Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Van Nispen over de verdere terugloop van sociaal advocaten en de kerncijfers van de Raad voor Rechtsbijstand van 2019
Vragen van het lid Van Nispen (SP) aan de Minister voor Rechtsbescherming over de verdere terugloop van sociaal advocaten en de kerncijfers van de Raad voor Rechtsbijstand van 2019 (ingezonden 19 maart 2020).
Antwoord van Minister Dekker (Rechtsbescherming) (ontvangen 7 mei 2020). Zie ook Aanhangsel
Handelingen, vergaderjaar 2019–2020, nr. 2412.
Vraag 1
Bent u bekend met de kerncijfers van de Raad voor Rechtsbijstand (RvR) over het jaar
2019? Klopt het dat het aantal sociaal advocaten dat werkzaam is in het stelsel, weer
is afgenomen van 7.072 advocaten in 2018 tot 6.883 in 2019? Hoe verklaart u deze afname?1, 2
Antwoord 1
Ja. Ten opzichte van 2018 is het aantal actieve advocaten, aan wie in 2019 minimaal
één gewone of lichte adviestoevoeging is afgegeven, met bijna 3% afgenomen (van 7.072
in 2018 naar 6.883 in 2019). De instroom van nieuwe advocaten is gedaald van bijna
600 per jaar in 2012 naar ruim 300 per jaar in 2019. De afname was het sterkst rond
2014. Ik zie hiervoor de volgende oorzaken:
– Herziening van de beroepsopleiding advocatuur: het merendeel van de nieuwe advocaten
betreffen advocaat-stagiairs. In 2013 is de beroepsopleiding advocatuur herzien en
uitgebreid. Daardoor is de beroepsopleiding kwalitatief beter geworden. Tegelijkertijd
zijn de kosten voor de beroepsopleiding gestegen en wordt er een grotere tijdsinvestering
gevraagd van advocaat-stagiairs en hun patroons. Dit kan met name binnen de sociale
advocatuur een grotere financiële drempel opleveren om advocaat-stagiairs aan te nemen.
De kosten van de beroepsopleiding dalen in 2021 weer.3
– Hogere kwaliteitseisen voor aan stelsel deelnemende advocaten: de afgelopen jaren
heeft de Raad een aantal maatregelen genomen om specialisatie te bevorderen en daarmee
de kwaliteit van de rechtsbijstandverlening omhoog te brengen. Door deze maatregelen
zijn er minder advocaten die aan de gestelde kwaliteitseisen voldoen. In goed overleg
met de Nederlandse Orde van Advocaten (NOvA) zijn de deskundigheidseisen geüniformeerd
en aangescherpt, zijn er op een aantal nieuwe rechtsgebieden deskundigheids-eisen
gesteld en is het aantal rechtsgebieden beperkt. In 2018 en 2019 zijn er ook controles
uitgevoerd op (onder meer) het aantal jaarlijks te verrichten zaken (minimaal 15 zaken)
en de behaalde opleidingspunten in het personen en familierecht en in het straf- en
slachtofferrecht. Die controles zagen op rechtsgebieden waar relatief veel advocaten
voor ingeschreven staan, waardoor zij effect hebben op het totale aantal ingeschreven
advocaten. Overigens gaan de specialisatie eisen van de Raad minder ver dan de eisen
die specialisatieverenigingen stellen, om zo ook advocaten met minder ervaring de
kans te geven in te stromen in het stelsel.
– Vergrijzing: de gemiddelde leeftijd van binnen het stelsel actieve advocaten neemt
toe. Het percentage binnen het stelsel actieve advocaten dat 65 jaar en ouder is,
is toegenomen van 2% in 2009 naar 8% in 2019. Daardoor neemt de jaarlijkse uitstroom
in beginsel toe.
Vraag 2
Maakt u zich ook zorgen over de afname van de omvang van deze belangrijke beroepsgroep?
Welke acties gaat u op korte termijn nemen om de leegloop uit de sociaal advocatuur
te stoppen?
