Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over geannoteerde agenda voor de informele Raad Werkgelegenheid en Sociaal Beleid van 5 mei 2020 (Kamerstuk 21501-31-556)
21 501-31 Raad voor de Werkgelegenheid, Sociaal Beleid, Volksgezondheid en Consumentenzaken
Nr. 559
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 12 mei 2020
De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft op 1 mei 2020 enkele
vragen en opmerkingen aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid voorgelegd
over de brief van 30 april 2020 inzake de geannoteerde agenda voor de informele Raad
Werkgelegenheid en Sociaal Beleid van 5 mei 2020 (Kamerstuk 21 501-07, nr. 556).
De Minister heeft deze vragen beantwoord bij brief van 11 mei 2020. Vragen en antwoorden
zijn hierna afgedrukt.
De voorzitter van de commissie, Rog
Adjunct-griffier van de commissie, Freriks
Inhoud/achtergrond agendapunt
1. VVD: De leden van de VVD-fractie begrijpen dat de Commissie om input van de lidstaten
vraagt ten aanzien van het rapport over demografie, maar lezen hier niets over terug
in de inzet van Nederland. Levert Nederland hier input op? Kan de Minister aangeven
wat de Nederlandse inbreng is? Wordt bij het demografisch rapport ook gekeken naar
maatregelen die lidstaten moeten nemen voor de houdbaarheid op langere termijn van
hun pensioenstelsels, zoals het CPB dat in Nederland doet? Is de Minister bereid aan
de Commissie aan te geven dat dit een waardevolle toevoeging is?
Tijdens het video-overleg is inderdaad gesproken over demografie en het aanstaande
rapport van de Europese Commissie over dit onderwerp. Het rapport zal op korte termijn
gepubliceerd worden en zal beschrijvend van aard zijn. Wat Nederland betreft moet
dit rapport ingaan op de brede demografische trends in de EU en daarbij ook de huidige
COVID-19 crisis meenemen. Daarbij is Nederland van mening dat een maatwerkaanpak voor
de uitdagingen in verschillende regio’s voor de hand ligt. Het ligt in de lijn der
verwachting dat het rapport ook zal ingaan op de houdbaarheid van pensioenstelsels.
Nederland heeft, net als enkele andere lidstaten, deze suggestie ingebracht tijdens
het video-overleg.
Inzet Nederland
2. VVD: De leden van de VVD-fractie hebben nog enkele vragen over de Nederlandse inzet.
Zij merken op dat er in de annotatie niets staat over de problemen rond buitenlandse
seizoenarbeiders die de grens niet over kunnen, waardoor de Nederlandse land- en tuinbouw
problemen heeft met oogsten. Dit probleem speelt ook in veel andere lidstaten. Zij
vragen de Minister deze problematiek op Europees niveau aan te kaarten en te zoeken
naar praktische en veilige oplossingen. Daarnaast vragen zij de Minister of hij het
probleem herkent van arbeidsmigranten die hun baan verloren hebben, terug willen keren
naar familie in hun thuisland en klem komen te zitten vanwege de gesloten grenzen.
Herkent de Minister dit en is hij hierover in contact met zijn Europese collega’s?
Van groot belang is het herstel van de interne markt in de komende periode. De leden
van de VVD-fractie vragen de Minister aan te dringen op het in kaart brengen en (waar
mogelijk) wegnemen van knelpunten voor vormen van werk waarbij mensen fysiek de landsgrenzen
van lidstaten overgaan. Dat geldt zeker voor seizoens- en grensarbeiders. Ook verwachten
de leden hierbij specifieke aandacht voor transport, lucht- en scheepvaart en internationaal
treinverkeer.
Voor Nederland is het thema vrij verkeer van werknemers (waaronder seizoenarbeiders
vallen) belangrijk, omdat veel bedrijven afhankelijk zijn van buitenlandse werknemers.
