Lijst van vragen : Lijst van vragen over de voortgang stikstofproblematiek: structurele aanpak
2020D17507 LIJST VAN VRAGEN
De vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit heeft een aantal vragen
voorgelegd aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over de Voortgang
stikstofproblematiek: structurele aanpak (Kenmerk: 2020Z07478).
De voorzitter van de commissie, Kuiken
De adjunct-griffier van de commissie, Goorden
Nr.
Vraag
1
Waarom wordt in AERIUS bij wegverkeer niet verder gerekend dan vijf kilometer en bij
scheepvaart wel, terwijl het gaat om dezelfde stikstofoxiden?
2
Wat is de achterliggende reden om relatief veel meer geld uit te trekken voor opkoop
van landbouwbedrijven dan voor emissiereductie door techniek- en managementmaatregelen,
terwijl opkoop per eenheid emissiereductie veel duurder is?
3
Wat is, gelet op de inzet die van de landbouw wordt gevraagd, het perspectief voor
vergunningverlening voor bedrijfsontwikkeling in de landbouw?
4
Waarom is niet gewacht op het langetermijnadvies van het Adviescollege Stikstofproblematiek?
5
Welke mogelijkheden ziet u om de invoer van stikstofhoudend diervoer te beperken?
6
Kunt u toelichten of het natuurgebied Broekvelden, Vettenbroek & Polder Stein onder
de Habitatrichtlijn wordt beschermd? Zo nee, bent u bereid om dit gebied te beschermen
volgens de Habitatrichtlijn?
7
Welke borging is er dat de gewenste reductie van de stikstofdepositie met deze maatregelen
wel zal plaatsvinden?
8
Kunt u aangeven hoeveel en welke van de kwetsbare habitattypen in ons land in 2030
beschermd zullen worden met het nu voorgestelde beleid?
9
Op welke gronden denkt u dat het stikstofpakket juridisch houdbaar is?
10
Zijn de maatregelen van het Landbouw Collectief ook getoetst op handhaafbaarheid?
11
Wat zijn de handhavingskosten die deze maatregelen met zich meebrengen?
12
Op welke wijze draagt dit stikstofpakket bij aan de realisering van uw toekomstvisie?
13
Gaat u prestatieafspraken maken met de provincies om ervoor te zorgen dat deze zich
aan de afspraken houden?
14
Op welke wijze wordt er structureel stikstofruimte gereserveerd voor rijksprojecten,
zonder dat het Rijk over elk project in onderhandeling hoeft met de desbetreffende
provincie?
15
Op welke wijze wordt de bijdrage van 20% aan de doelrealisatie in 2030 van het onderdeel
«uitbreiding natuur» onderbouwd en op welke wijze en met welk tijdpad wordt dit onderdeel
de komende maanden uitgewerkt in een stevig mandaat voor de betrokken ministeries?
16
In hoeverre kunnen satellietmetingen van ammoniak een bijdrage leveren aan de behoefte
aan intensivering van de metingen en de voorziene monitoring van de stikstofmaatregelen
(zoals de commissie-Hordijk adviseert)? Bent u bereid om hierover in gesprek te gaan
met kennisinstellingen als TNO en bent u bereid om financiële middelen uit het stikstofpakket
te reserveren voor het opzetten van satellietmetingen?
17
Hoe gaat u verhinderen dat de alarmerende conclusies uit het rapport van Bureau Ulucus
over de inzet van provincies in hun natuurbeleid over vijf jaar nog gelden?
18
Op welke wijze gaat u, binnen de kaders van de Grondwet en de afspraken over decentralisatie
van het natuurbeleid, er maximaal voor zorgen dat de provincies zich aan de afspraken
houden?
19
Op welke wijze gaat u in de communicatie rond het stikstofpakket benadrukken dat dit
pakket ondersteunend is aan de uitvoering van de visie op de toekomst van de landbouw,
doordat agrarische ondernemers die doorgaan duidelijkheid en ruimte wordt geboden?
20
Wat is een basispad, hoe wordt dat toegepast in het stikstofdossier en in welke wet
is het gebruik van een basispad vastgelegd?
21
Klopt het dat de stikstofafvoer van regulier beheer al is verdisconteerd in de kritische
depositiewaarde (KDW) en dat zonder dit beheer de KDW lager zou moeten zijn?
22
Is de methodiek van het duurzaamheidspaspoort voor producten, planten en gebieden
u bekend, welke tot stand is gekomen door drie verschillende Green Deals (afgerond
in samenspraak met diverse ministeries) en gevalideerd door een wetenschappelijke
raad van NL Greenlabel? En is u bekend wat de potentie van dit paspoort is in relatie
tot de leefomgeving en mogelijk landbouw en het integraal meetbaar maken van duurzaamheid
op product- of gebiedsniveau?
23
Wat is de stand van zaken van het notificatieproces bij de Europese Commissie voor
de maatregelen die op de landbouw zien?
24
Wat is de stand van zaken in het onderzoek en het overleg met de Europese Commissie
over het voornemen om de aanwijzing en/of begrenzing van Natura 2000-gebieden in te
trekken of te wijzigen?
25
Hoeveel stikstofreductie is er nodig om ten minste 50% van de hectares met stikstofgevoelige
natuur in Natura 2000-gebieden onder de KDW te brengen?
26
Hoe zorgt u ervoor dat de doelen voor soorten en habitats buiten de begrensde gebieden
behaald worden, aangezien we voor de helft van de in het kader van Natura 2000 aangewezen
soorten en habitats geen gebieden hebben begrensd? Welk instrumentarium wordt daarvoor
ingezet en op welke wijze kunnen we met zekerheid uitspraken doen over de resultaten?
27
Wat doet u om de beheer- en herstelmaatregelen wetenschappelijk te borgen zodat het
effect met de door de Raad van State gevraagde zekerheid gegarandeerd kan worden?
Hoe wordt het effect van ingrepen (zowel positieve als negatieve) gemonitord en welke
ruimte ziet u voor verbetering?
28
Wordt de gebiedsgerichte aanpak vastgelegd in een wet? Zo nee, in welke regelgeving
dan wel?
29
Op welke wijze zorgt u ervoor dat milieucondities in orde worden gebracht, gezien
het feit dat de staat van instandhouding behalve van stikstof in veel gevallen ook
afhankelijk is van deze condities, zowel binnen als buiten de begrensde gebieden,
wat is hier de rol van de provincies en op welke wijze wordt hierbij uitvoering gegeven
aan de motie-De Groot over basiskwaliteit voor natuur(Kamerstuk 28 286, nr. 1048)?
30
Klopt het dat om in 2030 op ten minste 50% van de hectares met stikstofgevoelige natuur
in Natura 2000-gebieden de stikstofdepositie onder de kritische depositiewaarden te
brengen, de veestapel minimaal gehalveerd moet worden? Zo nee, waarom niet?
31
Wat is de relatie en samenhang tussen het stikstofregistratiesysteem, de in te stellen
ontwikkelreserve en de in te stellen depositiebank? Met welke stikstofruimte worden
deze drie instrumenten gevuld?
32
Hoe ziet u de rol van gemeenten in het aanpakken van de stikstofproblematiek en welke
voorbereidingen kunnen zij nu al treffen naar aanleiding van de brief over de structurele
aanpak?
33
Kunt u een berekening beschikbaar stellen over de situatie van Natura 2000-gebied
De Eilandspolder, zowel op het vlak van stikstofdepositie als de staat van instandhouding
van het gebied?
34
Hoe zal worden omgegaan met agrarische bedrijven waarvan de gebouwen verder weg komen
te liggen van een Natura 2000-gebied als gevolg van een verplaatsing en is het, gezien
het feit dat dit de natuur ten goede kan komen, mogelijk om dergelijke verplaatsingen
te faciliteren en daarmee boeren toekomstperspectief te bieden? Zo ja, welke mogelijkheden
ziet u om hiervoor tot landelijke richtlijnen te komen?
35
Wat is uw visie op mogelijke situaties waarin door extern salderen een daling van
stikstofdepositie in het ene Natura 2000-gebied ervoor zorgt dat door inzet van deze
stikstofruimte depositie in een ander natuurgebied stijgt? Hoe kan worden voorkomen
dat dergelijke situaties ertoe leiden dat de koper van stikstofruimte verplicht met
meer dan 30% moet afromen, waardoor veel stikstofruimte en dus ontwikkelingsruimte
zal verdwijnen?
36
Hoe wordt de stikstofdepositie als gevolg van buitenlandse uitstoot meegenomen in
de stikstofdoelstellingen en wat zijn de consequenties als blijkt dat de kritische
depositiewaarde onhaalbaar is als gevolg van depositie uit het buitenland?
37
Op welke wijze is bij het bepalen van de doelstellingen voor de depositiereductie
rekening gehouden met de Europese richtlijn voor nationale emissieplafonds (NEC) met
betrekking tot het onderscheiden van uitstoot van ammoniak (NH3) en stikstofoxide (NOx)?
38
Kunt u toelichten hoe u bij de inzet voor stikstofreductie door technische oplossingen
en innovatie zult verzekeren dat alle methoden technologieneutraal worden meegenomen
door onder andere de technische adviespool Regeling ammoniak en veehouderij (Rav)?
39
Kunt u toelichten hoe u zult omgaan met de gevolgen voor de stikstofproblematiek van
de verplichtingen en ambities van de Europese Commissie, het Europees Parlement en
de Verenigde Naties (COP15, Kunming) in de komende zeven maanden?
40
Hoe gaan luchthavens van nationaal belang, die voor oktober 2020 een natuurvergunning
moeten aanvragen, aan de daarvoor benodigde stikstofruimte komen?
