Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Klaver, Ellemeet, Van Ojik , Van der Lee, Özutok, Van den Berge, Buitenweg en Westerveld over de coronacrisis
Vragen van de leden Klaver, Ellemeet, Van Ojik, Van der Lee, Özütok, Van den Berge, Buitenweg en Westerveld (allen GroenLinks) aan de Minister-President en de Ministers van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, van Justitie en Veiligheid, van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, van Buitenlandse Zaken, van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media en de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat over de coronacrisis (ingezonden 6 april 2020).
Antwoord van Minister De Jonge (Volksgezondheid, Welzijn en Sport), mede namens de
Minister-President en de Ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
van Buitenlandse Zaken, van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en voor Basis- en Voortgezet
Onderwijs en Media en de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat (ontvangen
6 mei 2020).
Vraag 1
Wat is uw reactie op het dreigende langdurige medicijntekort, zoals onder meer de
televisie-uitzending van Zembla 2 april 2020 aan de kaak stelt? Welke maatregelen
treft u op de korte termijn om de geneesmiddelenvoorraden aan te sterken en welke
maatregelen overweegt u op de middellange termijn om minder afhankelijk te worden
van de productie uit China en India?1
Antwoord 1
De afgelopen jaren zijn we afhankelijker geworden van landen als India en China voor
wat betreft de productie van geneesmiddelen. Wereldwijd is de vraag naar geneesmiddelen
toegenomen terwijl er minder productielocaties zijn overgebleven. Daardoor zijn de
geneesmiddelentekorten toegenomen. Door de coronacrisis is dit versterkt, fabrieken
in China hebben stilgelegen en India had exportrestricties afgekondigd voor bepaalde
(grondstoffen) voor geneesmiddelen. Inmiddels zijn de restricties grotendeels opgeheven.
Om de geneesmiddelenvoorraden op korte termijn op peil te houden zijn er nationale
maatregelen genomen. Ook in Europees verband worden door de Europese Commissie en
de lidstaten gezamenlijke acties ondernomen. Voor de inhoud van de verschillende maatregelen
verwijs ik u naar de recente Kamerbrieven2 over corona waarin dit duidelijk is beschreven.
Eind vorig jaar is besloten om een verplichte ijzeren voorraad aan te leggen van vijf
maanden in Nederland om daarmee de kortdurende leveringsproblemen te verlichten. Het
aanleggen van een ijzeren voorraad heeft tijd nodig, naar schatting (1,5 tot 2 jaar).
Door de coronacrisis zal dit echter veel meer tijd vergen. In overleg met partijen
moet verder gekeken worden naar de mogelijkheden voor het aanleggen van de ijzeren
voorraad mede in relatie tot de gevolgen van de coronacrisis.
Voor de middellange termijn geldt dat de Europese Commissie bezig is met een analyse
ten aanzien van geneesmiddelentekorten en er zal een plan gemaakt worden om te bewerkstelligen
dat de Europese Unie minder afhankelijk wordt van derde landen voor de leveringszekerheid
van geneesmiddelen. Daarbij wordt gedacht om de productie van geneesmiddelen meer
terug naar Europa (of Nederland) te halen. De Europese Commissie is zich terdege bewust
van de urgentie van deze problematiek, mede door de coronacrisis en neemt dit ter
hand.
Vraag 2
Heeft u afgelopen dagen contact opgenomen met (afgezanten) van de Amerikaanse regering
om de Nederlandse bestelling van beademingsapparaten veilig te stellen? Zo ja, welke
boodschap heeft u de Amerikanen meegegeven? Zo nee, bent u voornemens dit alsnog te
doen? Deelt u de zorgen dat de Amerikanen onder het mom van de Defence Production
Act de Nederlandse bestellingen van beademingsapparaten alsnog kunnen confisqueren?
Antwoord 2
De Nederlandse overheid heeft via verschillende kanalen doorlopend contact met andere
overheden, waaronder de Amerikaanse, over COVID-19 en het openhouden van de supply
chain voor medische producten. Het kabinet is van mening dat het essentieel is dat
de supply chain voor medische producten zoveel mogelijk open blijft. Dit dragen wij
ook uit in onze internationale contacten.
