Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Jasper van Dijk over falend terugkeerbeleid
Vragen van het lid Jasper vanDijk (SP) aan de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid over falend terugkeerbeleid (ingezonden 17 januari 2020).
Antwoord van StaatssecretarisBroekers-Knol (Justitie en Veiligheid), mede namens de
Ministers van Buitenlandse Zaken en voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking
(ontvangen 8 mei 2020). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2019–2020, nr. 1647.
Vraag 1
Wat is uw reactie op de uitzending van Nieuwsuur: «Kabinet maakt eigen plannen terugsturen
asielzoekers niet waar»?1
Antwoord 1
Ik heb kennisgenomen van deze uitzending.
Vraag 2
Is het juist dat u nog geen maatregelen heeft genomen tegen landen die niet meewerken
aan terugkeer?
Antwoord 2
Nederland is met landen van herkomst en transit actief in gesprek over migratiesamenwerking.
Per land bekijkt het kabinet wat de meest effectieve aanpak is en maakt het een afweging.
Conform de motie Becker zal het kabinet uw Kamer dit voorjaar hierover schriftelijk
informeren.2
Vraag 3
Klopt het dat een Kabinet slechts eenmaal maatregelen heeft genomen tegen een land
dat niet meewerkte aan het terugnemen van uitgeprocedeerde asielzoekers, namelijk
in 2012 tegen Ghana?
Antwoord 3
Ja, dit klopt waar het gaat om het korten op ontwikkelingssamenwerking vanwege gebrekkige
medewerking aan gedwongen terugkeer van onderdanen. Dat is sinds de maatregelen tegen
Ghana in 2012 niet meer gebeurd. Genoemde korting heeft destijds niet geleid tot betere
medewerking aan gedwongen terugkeer door Ghana.
Vraag 4
Waarom heeft u dit soort drukmiddelen niet vaker toegepast, aangezien dit ook in het
Regeerakkoord staat?
Antwoord 4
Het kabinet maakt per land van herkomst deze afweging, met inachtneming van alle relevante
factoren. Met elk relevant land van herkomst is het kabinet in gesprek over terugkeersamenwerking.
Vraag 5
Klopt het dat economische belangen zwaarder wegen dan afspraken over terugkeer, zoals
de landingsrechten van Transavia, KLM en Royal Air Maroc?
Antwoord 5
Het intrekken van landingsrechten is geregeld in verdragen, die bilateraal of op EU-niveau
gesloten kunnen zijn. Bij beëindiging van een verdrag geldt dat dit zowel voor alle
luchtvaart uit het land van herkomst als voor Nederlandse luchtvaart geldt. Het kabinet
maakt per land van herkomst deze afweging, met inachtneming van alle relevante factoren.
Vraag 6
Deelt u de mening van de voorzitter van de Adviescommissie voor Migratie dat «miljoenencontracten
voor het bedrijfsleven» belangrijker zijn dan terugkeer?
Antwoord 6
Migratie s een belangrijke prioriteit van het kabinet en per land moet worden bekeken
wat effectief is. Met de meeste landen heeft Nederland daarnaast nog andere belangen
zoals handels- of landbouwbelangen, de mensenrechtensituatie, klimaatbelangen en/of
sustainable development, maar deze belangen staan betere migratiesamenwerking niet
per definitie in de weg. De stelling dat «miljoenencontracten voor het bedrijfsleven
belangrijker zijn dan terugkeer» is dan ook te kort door de bocht.
Vraag 7
Klopt het dat Nederlandse missies (bijvoorbeeld in Irak en Afghanistan) zwaarder wegen
dan afspraken over terugkeer?
Antwoord 7
Dat kan zo niet worden gesteld. In de relatie met landen van herkomst spelen altijd
meerdere belangen en of deze ten koste gaan van elkaar is per land verschillend. De
Nederlandse missies zijn daar een onderdeel van.
Vraag 8
Begrijpt u dat mensen sceptisch worden over het terugkeerbeleid als zij horen dat
economische en diplomatieke belangen zwaarwegender zijn?
Antwoord 8
Ja.
Vraag 9
Wanneer gaat u alsnog werk maken van een succesvol terugkeerbeleid? Hoe staat het
in dit verband met de uitvoering van de motie van het lid Jasper van Dijk c.s. (35 300 VI, nr. 61) om met behulp van de nieuwe visumcode te pleiten voor maatregelen tegen hooggeplaatsten
van herkomstlanden die onvoldoende meewerken aan terugkeer?
Antwoord 9
Het kabinet is breed bezig met het werk maken van een succesvol terugkeerbeleid, in
lijn met het regeerakkoord. De nieuwe visumcode, die vanaf 2 februari 2020 in werking
is getreden, is daarbij een interessant en nuttig middel om dit verder te bewerkstelligen.
De Europese Commissie treft op dit moment de voorbereidingen voor nadere besluitvorming
in de komende maanden over concrete maatregelen. Nederland heeft dit instrument, i.c.
de mogelijkheid van koppeling van visa en terugkeer op EU-niveau, al langere tijd
bepleit Dit moet ervoor zorgen dat er in Europees-verband maatregelen kunnen worden
genomen ten aanzien van landen die voor de EU van belang zijn op het gebied van terugkeer.
