Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Weverling, Becker en Koopmans over de Europese Afrikastrategie
Vragen van de leden Weverling, Becker en Koopmans (allen VVD) aan de Ministers voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking en van Buitenlandse Zaken en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid over de Europese Afrikastrategie (ingezonden 11 maart 2020).
Antwoord van Minister Kaag (Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking), mede
namens de Minister van Buitenlandse Zaken en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
(ontvangen 6 mei 2020).
Vraag 1
Bent u bekend met de nieuwe Europese Afrikastrategie en het onderliggende document
«Towards a comprehensive Strategy with Africa», dat in de vorm van een Joint Communication
op 9 maart 2020 naar het Europees parlement en de Raad is gestuurd?1
Antwoord 1
Ja, het kabinet is bekend met de genoemde mededeling van de Europese Commissie en
de Hoge Vertegenwoordiger. Het in de mededeling geschetste beleidskader zal door de
Commissie en EDEO in overleg met de Raad en met Afrikaanse partners nader worden ingevuld
en geconcretiseerd, vandaar de titel «Naar een alomvattende Strategie met Afrika.»
Vraag 2
Hoe past deze strategie volgens u in het buitenlandbeleid van de Europese Unie?
Antwoord 2
De mededeling vormt naar de mening van het kabinet een logische uitwerking van het
buitenlandbeleid van de EU. De ambitie voor een nieuwe strategie vloeit voort uit
de Strategische Agenda van de Europese Raad (Een Nieuwe Strategische Agenda 2019–20242) waarin de Raad een breed partnerschap met Afrika voorstelt. De mededeling vormt
daarnaast een concrete uitwerking van het hoofdstuk «een sterker Europa in de wereld»
uit het Commissiewerkprogramma voor 20203 en sluit aan bij het al langer bestaande buitenlandbeleid van de EU zoals onder meer
vervat in de «Global Strategy» uit 20164 en de European Consensus on Development uit 20175. Het bouwt bovendien voort op andere bestaande kaders zoals de gezamenlijke slotverklaring
van de 5e Afrikaanse Unie (AU) – EU Top in Abidjan in november 20176, het AU-EU Memorandum of Understanding on Peace, Security and Governance uit 20187 en de Afrikaans-Europese Alliantie voor Duurzame Investeringen en Banen uit 20188. Tevens past de mededeling binnen de bredere ambities van de Commissie zoals die
op het gebied van het bereiken van de Duurzame Ontwikkelingsdoelen (SDG’s), de plannen
beschreven in de «Green Deal» en ambities op het gebied van het digitale tijdperk.
Vraag 3
Hoe beoordeelt u paragraaf V over migratie, in het licht van het feit dat de Europese
Commissie schrijft in de strategie op pagina 2 dat het document een reflectie is van
de voorstellen die zij wil inbrengen bij de EU-Afrikaanse Unie top in oktober 2020,
met als doel tot een gezamenlijk partnerschap te komen?
Antwoord 3
Het kabinet beoordeelt de paragraaf over migratie in de Commissiemededeling over de
EU-Afrika Strategie als gebalanceerd en constateert dat de geïntegreerde benadering
die is gekozen ten aanzien van migratie in lijn is met de Nederlandse integrale migratieagenda.
Juist deze geïntegreerde aanpak is van belang om te kunnen komen tot inclusieve partnerschappen
met Afrikaanse landen.
Vraag 4
Welke elementen van de afgesproken aanpak in het regeerakkoord ten aanzien van het
tegengaan van irreguliere migratie, waarbij gestreefd wordt naar een aanpak van «more
for more, less for less» bij de samenwerking met landen van herkomst en transit, ziet
u terug in de strategie van de Europese Commissie?
Antwoord 4
De Commissiemededeling over de EU-Afrika strategie verwijst naar de resultaten die
reeds zijn behaald om irreguliere migratie naar Europa te verminderen maar onderstreept
dat meer moet worden gedaan om irreguliere migratie – en het verlies van mensenlevens –
tegen te gaan. Tevens wordt gesteld dat er meer nodig is om de diepere oorzaken van
irreguliere migratie en gedwongen ontheemding aan te pakken. Ook verbetering van de
samenwerking op terugkeer is een doelstelling die wordt benoemd in de migratieparagraaf.
Juist de inzet op brede partnerschappen tussen EU landen en Afrikaanse landen biedt
de mogelijkheid om al deze aspecten mee te nemen.
Vraag 5
Deelt u de mening dat een aanpak van «more for more, less for less» effectiever is
als samenwerking op het gebied van migratie voor de landen van herkomst en transit
gekoppeld is aan mogelijke voor- en nadelen op andere beleidsterreinen, zoals investeringen
en financiering door de EU in Afrika (p. 7)?
Antwoord 5
Het kabinet is van mening dat partnerschappen met Afrikaanse landen individueel maatwerk
vergen en dus zal in elk specifiek geval moeten worden afgewogen welke (beleids-)instrumenten
kunnen worden ingezet.