Het Ministerie van VWS heeft bij verschillende producenten orders geplaatst voor het
leveren van beademingsapparatuur en andere medische goederen. Deze producenten benadrukken
dat hun vermogen om te produceren afhankelijk is van de toelevering van onderdelen
uit de hele wereld. De maatregelen die de Amerikaanse overheid tot op dit moment onder
de Defense Production Act (DPA) heeft genomen zijn positief voor de productie van
beademingsapparatuur, omdat deze toeleveranciers de prioriteiten opleggen om de productie
open te houden.
Vraag 3
Hoeveel extra beademingsapparaten zijn noodzakelijk om de intensive care-capaciteit
uit te breiden naar 2.400 bedden?
Antwoord 3
Elk bed op de intensive care (IC) is voorzien van een beademingsapparaat. Bij de uitbreiding
naar 2400 IC-bedden zijn beademingsapparaten ingezet uit de ziekenhuizen zelf, vanuit
partijen buiten de ziekenhuizen (zoals Defensie en de zelfstandige klinieken) en vanuit
de aanschaf van nieuwe beademingsapparaten door het Ministerie van VWS. Zie verder
de brief aan de Tweede Kamer van 31 maart jl. (Tweede Kamer, vergaderjaar 2019–2020,
Kamerstukken 25 292, nr. 200).
Vraag 4
Heeft u er kennis van genomen dat Medtronic, een bedrijf in medische technologie,
het ontwerp en software van de eigen beademingsapparatuur vrij beschikbaar maakt?
Bent u bereid deze kennis onder de aandacht te brengen van Nederlandse bedrijven die
op korte termijn mogelijk in staat zijn beademingsapparatuur te produceren?3
Antwoord 4
Ja, ik heb er kennis van genomen dat Medtronic het ontwerp en software van een specifiek
model beademingsapparaat beschikbaar heeft gesteld. Deze informatie is reeds gedeeld
met Nederlandse bedrijven die op korte termijn mogelijk in staat zijn beademingsapparatuur
te produceren. De FME, de ondernemersorganisatie voor de technologische industrie,
heeft dit bericht onder haar leden gedeeld. Zie verder de brief aan de Tweede Kamer
van 7 april jl. (Tweede Kamer, vergaderjaar 2019–2020, Kamerstukken 25 292, nr. 219).
Vraag 5
Kunt u aangeven welke juridische mogelijkheden er zijn om, mocht blijken dat het toch
verstandig zou zijn, religieuze bijeenkomsten van minder dan dertig personen te verbieden?
Kunt u hierbij ook specifiek ingaan op de vraag wat de Minister-President tijdens
het plenaire debat van 1 april 2020 precies bedoelde met de toezegging: «dan zal Grapperhaus
niet aarzelen om via deskundigen voor te stellen om extra maatregelen te nemen»? Welke
extra maatregelen zouden dit kunnen betreffen?
Antwoord 5
Het kabinet stelt voorop dat er thans geen aanleiding is voor een verbod op religieuze
bijeenkomsten van minder dan dertig personen. Het gros van de geloofsgemeenschappen
draagt op grote schaal bij aan de bestrijding van de verdere verspreiding van COVID-19.
Het overgrote deel van de zondagsdiensten en het vrijdagmiddaggebed is geannuleerd
of zodanig aangepast dat die online kan worden gevolgd. Waar toch de randen van de
regels worden opgezocht (dit is in een enkel geval gebeurd), worden kerken direct
door hun kerkelijke vertegenwoordiger aangesproken. Sindsdien worden ook door die
kerken de diensten in de kleinst mogelijke eenheid gehouden. Dit blijkt uit de contacten
die de Minister van Justitie en Veiligheid hierover onderhoudt met koepelorganisaties
van de verschillende kerkgenootschappen.