41
Hoe gaan, aangezien het aannemelijk is dat dat door de coronacrisis «reshoring« (productie
terug naar Nederland halen) gaat plaatsvinden, deze activiteiten aan hun stikstofruimte
komen en ten koste van welke andere economische activiteit zal dit gaan?
42
Hoe gaat de verdeling van de knelpuntenreservering eruit zien?
43
Ziet de overheid vergunde rechten als bedrijfseigendom, gelet op de mening van een
Brabantse GroenLinks-gedeputeerde dat de vergunning voor de Amercentrale niet geweigerd
kon worden?
44
Worden de middelen die in de Voorjaarsnota voor het jaar 2020 worden vermeld, namelijk
dat Economische Zaken en Klimaat 680 miljoen euro voor het generale beeld levert uit
de eigen middelen (kasuitgaven SDE+) om bij te dragen aan rijksbrede problematiek,
ook ingezet als financiële bijdragen voor de stikstofaanpak? Zo ja, om hoeveel geld
gaat dit en aan welke projecten zal dit geld worden besteed?
45
Deelt u de mening dat het extern moeten salderen van kleine NOx-emissies op grote afstand van de te legaliseren bron zorgt voor perverse prikkels
op de markt? Zo nee, waarom niet? Is deze prikkel op te lossen door het beschikbaar
stellen van een gebiedsgerichte drempelwaarde dan wel een generieke drempelwaarde
voor dit soort kleine emissies?
46
Welke wetgeving moet wanneer komen om het stikstofbeleid op te tuigen?
47
Hoe gaat het met de stikstofbank? Zijn er al aanvragen en hoeveel ruimte is er nog
in de bank?
48
Kunt u, aangezien het sluiten van eventuele kolencentrales ook een capaciteitsreductie
voor verwerking van diermeel betekent, een doorkijk c.q. doorrekening geven van de
financiële effecten op de destructiekosten?
49
Hoeveel gebieden zitten er onder de KDW en welk percentage van alle Natura 2000-gebieden
is dit, gerekend in zowel hectares als het aantal gebieden?
50
Hoe verhoudt deze structurele aanpak zich tot het adviescollege Stikstofproblematiek?
Wat moeten zij nu nog adviseren?
51
Klopt het dat het pakket aan maatregelen zorgt voor 26% reductie in stikstofemissie,
waarbij de reductie zonder autonome ontwikkeling in feite maximaal 15% is?
52
Welke consequenties kan niet-naleving van de Vogel- en Habitatrichtlijn (VHR) voor
Nederland hebben?
53
Hoe wordt voorkomen dat niet alleen gebieden die minder kwetsbaar zijn voor stikstofdepositie
en veel oppervlakte hebben, zoals zee- en kustgebieden, maar juist ook kwetsbare gebieden
onder de KDW uit komen?
54
Kunt u aangeven welke maatregelen uit dit pakket – naast de weidegang – specifiek
betrekking hebben op de melkveehouderij?
55
Klopt het dat bij de uitkoopregeling de fosfaatrechten voor melkvee zullen worden
opgekocht tot onder het Europees vastgestelde plafond en dat deze rechten daarna worden
herverdeeld?
56
Hoeveel boerderijen worden naar verwachting beëindigd door deze aanpak?
57
Hoeveel banen zullen naar verwachting verdwijnen door deze aanpak?
58
Hoeveel toegevoegde waarde voor de bv Nederland zal naar verwachting verdwijnen door
deze aanpak?
59
Vallen de stikstoftransacties die de provincie Noord-Brabant heeft gedaan in andere
provincies onder een ongerichte en ongecontroleerde uitkoop van het platteland?
60
Klopt het dat ammoniakemissie verschuiven naar een toename van de emissie van stikstofoxiden
niet is toegestaan binnen de NEC-richtlijn? Zo nee, waarom niet?
61
Klopt het dat NH3 een base is en NOx verzurend werkt als het neerslaat?
62
Welke sancties staan er op de overtreding van de NEC-richtlijn?
63
Klopt het dat NH3 fijnstof wegvangt en neer laat slaan en daardoor een gunstig effect heeft op de luchtkwaliteit?
64
Hoeveel bedrijven zouden in de omgeving van het Natura 2000-gebied De Eilandspolder
moeten worden opgekocht om ervoor te zorgen dat het gebied onder de KDW komt?
65
Beschouwt u het opkopen van bedrijven, gezien het feit dat de staat van instandhouding
van de hexagonen in de Eilandspolder momenteel goed is, in deze situatie als een goede
oplossing?
66
Klopt het dat het opkopen van agrarische bedrijven bij Natura 2000-gebied De Eilandspolder
nauwelijks natuurwinst zal opleveren en dat het gebied meer gebaat lijkt bij verbeterd
beheer?
67
In hoeverre bestaat het risico dat het niet tijdig goedkeuren van technieken zich
in deze situatie weer voordoet, aangezien in het verleden veel technieken, zoals biofilters,
die op EU-niveau als beste beschikbare technieken (BBT) erkend, aanbevolen en opgesomd
waren, in Nederland niet of niet tijdig goedgekeurd waren, waardoor problemen voor
zowel ontwikkelaars, producenten als afnemers ontstonden?
68
Deelt u de mening dat het gezien de stikstofopgave en vanwege het investeringsperspectief
van jonge en continuerende boeren onwenselijk is dat in Nederland lange tijd alleen
bepaalde technieken worden erkend en andere oplossingen worden veronachtzaamd of de
erkenning ervan jarenlang onnodig wordt vertraagd? Zo nee, waarom niet?
69
Wat is de inzet van de regering uit hoofde van de stikstofproblematiek ten opzichte
van de EU-Biodiversiteitsstrategie 2030 van de Europese Commissie en de COP15-conferentie
en zult u zich hard maken tegen de mogelijk daarmee gepaard gaande aanwijzing van
meer – veelal stikstofgevoelig – Natura 2000-areaal en tegen aanwijzing van meer beschermde
gebieden onder de Kaderrichtlijn Mariene Strategie (sluiting visgronden)? Zo nee,
waarom niet?
70
Wat betekent een eventuele sluiting van een kolencentrale met betrekking tot stikstofuitstoot?
71
Worden nertsenhouderijen ook meegenomen in de uitkoopregeling?
72
Geldt de uitkoopregeling alleen voor melkvee of ook voor andere sectoren, zoals pluimvee
en de varkenshouderij, en wat is hierin de positie van de kalverhouderij en de geitenhouderij?
73
Worden de andere gebieden opgegeven, nu blijkt dat slechts 50% van de stikstofgevoelige
natuurgebieden in 2030 onder de KDW komt?
74
Is het juridisch houdbaar (of geloofwaardig) dat de helft van de stikstofreductieopgave
wordt gerealiseerd via het basispad?
75
Op welke wijze wordt het einddoel, een goede staat van instandhouding in 2050, in
de wetgeving opgenomen?
76
Bent u bereid om 1 mol per jaar te reserveren voor woningbouw algemeen?
77
Welke emissie- en depositiereductie hebben de maatregelen in het kader van de corona-uitbraak
tot op heden ongeveer opgeleverd?
78
Waarom stelt u dat de tijdelijke vermindering van stikstofuitstoot door de coronacrisis
aan de ene kant niet bijdraagt aan meer ruimte voor vergunningverlening, maar kijkt
u aan de andere kant wel of deze vermindering van stikstofdepositie ingezet kan worden
voor economische ontwikkelingen?
79
Worden standaard nacontroles uitgevoerd naar feitelijk optredende emissie bij stalsystemen?
80
Wordt door gemeenten en provincies standaard gecontroleerd of stallen volgens de voorgeschreven
techniek worden gerealiseerd?
81
Is het mogelijk dat ammoniakemissies vanuit de landbouw, als gevolg van de (veel)
te optimistische Rav-codes, veel hoger zijn dan berekend?
82
Is het waar dat als emissieplafonds per vergunning worden opgevuld met dieren bij
het realiseren van emissiearme stallen, de effecten van meer dieren (door meer transport
van veevoer, aan- en afvoer van dieren en producten en afvoer van mest, meer mest
en meer beweiding) niet worden meegenomen in de emissie- en depositieberekeningen?
83
Kan bij gebruik van de nu bestaande lijst van Rav-codes in vergunningprocedures de
vereiste zekerheid worden gegeven dat de stikstofdeposities zullen afnemen?
84
Kan gesteld worden dat de effectiviteit van het stikstofbeleid staat of valt met de
juiste ammoniakemissiefactoren voor stalsystemen (Rav-codes)?
85
Is het waar dat uit metingen van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) blijkt
dat het werkelijke stikstofverlies hoger is dan de berekende emissies bij emissiearme
huisvesting en bij systemen met vaste mest?
86
Is het waar dat uit metingen van het CBS blijkt dat de uitstoot van milieuvriendelijke
stallen nauwelijks afwijkt van gewone stallen?
87
Welke maatregelen uit deze brief van zijn nog niet eerder aangekondigd en hoeveel
stikstofreductie wordt er met de maatregelen uit deze brief gerealiseerd als eerder
aangekondigde maatregelen niet worden meegenomen?
88
Waar is de ontwikkelruimte vandaan gehaald om de 3.300 bedrijfsuitbreidingen te legaliseren?
89
Hoe wordt de kosteneffectiviteit ingeschat van stalmaatregelen (het innoveren, investeren
en normeren van emissiearme stallen)?
90
Hoe wordt de kosteneffectiviteit ingeschat van het verlagen van het ruw eiwitgehalte
in veevoer?
91
Hoe verhoudt de kosteneffectiviteit van stalmaatregelen en van ruw eiwitgehalte zich
tot die van gerichte uitkoop van piekbelasters rondom Natura 2000-gebieden?
92
Is de coronacrisis in lobbygesprekken als reden aangehaald om stikstofmaatregelen
voor de landbouw uit te stellen (vanwege de schone lucht of vanwege teruglopende inkomsten)?
