Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op de vragen van het lid Van den Hul over het onderschatten van leerlingen uit gezinnen met een lagere sociaaleconomische status
Vragen van het lid Van den Hul (PvdA) aan de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media over het onderschatten van leerlingen uit gezinnen met een lagere sociaal economische status (ingezonden 13 maart 2020).
Antwoord van Minister Slob (Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media) (ontvangen 8 mei
2020).
Vraag 1
Wat is uw reactie op het artikel «Kind van arme ouders vaker onderschat door leerkracht»?1
Antwoord 1
Het baart mij zorgen wanneer leerlingen een schooladvies krijgen dat niet past bij
hun capaciteiten en mogelijkheden. Ik zie echter ook dat po-scholen zorgvuldig omgaan
met de verantwoordelijkheid die zij hebben om leerlingen een passend schooladvies
te geven. De leidende positie van het schooladvies geeft ruimte om breder naar het
kind te kijken dan enkel de scores op taal en rekenen. Een kind is namelijk meer dan
dat en ook andere factoren kunnen bijdragen aan vervolgsucces in het voortgezet onderwijs.
Het geven van een schooladvies is geen eenvoudige taak waarbij veel komt kijken. Op
dit moment wordt, in samenwerking met SLO en het onderwijsveld, een handreiking schooladvisering
ontwikkeld. Deze handreiking wordt in het najaar aangeboden aan alle po-scholen en
kan po-scholen helpen bij het verder versterken van de kwaliteit van het schooladvies.
Bij de beantwoording van deze vragen wil ik ook stilstaan bij de bijzondere omstandigheden
waarin de overgang van primair naar voortgezet onderwijs dit jaar plaatsvindt, gegeven
het besluit om vanwege de coronamaatregelen de eindtoets in groep 8 dit schooljaar
te laten vervallen. Het vraagt extra aandacht en inzet om de overstap voor alle leerlingen
dit jaar goed te laten verlopen. Ik heb hierover een brief gestuurd naar alle scholen
in het primair en voortgezet onderwijs.2
Vraag 2
Bent u het eens, met onder andere het Centraal Planbureau, dat onder- en overadvisering
onoverkomelijk gepaard gaat met vooroordelen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 2
Het schooladvies wordt opgesteld door onderwijsprofessionals uit het po met een breed
inzicht in de ontwikkeling van leerlingen over een langere termijn. Het belang hiervan
heb ik reeds beschreven bij mijn antwoord op vraag 1. Ik heb vertrouwen in het oordeel
van deze onderwijsprofessionals. De risico’s van onder- en overadvisering en de relatie
met de achtergrond van leerlingen zie ik echter ook, daarover heb ik uw Kamer al eerder
geïnformeerd.3 In 2018 heb ik wetenschappers van de Universiteit van Amsterdam gevraagd onderzoek
te doen naar ongelijkheid in niveau-aanbevelingen, verwachtingen en oordelen van leerkrachten.4 Daaruit kwam naar voren dat verwachtingen van leerkrachten en adviesbepalingen beïnvloed
kunnen worden door (persoonlijke) aannames op basis van achtergrondkenmerken van leerlingen.
Uit thema-onderzoek dat de Inspectie van het Onderwijs heeft uitgevoerd naar kansengelijkheid
bij de overgang po-vo blijkt dat vooral bij het ontbreken van een eenduidig en consistent
beeld van de ontwikkeling van leerlingen, de zogenaamde «zachte leerlingkenmerken»
een grotere rol spelen in de adviesbepaling. De beoordeling van deze kenmerken, zoals
werkhouding, motivatie en ondersteuning in de thuissituatie, is in sterkere mate onderhevig
aan interpretatie en kan beïnvloed worden door (onbewuste) aannames. Het is daarom
belangrijk dat onderwijsprofessionals zich bewust zijn van de rol die hun (onbewuste)
aannames kunnen spelen bij de totstandkoming van het schooladvies en dat scholen een
procedure inrichten, bijvoorbeeld door gezamenlijk te adviseren en elkaar kritisch
te bevragen, waarin het maken van zorgvuldige afwegingen centraal staan. Aan dit aspect
wordt in de eerdergenoemde handreiking schooladvisering ook uitgebreid aandacht besteed.
Vraag 3
Baart het u zorgen dat in sommige provincies, zoals Drenthe, schooladviezen vaker
te laag zijn en tevens minder vaak worden bijgesteld?5 Zo ja, wat doet u hieraan? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 3
Zoals ook aangegeven bij mijn antwoord op vraag 1, baart het mij zorgen wanneer leerlingen
geen onderwijs (kunnen) volgen op een niveau dat past bij hun capaciteiten en mogelijkheden.