Vraag 6
Deelt u de mening dat een dergelijke koppeling nu niet in de strategie zit? Zo ja,
bent u bereid er bij de Europese Commissie voor te pleiten dat een dergelijke link
alsnog op tafel komt bij de EU-Afrikaanse Unie top in oktober 2020?
Antwoord 6
Nee, die mening deelt het kabinet niet. De Commissiemededeling over de EU- Afrika
strategie staat een dergelijke koppeling niet in de weg. De nieuwe strategie beoogt
juist een veelomvattende aanpak waar de 5 partnerschappen, waaronder het partnerschap
op het gebied van migratie, onderdeel van uitmaken. Op deze manier wordt migratie
gekoppeld en moet per land worden bekeken wat effectief is.
Vraag 7
Deelt u, in het kader van «more for more, less for less», de mening dat samenwerking
bij legale migratie afhankelijk moet zijn van de samenwerking op het gebied van terugkeerbeleid
en het tegengaan van irreguliere migratie, dit in het licht van het feit dat de Europese
Commissie in de strategie schrijft dat de samenwerking tussen Europese en Afrikaanse
landen bij het terugkeerbeleid en het tegengaan van irreguliere migratie beter moet,
en vervolgens schrijft dat «parallel daaraan» (p. 14) er meer samengewerkt kan worden
bij het faciliteren van legale migratie? Zo ja, bent u bereid er bij de Europese Commissie
voor te pleiten dat een dergelijke link alsnog op tafel komt bij de EU-Afrikaanse
Unie top in oktober 2020?
Antwoord 7
Deze mening deelt het kabinet ten dele. In het huidige Nederlandse reguliere migratiebeleid,
dat gericht is op het aantrekken van hoogopgeleide en/of getalenteerde arbeidsmigranten,
zijn het primair de werkgevers en instellingen voor hoger onderwijs die kennis-/arbeidsmigranten
en studenten/onderzoekers werven uit derde landen. Zoals is aangegeven in de voortgangsbrief
integrale migratieagenda9, kan vanuit het more for more-principe informatievoorziening over de bestaande mogelijkheden van arbeids- en studiemigratie
gerichter worden ingezet ten behoeve van het bevorderen van terugkeer en het tegengaan
van de irreguliere migratie, waardoor meer gebruik gemaakt kan worden van (bestaande)
legale migratiemogelijkheden. Nederland pleit op Europees niveau reeds voor de implementatie
van dit more for more/less for less principe.
Vraag 8
Deelt u de mening dat het een gemiste kans is dat er in de strategie van de Europese
Commissie niets over het in Europees verband streven naar migratiedeals met derde
landen voor «veilige havens», zoals afgesproken in het regeerakkoord, staat? Zo ja,
bent u bereid er bij de Europese Commissie voor te pleiten dat een dergelijke link
alsnog op tafel komt bij de EU-Afrikaanse Unie top in oktober 2020?
Antwoord 8
Individuele partnerschappen met derde landen bieden wel degelijk de mogelijkheid voor
de EU en haar lidstaten om migratieafspraken te maken met Afrikaanse landen als onderdeel
van een bredere relatie. Op de EU-Afrika top die vooralsnog staat gepland voor oktober
2020 zal op hoofdlijnen worden gesproken over alle onderdelen van de strategie.
Vraag 9
Onderschrijft u de recente uitspraken van de president van de Europese Investeringsbank
(EIB) Werner Hoyer, waarin hij heeft gezegd dat Europa haar naïviteit zou moeten verliezen
over «open procurement» in ontwikkelingsrelaties?
Antwoord 9
Het kabinet begrijpt dat EIB President Hoyer op deze wijze is geciteerd in een artikel10 maar is niet bekend met de context waarin deze uitspraak zou zijn gedaan. Het kabinet
onderschrijft deze stelling in ieder geval niet. De EIB hanteert strenge eisen op
het gebied van milieu en sociale duurzaamheid om de ontwikkelingsimpact te vergroten
en zodoende ook een gelijk speelveld te creëren voor de aanbieders. Voor projecten
waarbij een overheidsinstelling de opdrachtgever is, is de EIB verplicht Europese
aanbestedingsrichtlijnen te volgen. De richtlijnen zijn gebaseerd op kernprincipes
als transparantie, gelijke beoordeling van aanbiedingen, open concurrentie en goed
procedureel beheer. Dit zorgt ervoor dat bij publieke aanbestedingen wordt ingezet
op het maximaliseren van value-for-money, waarbij naast prijs ook de kwaliteit zwaar meeweegt. Omdat de richtlijnen ook binnen
de EU gelden, zijn Europese bedrijven over het algemeen goed gepositioneerd om mee
te kunnen dingen.
Vraag 10
Kunt u aangeven wat uw beleid is om te voorkomen dat de versterking van economische
infrastructuur in Afrika – direct of indirect gefinancierd met Europees geld – alleen
door Chinese staatsaannemers/staatsbedrijven wordt uitgevoerd, gezien het feit dat
het aandeel van Europese aannemers in de aanleg van Afrikaanse infrastructuur ieder
jaar daalt terwijl het aandeel van Chinese aannemers ieder jaar stijgt?