Tijdens de uitbraak van COVID-19 heeft de Commissie een mededeling met richtsnoeren
betreffende de uitoefening van het recht op vrij verkeer van werknemers uitgebracht.1 Hierin wordt beschreven hoe lidstaten gedurende de COVID-19 crisis om moeten gaan
met werknemers die werken in een ander land dan waar zij wonen. Het betreft grensarbeiders,
gedetacheerde werknemers, seizoenarbeiders en zelfstandigen. Zij kunnen momenteel
problemen ondervinden bij de grenspassage door de maatregelen die lidstaten hebben
getroffen ter bestrijding van de uitbraak van COVID-19. De Commissie acht het van
belang dat deze werkenden, zeker als zij werkzaam zijn in vitale beroepen, zonder
belemmeringen de grenzen kunnen passeren om hun werkzaamheden uit te voeren of terug
te keren naar hun woonland. Daarbij mag niet gediscrimineerd worden tussen eigen onderdanen
en inwoners uit andere lidstaten. Nederland stemt hierover af in verschillende Europese
overleggen. Daarin wordt ook aandacht besteed aan de verschillende transportmodaliteiten.
Nederland ondersteunt de uitgangspunten uit de richtsnoeren en blijft de situatie
in de verschillende sectoren monitoren. Dit zal vanaf 4 mei ook gebeuren in het aanjaagteam
arbeidsmigranten.2 Het doel van het aanjaagteam is drieledig. Het aanjaagteam zal de bescherming van
arbeidsmigranten agenderen bij werkgevers, gemeenten en provincies, en partijen op
regionaal niveau samenbrengen. Tegelijkertijd zal er gezamenlijk met deze partijen
en interdepartementaal worden gezocht naar maatregelen voor de bescherming van arbeidsmigranten
op de korte en (middel)lange termijn. Het kan zijn dat dit vraagt om lokale oplossingen,
maar ook dat er moet worden gekeken naar landelijk beleid. Daarnaast zal het aanjaagteam
monitoren of er sprake is van tekorten of overschotten aan arbeidsmigranten in deelsectoren
en zo nodig stimuleren tot arbeidsbemiddeling. Daarbij wordt gezocht naar praktische
en veilige oplossingen.
3. Deelt de Minister deze noodzaak en is hij bereid op Europees niveau aan te dringen
op het wegnemen van knelpunten en het afstemmen van afspraken met betrekking tot gezond
en veilig werken, bij de Commissie en bij andere lidstaten?
Het Europese Agentschap voor Gezond en Veilig Werken (European Agency for Safety and
Health at Work, EU-OSHA) heeft op 24 april jl. richtsnoeren gepubliceerd voor werkgevers
in de Europese Unie voor een veilige terugkeer naar werk.3 Nederland brengt deze onder de aandacht van werkgevers en werknemers in de sectoren.
4. CDA: In de brief van de Minister lezen de leden van de CDA-fractie dat een beleidsdebat
plaatsvindt over de economische gevolgen van de COVID-19-uitbraak, o.a. voor specifieke
sectoren en herstelmaatregelen op nationaal en Europees niveau. Wordt in de EU ook
binnen de verschillende noodfondsen nagedacht over sectorspecifieke tegemoetkomingen?
Indien ja, welke?
Met het rapport aangenomen door de Eurogroep van 9 april jl. en bekrachtigd door de
Europese Raad van 23 april jl. zijn er diverse steunmaatregelen genomen op Europees
niveau. Hierbij is er geen sprake van sectorspecifieke tegemoetkomingen.
5. CDA: Deze leden zijn bekend met de diverse regelingen uit het Nederlandse noodpakket
en vragen zich af hoe deze zich verhouden tot die in andere EU-lidstaten, met name
in de buurlanden België en Duitsland. Vindt overleg plaats over de uitwerking van
diverse maatregelen, bijvoorbeeld in grensregio’s, om overlap, samenloop en tegenstrijdigheid
zoveel mogelijk te voorkomen en op welke niveaus? Bestaat er inmiddels voor internationaal
opererende bedrijven een (digitaal) informatiepunt, waar overzichtelijk staat vermeld
welke maatregelen in welke EU-lidstaat gelden? Indien niet, bent u bereid dit in te
(helpen) richten?