Er is een juridische mogelijkheid om religieuze bijeenkomsten buiten gebouwen, op
openbare plaatsen, te verbieden ter bescherming van de gezondheid en dus ook in de
huidige COVID-19-crisis. Deze bevoegdheid is neergelegd in de artikelen 5 t/m 7 van
de Wet openbare manifestaties, waarbij zo nodig aanvullend gebruik kan worden gemaakt
van artikel 175 en 176 Gemeentewet (noodbevel en noodverordening). Voor niet-openbare
plaatsen, waaronder kerken, moskeeën en synagogen, geldt dat een verbod op religieuze
bijeenkomsten niet mogelijk is. De bestaande wetgeving biedt geen grondslag om in
het belang van de volksgezondheid godsdienstige bijeenkomsten in niet-openbare plaatsen
te verbieden. Momenteel ziet het kabinet, mede gelet op het bovenstaande, ook geen
noodzaak om de totstandkoming van een wet te bevorderen die daarin wel zou voorzien.
De extra maatregelen kunnen zien op het direct aanspreken van kerkelijke vertegenwoordigers
of koepelorganisaties kerkgenootschappen als zij de bovengrenzen opzoeken en het ontmoedigen
van fysieke bijeenkomsten. Daarnaast kunnen – waar nodig – nadere gesprekken plaatsvinden
met vertegenwoordigers van verschillende kerkgenootschappen. De Minister van Justitie
en Veiligheid zal het, indien nodig, niet nalaten om ook zelf in contact te treden
met kerkgenootschappen die de maatregelen op het gebied van aantal, afstand, hygiëne
en gezondheid niet in acht nemen.
Vraag 6
Wat is uw appreciatie van de noodwet en pakket van maatregelen dat de Hongaarse regering
op maandag 30 maart 2020 heeft doorgevoerd in het kader van de coronacrisis? Gaan
deze maatregelen wat u betreft in tegen artikel 2 van het Verdrag betreffende de Europese
Unie (EU)? Heeft u de Hongaarse regering hierop aangesproken en wat bent u, eventueel
in EU-verband, van plan te ondernemen?
Antwoord 6
Op 11 maart jl. heeft de Hongaarse regering de staat van gevaar uitgeroepen die alleen
door de regering kan worden opgeheven. Vervolgens heeft het Hongaarse parlement op
30 maart jl. een autorisatiewet aangenomen waarmee het de tijdsbeperking van uitgevaardigde
decreten opheft. De uitgevaardigde decreten hadden voordat de autorisatiewet werd
aangenomen een geldigheid van 15 dagen. Het Hongaarse parlement kan in principe met
een gewone meerderheid de geldigheidsduur van een decreet beperken. Daarnaast kan
het Hongaarse parlement bij twee derde meerderheid, indien het erin slaagt bijeen
te komen, de autorisatiewetgeving herroepen, waarmee de specifieke volmachten die
de Hongaarse regering momenteel bezit tevens tot een einde komen. De regeringspartij
heeft sinds 2010 een constitutionele meerderheid in het parlement. De wetgeving bevat
tevens bepalingen die de verspreiding van fake news aan banden moeten leggen.
De Hongaarse autorisatiewetgeving roept vanuit het oogpunt van de beginselen van rechtsstaat,
democratie, grondrechten en persvrijheid vragen op. Buitengewone maatregelen in het
kader van de bestrijding van COVID-19 zijn geoorloofd en wenselijk vanuit het oogpunt
van de bescherming van de volksgezondheid, maar dienen wel te voldoen aan vereisten
van noodzakelijkheid, proportionaliteit en tijdelijkheid, en dienen tevens de waarden
van de Unie zoals vastgelegd in artikel 2 VEU en internationale verdragsverplichtingen
te respecteren.
Het kabinet heeft zich er in Europees verband samen met gelijkgezinde lidstaten voor
ingespannen om een verklaring tot stand te brengen waarin lidstaten wordt opgeroepen
om bij het nemen van uitzonderlijke noodmaatregelen de beginselen van rechtsstaat,
democratie en grondrechten te respecteren. Deze verklaring is op 1 april jl. gepubliceerd.
In de verklaring wordt verder het voornemen van de Europese Commissie om de (toepassing
van) noodwetgeving in lidstaten te monitoren verwelkomd en de Raad Algemene Zaken
opgeroepen dit onderwerp op een gepast moment nader te bespreken.