Zo ja, door welke lobbyclubs?
93
Bestaat er kans dat stikstofmaatregelen worden uitgesteld als gevolg van de coronacrisis?
94
Hoe vordert de oprichting van het omschakelfonds en is er een kans dat dit fonds ook
wordt benut voor financiële steun vanwege de coronacrisis?
95
Welke effecten heeft de coronacrisis op de verspreiding van ammoniak en dus de luchtkwaliteit?
96
Is u bekend dat de ammoniakuitstoot is toegenomen tijdens de coronacrisis? Zo ja,
kunt u uiteenzetten waarom?
97
Is de stelling dat de voorgestelde structurele aanpak van de stikstofproblematiek
«het fundament legt waarop economische en maatschappelijke activiteiten doorgang kunnen
vinden» extern wetenschappelijk getoetst? Zo ja, kan deze toetsing aan de Kamer worden
verstrekt?
98
Kunt u aangeven hoe de coronacrisis en de daarmee gepaarde economische gevolgen worden
meegenomen in het realistische pad van de uitwerking van de maatregelen uit deze structurele
aanpak?
99
Wat gaat er gebeuren als blijkt dat maatregelen toch niet voldoende werken of als
deze bijvoorbeeld als gevolg van niet dalende stikstofuitstoot niet voldoende impact
hebben op de stikstofdepositie, en zal dit er bijvoorbeeld toe leiden dat er nog meer
bufferzones gecreëerd moeten worden of nog meer bedrijven moeten worden uitgekocht?
100
Is er een juridische toets gedaan op de structurele aanpak stikstofproblematiek door
de landsadvocaat? Zo ja, kan de toets worden verstrekt aan de Kamer? Zo nee, is er
een andere juridische toets gedaan en, indien dat het geval is, kan deze aan de Kamer
worden verstrekt?
101
Zijn eerste resultaten bekend van de stappen die het kabinet de afgelopen periode
heeft gezet om op beperkte schaal de vergunningverlening, onder andere in de woningbouw
en voor infrastructurele projecten, weer op gang te brengen, ondersteund door openstelling
van het stikstofregistratiesysteem?
102
Heeft u reeds in beeld hoe en waar de tijdelijke afname van de stikstofuitstoot als
gevolg van de coronacrisis zal worden ingezet? Zo nee, wanneer is dat dan wel het
geval?
103
Klopt het dat de tijdelijke vermindering van stikstofuitstoot door de coronacrisis
een autonome daling is – een daling die niet veroorzaakt wordt door gericht genomen
bronmaatregelen – en daarom volgens de Habitatrichtlijn niet gebruikt kan worden ten
behoeve van economische en maatschappelijke ontwikkelingen?
104
Kunt u, gezien de behoefte aan het creëren van ruimte voor maatschappelijke activiteiten,
zoals woningbouw, infrastructuur, luchtvaart, defensie en energie et cetera, aangeven
wat de verwachte stikstofdepositie per sector per jaar vanaf 2020 tot 2030 zal zijn
(per sector uitgesplitst) en hoe zich dit verhoudt tot het realiseren van de streefwaarde
van gemiddeld 255 mol/ha/jr? Is het mogelijk dat stikstofreductie teniet wordt gedaan
in 2030 door bovengenoemde maatschappelijke activiteiten?
105
Zal er een plafond voor maximale stikstofuitstoot per sector worden ingesteld?
106
Zal, als we in 2030, 255 mol/ha/jr aan stikstof reduceren maar vervolgens toch blijkt
dat we nog steeds te veel stikstof uitstoten, het stikstofoverschot dan in mindering
gebracht worden op de stikstofruimte of de ontwikkelreserve van het volgende jaar
om zo te garanderen dat we niet te veel stikstof uitstoten?
107
Waarom schrijft u dat u ernaar streeft om tot een volledige gunstige staat van instandhouding
te komen, maar stelt u de streefwaarde voor 2030 vervolgens vast op het onderschrijden
van de KDW van slechts 50% van de hectares met stikstofgevoelige natuur?
108
In hoeverre worden de schattingen van de ammoniakemissies vanuit de landbouw gebaseerd
op Rav-codes (de ammoniakemissiefactoren voor stalsystemen)?
109
Is het waar dat de verschillende Rav-codes voor emissiearme stallen tot stand komen
op basis van opgaven van de leverancier?
110
Is het waar dat er geen meetverplichting is nadat de stal is gebouwd en in gebruik
is genomen?
111
Hoeveel geld is er in deze kabinetsperiode in totaal uitgetrokken voor de ontwikkeling
van emissiearme staltechnieken? Kunt u dit uitsplitsen naar de verschillende regelingen?
112
Hoeveel geld is er in deze kabinetsperiode in totaal uitgetrokken voor uitkoopregelingen
voor veehouderijbedrijven? Kunt u dit uitsplitsen naar de verschillende regelingen?
113
Hoeveel geld is er in deze kabinetsperiode in totaal uitgetrokken voor vormen van
mestbewerking, mestverwerking of mestvergisting? Kunt u dit uitsplitsen naar de verschillende
regelingen?
114
Is het niet juist de natuur die als eerste moet profiteren van vermindering van stikstofdepositie,
in plaats van dat door het kabinet gekeken wordt of de tijdelijke vermindering van
de stikstofdepositie door de coronacrisis ingezet kan worden voor economische en maatschappelijke
ontwikkelingen?
115
Waarom is gekozen voor een streefwaarde en waarin verschilt een streefwaarde van een
hard doel?
116
Hoe wordt de onzekerheid die bestaat over de stikstofdepositie meegenomen bij de bronmaatregelen
en de aanpak als geheel?
117
Is het voorgestelde streefdoel van 50% van de hectares stikstofgevoelig Natura 2000-gebied
onder de KDW in 2030 alleen bindend voor het Rijk?
118
Wat betekent het voor de vergunningverlening en de houdbaarheid van vergunningen als
richting 2030 blijkt dat de streefwaarde voor 2030 mogelijk niet gehaald wordt?
119
Hoe weegt u de juridische waarde van wettelijke vastlegging van een nationale streefwaarde
voor 2030 in het licht van de grote onzekerheden met betrekking tot de hoogte van
de emissie- en depositiereductie door specifieke maatregelen en in het licht van de
toetsing van vergunningen op gebiedsniveau?
120
Wat is het streefjaartal voor het bereiken van een volledige gunstige staat van instandhouding
van alle Nederlandse Natura 2000-gebieden?
121
Waarom is de doelstelling van het kabinet slechts om op de helft van de stikstofgevoelige
natuur in Natura 2000-gebieden de depositie terug te brengen tot onder de KDW?
122
In hoeverre is er ten aanzien van de depositiereductie sprake van bindende maatregelen
als het gaat om het behalen van de instandhoudingsdoelen, wat is bijvoorbeeld de juridische
waarde van streefwaardes en hoe worden deze afgedwongen?
123
Kunt u voldoende borgen dat vergunningverlening plaatsvindt op basis van daadwerkelijk
gerealiseerde ruimte (zoals de Raad van State in zijn oordeel heeft aangegeven), uitgaande
van het gegeven dat u met streefwaardes wenst te werken?
124
Wat zou er volgens u aanvullend nodig zijn om 100% van de Natura 2000-gebieden te
laten voldoen aan een gunstige staat van instandhouding?
125
In welke Natura 2000-gebieden zal er naar verwachting geen gunstige staat van instandhouding
worden bereikt per 2030?
126
Wordt er ingezet op natuuruitbreiding? Zo ja, wat is de status van deze nieuwe natuur,
aangezien we de nu al bestaande natuur niet voldoende beschermen?
127
In hoeverre wordt van de enorme bedragen die aan natuurherstel worden gespendeerd
en van het totale stikstofbeleid bekeken wat de sociale, culturele en economische
gevolgen zijn?
128
Waar gaat de compensatie van bomenkap plaatsvinden, gebeurt dit ook op landbouwgrond
en hoe wordt dit geregeld?
129
Wat is de middellange termijn waarover het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) een
oordeel geeft en wat vindt het PBL van de effecten op de lange termijn?
130
Creëren we met eventuele natuuruitbreiding niet direct een volgend probleem en kan
er niet beter ingezet worden op meer agrarisch natuurbeheer?
131
Op welke wijze garandeert u dat de natuur die door natuurinclusieve ruimtelijke inrichting
ontstaat, niet als Natura 2000-gebied zal worden aangewezen of zal leiden tot uitbreiding
van bestaande Natura 2000-gebieden?
132
Welke vraagstelling ligt ten grondslag aan de ruimtelijke verkenning stikstof?
133
Wanneer verwacht u de resultaten van het onderzoek van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid
en Milieu (RIVM) naar het verschil tussen biogene en androgene factoren en ben u voornemens
deze factoren structureel te monitoren? Zo ja, op welke wijze en wanneer kunnen we
hiervan een eerste monitoring verwachten? Zo nee, waarom niet?
134
Waarom zijn er geen financiële middelen gereserveerd om de meerkosten die ontwikkelaars
en bouwbedrijven moeten maken voor meer natuurinclusief bouwen te dekken en is het
uw bedoeling om hier na afronding van de ruimtelijke verkenning stikstof nog in te
voorzien?
135
Waarom maken ruilverkaveling, het verplaatsen van bedrijven en het inzetten van reeds
aangekochte gronden die nog in agrarisch gebruik zijn geen deel uit van de maatregelen?
136
Wat is uw streven voor het creëren van meer natuurinclusief areaal buiten de Natura
2000-gebieden, naar hoeveel hectare streeft u in welk jaar en zijn er plannen voor
het vaststellen en behalen van jaarlijkse areaaldoelstellingen?
137
Kunt u toelichten hoe u het principe natuurinclusief bouwen precies wilt vormgeven?