Er is een trilaterale Cross Border Taskforce Corona ingericht waarin grensoverschrijdende
issues worden besproken. In deze Taskforce participeren ambtenaren van relevante Ministeries
van België, Nederland en van de Duitse deelstaten Noordrijn-Westfalen en Nedersaksen.
Via de websites van de grensinformatiepunten kunnen zelfstandigen en ondernemers informatie
verkrijgen over het noodpakket in de omliggende landen, zoals de compensatie die men
in Nederland, België en Duitsland kan verkrijgen bij sluiting van de onderneming en
bij omzetverlies en over de inkomensondersteuning uit deze drie landen. Op de websites
van de Kamer van Koophandel, RVO Nederland en de Sociale verzekeringsbank is daarnaast
informatie beschikbaar over de diverse maatregelen voor ondernemers, ook die in België
en Duitsland.
6. CDA: De leden van de CDA-fractie lezen dat in Nederland gesprekken met regio’s
en gemeenten gaande zijn over de (lange termijn)gevolgen van de COVID-19-crisis voor
verschillende regio’s. Wanneer verwacht de Minister de Kamer hierover te kunnen informeren?
Het kabinet is voortdurend in gesprek met regio’s en gemeenten over verschillende
onderwerpen rondom de COVID-19 crisis (bijv. over gemeentefinanciën of multiprobleemgezinnen).
U wordt daar over geïnformeerd in separate communicatie over deze onderwerpen.
7. CDA: Recent hebben de leden Palland en Amhaouch schriftelijke vragen gesteld over
de Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers (Tozo) en de situatie
van grenswerkers (met een Nederlands paspoort), die in België of Duitsland wonen maar
wier bedrijf in Nederland is gevestigd. Zij komen alleen in aanmerking voor Tozo-bedrijfskapitaal
en zijn voor levensonderhoud aangewezen op de sociale bijstand in het woonland. Onzeker
is of grenswerkers die bijstand ook daadwerkelijk krijgen, wanneer zij in Nederland
belasting betalen. En dan dus mogelijk tussen wal en schip komen. Relevant is of de
Tozo onder de werkingssfeer van verordening 883/2004 over de coördinatie van sociale
zekerheidsstelsels valt. Kan de Minister deze vraag beantwoorden?
De bijstand ingevolge de Tozo is onderdeel van het Nederlandse stelsel inzake sociale
bijstand en valt daarom niet binnen de werkingssfeer van Verordening (EG) 883/2004
(hierna de coördinatieverordening). In artikel 3, vijfde lid, van de coördinatieverordening
is namelijk bepaald dat sociale bijstand niet onder de reikwijdte van deze Verordening
valt.
Dat betekent dat er geen verplichting op grond van de coördinatieverordening is om
ondernemers die in België of Duitsland wonen maar waarvan het bedrijf in Nederland
is gevestigd, in aanmerking te laten komen voor een inkomensaanvulling op grond van
de Tozo.
Daarnaast geldt dat, om onder de werkingssfeer van de coördinatieverordening te vallen,
er aan twee voorwaarden voldaan moet worden. Allereerst dient het een wettelijk omschreven
recht te betreffen. Ten tweede moet de uitkering verbonden zijn met één van de sociale
zekerheidsrisico’s genoemd in artikel 3, eerste lid, van de coördinatieverordening
(zoals ziekte, invaliditeit of werkloosheid).4 Aan de tweede voorwaarde is, gezien het doel en de voorwaarden van de regeling, niet
voldaan.
Het betreft hier een tijdelijke noodmaatregel in verband met de coronacrisis die voorziet
in een inkomensondersteuning voor levensonderhoud. De doelgroep van de Tozo bestaat
uit zelfstandigen, die worden geconfronteerd met een financieel probleem als gevolg
van de coronacrisis. Deze financiële problemen kunnen door allerlei oorzaken ontstaan.