Tijdens de extra informele Raad Buitenlandse Zaken van 3 april jl. uitten verschillende
lidstaten – waaronder Nederland – zorgen over de onlangs in Hongarije aangenomen wetgeving.
De Minister van Buitenlandse Zaken heeft na de Raad telefonisch contact gehad met
zijn Hongaarse ambtsgenoot om de Nederlandse zorgen te bespreken.
De Minister voor Rechtsbescherming heeft tijdens de informele JBZ-Raad van 6 april
jl. eveneens het Nederlandse standpunt onderstreept en ook gewezen op de bijzondere
verantwoordelijkheid die JBZ-ministers hebben. Ook heeft de Minister voor Rechtsbescherming
aangegeven dat de vrijheid van meningsuiting en de persvrijheid niet beperkt mogen
worden.
Op de videoconferentie van de leden van de Raad Algemene Zaken van 22 april is het
onderwerp ook aan de orde gekomen. Een grote meerderheid van de lidstaten, waaronder
Nederland, benadrukte het belang van het respecteren van de beginselen van de rechtsstaat
en sprak steun uit voor de monitoring door de Commissie. Nederland riep de Commissie
daarbij op indien noodzakelijk nadere actie te ondernemen.
Het kabinet verwelkomt verder het rapport van het EU-Grondrechtenagentschap van 8 april
jl. over COVID-19 en de implicaties voor grondrechten, en de handreiking van de Raad
van Europa die op 7 april jl. met alle 47 lidstaten is gedeeld. Het kabinet hoopt
dat de internationale druk Hongarije zal doen bewegen de autorisatiewetgeving te heroverwegen.
Vraag 7
Hoe gaat de 5,6 miljard euro die Hongarije vanwege de coronacrisis krijgt toebedeeld,
verdeeld worden? Bent u bereid te onderzoeken hoe dit geld rechtstreeks bij de bevolking,
het midden- en kleinbedrijf en andere instellingen terecht kan komen zonder tussenkomst
van de Hongaarse regering?
Antwoord 7
De 5,6 miljard euro die Hongarije krijgt toebedeeld, zijn bestaande middelen onder
het Cohesiebeleid. Elke lidstaat heeft met het Corona Response Investment Initiative
(CRII) de ruimte om, in samenspraak met zijn regio’s, te bepalen of en hoe er binnen
de bestaande en al toegekende middelen, coronamaatregelen worden genomen. Met dit
initiatief worden lidstaten en regio’s in staat gesteld op korte termijn liquiditeit
binnen de ESI-fondsen te mobiliseren voor Coronamaatregelen die zij het meest nodig
achten. Als een lidstaat gebruik wil maken van bepaalde flexibiliseringsmaatregelen
die onder het CRII mogelijk zijn, zoals 100% EU-financiering of het overhevelen van
middelen van de ene naar de andere regio, dan moet daarvoor een aanvraag worden gedaan
bij de Europese Commissie. Het is aan de Commissie om de implementatie van het Cohesiebeleid,
waaronder het CRII, te monitoren en controleren op rechtmatige en doelmatige besteding,
in samenwerking met de Europese Rekenkamer en, in het geval van fraude, het Europees
bureau voor fraudebestrijding OLAF. Het is nog onduidelijk in hoeverre Hongarije gebruik
zal maken van het CRII aangezien Hongarije, net als vele andere lidstaten, het overgrote
deel van haar middelen onder het Cohesiebeleid al gecommitteerd heeft. Dit komt omdat
dit het laatste jaar is van het huidige Meerjarig Financieel Kader van de EU.
Vraag 8
Bent u bereid de koppeling van de ontvangst van EU-subsidies en naleving van rechtsstaatbeginselen
hoog te agenderen bij de onderhandelingen rondom het meerjarig financieel kader? Welke
medestanders heeft u daarbij?