138
Op welke termijn bent u van plan voorwaarden te stellen aan de bouw, om deze zo natuurinclusief
mogelijk te maken?
139
Kunt u een nadere definitie geven van natuurinclusieve ruimtelijke inrichting?
140
Worden de middelen voor natuurherstel via het Provinciefonds aan de provincies beschikbaar
gesteld? Zo ja, met behulp van welke verdeelsleutel? Zo nee, langs welke wijze worden
de middelen beschikbaar gesteld en hoe is dan geborgd dat de middelen ook daadwerkelijk
aan natuurherstel worden besteed?
141
Hoe denkt u duurzaamheid in brede zin te kwantificeren en ambities ook meetbaar te
maken op gebiedsniveau voor de beoogde betere ruimtelijke integratie van natuur met
andere functies als landbouw, energieopwekking, woningbouw en infrastructuur om zo
meer natuurinclusief areaal te ontwikkelen?
142
Is er een link gelegd met de oproep van een zeer brede coalitie om natuurinclusief
bouwen tot norm te verheffen om zo als overheid meer regie te nemen aangaande dit
thema? Zo ja, bent u van mening dat een bijbehorend juridisch kader bij kan dragen
aan de mate waarin groen en natuur onderdeel worden van de leefomgeving?
143
Wordt het grootste deel van de middelen voor natuur ingezet voor robuuste natuur,
dus hydrologisch herstel, uitbreiding van natuur en verbinding van natuur, en hoe
is de budgetverdeling?
144
Waar liggen de mogelijkheden voor landbouwinclusieve natuur, aangezien in de brief
veel gesproken wordt over natuurinclusieve ruimtelijke inrichting, zoals ten aanzien
van de landbouw, en de mogelijkheden en kansen hiervan? Hoe kijkt u in dit kader aan
tegen het creëren van meer financiële ruimte voor agrarisch natuurbeheer?
145
Wat zijn biogene en androgene factoren?
146
Is het wat u betreft een mogelijkheid, bijvoorbeeld voor Gebiedscollectief Noord-Oost
Twente, dat een reservelijst heeft van boeren die graag willen bijdragen aan natuurbeheer
maar waar geen budget voor is, om de vergoeding voor natuurbeheer voor boeren gelijk
te stellen met dat wat terreinbeherende organisaties (TBO’s) ontvangen? Zo nee, waarom
niet?
147
Indien nu als gevolg van de doorlichting van Natura 2000-gebieden een aanwijzing en/of
instandhoudingsdoel in een Natura 2000-gebied vervalt, gaat dan als gevolg daarvan
de KDW voor dat Natura 2000-gebied naar beneden zodat het gebied sneller onder de
KDW komt?
148
Kunt u op kaarten in beeld brengen hoe hoog de overschrijding van de KDW per Natura
2000-gebied thans is en hoe hoog deze zal zijn in 2030 na het doorvoeren van de aangekondigde
maatregelen?
149
Hoe ziet de verdeling van de 255 mol/ha/jr over de sectoren landbouw, industrie, mobiliteit
en energie er uit, in totaal en uitgesplitst over eerder genomen maatregelen, het
Klimaatakkoord en het in de huidige brief aangekondigde maatregelenpakket?
150
Wat betekent een verandering in de stikstofdepositie vanuit het buitenland voor de
aanpak en maatregelen van het kabinet en in hoeverre kunnen en worden hier afspraken
met buurlanden over gemaakt?
151
In hoeveel Natura 2000-gebieden wordt de KDW in 2030 niet meer overschreden?
152
Welk eerder vastgesteld beleid zal leiden tot een stikstofreductie van 120 mol/ha/jr
en kunt u dat uitsplitsen per maatregel?
153
Welke maatregelen uit het Klimaatakkoord zullen leiden tot een stikstofreductie van
25 mol/ha/jr en kunt u dat uitsplitsen per maatregel?
154
Kunt een overzicht geven van de maatregelen en hun respectievelijke bijdragen aan
de verwachte stikstofreductie van 103–180 mol/ha/jr, alsmede hoeveel stikstof hiervan
weer wordt ingezet voor vergunningverleningen voor woningbouw en MIRT-projecten?
155
Ligt van de bovenstaande maatregelen vast dat zij genomen zullen worden en ligt de
stikstofreductie daarmee ook vast?
156
Kunt u onderbouwen waarom een algemene maatregel van bestuur (AMvB) onder de Omgevingswet
de voorkeur heeft boven een wettelijke verankering, welk instrument in juridische
zin robuuster is en hoe dit pakket zich verhoudt tot de datum van inwerkingtreding
van de Omgevingswet, die nu is voorzien voor 1 januari 2021 maar afhankelijk is van
het slagen van de invoering van het digitale stelsel?
157
Kunt u exact aangeven met welke maatregelen de reductie van 120 mol/ha/jr stikstof
wordt gerealiseerd en wanneer en met welke middelen u bijstuurt indien deze reductie
achterblijft bij uw inschatting?
158
Kunt u aangeven welke restantopgave voor stikstofreductie op dit moment wordt verwacht
voor de periode 2030–2050?
159
Waarom hanteert u geen wettelijk verankerde en maatschappelijk afrekenbare doelen
maar een streefwaarde?
160
Klopt het dat 255 mol/ha/jr aan stikstofreductie leidt tot een halvering van de veestapel
in Nederland? Zo nee, waarom niet?
161
Maakt het nog een verschil om de doelstelling van 50% onder de KDW te halen of je
aan de «ammoniak-knop» draait of aan de «NOx-knop»? Zit er een verschil in «gevoeligheid» ten aanzien van de natuur?
162
Wat zijn de voor- en nadelen van de scheiding van NOx en NH3?
163
Kunt u toelichten hoe, en verzekeren dat, de juridische gevolgen van het verankeren
van de streefwaarde (van 50% van de stikstofgevoelige natuurhectares onder de KDW,
een vermindering van de stikstofneerslag van gemiddeld 255 mol per hectare in 2030)
niet zal leiden tot jurisprudentie waardoor alsnog een onvrijwillige (en ongewenste)
krimp van de veestapel zou kunnen worden afgedwongen, bijvoorbeeld doordat de reductie
tot 2030 ten gevolge van voortdurende buitenlandse stikstofdepositie/-emissie niet
het nagestreefde traject volgt?
164
Kunt u naast ons land één andere EU-lidstaat noemen die zichzelf reeds een absolute
kwantitatieve streefwaarde voor stikstofreductie van deze proporties ten doel heeft
gesteld en deze wettelijk heeft verankerd, gelet op het feit dat het Europees Hof
van Justitie, evenals de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, slechts
geëist heeft dat elke cumulatieve stijging van de stikstofdepositie aantoonbaar moet
worden voorkomen in het kader van het verslechteringsverbod in de Habitatrichtlijn
maar daarbij geen absolute streefwaarde voor reductie heeft vastgesteld? Bent u niet
bang dat u hiermee een juridisch novum creëert?
165
Wat houdt het integraal programma voor het landelijk gebied dat vanuit de Nationale
Omgevingsvisie (NOVI) wordt ontwikkeld precies in, wie zijn betrokken bij het ontwikkelen
hiervan en op welke termijn dient dit programma gereed te zijn?
166
Kan er gegarandeerd worden dat via de NOVI niet alsnog Natura 2000-gebieden worden
toegevoegd? Zo ja, hoe wordt dit voorkomen?
167
Waarom zijn deze aanbevelingen van het Landbouw Collectief niet overgenomen, terwijl
deze in veel gevallen in een nog veel grotere mate bijdroegen aan de oplossingen binnen
dit dossier, tegen lagere overheidskosten dan het nu gekozen bronmaatregelenpakket?
168
Welk beleid wordt bedoeld met de zinsnede dat een aanzienlijk deel van de stikstofreductie
wordt bereikt als gevolg van eerder vastgesteld beleid en kunt u voorbeelden van effecten
geven?
169
Kunt u uitsluiten dat «Urgenda-achtige» nieuwe jurisprudentie met ingrijpende gevolgen
voor dieraantallen, de blijvende agrarische gezinsbedrijven en de agrarische productieketens
zal ontstaan in de aanloop naar 2030?
170
Kunt u bij elk van de voorgestelde maatregelen van het Landbouw Collectief beschrijven
waarom deze wel, niet, of slechts gedeeltelijk is overgenomen? Zo nee, waarom niet?
171
Wie besluit over de toewijzing van stikstofruimte uit de ontwikkelreserve en welke
criteria gelden daarvoor?
172
Betekent de zinsnede «de bronmaatregelen zo slim en efficiënt mogelijk worden ingezet»
dat de maatregelen zodanig worden vormgegeven dat er gefocust wordt op de Natura 2000-gebieden
en bijbehorende hectares waar de doelstelling het meest kansrijk en zo goedkoop mogelijk
kan worden behaald en hoe behoudt u grip op het verwezenlijken van een zo slim en
efficiënt mogelijke inzet, aangezien de uitwerking in gebiedsgerichte processen met
de provincies plaatsvindt?
173
Wordt alle eventuele meeropbrengst aan stikstofruimte, als gevolg van het zo slim
en efficiënt mogelijk inzetten van bronmaatregelen, toegevoegd aan de ontwikkelreserve?
174
Op grond van welke overwegingen is de ontwikkelreserve vastgesteld op 20 mol/ha/jr
en is dit voldoende voor alle nationale belangen waarvoor nu geen stikstofruimte beschikbaar
is? Zo nee, hoe wordt er dan voor gezorgd dat alle voorgenomen projecten van nationaal
belang door kunnen gaan?
175
Zal dan ook berekend worden in welke hectares de KDW onderschreden zal worden en in
welke niet, gegeven dat u als streefwaarde voor 2030 stelt om in 50% van de stikstofgevoelige
hectares de KDW te onderschrijden,?