Het nemen van maatregelen tegen specifiek hooggeplaatsten van herkomstlanden is een
mogelijkheid die wordt meegenomen in deze voorbereiding.
Vraag 10
Hoe staat het met terugkeerafspraken met Marokko? Heeft u inmiddels een afspraak gemaakt?
Antwoord 10
De Nederlandse inspanningen zijn erop gericht om zo snel mogelijk tot een afspraak
te komen. Op dit moment is nog geen bezoek overeengekomen.
Vraag 11
Is het juist dat de terugkeer van 52 illegale Marokkanen mislukte, omdat de mensen
uit het zicht waren verdwenen nadat men de reisdocumenten had geregeld?
Antwoord 11
Dit ligt genuanceerder. In de regel kan worden gesteld dat een land meewerkt aan gedwongen
terugkeer als het bereid is een (vervangend) reisdocument te verstrekken voor vreemdelingen
die niet in het bezit zijn van geldige reisdocumenten. Dit vergt doorgaans allereerst
dat de nationaliteit van de vreemdeling wordt vastgesteld door de autoriteiten van
het land. Als de nationaliteit bevestigd is, verzoekt de DT&V het herkomstland om
afgifte van een (vervangend) reisdocument. Dat gebeurt doorgaans enkele dagen voor
de geplande uitzettingsdatum. Een vastgestelde nationaliteit hoeft niet per definitie
te betekenen dat het herkomstland ook een (vervangend) reisdocument afgeeft. Het is
bekend dat de samenwerking met Marokko op het gebied van gedwongen vertrek onvoldoende
is en daar samen met het Ministerie van Buitenlandse zaken hard aan wordt gewerkt.
De DT&V ontving in juni 2018 een lijst vanuit Marokko met circa 60 nationaliteitsvaststellingen.
Let wel, dit zijn geen reisdocumenten. Zoals hiervoor aangegeven: de reisdocumenten
worden doorgaans pas enkele dagen voor een geplande vlucht door het land van herkomst
verstrekt. De betreffende nationaliteitsvaststellingen hadden voornamelijk betrekking
op zaken die al langer geleden aan Marokko waren aangeboden. Vanaf het moment dat
de DT&V gevraagd had om vaststelling van de nationaliteit tot het moment dat deze
door Marokko bevestigd werd, zat gemiddeld ruim 500 dagen. Gedurende deze 500 dagen
zijn de meeste van deze personen uit het zicht verdwenen. Ook ik had liever gezien
dat ze nog beschikbaar waren geweest voor terugkeer naar Marokko, maar zoals u bekend,
zitten er de nodige beperkingen aan de mogelijkheden om iemand in bewaring te stellen.
Een bewaringstermijn van 500 dagen is in de regel niet toegestaan. Het versnellen
van de nationaliteitsvaststelling door een derde land is onderdeel van onze inzet
om waar nodig te komen tot betere terugkeersamenwerking. Naast tekortschietende afgifte
van reisdocumenten is dit een indicator van hoe goed de terugkeersamenwerking met
een land is.
Vraag 12
Hoe vaak zijn de afgelopen vijf jaar uitzettingen mislukt omdat mensen uit het zicht
verdwenen op het moment dat de reispapieren waren geregeld?
Antwoord 12
Zoals reeds aangegeven kan worden gesteld dat een land meewerkt aan gedwongen terugkeer
als het, indien de vreemdeling daar zelf niet over beschikt, bereid is een (vervangend)
reisdocument te verstrekken. Dit vergt in de regel eerst dat de nationaliteit van
de vreemdeling wordt vastgesteld door de autoriteiten van het land. Als de nationaliteit
bevestigd is, verzoekt de DT&V het herkomstland om afgifte van een (vervangend) reisdocument.
Dat gebeurt doorgaans enkele dagen voor de geplande uitzettingsdatum. Hoewel de meeste
landen in het algemeen bereid zijn een reisdocument te verstrekken voor gedwongen
terugkeer als de nationaliteit is vastgesteld, is dit niet altijd het geval.
Vanaf 2015 tot en met 2019 zijn circa 540 nationaliteitsbevestigingen afgegeven voor
vreemdelingen die op het moment van de bevestiging reeds buiten beeld waren.
Ook na het ontvangen van een nationaliteitsbevestiging kunnen vreemdelingen uit beeld
verdwijnen of anderszins niet meer beschikbaar zijn voor gecontroleerde terugkeer,
bijvoorbeeld omdat ze een toelatingsprocedure zijn gestart die in Nederland mag worden
afgewacht of zelfstandig vertrekken zonder afmelding en toezicht. Voor laatstgenoemde
categorie geldt dat vanaf 2015 tot en met 2019 circa 2.670 vreemdelingen na ontvangst
van de nationaliteitsbevestiging uit beeld zijn verdwenen. In deze zaken is het om
uiteenlopende redenen niet gelukt om gedurende de periode dat de vreemdeling nog beschikbaar
was voor zijn vertrek een (vervangend) reisdocument te ontvangen vanuit het herkomstland.