Antwoord 8
Het kabinet is uitgesproken voorstander van een koppeling tussen de ontvangst van
EU-middelen en de naleving van rechtsstatelijkheidsbeginselen, ook wel bekend als
de conditionaliteit t.a.v. rechtsstatelijkheid, gelet op de zorgen die bestaan over
de rechtsstaat. Sterke conditionaliteiten zijn voor het kabinet onlosmakelijk verbonden
met een moderne EU-begroting. Het kabinet zal zich in de MFK-onderhandelingen blijven
inzetten om een zo sterk en effectief mogelijke conditionaliteit inzake rechtsstatelijkheid
de eindstreep van de MFK-onderhandelingen te laten halen. Het kabinet vindt hierbij
een grote groep lidstaten (breder dan alleen netto-betalende lidstaten), de Europese
Commissie en het Europees parlement aan haar zijde.
Vraag 9
Bent u bereid om, eventueel in gezamenlijkheid met andere EU-lidstaten en de Commissie,
een rechtszaak jegens Hongarije op basis van Artikel 259 betreffende de Werking van
de Europese Unie bij het Europees Hof aan te spannen? Zo nee, waarom niet?4
Antwoord 9
De Commissie, als onafhankelijk hoedster van de Verdragen, is bij uitstek toegerust
om waar nodig handhavend op te treden door middel van het starten van inbreukzaken
tegen lidstaten die rechtsstatelijke beginselen schenden. De uitspraken van het Hof
van Justitie vervullen in dit verband een cruciale rol, zowel in inbreukzaken als
prejudiciële verwijzingszaken. Om deze cruciale rol te ondersteunen, en omdat we als
Nederland belang hechten aan de naleving van rechtsstatelijkheidsvereisten door de
lidstaten, maakt Nederland samen met gelijkgezinde lidstaten reeds regelmatig gebruik
van het instrument van deelname aan Hofzaken die een duidelijke link hebben met mogelijke
schending van de rechtsstatelijkheidsvereisten. De statenklachtprocedure waartoe artikel
259 VWEU de mogelijkheid biedt, is naar de visie van het kabinet op dit moment niet
de aangewezen wijze om rechtsstatelijkheid in andere lidstaten te bevorderen.
Inzet van individuele lidstaten op het instrument van de statenklachtprocedure tegen
Hongarije heeft in de eerste plaats als risico dat het de centrale positie van de
Commissie, als hoedster van de Verdragen, ondermijnt. In dat licht verwelkomt het
kabinet de aankondiging van de Commissie de noodmaatregelen in alle lidstaten, en
dus ook die in Hongarije, te monitoren. Als slechts één of enkele lidstaten artikel
259 VWEU inzetten, kan daar bovendien (ook richting het betrokken land) het onwenselijke
signaal vanuit gaan dat er geen consensus bestaat over de rechtsstaatproblematiek.
Het is voorts onwaarschijnlijk dat gelijkgezinde lidstaten hier samen met Nederland
zouden willen optrekken: een belangrijke voorwaarde voor de Nederlandse inzet op rechtsstatelijkheid
binnen de EU. Ook is het zeer de vraag of individuele lidstaten, in tegenstelling
tot de Commissie, de capaciteit en instrumenten hebben om dergelijke juridisch complexe
zaken te beginnen. Deze zouden immers onder meer zeer grondige kennis van de nationale
wet- en regelgeving ter zake en gedegen beheersing van, in dit geval, de Hongaarse
taal vergen.
Vraag 10
Hoe wordt voorkomen dat, nu sommige veiligheidsregio’s alle toeristische overnachtingen
hebben verboden, er extra druk ontstaat op bijvoorbeeld het Waddengebied omdat daar
nog geen verbod geldt voor toeristische overnachtingen? Bent u bereid om dit potentiële
risico met de veiligheidsregio’s te bespreken voor het paasweekend?