176
Zullen er ook gebiedsgerichte stikstofreductiestreefwaardes worden opgesteld, gegeven
de verschillende effecten van stikstof op een gebied en met name voor Natura 2000-gebieden?
177
Kunnen vergunningen nu «zomaar» verleend worden voor activiteiten die voor stikstofdepositie
zorgen op hectares waarvan de KDW in 2030 onderschreden zal zijn? Zo nee, welke stappen
moet een initiatiefnemer dan zetten voor het verkrijgen van en een vergunning?
178
Op welke manier zal ruimte gezocht worden om vergunningverlening mogelijk te maken
in de buurt van hectares die in 2030 niet onder de KDW zullen vallen?
179
Waar komt de ruimte voor de «ontwikkelreserve» vandaan?
180
Klopt het dat 11 mol/ha/jr van de «ontwikkelreserve» gebruikt wordt voor het legaliseren
van de melding in het kader van de Programma Aanpak Stikstof (PAS-meldingen)? Zo ja,
gebeurt dat jaarlijks of eenmalig?
181
Welke activiteiten van nationaal belang zullen vergund worden door gebruik van de
«ontwikkelreserve»?
182
Wat gebeurt er met de rest van de gerealiseerde depositiereductie? Komt die geheel
ten goede aan de natuur of slechts een percentage daarvan?
183
Op welke manier zou de omvang van de «ontwikkelreserve» toe kunnen nemen? Wat is daarvoor
de wettelijke basis?
184
Klopt het dat het investeren in BBT voor de industrie reeds verplicht is door de EU
en dat een stikstofreductie als gevolg daarvan dus een autonome daling is, die niet
gebruikt kan worden ten behoeve van economische en maatschappelijke ontwikkelingen?
185
Ziet u kansen om de beschikbare 20 mol als ontwikkelreserve te verruimen voor de bouw,
indien nodig, wanneer dit geen negatieve langetermijneffecten heeft op Natura 2000-gebieden?
186
Kunt u aangeven in hoeverre de 20 mol in de jaren 2022 en verder ruimte biedt voor
de realisatie van de woondeals in de Metropoolregio Amsterdam en de regio’s Zuidelijke
Randstad en Arhem-Nijmegen en welke concrete afspraken u daarover gaat maken met de
Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties?
187
Hoe wordt er omgegaan met industriële piekbelasters, aangezien de opgave voor de industrie
relatief laag is?
188
Hoeveel woningen kunnen er gebouwd worden voor 11 mol?
189
Wat wordt, in gevallen waarin legalisatie van meldingen niet mogelijk is, met de ontwikkelreserve
bedoeld met «maatwerk»? Kan dat ook verplichte uitkoop betekenen?
190
Hoe verhoudt de ontwikkelreserve zich tot het stikstofregister?
191
Op welke wijze wordt aan de vijf zeehavens van nationaal belang, zoals genoemd in
de ontwerp-Havennota, voldoende stikstofruimte geboden om energietransitieprojecten,
bedrijfsvestigingen en -uitbreidingen mogelijk te maken en kunnen deze havens ook
een beroep doen op de ontwikkelreserve?
192
In hoeverre is het legaal houden van meldingen wat u betreft een harde toezegging?
193
Hoe wordt van jaar op jaar de hoogte van de ontwikkelreserve voor een gebied bepaald,
die ook juridisch houdbaar is?
194
Welke mogelijkheden ziet u voor aanvullende maatregelen in de industrie om stikstofreductie
te realiseren?
195
Klopt het dat u van de depositiereductie van (in 2030) 255 mol/ha/jr, u jaarlijks
minimaal 20 mol/ha/jr «afroomt» ten behoeve van activiteiten van nationaal belang?
Zo ja, wat is hiervoor de wettelijke basis?
196
Hoe verhoudt het bevorderen van biomassa, die meer NOx-emissies/MJ heeft, zich tot de opgave om stikstof te reduceren en het behalen van
de streefwaarde in 2030?
197
Op welke manier wordt ingezet op het realiseren van additionele stikstofreductie bij
piekbelasters in de industrie en energiesector?
198
Op welke manier zet u in op het bevorderen van de beschikbaarheid van landbouwgrond
in de melkveehouderij en welke grond verwacht u dat hiervoor gebruikt zou kunnen/moeten
worden?
199
Staat de landelijke beëindigingsregeling voor de landbouw open voor veehouders uit
alle verschillende subsectoren?
200
Is er zicht op het aantal boeren gebruik dat gebruik zou willen maken van de landelijke
beëindigingsregeling?
201
Hoeveel boeren zouden gebruik kunnen maken van de landelijke beëindigingsregeling?
202
Bent u bereid om naast het omschakelfonds voor boeren nog meer in te zetten op de
implementatie van kringlooplandbouw? Zo ja, hoe en op welke termijn?
203
Is voor de maatregelen die op de landbouw zien voor wat betreft toezicht en handhaving
een uitvoeringstoets verricht door de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA)?
Zo ja, kan deze aan de Kamer worden verstrekt? Zo nee, waarom niet?
204
Hoe gaat het verder beloond worden dat de landbouw sinds 1990 al voor een ammoniakreductie
van zo’n 64% heeft gezorgd en welke andere sectoren hebben ook zo fors bijgedragen
aan het verminderen van stikstof?
205
Kunt u een stand van zaken geven met betrekking tot afspraken die gemaakt worden tussen
de landbouwsector en het Ministerie van Landbouw Natuur en Voedselkwaliteit (LNV)?
206
Welke reductieopgave ligt er voor de korte termijn bij de melkveehouderij, welke voor
de lange termijn, hoeveel is dat in kiloton NH3 en zijn hier cijfers of een doorrekening (van het PBL) van beschikbaar?
207
Welk perspectief biedt het voorgestelde stikstofbeleid aan jonge boeren en boerinnen?
208
Welk toekomstperspectief is er nog voor de blijvende boeren, met name ook de gezinsbedrijven
rondom de Natura 2000-gebieden?
209
Leidt het vergroten van het aantal uren weidegang via aanpassing van het convenant
weidegang tot verplichte weidegang voor koeien? Zo ja, haalt dit het verdienmodel
voor weidemelk niet onderuit?
210
Waaruit bestaat de inzet ten aanzien van het realiseren van additionele stikstofreductie
bij piekbelasters en welke piekbelasters komen hier als eerste voor in aanmerking?
211
Hoe gaat u er zorg voor dragen dat de gezondheid van dieren en omwonenden bij de voorgenomen
maatregelen wordt verbeterd?
212
Op welke wijze wordt de landbouwsector inhoudelijk betrokken bij de verdere uitwerking
van de maatregelen op het gebied van voer, weidegang en mest?
213
Kunt u de zin «Samen met boeren wil de Minister inzetten op het bevorderen van beschikbaarheid
van landbouwgrond in de melkveehouderij» toelichten en kunt u daarbij aangeven of
er concrete doelen zijn?
214
Kan extern salderen ook plaatsvinden met bedrijven/activiteiten in het buitenland,
met name in de buurlanden? Zo ja, op welke wijze wordt dit vormgegeven en hoe kan
hier gebruik van gemaakt worden? Zo nee, waarom niet?
215
Wat is de wettelijke basis voor het opnieuw inzetten van «vrijvallende ruimte» bij
extern salderen en zou die ruimte, in situaties van stikstofoverbelasting, niet volledig
ten goede moeten komen aan de natuur?
216
Wat heeft u voor ogen met het systeem van input- en outputsturing, waarvoor u samen
met de sector de mogelijkheden wilt onderzoeken? Zinspeelt u hiermee op herinvoering
van een systeem dat vergelijkbaar is met het Mineralenaangiftesysteem (MINAS) en waarom
is de Kringloopwijzer wel juridisch houdbaar voor de mestwetgeving (BEX) maar niet
voor deze stikstofregistratie?
217
Wanneer en in welke gevallen zou sloop of herbestemming als voorwaarde moeten worden
gesteld voor extern salderen en welke criteria dienen daarbij te worden gehanteerd?
Wat is de verwachte impact van het stellen van dergelijke voorwaarden op het verhandelen
van stikstofruimte binnen de agrarische sector en vloeit hiermee niet stikstofruimte
van de landbouw richting andere sectoren, zoals de industrie?
218
Welke haken en ogen zitten er aan de voorgenomen verplichting voor zowel publieke
als private initiatiefnemers om zich bij extern salderen vooraf te melden bij de provincie
over een voorgenomen aankoop en is het juridisch gezien mogelijk om dit af te dwingen?
219
Betekent de meldingsplicht van voorgenomen aankopen bij extern salderen bij provincies
dat de provincies tevens de taak krijgen om deze voorgenomen aankopen te beoordelen
en goed te keuren dan wel af te keuren? Zo ja, op basis van welke criteria zal dit
gebeuren?
220
Hoe worden de vouchers voor cursussen en begeleiding op het gebied van stikstof verdeeld
onder de boeren en tuinders en maken zij hier allemaal evenveel aanspraak op of wordt
dit bijvoorbeeld gedaan conform de bedrijfsgrootte?
221
Hoe groot acht u het risico dat, zonder landelijke afspraken of voorwaarden, het blokkeren
van salderingstransacties door provincies leidt tot claims en besluiten die niet stand
houden voor de rechter?
222
Is een geregisseerde uitkoop van het platteland wel toegestaan, aangezien u schrijft
«Het opkopen van veehouderijbedrijven vanwege de stikstofruimte, mag niet leiden tot
een ongerichte en ongecontroleerde uitkoop van het platteland»?
223
In hoeverre was het bij externe saldering in het verleden mogelijk om te salderen
met een bedrijf dat door toepassing van andere stalsystemen een bovenwettelijke emissiereductie
realiseerde?
