Schriftelijke vragen : De politieke verantwoordelijkheid in gevoelige zaken en de lopende strafzaak tegen Shell
Vragen van de leden Van Nispen (SP) en Groothuizen (D66) aan de Minister van Justitie en Veiligheid over de politieke verantwoordelijkheid in gevoelige zaken en de lopende strafzaak tegen Shell (ingezonden 1 mei 2020).
Vraag 1
Herinnert u zich de eerdere gestelde Kamervragen over een mogelijke schikking met
Shell voor haar activiteiten in Nigeria en uw betrokkenheid bij die strafzaak en die
mogelijke schikking?1
Vraag 2
Als een bepaalde lopende strafzaak een «gevoelige zaak» is, wordt u daarover geïnformeerd
door het openbaar ministerie (OM), maar wie bepaalt nu wanneer een bepaalde zaak «gevoelig»
genoeg is om daar de Minister van Justitie en Veiligheid (veelvuldig) over te informeren,
is dat het OM of bent u dat zelf? Van wie kan het initiatief uitgaan? Hoe zat dat
in de zaak van Shell?
Vraag 3
Klopt het dat u volgens de procedure, zoals die is neergelegd in de Aanwijzing Hoge
Transacties, pas helemaal aan het eind van een eventueel traject een beslissing moet
nemen over een door het OM voorgestelde transactie, zonder voorkennis van die zaak?
Vraag 4
Als u geïnformeerd wordt over gevoelige zaken, dan weet u toch precies hoe de strafzaak
eruitziet en waarom het OM tot een bepaalde transactie is gekomen? Hoeveel ruimte
heeft u dan nog om een eventuele transactie niet goed te keuren, omdat u dan kennelijk
al die tijd niet heeft laten blijken het hier niet mee eens te zijn? Schuurt deze
werkwijze niet met de bedoeling van de Aanwijzing Hoge Transacties?
Vraag 5
Als u stelt u dat u politieke verantwoordelijkheid moet kunnen nemen voor gevoelige
zaken en om die reden geïnformeerd moet worden, waarom stelt u dan tegelijkertijd
dat u niets kunt zeggen over lopende zaken? Hoe verhoudt zich dat tot elkaar, hoe
ziet die politieke verantwoordelijkheid eruit als u zich niet verantwoordt?
Vraag 6
Waarom zou u inzicht willen krijgen in een strafrechtelijk onderzoek, waarin u staatsrechtelijk
gezien (nog) niks te zoeken heeft, omdat u pas aan het eind van een eventueel traject
een beslissing moet nemen over een door het OM voorgestelde transactie? Hoe zat dit
in de zaak van Shell in het bijzonder?
Vraag 7
Hoe vaak is er nu vanuit het Ministerie van Justitie en Veiligheid contact geweest
met Shell over deze zaak? Waarover ging dat contact dan en op wiens initiatief vond
dat plaats?
Vraag 8
Is er bijvoorbeeld contact geweest over het (in het kader van de Wet openbaarheid
van bestuur vrijgegeven) conceptpersbericht, waarbij vragen en antwoorden van Shell
zijn te vinden? Heeft Shell commentaar mogen leveren op persberichten over de eigen
vervolging? Hoe beoordeelt u dit? Mogen «gewone» mensen, niet zijnde «koninklijke»
multinationals, dat dan ook? Zo niet, is dit dan niet een vorm van klassenjustitie?
Vraag 9
Kunt u deze vragen afzonderlijk beantwoorden?
Indieners
-
Gericht aan
F.B.J. Grapperhaus, minister van Justitie en Veiligheid -
Indiener
Michiel van Nispen, Kamerlid -
Medeindiener
M. Groothuizen, Tweede Kamerlid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.