Antwoord 10
Over de mogelijkheden om drukte in verband met toerisme te beheersen, heeft de Minister
van Justitie en Veiligheid op 6 april 2020 uitgebreid gesproken met de voorzitters
van de veiligheidsregio’s. Grensverkeer wordt ontmoedigd als het om niet noodzakelijk
verkeer gaat en hiervoor wordt waar nodig de KMar ingezet. Indien op bepaalde gebieden/locaties
situaties ontstaan of dreigen te ontstaan waarbij de afstand van 1,5 meter niet in
acht genomen wordt, kan de voorzitter van de Veiligheidsregio overgaan tot sluiting
van dergelijke gebieden/locaties en/of wegen. Dit geldt ook met betrekking tot het
Waddengebied. Het is aan de voorzitters van de veiligheidsregio’s Fryslân en Noord-Holland
Noord om hierover met betrekking tot het Waddengebied – in overleg met de betrokken
burgemeesters – afgewogen besluiten te nemen.
Vraag 11
Deelt u de zorg dat verschillende gebieden economisch extra hard worden getroffen
omdat zij voor een groot deel afhankelijk zijn van het toerisme, zoals de Waddeneilanden?
Voor welke regelingen komen zij in aanmerking? Bent u bereid om in overleg te treden
met de deze regio’s, zoals de Waddeneilanden, om te bezien hoe zij eventueel extra
ondersteund kunnen worden?
Antwoord 11
Het kabinet heeft een groot steunpakket uitgerold de afgelopen weken. Ook de medeoverheden
maken extra kosten en lopen inkomsten mis, zowel op korte als op lange termijn. Het
is reëel dat ook de medeoverheden duidelijkheid verkrijgen over wat ze mogen verwachten
aan tegemoetkoming ten aanzien van al hun inspanningen. Het is daarom van belang de
omvang van deze financiële gevolgen in kaart te brengen en te werken aan oplossingsrichtingen.
Het Rijk en de medeoverheden hebben daarom besloten tot de oprichting van een interbestuurlijke
regiegroep, waarin naast het Rijk ook de VNG, het IPO en de UvW zitten. De interbestuurlijke
regiegroep zal toezien op het in kaart brengen en de tegemoetkoming in de problematiek
als gevolg van corona en de besluitvorming hierover.
Vraag 12
Bent u ervan op de hoogte dat opting-in verplicht is voor zelfstandige sekswerkers
in de besloten prostitutie en dat veel sekswerkers daardoor op dit moment geen aanspraak
kunnen maken op de steunmaatregelen voor zzp’ers? Bent u bereid om de financiële noodmaatregelen
ook open te stellen voor sekswerkers, die via een opt-in constructie werkzaam zijn?
Antwoord 12
In artikel 5a van het Besluit aanwijzing gevallen die als dienstbetrekking worden
beschouwd (Stb. 655) is geregeld dat als een dienstbetrekking wordt beschouwd de arbeidsverhouding
van de persoon die als sekswerker persoonlijk arbeid verricht, tenzij wordt voldaan
aan bij ministeriële regeling te stellen regels. In beginsel is dus sprake van een
zogenoemde fictieve dienstbetrekking. Als een sekswerker werkzaam is op basis van
een fictieve dienstbetrekking dan wordt er premie betaald door de werkverschaffer
en is de sekswerker (verplicht) verzekerd voor de werknemersverzekeringen. In dat
geval komt de werkgever in aanmerking voor de NOW indien aan de overige voorwaarden
voor deze regeling wordt voldaan. Een eventuele uitkering op grond van de Tijdelijke
overbruggingsregeling zelfstandigen (Tozo) is dan niet aan de orde.
In artikel 5a van de ministeriële regeling «Aanwijzing als werkgever en uitzondering
verzekeringsplicht werknemersverzekeringen» is echter bepaald dat de arbeidsverhouding
van degene die als sekswerker persoonlijk arbeid verricht niet als fictieve dienstbetrekking
voor de werknemersverzekeringen wordt beschouwd indien aan de voorwaarden, bedoeld
in artikel 2.2 van de Uitvoeringsregeling loonbelasting 2011, wordt voldaan. Indien
de sekswerker werkzaam is conform deze voorwaarden en ook de exploitant van de inrichting
waar de sekswerker werkzaam is deze voorwaarden in acht neemt, dan is er dus geen
sprake van een dienstbetrekking voor de werknemersverzekeringen en is de sekswerker
niet verzekerd voor de werknemersverzekeringen. Wel is dan sprake van heffing van
loonbelasting.