Het kan bijvoorbeeld gaan om zelfstandigen die door quarantaine, ziekenhuisopname,
vermindering van opdrachten, klanten, aanvoer van grondstoffen of om andere redenen
van economische, organisatorische of persoonlijke aard, als gevolg van de coronacrisis,
hun activiteit volledig of gedeeltelijk onderbreken. Maar het kan ook gaan om zelfstandige
die de activiteiten niet (volledig) onderbroken hebben, maar als gevolg van de coronacrisis
wel te maken hebben met een inkomstenderving, die heeft geleid tot een financieel
probleem. De uitkering wordt betaald aan zelfstandigen zonder voldoende bestaansmiddelen
als een aanvulling tot het sociaal minimum en heeft daarom een algemeen karakter.
8. CDA: De leden van de CDA-fractie constateren dat lidstaten elk een ander tempo
volgen bij het verlengen dan wel stapsgewijs opheffen van (beperkende) coronamaatregelen.
In dat kader communiceren ons omringende landen stappenplannen over opstart en heropening,
zodat bedrijven en hun werknemers zich goed kunnen voorbereiden. Gaat de Nederlandse
regering dit ook doen, in overeen- en afstemming met de landen om ons heen?
Op 6 mei jl. heeft de Nederlandse regering een stappenplan gecommuniceerd. Nederland
houdt doorlopend contact met o.a. Duitsland en België over nationale maatregelen.
Via verschillende websites (zie vraag 5) wordt informatie verstrekt over de diverse
maatregelen, ook die in België en Duitsland.
9. CDA: Voor een verdere opstart van de economie is de internationale logistiek en
aanlevering van goederen, technische onderdelen etc. belangrijk. De leden van de CDA-fractie
vragen of de Minister daar problemen voorziet met betrekking tot logistiek/douane.
Het vrij verkeer van goederen, als onderdeel van de Europese interne markt, is van
belang voor de (herstart van) Europese economie. Bij een toename van grensoverschrijdend
verkeer zou het kunnen zijn dat vertragingen aan de grens enigszins toenemen wanneer
Europese lidstaten grenscontroles uitvoeren; toelevering van goederen en grondstoffen
blijft echter mogelijk. Wel ondervindt de internationale logistiek hinder van lockdown-maatregelen
buiten de EU door bijv. verminderde productie.
Het kabinet vindt het van belang om, zodra de volksgezondheid dit toelaat, zo snel
mogelijk de interne markt volledig te herstellen. Een gecoördineerde afbouw van grensmaatregelen
is daarbij van belang. In de tussentijd moeten de lidstaten ervoor zorgen dat zij
het goederenvervoer zo min mogelijk hinderen, o.a. door volledige implementatie van
de richtsnoeren inzake groene corridors. Ook bij een toename van het grensoverschrijdende
vervoer dient het uitgangspunt, dat grenspassage max. 15 minuten mag duren bij grenscontroles
en dat personen werkzaam in de transportsector zonder belemmeringen de grens kunnen
passeren, gehandhaafd te blijven. Nederland heeft momenteel geen grenscontroles ingesteld
aan de binnengrenzen. Verwacht wordt dat in de Europese exitstrategie voor alle aspecten
van de interne markt aandacht komt.
10. CDA: Is er daarnaast in EU-verband voldoende aandacht voor de voedselproductie
in Europa, bijvoorbeeld als het gaat om voldoende hulp bij het oogsten (op plekken
waar een tekorten aan arbeidskrachten is) en logistiek, om situaties als in de Verenigde
Staten te voorkomen? Daar dreigen tekorten, terwijl elders voedsel wordt «doorgedraaid».
Hoe voorkomen we in Europa dergelijke situaties?
De Europese Commissie heeft lidstaten opgeroepen om toegang te blijven verlenen aan
werknemers die in andere lidstaten werkzaam zijn en monitort op dit moment hoe lidstaten
hiermee omgaan. Voldoende arbeidskrachten in de land- en tuinbouw is een belangrijke
voorwaarde voor de voedselproductie. Om ervoor te zorgen dat werkenden in deze sector
de grenzen over kunnen heeft de Europese Commissie richtsnoeren uitgebracht waarin
zij lidstaten oproept om mobiele werknemers de grens te laten passeren. Eventuele
obstakels agendeert het kabinet in Europees verband. Daarnaast stelt het kabinet op
bi- en trilateraal niveau het vraagstuk aan de orde. Zoals bijvoorbeeld in de Cross
Border Taskforce Corona, een overleg met België en de Duitse deelstaten Nedersaksen
en Noordrijn-Westfalen.