224
Wordt gekeken naar mogelijkheden om ruimte te geven om extern te salderen met bedrijven
die investeren in bovenwettelijke emissiereductie door toepassing van emissiearme
stalsystemen?
225
Voor wie is de vrijvallende ruimte bij extern salderen beschikbaar, behoort deze ruimte
toe aan de betreffende provincies, het Rijk, of aan sectoren, op welke wijze zal het
verdelen van deze vrijvallende ruimte worden vormgegeven, door wie zal deze vrijvallende
ruimte kunnen worden ingezet en welke kaders en criteria zijn hiervoor?
226
Welk juridisch comfort wordt er geboden aan degenen die een PAS-melding deden zolang
het traject van legalisatienog niet is afgerond, aangezien er nog steeds rechtszaken
tegen deze bedrijven worden gevoerd?
227
Moet de stikstofruimte voor de «overige activiteiten die waren vrijgesteld van vergunningverlening
op basis van het PAS» ook uit de ontwikkelreserve komen? Zo ja, hoeveel stikstofruimte
verwacht u hiervoor nodig te hebben?
228
Klopt het dat de regeling voor extern salderen met veehouderijen nog niet open is
gesteld (zowel voor publieke als private saldo-ontvangers) en dat, wanneer deze open
wordt gesteld, dat voor één jaar zal zijn?
229
Op welke wijze zult u ingrijpen als extern salderen tot significante ongewenste effecten
leidt, welke middelen zal u in dat geval inzetten en betekent dit ingrijpen dat u
de mogelijkheid openhoudt om transacties te blokkeren of ongedaan te maken in gevallen
waar extern salderen tot ongewenste effecten leidt?
230
Op welke wijze zal het voornemen om vrijvallende ruimte bij extern salderen ook in
te zetten voor het legaal houden van de meldingen worden uitgewerkt en welke opties
worden hierbij meegenomen?
231
Hoe zal het legaal houden van meldingen worden ingericht?
232
Kunt u de uitwerking van het legaal houden van meldingen aan de hand van de volgende
casus verduidelijken? Een melkveehouder heeft door de fosfaatproblematiek niet het
aantal stuks vee op dit moment dat op de PAS-melding is aangegeven. De PAS-melding
is gedaan voor 220 melkkoeien en 135 stuks jongvee. Nu heeft dit bedrijf echter maar
160 melkkoeien en 90 stuks jongvee. De stalcapaciteit is 220 melkkoeien en 135 stuks
jongvee. Dit aantal heeft de melkveehouder ook even gehad maar het aantal is later
sterk gereduceerd, omdat de melkveehouder niet genoeg fosfaatrechten had. Dit bedrijf
zat onder de 1 mol depositie in 2015 en kon indertijd geen Wnb-vergunning aanvragen,
omdat het een interim-uitbreider was. Op basis van advies van de Omgevingsdienst heeft
het bedrijf dus een PAS-melding gedaan. Wordt nu het aantal dieren van de oorspronkelijke
PAS-melding legaal gehouden?
233
Waar wordt op gedoeld met «Vanwege de natuurkenmerken van gebieden kan voor sommige
meldingen gelden dat legalisatie met deze ontwikkelreserve niet mogelijk is. In die
gevallen zal maatwerk worden geboden binnen de gebiedsgerichte aanpak om, zoveel mogelijk,
meldingen legaal te houden»? Is er al zicht op waar dit zou spelen, aan welke oplossingsrichtingen
denkt u hier en hoe wordt voorkomen dat provincies voor de oplossing aan de lat staan
zonder over de middelen voor bronmaatregelen te beschikken?
234
Welke daling is er gemiddeld nodig om een landelijke drempelwaarde in te kunnen voeren,
gezien de becijfering dat er gemiddeld 11 mol/ha/jr daling nodig is om meldingen te
kunnen legaliseren?
235
Heeft u overwogen om weidegang te verplichten? Zo nee, bent u bereid om dit alsnog
te doen?
236
Klopt het dat het gebruiken van de ontwikkelreserve niet mogelijk is bij een aantal
habitattypen vanwege de daarin aanwezige natuurkenmerken? Zo ja, kunt u aangeven om
welke natuurkenmerken het daarbij gaat?
237
Zal bij het legaal houden van meldingen worden uitgegaan van het aantal dieren en
de stalcapaciteit zoals deze is opgegeven bij het indienen van de PAS-melding of zal
er worden gewerkt met een peildatum voor het aantal dieren en de stalcapaciteit op
de gekozen peildatum? Op basis waarvan zal deze peildatum worden gekozen, indien dat
laatste het geval is, en hoe zal in dat geval worden omgegaan met gevallen waarin
de dieraantallen zoals die zijn opgegeven bij de PAS-melding anders zijn dan op de
gekozen peildatum?
238
Wie is verantwoordelijk voor het maatwerk dat binnen de gebiedsgerichte aanpak geboden
moet worden bij de gevallen waarin het legaal houden van meldingen met de ontwikkelreserve
niet mogelijk is en op welke manier kunnen deze meldingen binnen de gebiedsgerichte
aanpak alsnog legaal gehouden worden?
239
Betekent de zinsnede dat extern salderen meldingsplichtig en een onderdeel van een
gebiedsgerichte aanpak moet zijn, dat extern salderen pas open zal gaan op het moment
dat een dergelijk systeem operationeel is?
240
Kunt u aangeven wie in de lead is om het extern salderen te openen en hoe daarbij
de kaders worden opgesteld?
241
Op welke termijn wordt het Bouwbesluit aangepast?
242
Kunt u toelichten hoe u op plekken waar bouwopgaven grenzen aan Natura 2000-gebieden
stikstofruimte gaat creëren om bouwprojecten mogelijk te maken?
243
Hoe verhoudt de 20 mol ontwikkelreserve, waarvan 11 mol gemarkeerd voor het legaal
houden van meldingen, zich tot de bouwopgave die nodig is om de crisis op de huizenmarkt
op te lossen?
244
Hoe gaat u voorkomen dat de stikstofproblematiek een strop blijft vormen voor de bouw,
met in het achterhoofd dat deze niet stil moet komen te liggen na de coronacrisis
zoals na de vorige economische crisis?
245
Hoe is de financiële dekking van het pakket geregeld en heeft dit bezuinigingen op
andere terreinen tot gevolg?
246
Op welke wijze kunt u garanderen dat er in 2022 voldoende stikstofruimte is voor het
weer op gang brengen van de woningbouw in de belangrijkste stedelijke regio’s?
247
Hoe zal het handhaven van AdBlue worden vormgegeven en kan handhaven leiden tot een
stikstofdepositiereductie?
248
Aan welke oplossingen denkt u als een flinke woningbouwopgave en kwetsbare natuur
knellen met de beschikbare stikstofruimte?
249
Waarom wordt pas vanaf 2023 extra geld uitgetrokken voor stalmaatregelen, terwijl
het zwaartepunt van de Subsidieregeling brongerichte verduurzaming ook pas in 2025
ligt?
250
Waarom is in 2020 slechts 5 miljoen euro uitgetrokken voor de Subsidieregeling brongerichte
verduurzaming?
251
Kunt u aangeven of in de opkoopregeling voor boeren maatwerk geboden kan worden voor
bedrijven die door de huidige coronacrisis worden getroffen en bij sanering direct
en substantieel bijdragen aan de verlaging van de depositiewaarden?
252
Kunt u uiteenzetten welke voorwaarden precies worden gesteld aan boeren die gebruik
willen maken van de uitkoopregeling?
253
Kunt u aangeven hoe u de uitkoopregeling voor boeren doelgericht en efficiënt gaat
inzetten?
254
Kunt u in de tabel met nieuwe en reeds aangekondigde bronmaatregelen per maatregel
tevens de kosteneffectiviteit van deze maatregel qua stikstofreductie opnemen?
255
Wat is de tijdsplanning voor de landelijke beëindigingsmaatregel en wordt de landbouwsector
hierbij betrokken?
256
Kunt u aangeven wat er met de gronden gebeurt bij de opkoop van bedrijven? Zullen
deze ook worden opgekocht door de overheid?
257
Worden in het systeem voor monitoring ook de bevindingen van de commissie- Hordijk
meegenomen?
258
Kunnen de plannen van aanpak voor de gebiedsgerichte aanpak van de verschillende provincies
gedeeld worden met de Kamer?
259
Staat de streefwaarde voor depositiereductie vast, of is het mogelijk om deze tussentijds
aan te passen? Zo ja, wat betekent dat voor de zekerheid waarmee gezegd kan worden
dat de instandhoudingsdoelstellingen gehaald zullen worden?
260
Hoe worden locatiespecifieke dalingen, die in de monitoring van stikstofemissies en
deposities worden geregistreerd, zichtbaar in AERIUS?
261
Op welke wijze zal de structurele aanpak als geheel worden geëvalueerd en in hoeverre
en op welke wijze zullen de gevolgen van deze structurele aanpak op sociaal en economisch
gebied worden meegenomen in de monitoring en bijsturing?
262
Wordt met maatregelen die decentrale overheden nemen om stikstofreductie in regio’s
te realiseren bedoeld dat de provincies een eigen opgave voor stikstofreductie krijgen,
naast de rijksopgave?
263
Welke mogelijkheden zijn er voor de provincies om aanvullende maatregelen te nemen
om ruimte te creëren voor vergunningverlening in gebieden waar stikstof de beperkende
factor blijft en dus knelpunten blijven bestaan? En op welke wijze zal u de provincies
ondersteunen bij het creëren van ruimte voor vergunningverlening en het nemen van
aanvullende maatregelen?
264
Wie gaat de in de Kamerbrief van 13 november jl. aangekondigde doorlichting van Natura
2000 uitvoeren, hoe luidt de precieze opdracht en wanneer wordt deze opgeleverd?