Of een sekswerker een beroep kan doen op de Tozo is afhankelijk van de vraag of wordt
voldaan aan de voorwaarden van die regeling. Op grond van de Tozo kan een uitkering
worden verleend aan de zelfstandige die op 17 maart 2020 stond ingeschreven in het
handelsregister indien zijn of haar bedrijf financieel is geraakt als gevolg van de
coronacrisis. De Tozo is een generieke regeling voor alle zelfstandige ondernemers
in Nederland. Er wordt niet gedifferentieerd naar specifieke sectoren of beroepsgroepen.
Voor de vaststelling of voldaan wordt aan het begrip «zelfstandige» in de zin van
de Tozo is doorslaggevend of voldaan wordt aan de volgende eisen:
a. er wordt voldaan aan de wettelijke vereisten voor de uitoefening van een bedrijf of
zelfstandig beroep;
b. ten minste 1.225 uren per jaar wordt besteed aan werkzaamheden voor het bedrijf of
zelfstandig beroep; en
c. alleen of samen met degene met wie het bedrijf of zelfstandig beroep wordt uitgeoefend
is sprake van volledige zeggenschap in het bedrijf of zelfstandig beroep en worden
de financiële risico’s daarvan gedragen.
Afhankelijk van de concrete feiten en omstandigheden moet worden bezien of sekswerkers
aan deze voorwaarden voldoen. Wanneer een onderneming wordt geëxploiteerd dient er
sprake te zijn van inschrijving in het handelsregister. Als hier geen sprake van is
wordt niet voldaan aan voorwaarde a). Voorwaarde b) betekent dat een bedrijf een reëel
karakter moet hebben met een substantieel tijdsbeslag. Voorwaarde c) betekent dat
de ondernemer samen met degene met wie hij het bedrijf of zelfstandig beroep uitoefent
de volledige zeggenschap in dat bedrijf moet hebben en de financiële risico’s daarvan
draagt.
Vraag 13
Kunnen sekswerkers uit het buitenland aanspraak maken op de financiële noodmaatregelen
zonder dat dit gevolgen heeft voor hun verblijfsstatus? Zo nee, bent u bereid dit
mogelijk te maken?
Antwoord 13
In Nederland rechtmatig verblijvende personen kunnen als zij aan de criteria van de
regeling voldoen, aanspraak maken op de Tozo-regeling, WW of algemene bijstand.
Van personen met een verblijfsvergunning die aanspraak maken op de Tozo-regeling hoeft
door de gemeente geen melding te worden gemaakt bij de IND.
Het aanvragen van algemene bijstand kan gevolgen hebben voor de verblijfstatus, zowel
voor mensen met een verblijfsvergunning als voor EU-burgers. De IND hanteert coulance
ten aanzien van personen van wie de verblijfsvergunning afloopt (en door wie geen
verlenging wordt aangevraagd) en voor EU-burgers die tijdelijk vanwege de huidige
situatie niet terug kunnen naar het land van herkomst. Dit betekent dat de periode
van »overstay» personen niet wordt aangerekend bij een nieuwe aanvraag om een verblijfsvergunning
of visum of bij het uitreizen naar het land van herkomst na de coronacrisis. Personen
zonder geldige verblijfstatus kunnen geen beroep doen op algemene bijstand.
Vraag 14
Bent u er bekend mee dat ook goede doelen geld mislopen vanwege de coronacrisis? Wat
is uw reactie op de berichtgeving dat Centraal Bureau Fondsenwerving (CBF)-erkende
goede doelen tussen de 300.000 en de 500.000 vaste donateurs mislopen?
Antwoord 14
Ja, het kabinet is ermee bekend dat de Filantropische sector, waaronder goede doelen,
evenals andere sectoren wordt getroffen door de gevolgen van het Corona-virus. Zo
zijn de landelijke collectes die veel goede doelen in deze periode houden tot 16 mei
a.s. opgeschort. Ditzelfde geldt voor de donateurswerving. Ook evenementen en andersoortige
fondswervingsacties zijn of worden afgeblazen. Een aantal goede doelen bekijkt in
hoeverre ze later dit jaar deze vorm van collecteren kunnen hervatten of organiseren
andere manieren van online fondsenwerving. Het door de leden genoemde aantal «misgelopen»
donateurs betreft overigens het aantal donateurs dat normaliter jaarlijks wordt geworven.
