. De uitdaging is daarbij om tot voorstel
voor een inwerkingtredingsdatum te komen die voldoende tijd geeft om de implementatie
van het DSO en de voorbereiding op de komst van de Omgevingswet in te vullen maar
ook de energie vast te houden die er nu is rondom de Omgevingswet. Zoals in het antwoord
op de vorige vraag al is aangegeven is de verwachting is dat u hier in de tweede helft
van mei over wordt geïnformeerd.
[78] De leden van de PvdD-fractie vragen of de Minister het eens is met de uitspraak
van Lieuwe Koopmans, dat het DSO het zoveelste ICT-project van de overheid is die
mislukt en waar niemand regie over voert.
Het beeld dat de heer Koopmans schetst herken ik niet. Nu reeds is te zien dat het
loket werkt en dat er iedere maand werkende software wordt opgeleverd. Ketentesten
laten ook zien dat het werkt. Het is een illusie dat bij een groot project als dit
alles goed gaat. We zijn daar ook transparant over; we hebben u eerder bericht over
de STOP-TPOD standaard en houden u maandelijks op de hoogte van de voortgang. Gelukkig
gaat er ook veel goed; zie wat er inmiddels allemaal staat. Het Ministerie van BZK
voert daar de regie op. Want ook in een stelsel met ketenverantwoordelijkheden ligt
die regie bij 1 partij. Tegelijkertijd werken we aan het stelsel in intensieve samenwerking
met de bevoegd gezagen die hiermee moeten gaan werken.
[79] De leden van de PvdD-fractie vragen of de regering zich herkent de uitspraak
van de heer Koopmans in het NRC: «Ik spreek die ambtenaren al jaren en hoor de Minister
in de Kamer, maar die ambtenaren zijn de baas. En zij gaan de Minister echt niet vertellen
dat haar eigen ministerie de zaken niet op orde heeft.»
Dit is geen herkenbaar beeld. Op de wijze waarop informatiewisselingen hebben plaatsgevonden
en waarop gehandeld is rondom de ontwikkeling van de STOP-TPOD standaard is bij eerdere
vragen [8/9/10/11] van leden van de PVV-fractie ingegaan.
Vragen van de leden van de SGP-fractie
[80] De leden van de SGP-fractie ontvingen het signaal dat softwarebouwers aangeven
dat cruciale onderdelen van het systeem nog niet beschikbaar zijn en dat het testen
van software nog maanden gaat duren. Ze vragen of de Minister dit signaal herkent
en wat de stand van zaken is met betrekking tot de ontwikkeling van de benodigde software.
Het klopt dat er nog een wezenlijk onderdeel van het DSO nog niet helemaal af is.
Dat heeft alles te maken met de al eerder gemelde vertraging van de totstandkoming
van de STOP-TPOD standaard (zie antwoorden op eerdere vragen van de leden van de PVV-fractie
[8/9/10/11]). Hierdoor is de landelijke voorziening van het DSO later dan gepland
gereed voor het kunnen bekend maken en beschikbaar stellen van omgevingswetbesluiten,
zoals omgevingsverordeningen en omgevingsplannen. De STOP-TPOD standaard versie 1.0
is op 3 april opgeleverd en gepubliceerd en wordt dit kwartaal in de software van
DSO-LV ingebouwd. De plansystemen van aansluitende overheden, zoals provincies, gemeenten
en waterschappen, moeten hieraan worden aangepast. Veel softwareleveranciers van plansystemen
hebben bovendien gewacht op deze laatste versie van de standaard. Dit kwam doordat
met name voor gemeenten eerder nog een cruciaal onderdeel ontbrak, namelijk het kunnen
muteren van omgevingsplannen. Hier wordt nauw overleg met de softwareleveranciers
over gevoerd. De software voor het aansluiten op de andere onderdelen van het stelsel
(zaaksystemen en regelbeheersystemen) is al beschikbaar, maar voor wat betreft het
aanpassen van plansystemen aan de nieuwe landelijke voorziening gaat het inderdaad
nog een aantal maanden duren. Dus ja, ik herken dit beeld. Mede naar aanleiding van
de inbreng van de software leveranciers is tot uitstel overgegaan.
[81] De leden van de SGP-fractie hebben begrepen dat het Ministerie van Binnenlandse
Zaken en Koninkrijksrelaties een interne evaluatie heeft gemaakt van knelpunten voor
invoering van de Omgevingswet. De leden van de SGP-fractie horen graag of er nog knelpunten
zijn, bijvoorbeeld met betrekking tot de samenwerking tussen verschillende Rijksdiensten
en ministeries, die niet genoemd worden in de onderhavige Kamerbrief, maar die wel
relevant zijn met het oog op een goed verloop van het vervolgtraject.
De leden refereren hier aan de eerder genoemde Quick scan waarover het NRC schreef.
In antwoord op vragen [8/9/10/11] van de leden van de PVV-fractie is al ingegaan op
de inhoud van deze Quick scan en maatregelen die naar aanleiding daarvan zijn getroffen.
De samenwerking is naar aanleiding van die maatregelen verbeterd. Op dit moment zie
ik dan ook geen knelpunten in de samenwerking tussen de diensten.
[82] De leden van de SGP-fractie vragen op welke wijze het gebruiksgemak van het DSO
voor kleine MKB-ondernemers getoetst gaat worden.
Het belang van de toetsing van het gebruiksgemak wordt gedeeld met de leden van de
SGP-fractie. Naar aanleiding van de gewijzigde motie van de leden Bisschop en Ronnes
over een MKB-toets zijn met MKB-Nederland en VNO-NCW afspraken gemaakt over het oefenen
met het DSO op basis van een praktijkcasus. Inzichtelijkheid en gebruiksgemak staan
daarin centraal. De casus wordt momenteel voorbereid met enkele ondernemers uit de
MKB-hoek. Daarna zal ook op grotere schaal met MKB-bedrijven worden geoefend. In antwoord
op een vergelijkbare vraag [5] van de leden van de VVD-fractie wordt hier nader op
ingegaan.
Ondertekenaars
-
, -
Eerste ondertekenaar
E. Ziengs, voorzitter van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken -
Mede ondertekenaar
C.J.M. Roovers, griffier