Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Van Weyenberg over de gevolgen van de Wet arbeidsmarkt in balans (WAB) voor werknemers die gevraagd worden om als zzp’er verder te werken
Vragen van het lid Van Weyenberg (D66) aan de Ministers van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en van Financiën over de gevolgen van de Wet arbeidsmarkt in balans (WAB) voor werknemers die gevraagd worden om als zzp’er verder te werken (ingezonden 21 januari 2020).
Antwoord van Minister Koolmees (Sociale Zaken en Werkgelegenheid), mede namens de
Staatssecretaris van Financiën (ontvangen 6 mei 2020). Zie ook Aanhangsel Handelingen,
vergaderjaar 2019–2020, nr. 1753.
Vraag 1, 2
Bent u bekend met de signalen dat bij de invoering van de WAB een aantal werknemers
is gevraagd om verder te werken als zzp’er met dezelfde werkzaamheden?
Kunt u een inschatting geven van de schaal waarop dit gebeurt?
Antwoord 1, 2
Ja, mij zijn ook enkele signalen bekend1 2. Het is niet mogelijk cijfermatig nu al iets te zeggen over trends op de arbeidsmarkt
sinds de inwerkingtreding van de WAB. De cijfers van het eerste kwartaal van 2020
zijn nog niet beschikbaar (deze worden verwacht in mei), en daarmee zijn er dus ook
nog geen cijfers van na de inwerkingtreding van de WAB. Tevens geldt in algemene zin
dat er een langere periode nodig is om goed onderbouwde uitspraken te kunnen doen
over trendmatige ontwikkelingen. Naar aanleiding van de motie Palland/Tielen3 voer ik op dit moment wel een «quick scan» uit naar de gevolgen van de WAB. Ik verwacht
uw Kamer hierover in mei of juni te kunnen informeren.
Vraag 3
Kunt u bevestigen dat dit een keuze is van de werkgever/opdrachtgever en niet een
direct gevolg van de WAB?
Antwoord 3
Het antwoord op deze vraag kan niet eenduidig worden beantwoord. Het staat opdrachtgevers
en werkgevers namelijk vrij hun arbeidsrelaties vorm te geven binnen de geldende wet-
en regelgeving. Die wet- en regelgeving legt daarbij wel beperkingen op. Zo is er
geen sprake van een redelijke grond voor ontslag wanneer een werkgever de arbeidsovereenkomsten
van werknemers wil beëindigen en daarvoor in de plaats dezelfde persoon (of een ander)
als zzp’er dezelfde werkzaamheden wil laten verrichten met als uitsluitend doel werknemerschap
te vermijden. Het UWV zal een dergelijk verzoek weigeren.4 Een kantonrechter zal ook moeten beoordelen of een dergelijke situatie een redelijke
grond voor ontslag is.
Wanneer die keuzeruimte er is, kunnen beleid en wetgeving, zoals de Wet arbeidsmarkt
in balans (Wab), wel een rol spelen bij overwegingen van werkgevers en opdrachtgevers
om de arbeidsrelatie op een bepaalde manier in te richten. Daarom werkt het kabinet
aan een totaalpakket aan maatregelen om de arbeidsmarkt weer in balans te brengen,
die in de brief van december 20175 aan uw Kamer langs vijf sporen is toegelicht. Dit betreft een samenhangend pakket.
De zzp-maatregelen zijn daar onderdeel van. Het is van belang dat zzp’ers om de juiste
redenen kiezen voor het zzp-schap en dat er niet eigenlijk sprake is van een arbeidsovereenkomst.
Aan deze maatregelen wordt hard gewerkt zoals ook beschreven in de voortgangsbrief
«Werken als zelfstandige» van 22 november jl.6
Vraag 4
Klopt het dat het omzetten van een bestaande arbeidsovereenkomst naar een zzp-overeenkomst
met dezelfde werkzaamheden een belangrijke indicatie is voor schijnzelfstandigheid?
Antwoord 4
In het geval dat de arbeidsrelatie op exact dezelfde wijze wordt voortgezet en alleen
de overeenkomst op papier wordt aangepast, kan dat een indicatie zijn voor schijnzelfstandigheid.
Vraag 5
Valt dit wat u betreft onder kwaadwillendheid?
Antwoord 5
Om kwaadwillendheid aan te tonen, dient de Belastingdienst te bewijzen dat er allereerst
sprake is van een (fictieve) dienstbetrekking én daarnaast van opzettelijke en evidente
schijnzelfstandigheid. Het omzetten van een bestaande arbeidsovereenkomst naar een
overeenkomst van opdracht kan in zijn algemeenheid niet zomaar gelijk worden gesteld
aan kwaadwillendheid. De kwalificatie als kwaadwillende dient aan de hand van alle
relevante feiten en omstandigheden van het individuele geval te worden beoordeeld.
Vraag 6
Hoeveel bedrijfsbezoeken staan er nu nog ingepland in het kader van het Toezichtsplan
Arbeidsrelaties?