De sector, waaronder Goede Doelen Nederland i.s.m. Partos evenals CBF i.s.m. de Radboud
Universiteit, is momenteel bezig met een analyse van de impact van de crisis. De Minister
voor Rechtsbescherming volgt dit nauwgezet.
Vraag 15
Deelt u de zorgen van goede doelen, fondsenwervers en hun medewerkers die zich afvragen
of zij de coronacrisis gaan doorkomen? Zo ja, hoe bent u van plan te voorkomen dat
zij gedurende deze crisis omvallen en hun medewerkers daardoor hun baan verliezen?
Antwoord 15
Het kabinet neemt diverse maatregelen om de werkgelegenheid zoveel mogelijk te behouden.
Dat betekent dat ook maatschappelijke organisaties een beroep kunnen doen op verschillende
generieke financiële maatregelen. In overleg met de sector bekijkt het kabinet waar
mogelijk nog specifieke noden liggen.
Vraag 16
Wordt er bij het medisch onderzoek naar COVID-19 rekening gehouden met genderverschillen?
Antwoord 16
Zoals medegedeeld in de Kamerbrief van 31 maart jl. wordt op nationaal en internationaal
niveau veel wetenschappelijk onderzoek gedaan naar kennisontwikkeling met betrekking
tot het coronavirus. Vanuit het kabinet ondersteunen wij verschillende nationale onderzoekspartijen
– bijvoorbeeld via ZonMw en OCW/NWO – in hun werkzaamheden. Door deze aanvullende
middelen zorgt het kabinet ervoor dat op zeer korte termijn zowel acute medische vragen,
alsook urgente medische, bredere maatschappelijke vragen over de gevolgen van COVID19
worden beantwoord. Nederland loopt daarmee in de pas met Europese initiatieven.
Op basis van de RIVM-cijfers kunnen we concluderen dat mannen vaker dan vrouwen worden
opgenomen in het ziekenhuis, en ook vaker overlijden. Er zijn verschillende verklaringen
denkbaar, zowel biologische als gedragsfactoren, maar dit kunnen we op dit moment
niet wetenschappelijk funderen. Het RIVM doet nader onderzoek naar genderverschillen
en zal daar binnenkort over publiceren.
Vraag 17
Welke mogelijkheden ziet u om kinderen, die vanwege het feit dat hun ouders digibeet/analfabeet
zijn geen thuisonderwijs kunnen volgen, met spoed een alternatief voor thuisonderwijs
te bieden? Kunnen er bijvoorbeeld (gespecialiseerde) docenten op afstand ingezet worden,
die een paar uur per dag maatwerk kunnen bieden? Welke handvatten kunt u hiervoor
bieden?
Met gemeenten en scholen is de afspraak gemaakt dat zij maatwerk bieden aan leerlingen
voor wie dat vanwege bijzondere problematiek maatwerk mogelijk is. Als kinderen thuis
niet goed begeleid kunnen worden bij het leren, zijn verschillende oplossingen mogelijk.
Leraren kunnen bijvoorbeeld zelf digitale instructie geven of één op één contact met
het kind hebben. Gedacht kan ook worden aan intensievere begeleiding van leerlingen
door pabostudenten. We roepen scholen op om oog te hebben voor deze groep. Ook zijn
er maatschappelijke initiatieven om kinderen te helpen. De VO-raad is samen met Academie
10 het project Thuisschoolmaatje begonnen, waarbij kinderen begeleiding krijgen van
vrijwilligers.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
H.M. de Jonge, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport -
Mede namens
M.C.G. Keijzer, staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat -
Mede namens
A. Slob, minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media -
Mede namens
W. Koolmees, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid -
Mede namens
M. (Mark) Rutte, minister van Algemene Zaken -
Mede namens
K.H. Ollongren, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties -
Mede namens
S.A. Blok, minister van Buitenlandse Zaken
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.