Antwoord 2
Nee. De cijfers van de Raad voor Rechtsbijstand geven aan dat er voldoende rechtsbijstandverleners
zijn. De spreiding over leeftijdscategorieën en met name de instroom van jonge advocaten
behoeft wel aandacht in het kader van de toekomstbestendigheid. Zoals ik aangaf in
mijn beantwoording op de vragen van het lid van Nispen Kamervragen inzake de stakingsoproep
van de Vereniging Advocatenbelangen (2020Z05141), werkt de NOvA samen met de Raad voor Rechtsbijstand, de Vereniging Sociale Advocatuur
Nederland en mijn ministerie aan een stimuleringsregeling die voorziet in een bijdrage
in de beroepsopleidingskosten. Daarnaast brengen dezelfde partijen in beeld wat er
nodig is voor het kantoor van de toekomst. De Raad voor Rechtsbijstand reserveert
voor beide zaken middelen uit het budget van de innovatievoorziening van € 6 mln.
Ook verken ik met de Raad voor Rechtsbijstand specifiek de in- en uitstroom van sociaal
advocaten in bepaalde rechtsgebieden en regio’s en onderzoeken we welke stappen gezet
kunnen worden. Dit is in lijn met de op 17 december 2019 ingediende motie Van Nispen
c.s.
Vraag 3
Hoe wordt de afname van het aantal mediators verklaard?
Antwoord 3
De afname van het aantal actieve mediators (met meer dan 1 afgegeven toevoeging) daalde
met 6,7% (van 1.002 in 2018 naar 935 in 2019). De volgende factoren spelen daarbij
een rol:
– Hogere kwaliteitseisen: net als bij advocaten geldt ook bij mediators dat er hogere
kwaliteitseisen worden gesteld of dat die eisen beter worden gehandhaafd. Registratie
bij de Mediatorsfederatie Nederland (MfN) is een vereiste voor inschrijving bij de
Raad. Mediators die niet (meer) voldoen aan de kwaliteitseisen van de MfN, worden
zowel bij de MfN als bij de Raad uitgeschreven. Jaarlijks worden om deze reden gemiddeld
circa 60 mediators bij de Raad uitgeschreven. Daarnaast heeft de Raad in 2016 ook
de eigen deskundigheidseisen aangescherpt. Zo worden er eisen gesteld aan het aantal
mediations per jaar en het met goed gevolg afleggen van peer review. Dit heeft sinds
2016 geleid tot een dalende instroom. In 2018 zijn de deskundigheidseisen voor de
specialisatie Personen- en familierecht bij mediators getoetst (99% van de mediationtoevoegingen
heeft betrekking op dit terrein). Dat heeft geleid tot de uitschrijving van 111 mediators
voor personen- en familierecht.
– Vergrijzing: ook voor mediators geldt dat de gemiddelde leeftijd van alle bij de Raad
ingeschreven mediators in 2020 met 54 jaar relatief hoog is. 175 van de 1.383 mediators
waren 65 jaar of ouder, met een groter aantal uitschrijvingen per jaar als gevolg.
– Minder vraag: tenslotte wordt het aanbod ook beïnvloed door een verminderde vraag.
We zien een afname van het aantal mediationtoevoegingen met 3,7%, van 17.215 naar
16.580 in 2019.
Vraag 4
Wat vindt u ervan dat zowel het aantal toevoegingen als het aantal toevoegingsgebruikers
opnieuw is afgenomen, en dat deze trend zich dus voortzet?
Antwoord 4
Het aantal toevoegingen binnen het stelsel is geen doel op zich. Specialistische juridische
expertise, van een advocaat of mediator, moet worden ingezet in die zaken waar het
de beste route naar een oplossing biedt. In andere situaties kan juist lichtere of
andersoortige hulp leiden tot een snelle en effectieve oplossing voor het probleem.
Op basis van de dalende trend in het aantal afgegeven toevoegingen heb ik in mijn
contourenbrief van 9 november 2018 (Kamerstuk 31 753, nr. 155) aangegeven dat de daarbij vrijvallende middelen ingezet worden voor het dossier
rechtsbijstand. Dat is met ingang van het begrotingsjaar 2019 geëffectueerd. De meest
recente raming van het Prognosemodel justitiële ketens (PMJ) laat zien dat voor de
komende jaren een stabilisatie wordt verwacht voor het aantal toevoegingen. Deze lopen
niet verder terug en wij voorzien daarom geen meerjarige onderuitputting. Hierin zijn
de voorziene effecten van de maatregelen uit de contourenbrief overigens nog niet
meegenomen.