265
Zijn er inmiddels officiële mededelingen door de Nederlandse regering aan de Europese
Commissie gedaan met betrekking tot het voornemen tot herijking en doorlichting van
de vele zeer versnipperde Nederlandse Natura 2000-gebieden, -begrenzing en -doelstellingen?
266
Wat is de status van de contacten over, en de toegezegde inzet voor, het schrappen
van onhaalbare instandhoudingsdoelstellingen voor bepaalde stikstofgevoelige en andere
habitattypen, bijvoorbeeld door klimaatverandering, door wetenschappelijke fouten
bij de aanwijzing en/of dwingende redenen van groot openbaar belang (zoals drinkwatervoorziening
in het geval van het Wierdenseveld)?
267
Hoe wordt het meer en beter uitvoeren van stikstofdepositiemetingen meegenomen in
de uitwerking van de monitorings- en bijsturingssystematiek?
268
Blijkt uit de zinsneden «In een ander deel van de gebieden zal, ondanks dat ook in
die gebieden de stikstofbelasting zal afnemen, naar verwachting stikstof nog wel de
beperkende factor blijven voor de instandhoudingsdoelen en zullen knelpunten de komende
periode blijven bestaan. In die gevallen zullen de provincies zelf waar mogelijk aanvullende
maatregelen moeten nemen om ruimte te creëren voor vergunningverlening. Met de provincies
en andere overheden bespreek ik wat dit maatregelenpakket voor de verschillende gebieden
betekent» dat er nog een open einde is en er een risico gelegd wordt bij de provincies?
Zo ja, hoe kunt u dit risico beperken?
269
Komen er deadlines voor de gebiedsprocessen en hoe worden die gehandhaafd om te voorkomen
dat gebiedsprocessen blijven voortgaan zonder uitkomsten?
270
Wat is de huidige stand van zaken van de gebiedsgerichte aanpak in de provincies,
welke concrete resultaten zijn daarmee tot op heden geboekt en slagen de Rijksheren
erin voldoende urgentie aan te brengen in deze gebiedsgerichte aanpak?
271
Op welke wijze kan de gebiedsgerichte aanpak bijdragen aan structuurversterking van
de melkveehouderijsector en welke mogelijkheden ziet u hierbij voor het behouden van
gronden voor de melkveehouderij, om op deze wijze bijvoorbeeld weidegang en grondgebondenheid
te bevorderen?
272
Welke mogelijkheden zijn er om op basis van een evaluatie, waarin ook de sociale en
economische gevolgen van deze aanpak worden meegenomen, in de toekomst bij te sturen?
Of is bijsturing alleen mogelijk op basis van de omvang van de stikstofdepositie in
Natura 2000-gebieden en de staat van instandhouding?
273
Klopt het dat in de zomer van 2020 de eerste resultaten van de doorlichting Natura
2000-gebieden te verwachten zijn en betekent dit dat de vervolgresultaten pas veel
later zullen worden opgeleverd? Zo ja, wat betekent dit voor het doorvoeren van eventuele
beleidswijzigingen?
274
Wordt bij de doorlichting Natura 2000 ook de mogelijkheid om gebieden te schrappen
betrokken? Zo nee, waarom niet?
275
Welke rol wilt u spelen als ook na het nemen van alle bronmaatregelen het halen van
de KDW niet mogelijk blijkt omdat er vanuit het buitenland depositie komt en bent
u bereid het gesprek met de Belgische en Duitse overheid te voeren over bronaanpak?
276
Kunt u het voornemen om de verplichting tot het nemen van een pakket aan bronmaatregelen
wettelijk vast te leggen nader duiden?
277
Wat heeft het inzetten van de ecologische onderbouwing en de ADC-toets sinds de uitspraak
van de Raad van State opgeleverd aan verleende vergunningen en hoeveel vergunningen
zijn met deze onderbouwing verleend?
278
Wat betekent «Uit de uitvoeringspraktijk blijkt dat op projectbasis de bevoegde gezagen
waar dat verantwoord is, de mogelijkheden benutten van de ruimte die er is binnen
de vergunningverlening, en ze breiden dit uit waar de uitvoeringspraktijk daar om
vraagt»? Houdt de opmerking «waar dat verantwoord is» in dat bevoegde gezagen daadwerkelijk
alle ruimte voor vergunningverlening durven te benutten of betekent dit dat er zo
juridisch behoedzaam mee wordt omgegaan dat er in de praktijk amper iets tot stand
komt?
279
Welke ondersteuning is er beschikbaar voor vergunningaanvragers om zo snel en efficiënt
mogelijk de beste oplossing voor de onderbouwing van de vergunning te kiezen uit het
woud aan beschikbare mogelijkheden?
280
Op welke wijze worden de bevoegde gezagen met kennis en expertise ondersteund bij
het zo ruim mogelijk benutten van alle vergunningmogelijkheden die er zijn?
281
Klopt het dat de kosten voor het uitvoeren van een AERIUS-berekening in het afgelopen
jaar fors gestegen zijn en heeft u becijferd welke gevolgen dat heeft voor de administratieve
lastendruk van vergunningaanvragers?
282
Wat houdt de wettelijke verankering van de streefwaarde in en is het daarmee een resultaatverplichting
of een inspanningsverplichting?
283
Op welke manier zullen de streefwaarde, het pakket aan bronmaatregelen en de monitorings-
en bijsturingssystematiek in regelgeving worden opgenomen?
284
Hoe wordt in het voorgestelde maatregelenpakket rekening gehouden met het feit dat
projecten in de industrie, scheepvaart en luchtvaart vaak worden gekenmerkt door zeer
kleine deposities op grotere afstanden in zeer veel gebieden en dat deze deposities
een ondergeschikte rol spelen bij de lokale problematiek, maar wel telkens opnieuw
het organiseren van saldering en/of ecologische beoordelingen voor minimale depositiebijdragen
vergen, wat vaak ondoenlijk is en dus de investeringen in gevaar brengt?
285
Van welke maatregelen kunnen zogenaamde diffuse uitstoters zoals de scheepvaart, industrie
en luchtvaart gebruikmaken?
286
Op welke wijze is voorzien in het bereiken van klimaatdoelen doordat er voldoende
stikstofruimte beschikbaar is voor de vergunningverlening voor de bouwfase van energie-
en klimaatprojecten?
287
Klopt het dat bij bedrijventerreinen met een koepelvergunning intern salderen tussen
bedrijven op zo’n terrein is toegestaan? Zo ja, kan deze mogelijkheid ook worden geboden
aan bedrijven in de vijf zeehavens van nationaal belang?
288
Mogen emissiearme investeringen gebruikt worden voor intern salderen?
289
Kunnen de projecten in de industrie, scheepvaart en luchtvaart, die vaak worden gekenmerkt
door zeer kleine deposities op grotere afstanden en in zeer veel gebieden, gebruik
maken van de ontwikkelreserve?
290
Waarom kiest u niet voor een gescheiden registratie van stikstofoxiden en ammoniak?
291
Kunt u aangeven waar de depositieruime in het stikstofregistratiesysteem vandaan komt
en kunt u garanderen dat dit niet ten koste gaat van de 255 mol/ha/jr vermindering?
292
Welke sectoren zullen uitgenodigd worden voor de Klankbordgroep Stikstof? Zullen daar
ook natuur- en milieuorganisaties bij zijn?
293
Hoe garandeert het stikstofregistratiesysteem dat een stikstofreductie die plaatsvindt
in het kader van intern en extern salderen, niet zal worden meegenomen in nationale
stikstofreductiecijfers om zogenaamde dubbeltellingen te voorkomen?
294
Hoe zult u handelen indien in concrete gevallen (in een grensregio of andere provincies)
wanneer de mogelijkheid voor invoering van een regionale drempelwaarde door stikstofdepositie
ten gevolge van buitenlandse emissie (uit het buurland/buurlanden) onhaalbaar geacht
wordt? Zult u in dat geval hierover in overleg treden met de Europese Commissie en
de autoriteiten in de buurlanden?
295
Bent u voornemens om bij de Europese Commissie het grote verschil in drempelwaarden
en methodologie tussen lidstaten, maar ook de verschillen in wetenschappelijke ecologische
beoordelingen over het begrip «significant» («significant negatief effect») tussen
lidstaten, te agenderen? Zo nee, waarom niet?
296
Is in gebieden die uitkomen boven de KDW een drempelwaarde niet mogelijk?
297
Wordt de juridische houdbaarheid van het tijdelijk beschikbaar stellen van stikstofruimte
door middel van verleasen landelijk getoetst, aangezien hier veel juridische vragen
over zijn? Zo ja, op welke wijze? Zo nee, waarom niet?
298
Indien er voor het verleasen gebruik wordt gemaakt van een registratiesysteem (depositiebank)
is het Ministerie van LNV daarin dan leidend of kan elke provincie voor een eigen
systeem kiezen?
299
Waar komt de «stikstoftuimte» vandaan en hoe verhoudt het verleasen van stikstofruimte
zich tot de stikstofreductieopgave?
300
Bent u voornemens bij de landelijke beëindigingsregeling piekbelasters ook het bijbehorende
grondeigendom op te kopen? Zo ja, waarom en wat gaat u met deze gronden doen?
301
Wat is de reden voor de vertraging van de generieke uitkoopregeling van de herfst
2020 naar eind 2020? Wordt nog meer vertraging voorzien en biedt de huidige situatie
in Europa, waarbij veel steun naar bedrijven gaat, mogelijkheden tot versnelling?
302
Bent u bereid om een intensief politiek traject bij de Europese Commissie te starten
ter ondersteuning van het ambtelijke traject ter goedkeuring van de generieke opkoop?