Dat geldt ook voor leerlingen woonachtig in minder stedelijke gebieden, waar meer
sprake lijkt te zijn van onderadvisering en waarin adviezen minder vaak worden bijgesteld.
In de brief die ik uw Kamer op 13 maart jl. heb gestuurd, heb ik aangegeven dat het
niet past om generieke maatregelen te treffen.6 Juist de verschillen tussen regio’s en gemeenten vragen om maatwerk. Bewustwording
van deze kwestie is wel belangrijk, ook aan dit thema wordt in de handreiking schooladvisering
aandacht besteed. Aan bewustwording wordt ook gewerkt door de Gelijke Kansen Alliantie,
bijvoorbeeld door in gesprek te gaan met (lokale) onderwijsorganisaties en schoolbesturen.
Vraag 4
Hoe verklaart u de hoge concentraties van onder- of juist overadvisering in bepaalde
gemeenten? Indien u hier geen verklaring voor heeft, bent u bereid hier onderzoek
naar te doen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 4
Ik heb geen specifieke verklaring voor de hoge concentraties van onder- en overadvisering
in bepaalde gemeenten. In eerder beantwoording op schriftelijke vragen, heb ik u geïnformeerd
over onderzoek uitgevoerd in de provincie Drenthe. Daar werden mogelijke verklaringen
gevonden in een mogelijk minder ambitieuze leercultuur, het beschikbare aanbod van
vo-scholen in de regio en leerlingkenmerken.7 Tegelijkertijd weten we dat bij onder- en overadvisering spelen vele factoren een
rol die sterk verschillen naar regio. Daarom moedig ik gemeenten, regio’s en samenwerkingsverbanden
po-vo aan om dit te monitoren en te onderzoeken en lokaal beleid hierop af te stemmen.
Ik vind het positief dat dit op veel plekken in het land ook al gebeurt.
Vraag 5
Deelt u de zorgen over de toenemende kansenongelijkheid in het onderwijs? Zo ja, bent
u bereid nog eens te bezien hoe onder- en overadvisering kan worden tegengegaan? Zo
nee, waarom niet?
Antwoord 5
Er wordt op allerlei sporen veel inzet gepleegd om gelijke kansen in het onderwijs
te bevorderen. Recente onderzoeken, onder andere van de Inspectie van het Onderwijs,
laten zien dat de ongelijkheid in de laatste jaren niet verder is toegenomen.8, 9 Dat is positief. Tegelijkertijd ontslaat dat ons niet van de verantwoordelijkheid
om te blijven werken aan gelijke kansen van alle leerlingen in het onderwijs en dat
doen wij ook. Het tegengaan van onderadvisering hoort daar ook bij, onder meer door
de kwaliteit van het schooladvies verder te versterken en door de samenwerking tussen
po- en vo-scholen te bevorderen. Dit zijn thema’s die expliciet ook besproken zullen
worden in de handreiking schooladvisering.
Vraag 6
Op welke manier draagt uw wetsvoorstel met betrekking tot enkele aanpassingen op het
gebied van doorstroom van het basis naar het voortgezet onderwijs10 bij aan het tegengaan van onder- en overadvisering?
Antwoord 6
Het wetsvoorstel doorstroomtoetsen po regelt onder meer dat er één aanmeldmoment voor
het vo komt, waardoor ook leerlingen met een bijgesteld advies een gelijke kans hebben
om geplaatst te worden op de vo-school van hun voorkeur.11 De wijziging van de eindtoets in een «doorstroomtoets» is een eerste stap in het
concretiseren van de langetermijnvisie waarin de toets niet meer het einde van de
basisschoolperiode markeert. Op termijn wordt hiermee beoogd dat de doorstroomtoets
een plek inneemt als één van de toetsen in het leerlingvolgsysteem en zo bijdraagt
aan een doorlopende leerlijn en ontwikkeling van leerlingen. In het wetsvoorstel wordt
tevens geregeld dat scholen verplicht zijn hun schooladviesprocedure op te nemen in
de schoolgids, waardoor voor alle ouders en leerlingen duidelijk is op welke manier
het schooladvies tot stand komt en op welke momenten zij hierover met de school in
gesprek kunnen gaan. Dit draagt bij aan de kwaliteit van de schooladviesprocedure.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A. Slob, minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.