Veilige werkplek arbeidsmigranten
11. PvdA: De leden van de PvdA-fractie maken zich nog steeds grote zorgen over de
onveilige werk-, woon- en vervoerssituaties waarin Europese arbeidsmigranten zich
in Nederland bevinden. Is de Minister het eens dat ook arbeidsmigranten zeker moeten
kunnen zijn van veilige en gezonde werkplek?
De coronacrisis maakt de bestaande problemen rond arbeidsmigranten, zoals een veilige
en gezonde werkplek, alleen maar pregnanter. Het blijkt bijvoorbeeld moeilijk om de
RIVM-richtlijnen te volgen in situaties waarbij veel arbeidsmigranten dichtbij elkaar
wonen en ook in situaties waarbij arbeidsmigranten ziek zijn geworden is het moeilijk
om de RIVM-richtlijnen in de woning op te volgen.
Het kabinet acht het dan ook van groot belang dat werkgevers voorzorgsmaatregelen
treffen. Het kabinet zet in op voorlichting over de voorzorgsmaatregelen en RIVM-richtlijnen
in verschillende talen, die onder andere op arbeidsmigranten is gericht. Ook dienen
werkgevers, huisvesters, gemeenten en de arbeidsmigranten zelf, er alles aan doen
om de kans op besmetting met het coronavirus te beperken. Het kabinet roept werkgevers
op om hun verantwoordelijkheid te nemen en goed voor arbeidsmigranten te zorgen.
Het vraagstuk rond arbeidsmigranten was voor het kabinet reden om een «Aanjaagteam
Bescherming Arbeidsmigranten» in te richten. Onder leiding van dhr. Emile Roemer zal
een interdepartementaal team aan de slag gaan om op regionaal niveau tot oplossingen
en mogelijke maatregelen te komen die arbeidsmigranten zullen beschermen tegen het
coronavirus en daaraan gerelateerde problematiek5.
12. PvdA: Deelt de Minister de mening van de leden van de PvdA-fractie dat COVID-19
moet worden opgenomen in de Europese richtlijn voor bescherming van werknemers tegen
blootstelling aan biologische agentia (2000/54/EG)?
De Commissie is recentelijk gestart met deze werkzaamheden en wij ondersteunen dit
initiatief. Dit betreft het wijzigen van een (technische) bijlage van de Richtlijn
Biologische agentia door het Corona virus op te nemen in de lijst en in te delen naar
risico-klasse. Naar verwachting vindt de afronding plaats in augustus. Na afloop zal
NL verplicht zijn tot nationale implementatie in regelgeving.
13. PvdA: Deze leden vragen de Minister verder hoeveel meldingen bij het speciaal
ingerichte meldpunt voor arbeidsmigranten zijn binnengekomen? Hoeveel overtredingen
zijn geconstateerd? Is er gehandhaafd door de Inspectie SZW en zo ja hoe vaak?
De Inspectie SZW heeft t/m 24 april 2020 850 Corona-gerelateerde meldingen ontvangen.
13% van de Corona meldingen is door arbeidsmigranten gedaan. 30% van de meldingen
bevat te weinig informatie om de melding verder te onderzoeken, bijvoorbeeld omdat
de melder anoniem is. Er heeft t/m 24 april ruim 300 keer een interventie plaatsgevonden
door de Inspectie SZW bij Corona-gerelateerde meldingen.
Commission Work Programme
14. PvdA: De leden van de PvdA-fractie vragen of de Minister er voor wil zorgen dat
de sociale voorstellen uit het Werkprogramma van de Europese Commissie niet op de
lange baan geschoven worden. Is de Minister het verder met deze leden eens dat er
haast gemaakt moet worden met een Europese richtlijn over platformwerk, nu uit de
coronacrisis blijkt dat platformwerkers hard getroffen worden en met onzekerheid over
hun gezondheid en hun inkomen doorwerken?
De Europese Commissie heeft aangekondigd om een top te organiseren over platformwerk.