Antwoord 10
Zoals genoemd in de beantwoording op de vragen van het lid Van Haga (destijds VVD)
van 25 april 201911, hebben Chinese partijen in het algemeen geen directe toegang tot instrumenten van
de Unie ter financiering van extern optreden. In het geval van indirect beheer vertrouwt
de Europese Commissie taken tot uitvoering van de begroting toe aan een organisatie
wier financiële procedures positief zijn beoordeeld.12 Deze organisaties zijn vervolgens verantwoordelijk voor de organisatie van eventuele
biedingsprocessen, waarop de regels en procedures van deze organisatie van toepassing
zijn.13, 14 Indien deze partij een internationale en open procedure start, kunnen partijen uit
alle landen meedingen mits er geen sprake is van bijvoorbeeld belangenverstrengeling
of een uitzonderingsgrond van toepassing is (zoals geldende sancties). Het doel van
een dergelijke open procedure is dat de aanbesteding gaat naar de partij die een kosteneffectief
en kwalitatief hoogstaand voorstel heeft ingediend.
Het bijdragen aan duurzame ontwikkeling staat voor Nederland en de EU voorop. In dit
kader is het wenselijk om samen te werken aan een breed pallet aan onderwerpen, zoals
connectiviteit, klimaat en mensenrechten. Nederland zet, mede in EU-verband, in op
een sterke en gelijkwaardige relatie met Afrikaanse landen. De EU is op dit moment
de eerste partner van Afrikaanse landen op het gebied van handel, buitenlandse investeringen
en ontwikkelingssamenwerking. In 2018, bedroeg handel tussen de 27 EU lidstaten en
Afrika € 235 miljard, 32% van het totaal van Afrikaanse handelsstromen, waar de handel
met China € 125 miljard (17% van het totaal) bedroeg. De omvang van rechtstreekse
buitenlandse investeringen van EU lidstaten bedroeg in 2017 € 222 miljard, meer dan
vijf keer de investeringen van China (€ 38 miljard). De EU en haar lidstaten zijn
tevens de grootste donor van ontwikkelingshulp in Afrika. In 2018, bedroeg de officiële
ontwikkelingshulp (ODA) van de EU en haar lidstaten aan Afrika € 19.6 miljard, 46%
van het totaal.
Vraag 11
Dient bij de financiering met OS-middelen van projecten in Afrika het principe van
reciprociteit sterker te worden toegepast ten opzichte van landen als China die uitsluitend
via gebonden hulp werken? Welke rol kan het vergroten van de beschikbaarheid van concessionele
financiering hierin spelen?
Antwoord 11
Het kabinet is voorstander van ongebonden hulp, in lijn met afspraken in OESO-DAC
verband. In het geval van ongebonden hulp worden aanbestedingen of subsidietenders
niet alleen opengesteld voor bedrijven uit bepaalde landen (meestal alleen het donorland)15. Ongebonden hulp draagt niet alleen bij aan de kwaliteit en kosteneffectiviteit van
hulp, maar ook aan verbeterde transparantie en verantwoording over de hulp. Nederland
blijft zich daarom zowel binnen de OESO als in EU-verband inzetten voor ongebonden
hulp.
Tegelijkertijd beoogt het kabinet om Nederlandse organisaties en bedrijven in te zetten
bij het bereiken van ontwikkelingsdoelstellingen, zeker in die sectoren waarop zij
een comparatief voordeel hebben vanwege de kennis en kunde waarover zij beschikken.
Wat telt is dat er een gelijk speelveld is waar de beste uitvoerder, op prijs en kwaliteit,
wint. Dit geldt voor Nederlandse bedrijven en organisaties, maar ook bijvoorbeeld
voor bedrijven en organisaties uit de focusregio’s.
Nederland is geen voorstander van het gebruik van bilaterale of Europese concessionele
financiering om hulp te binden. Concessionele financiering van multilaterale ontwikkelingsbanken
als de Wereldbank kan wel een belangrijke rol spelen in de duurzame- en vanuit schuldenperspectief
verantwoorde ontwikkeling van de armste landen. Daarom heeft het kabinet de 19e middelenaanvulling
van International Development Association (IDA) – het lage-inkomenslandenloket van
de Wereldbank – ondersteund, waarmee voor de periode 2020–2023 in totaal USD 82 miljard
beschikbaar komt, waarvan USD 73,8 miljard concessioneel. USD 53 miljard is bestemd
voor Afrika. Dit is echter geen gebonden hulp.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S.A.M. Kaag, minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking -
Mede namens
W. Koolmees, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid -
Mede ondertekenaar
A. Broekers-Knol, staatssecretaris van Justitie en Veiligheid -
Mede ondertekenaar
S.A. Blok, minister van Buitenlandse Zaken
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.