303
Blijft het, gelet op het feit dat de landelijke beëindigingsregeling zal worden ingezet
voor het definitief en onherroepelijk sluiten van veehouderij-productielocaties, wel
mogelijk om deze locaties als ruillocaties in te zetten, bijvoorbeeld in gevallen
waar een piekbelaster niet wil stoppen maar mogelijk wel wil verplaatsen naar een
locatie van een vrijwillige stopper?
304
Als er meer stoppers zich aanbieden dan de financiële regelingen toelaten, bent u
dan bereid gerichte voorzieningen te treffen voor deze landbouwers als hierdoor beperkingen
voor blijvers in de sector kunnen worden voorkomen?
305
Klopt het dat er als onderdeel van de landelijke beëindigingsregeling veehouderijen
ook pluimveerechten uit de markt zullen worden gehaald? Zo ja, wat zijn hiervan de
gevolgen voor zowel de kostprijs van pluimveerechten voor pluimveehouders in Nederland
ten opzichte van die in ons omringende landen, het «level playing field» binnen Europa
en voor de bedrijfsontwikkelingsmogelijkheden en het perspectief voor Nederlandse
boeren?
306
Voor welke van de genoemde maatregelen, buiten de beëindigingsregeling, dient een
staatssteuntoets te worden uitgevoerd en hoelang zal dit naar verwachting in beslagnemen?
307
In hoeverre kan vergunningverlening voor stikstofemissie juridisch houdbaar gebaseerd
worden op een tijdelijke maatregel, zoals de Regeling tijdelijke regels voor ruw eiwit
in diervoeders?
308
Waarom is bij de Regeling tijdelijke regels voor ruw eiwit in diervoeders niet gekozen
voor sturing op het ureumgehalte in tankmelk?
309
Waarom heeft u ervoor gekozen de normering voor ruw eiwit ook van toepassing te laten
zijn op aan te kopen enkelvoudige krachtvoeders, die bijvoorbeeld dienen om maïsrijke
en juist al stikstofefficiënte rantsoenen aan te vullen?
310
Is de maatregel «Vergroten aantal uren weidegang» voor de boer op vrijwillige basis
in te voeren?
311
Hoe gaat u zich inzetten voor een met de sector overeen te komen afsprakenkader gericht
op voermanagementmaatregelen, gelet op het opzeggen van het overleg door het Landbouwcollectief
in april 2020?
312
Is het kappen van bomen ook een onderdeel van de diverse natuurherstelmaatregelen?
313
Hoe wordt de fraudekans van het voerspoor geminimaliseerd?
314
Kunt u aangeven wat de meerwaarde is van het werken met een ministeriële regeling
die voor een periode van vier maanden maxima stelt aan het ruw eiwitgehalte in plaats
van vanaf het begin te werken met een afsprakenkader dat met de sector wordt opgesteld,
aangezien de voorgenomen ministeriële regeling naar verwachting pas in september in
werking zal kunnen treden, terwijl voor de jaren na 2020 wordt ingezet op een met
de sectoren overeen te komen afsprakenkader voor voermanagementmaatregelen? Waarom
is deze ministeriële regeling voor zo’n korte periode nodig in een tijd waarin (in
ieder geval tijdelijk) de stikstofdepositie al substantieel lager is als gevolg van
de coronacrisis?
315
Zal de eiwitnorm in de voorgenomen ministeriële regeling gelden voor elke levering
mengvoer, of zal er worden uitgegaan van het gemiddelde over een jaar?
316
Deelt u de mening dat de ruweiwitmaatregel in het voer in theorie mogelijk enige voordelen
heeft, maar dat deze in de praktijk waarschijnlijk negatief zal uitwerken doordat
veehouders door het niet meer kunnen inzetten van bijvoorbeeld soja en raap veel minder
kunnen «finetunen»? Zo nee, waarom niet?
317
Worden boeren verplicht hun veevoer aan te passen? Zo ja, hoe wordt dit geregeld en
hoe wordt dit gecontroleerd? Is daar genoeg capaciteit voor en wat zijn de consequenties
voor boeren die hun voer niet aanpassen?
318
Worden de in te zetten coaches stikstofcoach of kringloopcoach?
319
Wat gaat u ondernemen als blijkt dat de voorgenomen maatregelen niet de gewenste ammoniakreductie
teweegbrengen?
320
Zijn de effecten bekend van het bijmengen van water aan mest op grondwater en klimaat?
Zo ja, op welke wijze is deze maatregel congruent met het nieuwe mestbeleid?
321
Hoe verhoudt de nieuwe bronmaatregel van stalaanpassingen zich tot de aanpak in de
diverse provincies of tot het provinciale beleid?
322
Kunt u onderbouwen op basis van welke gegevens en bronnen u verwacht dat de verdunning
van mest zal leiden tot een stikstofreductie van 2,3–9,2 mol/ha/jr?
323
Kunt u een indicatie geven van de hoeveelheid water die extra onttrokken zal moeten
worden voor de verdunning van mest en in hoeverre dit mogelijk bijdraagt aan extra
droogte?
324
Welk soort water dient te worden benut voor de verdunning van mest, in hoeverre bemoeilijkt
de benutting van dit water het halen van de doelen zoals gesteld in de Kaderrichtlijn
Water en welke gevolgen heeft deze aanwending voor de waterkwaliteit van grond- en/of
oppervlaktewater?
325
Hoeveel geld wordt bij de maatregelen met betrekking tot het verdunnen van mest ter
beschikking gesteld voor het innovatieprogramma mestaanwending?
326
Waarom kiest u bij stalmaatregelen niet voor een gebiedsgerichte aanpak, waarbij middelen
in eerste instantie en ook eerder ingezet worden voor emissiereductie bij bedrijven
in de buurt van stikstofgevoelige Natura 2000-gebieden?
327
Kunt u nader duiden wat uw voornemens zijn met betrekking tot stalmaatregelen in bestaande
stallen?
328
Is bij de Maatwerkaanpak Piekbelasters Industrie het uitgangspunt dat maatregelen
financieel ook na de coronacrisis door bedrijven te dragen moeten zijn?
329
Hoe gaat u garanderen dat het aantal uren weidegang structureel worden uitgebreid
en hoe gaat u dit controleren?
330
Kunt u aangeven wat de mogelijke langetermijngevolgen zijn van het verdunnen van mest
voor de kwaliteit van het grondwater?
331
Kunt u aangeven hoeveel procent van water te gebruiken voor verdunning van mest uit
regenwater komt en welke impact het verdunnen van mest mogelijk heeft op de beschikbaarheid
van water?
332
Hoe gaat u voorkomen dat door middel van de innovatieregeling voor stallen, net zoals
in het verleden, «end of pipe»-maatregelen worden gesubsidieerd?
333
Kunt u uiteenzetten welke eisen u gaat stellen aan stalmaatregelen?
334
Hoe verhouden de maatregelen voor innovaties aan stallen zich tot de omslag naar kringlooplandbouw?
335
Hoe gaat u voorkomen dat ondernemers te maken krijgen met een stapeling van regelingen,
aangezien te lezen valt «Op basis van een sectoranalyse van de perspectieven van bestaande
en nieuwe innovatieve technieken uit de Sbv kunnen dan uiterlijk eind 2023 per diergroep
aangescherpte emissienormen voor ammoniak nieuwe stallen en geplande renovaties worden
gesteld. Deze eisen zullen uiterlijk in 2025 voor alle relevante diergroepen zijn
ingegaan» en gelet op het feit dat er in sommige provincies al zulke emissie-eisen
zijn?
336
Wordt bij het bevorderen en subsidiëren van emissie-arme stallen tevens gekeken naar
de mogelijkheid om de veiligheid van de dieren te vergroten als het gaat om de interne
luchtkwaliteit, stalcomfort en de brandveiligheid?
337
Kunt u uiteenzetten hoe u invulling gaat geven aan het omschakelfonds en hoe de beschikbare
175 miljoen euro wordt verdeeld over de verschillende soorten maatregelen?
338
Welke voorwaarden worden gesteld aan boeren indien zij gebruik willen maken van het
omschakelfonds?
339
Op welke manier wordt kringlooplandbouw precies verankerd in de regeling van het omschakelfonds
voor boeren?
340
Op welke wijze gaat u kringglooplandbouw stimuleren, naast de beschikbaarheid van
het omschakelfonds?
341
Welke stappen gaat u samen met de Minister van Infrastructuur en Waterstaat zetten
om de verduurzaming en vermindering van stikstof van de binnenvaart te realiseren
en op welke termijn zal dit plaatsvinden?
342
Worden maatregelen voor de binnenvaart (retrofit binnenvaart-katalysatoren) een verplichting?
343
Gaat het kabinet, analoog aan de Subsidieregeling brongerichte aanpak verduurzaming
voor de landbouwsector, ook een investeringssubsidie voor nul-emissie werktuigen invoeren?
344
Zullen er duurzaamheidseisen gesteld en geaccepteerd worden met betrekking tot vormen
van extensivering of omschakeling worden bijvoorbeeld het niet mogen gebruiken van
bepaalde soorten van landbouwbestrijdingsmiddelen om Natura 2000-gebieden te beschermen?
345
Kunt u aangeven hoe kunstmestvervangers meegenomen worden in de herijking van het
mestbeleid?
346
Klopt het dat je minder stikstof uitstoot wanneer je stopt met het gebruik van kunstmest?
Zo ja, bent u bereid om in te zetten op het gebruik van natuurlijke mest om de stikstofuitstoot
verder terug te dringen?
347
Vindt het kabinet ook dat 25 miljoen euro voor gebiedsgerichte pilots in de bouw karig
afsteekt bij de financiële ondersteuning die aan andere sectoren wordt geboden? Zo
nee, waarom niet?
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A.H. Kuiken, voorzitter van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit -
Mede ondertekenaar
F.C.G. Goorden, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.