Doel is om prioritaire kwesties en mogelijke oplossingen te bespreken, waaronder bijvoorbeeld
arbeidsstatus, arbeidsvoorwaarden en toegang tot sociale bescherming van platformwerkers.
Het kabinet kijkt hier met belangstelling naar uit. Over een eventuele Europese richtlijn
over de bescherming van platformwerkers is op dit moment nog niets bekend.
De coronacrisis maakt duidelijk dat een groot deel van de zelfstandigen zich in een
kwetsbare positie bevindt. Gebrekkige bescherming, onduidelijkheid over de kwalificatie
van de arbeidsrelatie en onwenselijke concurrentie op arbeidsvoorwaarden vragen om
een antwoord. De knelpunten met betrekking tot het werken als zelfstandige zoals beschreven
in het rapport van de commissie Borstlap blijven onverminderd actueel. Daarom werkt
het kabinet aan maatregelen voor zelfstandigen waarover u uiteraard te zijner tijd
geïnformeerd zult worden.
15. PvdA: Is de Minister het met deze leden verder eens dat er snel een buffer opgezet
moet worden die Europese lidstaten stut bij de volgende grote crisis en is de Minister
bereid om constructief mee te werken aan het op te richten Europese werkloosheidsherverzekeringsschema
(EURS) om grootschalige werkloosheid te voorkomen? En in hoeverre is de Minister bereid
om in het meerjarig financieel kader van de EU in te zetten op een verruiming van
de sociale fondsen zoals het ESF+ en het Europees Globaliseringsfonds, om de klappen
die deze crisis slaat op te kunnen vangen?
De Commissie heeft in het Commissie werkprogramma aangegeven met een voorstel te komen
voor een Europese werkloosheidsherverzekering. Medio maart heeft de Commissie bovendien
aangegeven dit voorstel te willen versnellen. Er ligt op dit moment nog geen voorstel
voor en er is dus geen helderheid over de uitwerking. De specifieke contouren en eventuele
financiering van het voorstel zijn nog onduidelijk. Wanneer een voorstel verschijnt,
beoordeelt het kabinet het op zijn merites en informeert uw Kamer op reguliere wijze.
Het kabinet is geen voorstander van een stabilisatiemechanisme (fiscal capacity) op
EMU-niveau om de gevolgen van economische schokken op te vangen.
Ten aanzien van het nieuwe meerjarig financieel kader (MFK) heeft de Commissie aangegeven
op korte termijn met voorstellen te komen. Wat het kabinet betreft is duidelijk dat
geen van de lidstaten de huidige coronacrisis alleen aan kan. EU-samenwerking is meer
dan ooit nodig. Solidariteit en stabiliteit gaan hierbij hand in hand. De vormgeving
van die solidariteit moet op dusdanige wijze gebeuren dat het herstel van deze crisis
effectief, duurzaam en inclusief is. Naar de mening van het kabinet kan het MFK een
waardevolle bijdrage leveren aan het economisch herstel van COVID-19. Dit kan primair
door herprioritering binnen de EU-begroting, zodat deze sterker gericht is op thema’s
die de Europese economie toekomstbestendig en duurzaam maken, zoals onderzoek en innovatie,
verduurzaming, digitalisering en werkgelegenheid. Ook de Europese sociale fondsen
kunnen hier een rol in spelen. De Europese Commissie heeft eerder onder de aandacht
gebracht dat lidstaten aanvragen kunnen indienen voor ondersteuning uit het EU Globaliseringfonds
(EGF) indien sprake is van twee kwartalen krimp. De Commissie heeft geen voorstel
voor aanpassing van het EGF gedaan, de huidige verordening biedt al ruimte om het
EGF in te zetten bij economische neergang. Het kabinet onderschrijft dat het EGF kan
worden ingezet bij economische neergang en steunt het voornemen om het EGF toegankelijk
te maken, voor het thans nog beschikbare bedrag, mocht er sprake zijn van twee kwartalen
van economische krimp.
Ondertekenaars
-
, -
Eerste ondertekenaar
M.R.J. Rog, voorzitter van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid -
Mede ondertekenaar
J.F.C. Freriks, adjunct-griffier