Vraag 5
Wat is de verklaring voor de afname van het aandeel Nederlanders dat recht heeft op
gesubsidieerde rechtsbijstand en voor de daling van het bereik tot 37,2%? Kunt u dit
in absolute getallen weergeven? Is dit het gevolg van beleid of een autonome ontwikkeling?
Antwoord 5
Het ingeschatte bereik van de Wrb onder de gehele Nederlandse bevolking is afgenomen
van 38,1% in 2017 naar 37,2% in 2018. In absolute aantallen is dat een afname van
6.292.000 in 2017 naar 6.175.000 in 2018. De afname van de gerechtigden is in hoofdzaak
zichtbaar bij de leeftijdsgroep boven de 65 jaar. Dit heeft te maken met veranderingen
binnen het belastingstelsel. Met ingang van 2016 is de ouderentoeslag op het heffingsvrij
vermogen vervallen. Het vermogen wordt daardoor vaker belast, omdat de vrijstelling
lager is geworden en overschreden wordt. Zodra er sprake is van het betalen van belasting
op vermogen in box III valt iemand buiten het bereik van de Wrb. De groep 65+’ers
die met ingang van 2016 buiten het bereik van de Wrb valt, heeft dus wel een inkomen
dat binnen de inkomensgrenzen van de Wrb ligt, maar een vermogen boven de belastingvrije
voet.
Vraag 6
Hoe verklaart u de toename van het aantal mensen dat recht heeft op gesubsidieerde
rechtsbijstand zonder eigen bijdrage? Wat is daarop uw reactie?
Antwoord 6
Die toename valt toe te schrijven aan de toename van het aantal afgegeven toevoegingen
in het asielrecht en voor psychiatrisch patiëntenrecht, met elk 2%. In beide rechtsgebieden
wordt geen eigen bijdrage geheven. De genoemde stijging wijkt overigens niet significant
af van de stijging in voorgaande jaren.
Vraag 7
Deelt u de mening dat de afname van het aantal klantactiviteiten van het Juridisch
Loket zorgelijk is en wat is uw verklaring hiervoor? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 7
Nee, ik vind de afname van het aantal klantactiviteiten niet zorgelijk, omdat deze
beperkt is. Wanneer de klantactiviteiten van het Juridisch Loket worden uitgesplitst
naar het moment waarop klanten voor het eerst contact hebben met het Juridisch Loket
en het moment waarop klanten voor een tweede keer contact hebben met het Juridisch
Loket, dan blijkt het aantal «eerste contacten» in 2019 nagenoeg hetzelfde te zijn
als in 2018 (563.714 in 2018 en 563.387 in 2019).
Vraag 8
Denkt u dat het afschaffen van de beltarieven bij het Juridisch Loket zou kunnen bijdragen
aan het aantal dienstverleningen? Bent u daartoe bereid? Waarom wel/niet? Hoeveel
geld zou het kosten om de belkosten bij het Juridisch Loket af te schaffen voor rechtszoekenden?
Antwoord 8
De verwachting is dat bij afschaffen van het beltarief de vraag zal toenemen met ca.
20%. De inkomsten van de 0900 telefoonlijn van het Juridisch Loket bedroegen in het
kalenderjaar 2019 ca. € 1,7 mln. Daarin is een stijgende vraag niet meegerekend. Er
zijn geen financiële middelen beschikbaar om het afschaffen van de beltarieven structureel
mogelijk te maken. Wel wordt er in het kader van de stelselherziening gekeken hoe
de toegang tot het Juridisch Loket op een slimme en kostenefficiënte manier kan worden
verbeterd. Dat vraagt bijvoorbeeld dat de dienstverlening van het Loket via de verschillende
beschikbare kanalen beter op elkaar wordt afgestemd. Er wordt daarbij ook gekeken
hoe middelen zoals chatten en videobellen zo effectief mogelijk kunnen worden ingezet.
Uit de cijfers van het Juridisch Loket blijkt dat steeds meer klanten eerst online
naar informatie zoeken. De site van het Loket wordt daarom verbeterd, zoals ik aangaf
in mijn voortgangsrapportage van december 2019 (Kamerstuk 31 753, nr. 190). Het doel daarvan is dat zoveel mogelijk mensen op de site al de informatie en advies
kunnen vinden die zij nodig hebben om het probleem op te lossen.