De situatie vraagt om meer mogelijkheden om vreemdelingen in het oog te houden. Het
kabinet zet zich er dan ook voor in om in de Europese regelgeving meer ruimte voor
het opleggen en laten voortduren van vreemdelingenbewaring op te nemen. Tegelijk zet
ik uiteraard in op een snellere doorlooptijd van de identificatieprocedure in de landen
van herkomst. Dat soms meer dan anderhalf jaar op een antwoord moet worden gewacht,
is natuurlijk niet iets dat alleen door langere bewaringsduur kan worden ondervangen,
maar vergt ook een andere inzet door de landen van herkomst. Het kabinet zet zich
dan ook tevens in voor meer medewerking van landen van herkomst om zo meer terugkeer
gerealiseerd te krijgen. Dat is met een aantal landen van herkomst noodzakelijk.
Vraag 13
Waarom registreert u mensen onder de categorie «vertrek zonder toezicht» als u geen
enkele aanwijzing heeft dat zij daadwerkelijk uit Nederland zijn vertrokken?
Antwoord 13
Naast de twee categorieën gecontroleerd vertrek (zelfstandig en gedwongen) is er een
groep waarvan de overheid niet weet waarheen zij zijn vertrokken. We weten niet of
zij nog in Nederland zijn of Nederland verlaten hebben. Deze categorie gaat uit van
vertrek, omdat de persoon die erin opgenomen wordt niet langer in het zicht van de
migratieketen is, maar evenmin aantoonbaar is vertrokken – anders zou hij onder gedwongen
of aantoonbaar zelfstandig vertrek vallen. Eerder heette deze categorie met onbekende
bestemming vertrokken en nu zelfstandig vertrek zonder toezicht.
Vraag 14
Is het juist dat het streefcijfer voor de groep «vertrek zonder toezicht» de komende
jaren op vijftig procent ligt? Hoe rijmt u een dergelijk hoog percentage met uw doelstelling
om het aantal terugkeerders te verhogen?
Antwoord 14
Het bedoelde streefcijfer van «zelfstandig vertrek zonder toezicht» is conform de
vastgestelde begroting van Justitie en Veiligheid voor 20203 in de jaren 2019 t/m 2024 vastgesteld op 50%. Dit percentage is de resultante van
de streefcijfers voor zelfstandig (20%) en gedwongen vertrek (30%). Het kabinet stuurt
op het verhogen van het aantoonbaar vertrek naar 50% en waar mogelijk hoger. Indien
dit percentage verbetert, heeft dat automatisch effect op het verlagen van het percentage
«vertrek zonder toezicht». Het woord «streefcijfer» in relatie tot «zelfstandig vertrek
zonder toezicht» is derhalve wat ongelukkig gekozen. Het woord «prognose» zou de lading
beter dekken.
Vraag 15 en 17
Klopt het dat speciale terugkeertrainingen voor uitgeprocedeerde asielzoekers nauwelijks
effect hebben?4
Gaat u een eind maken aan subsidie voor trainingen waarvan niet bekend is of zij effectief
zijn?
Antwoord 15 en 17
De voorbeelden die in de Nieuwsuur uitzending aangehaald worden betroffen een lokaal
project van de gemeente Amsterdam voor de LVV en een project in de gemeente Rotterdam
voor bed, bad en brood (inmiddels overgegaan in de LVV). Het eerste project valt niet
onder de subsidieregeling Ondersteuning Zelfstandig Vertrek die de DT&V uitvoert.
Het andere project richt zich specifiek op de activering van een doelgroep die moeilijk
uit te zetten valt. Omdat ik het echter wel belangrijk vind om inzage te geven in
de besteding van de subsidiegelden die onder deze regeling vallen, heb ik opdracht
gegeven deze regeling te evalueren. Daarbij zal vanzelfsprekend ook het effect op
terugkeer worden meegenomen.
Vraag 16
Waarom wordt minstens vijf miljoen euro uitgekeerd aan terugkeertrainingen, waarbij
de verschillende stichtingen ook nog eens met elkaar concurreren om deelnemers?
Antwoord 16
Ik herken het door u genoemde bedrag niet. Jaarlijks is op de begroting van het Ministerie
van Justitie en Veiligheid maximaal € 3 miljoen beschikbaar voor de subsidiëring van
lokale terugkeerprojecten van non-gouvernementele organisaties onder de subsidieregeling
ondersteuning zelfstandig vertrek (OZV 2019). De projecten die via de regeling worden
gesubsidieerd hebben een lokaal en geografische spreiding. Zo wordt onnodige concurrentie
zo veel mogelijk voorkomen. De gesubsidieerde projecten kunnen gericht zijn op specifieke
doelgroepen en geven migranten andere ondersteuningsmogelijkheden, complementair aan
het aanbod van IOM.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A. Broekers-Knol, staatssecretaris van Justitie en Veiligheid -
Mede namens
S.A. Blok, minister van Buitenlandse Zaken -
Mede namens
S.A.M. Kaag, minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.