Antwoord 6
Vanaf het vierde kwartaal 2019 is de opbouw gestart van extra capaciteit bij de Belastingdienst
voor het toezicht op arbeidsrelaties. Dit toezicht bestaat uit een mix aan instrumenten
zoals aangegeven in de brief van de Minister van SZW en Staatssecretaris van Financiën
van 24 juni 20197 en de brief van de Staatssecretaris van Financiën van 4 februari 20208, waarvan de bedrijfsbezoeken onderdeel zijn. Het aantal bedrijfsbezoeken hangt (mede)
af van de risicoselectie door de Belastingdienst. De motie-Palland9 verzoekt het kabinet de Tweede Kamer halfjaarlijks te informeren over de uitvoering
van het toezicht op arbeidsrelaties. Per 1 januari 2020 is het toezicht aangescherpt
in de zin dat niet alleen bij kwaadwillendheid, maar ook bij het niet opvolgen van
aanwijzingen kan worden gehandhaafd. Vanwege deze aanscherping is bij behandeling
van de motie door de Minister van SZW aangegeven de eerste rapportage in de eerste
helft van 2020 te kunnen doen. Verwacht wordt u deze voor de zomer van 2020 aan te
kunnen bieden. Met deze rapportage wordt u geïnformeerd over de activiteiten ondernomen
door de Belastingdienst in het kader van het toezicht op arbeidsrelaties in het kader
van de juiste kwalificatie van de arbeidsrelatie ten behoeve van de loonheffingen.
Vraag 7
Is het mogelijk om deze signalen mee te nemen bij het Toezichtsplan Arbeidsrelaties
bij de Belastingdienst?
Antwoord 7
De Belastingdienst betrekt bij de uitvoering van zijn toezicht alle relevante signalen
waarover hij beschikt. Het omzetten van een bestaande arbeidsovereenkomst naar een
overeenkomst van opdracht kan een signaal zijn om de kwalificatie van de arbeidsrelatie
nader te onderzoeken.
Vraag 8, 9
Waar kunnen mensen die nu zijn gevraagd om als zzp’er verder te werken terecht om
dit te melden?
Wat kunnen deze mensen het beste doen om te voorkomen dat zij vanaf nu als zzp’er
worden ingezet?
Antwoord 8, 9
Het staat contractpartijen – werkgevers en werknemers, en opdrachtgevers en opdrachtnemers
– in beginsel vrij hun arbeidsrelatie vorm te geven, binnen de geldende wet- en regelgeving.
Zoals in het antwoord op vraag 3 is aangegeven, is er voor het UWV geen redelijke
grond voor ontslag wanneer een werkgever de arbeidsovereenkomst van een werknemer
wil beëindigen en daarvoor in de plaats dezelfde persoon (of een ander) als zzp’er
dezelfde werkzaamheden wil laten verrichten met als uitsluitend doel werknemerschap
te vermijden. Ook een kantonrechter zal moeten toetsen of er een redelijke grond voor
ontslag aanwezig is. Wanneer de werknemer dus niet instemt met ontslag, zal de werkgever
hem niet tot zzp-schap kunnen dwingen. Wanneer geen toestemming voor ontslag nodig
is, bepalen feiten en omstandigheden of er sprake is van een arbeidsovereenkomst of
een overeenkomst van opdracht. Bij een verschil van inzicht kunnen contractpartijen
(en hun vertegenwoordigers) naar de civiele rechter stappen teneinde arbeidsrechtelijke
bescherming af te dwingen.
Voorkomen is uiteraard beter dan genezen. Het kabinet maakt zich zorgen over de groep
kwetsbare werkenden. Het beschermen van deze groep staat hoog op de agenda. Bovendien
wordt de concurrentie tussen werknemers en zzp’ers, waar het gaat om dezelfde werkzaamheden
onder dezelfde omstandigheden, onwenselijk geacht. Daarnaast ervaren opdrachtgevers
en opdrachtnemers op dit moment onvoldoende duidelijkheid in welke gevallen er geen
sprake is van een dienstbetrekking. Dit draagt niet bij aan een goede naleving. Het
kabinet vindt dan ook dat er meer helderheid moet komen over de kwalificatie van de
arbeidsrelatie. Daarom is per januari 2019 het gezagscriterium verduidelijkt in het
handboek loonheffingen. We begrijpen dat de huidige wet- en regelgeving en jurisprudentie
als complex kan worden ervaren. Daarom wordt gewerkt aan een webmodule als hulpmiddel
waarmee opdrachtgevers vooraf zekerheid kunnen krijgen of een bepaalde opdracht buiten
dienstbetrekking kan worden uitgevoerd. Deze zekerheid geldt voor zover de vragen
in de webmodule naar waarheid zijn ingevuld en er in de praktijk dienovereenkomstig
wordt gewerkt. Voor een verdere toelichting hierop verwijs ik u naar de voortgangsbrief
«Werken als zelfstandige» van 22 november jl.
Zoals ook in de brief aan uw Kamer van 21 juni 201910 staat beschreven, houdt de Inspectie SZW toezicht op de naleving van de publiekrechtelijke
arbeidswetgeving. De Inspectie SZW heeft in dat kader een centraal meldpunt waar elke
burger, werknemer, werkgever of instantie klachten en signalen kan melden over arbeidsomstandigheden,
arbeidstijden, onderbetaling, illegale arbeid, arbeidsongevallen en andere vormen
van regelovertreding. Schijnzelfstandigheid is geen zelfstandig beboetbaar feit, maar
kan – als onderdeel van de kwalificatie van de arbeidsrelatie – wel deel uitmaken
van de overtreding van arbeidswetgeving. Misstanden en ernstige overtredingen worden
met voorrang opgepakt. De Belastingdienst heeft meerdere meldpunten waar misdaad,
fraude en misstanden gemeld kunnen worden. Afhankelijk van de aard van de melding
kan een meldpunt gekozen worden. Een overzicht van deze meldpunten is te vinden op
de website van de Belastingdienst.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
W. Koolmees, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid -
Mede namens
J.A. Vijlbrief, staatssecretaris van Financiën
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.