Vraag 9
Wat is uw reactie op de oproep van de specialisatieverenigingen van advocaten om nu
in deze crisis ook (sociaal) advocaten te compenseren die in de problemen komen? Waar
kunnen zij aanspraak op maken? Bent u bereid met deze verenigingen en de RvR in overleg
te treden om te bezien waar de nood het hoogst is en wat er gedaan kan worden om te
voorkomen dat nog meer sociaal advocaten in de problemen komen?4
Antwoord 9
Ook advocaten en mediators worden zwaar getroffen door het coronavirus. Zoals ook
aangegeven in mijn beantwoording op de vragen van het lid Groothuizen inzake de gevolgen
van het Coronavirus voor de (sociale) advocatuur (2020Z05850), heb ik samen met de raad voor rechtsbijstand en de NOvA extra maatregelen getroffen
om sociaal advocaten financieel te ondersteunen. Die maatregelen gelden voor advocaten,
mediators en bijzondere curatoren die ingeschreven staan bij de raad voor rechtsbijstand.
Ten eerste is er een bijzondere voorschotregeling vormgegeven. Bij de raad ingeschreven
advocaten en mediators kunnen tot 1 augustus 2020 een extra voorschot vragen van maximaal
€ 26.450 (te weten 50% van het huidige voorschot ad € 52.900) om te voorzien in hun
financiële continuïteit. Terugvordering van het voorschot zal pas per 1 januari 2021
gestart worden, verspreid over vier maandelijkse termijnen. Mochten de omstandigheden
door het COVID-19 virus daarom vragen, dan kan de raad voor rechtsbijstand bepalen
dat er een suppletoir voorschot wordt aangeboden, dan wel dat de verrekening over
een langere termijn verspreid wordt. Dit laatste zal de raad voor rechtsbijstand uiteraard
in nauw overleg met de NOvA, MfN en mijn ministerie beslissen.
De overige twee maatregelen zien op de uitvoeringspraktijk. Een procedure en een eerste
zitting vallen als gebruikelijk onder de forfaitaire vergoeding. Wordt in een zaak,
door de maatregelen rond COVID-19, een tweede behandeling schriftelijk of via een
audio/videoverbinding afgedaan waar normaal gesproken een zitting zou plaatsvinden,
dan kan een zittingstoeslag verleend worden. Dit beleid geldt (met terugwerkende kracht)
vanaf 16 maart 2020 tot nader order voor álle rechtsgebieden. Ook de vergoeding in
vreemdelingenbewaringszaken (art. 14a Bvr) wordt niet gekort als de behandeling schriftelijk
wordt afgedaan waar normaal gesproken een zitting zou plaatsvinden.
Daarnaast heeft de raad voor rechtsbijstand de declaratiemogelijkheden in extra urenzaken
uitgebreid. Normaliter kan in deze zaken pas aan het einde van de zaak (of als een
vervolgverzoek daartoe wordt ingediend) een vergoeding worden uitgekeerd. Er kan nu
ook tussentijds gedeclareerd worden.
Ik monitor de actuele situatie per rechtsgebied aan de hand van de beschikbare cijfers
van de raad voor rechtsbijstand. Dit met oog op de zorg voor een adequaat aanbod van
sociaal advocaten. Daarbij wordt steeds bekeken of extra maatregelen nodig zijn, omdat
bevoorschotting weliswaar voorziet in liquiditeit, maar geen antwoord is op ondervonden
nadeel als gevolg van ontwikkelingen in de vraag naar gesubsidieerde rechtsbijstand
vanwege de coronacrisis. De wijze waarop en het tempo waarin de rechtspraak het aantal
te behandelen zaken verder uitbreidt, is hierop ook direct van invloed. Door deze
monitoring per rechtsgebied ben ik in staat en indien nodig bereid gericht nadere
maatregelen te treffen. Hierbij denk ik aan een langere terugvorderingsperiode en
de mogelijkheid om in uitzonderlijke gevallen een deel van het voorschot niet terug
te vorderen (binnen het beschikbare budgettaire kader van de rechtsbijstand). Hierover
vindt overleg plaats met de NOvA en de raad voor rechtsbijstand. Uw Kamer zal hierover
zo spoedig mogelijk nader worden geïnformeerd.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S. Dekker, minister voor Rechtsbescherming
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.