Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over de geannoteerde agenda voor de extra informele videoconferentie van EU-gezondheidsministers van 15 april 2020(Kamerstuk 21501-31-553)
21 501-31 Raad voor de Werkgelegenheid, Sociaal Beleid, Volksgezondheid en Consumentenzaken
Nr. 555
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 1 mei 2020
De vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft een aantal vragen
en opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over
de brief van 10 april 2020 inzake de informele EU-Gezondheidsraad over de COVID-19
crisis op 15 april 2020 (Kamerstuk 21 501-31, nr. 553).
De vragen en opmerkingen zijn op 10 april 2020 aan de Minister van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport voorgelegd. Bij brief van 30 april 2020 zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie, Lodders
Adjunct-griffier van de commissie, Bakker
Inhoudsopgave
blz.
I.
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
2
II.
Reactie van de Minister
8
I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de stukken voor de schriftelijke
inbreng ten behoeve van de Informele EU-Gezondheidsraad op 15 april aanstaande. Zij
hebben hierbij nog enkele vragen.
Zij hebben kennisgenomen van de presentatie van het tweede economische pakket Corona
door de Europese Commissie. De Commissie stelt een noodsteuninstrument voor, dat de
EU in staat stelt om gedurende de verschillende fases van de crisis een gecoördineerde
reactie van de EU te geven. Hierbij zal onder andere gewerkt worden aan het ondersteunen
van de invoer, het vervoer en de distributie van beschermende hulpmiddelen, met name
voor de zwaarst getroffen regio’s en het stimuleren van ontwikkeling van medicatie
en testmethoden.
Kan de Minister een appreciatie geven van het noodsteuninstrument (COM(2020)175)?1 Hoe staan de andere lidstaten tegenover het voorstel voor het noodsteuninstrument?
Voorts vragen genoemde leden hoe besluiten worden genomen over welke lidstaten en
acties financiering ontvangen uit dit instrument. Hoe wordt er gezorgd voor een eerlijke
verdeling? Wat is de precieze rol hierbij van de lidstaten?
De leden van de VVD-fractie vinden het van belang dat er blijvende aandacht wordt
gevraagd voor de leveringszekerheid van medicatie en hulpmiddelen. Kan de Minister
toelichten wat de stand van zaken is met betrekking tot de invoer, het vervoer en
de distributie van beschermende hulpmiddelen in verschillende lidstaten? Welke tekorten
van hulpmiddelen en medicatie spelen er op dit moment in de verschillende lidstaten
en welke maatregelen voor het opvangen van deze tekorten worden er op Europees vlak
genomen?
De Europese Commissie heeft op 3 april 2020 richtsnoeren gepresenteerd voor EU-noodhulp
voor grensoverschrijdende samenwerking in de gezondheidszorg met betrekking tot de
COVID-19 crisis. De leden van de VVD-fractie zien dat er op heel veel punten goed
samengewerkt wordt tussen de verschillende lidstaten. Onder andere waarderen zij de
opvang van Nederlandse coronapatiënten door Duitse ziekenhuizen ten zeerste. Deze
leden vragen hoe de richtsnoeren tot nu toe door de verschillende lidstaten worden
opgepakt en waar er zich reeds knelpunten hebben voorgedaan. Wat wordt er gedaan om
deze knelpunten zo goed mogelijk op te lossen?
Genoemde leden vragen tevens hoe de informatievoorziening over grensoverschrijdende
gezondheidszorgkosten en grensoverschrijdende patiëntenmobiliteit verloopt. Is hierover
reeds voldoende informatie beschikbaar voor de zorgverleners, zorgverzekeraars, patiënten
en andere betrokkenen?
Voorts hebben deze leden kennisgenomen van het voorstel dat is ingediend bij de Wereldgezondheidsorganisatie
(WHO) voor het creëren van een patent pool. Kan de Minister toelichten hoe dit voorstel
binnen EU-verband wordt beoordeeld?
De European Data Protection Supervisor (EDPS) werkt samen met andere Europese Instituties aan maatregelen om de coronacrisis
het hoofd te bieden. Daarbij pleiten zij voor één Europese app, bedoeld om de verspreiding
van het coronavirus te volgen met behulp van data. In veel lidstaten wordt er op dit
moment gewerkt aan dergelijke apps, ingezet op nationaal niveau. Hoe verhoudt het
voorstel van de EDPS zich tot deze ontwikkelingen? Mocht de Europees gecoördineerde
app doorgang vinden, kunnen individuele lidstaten dan alsnog ervoor kiezen enkel de
in het desbetreffende land ontwikkelde app te gebruiken?
De leden van de VVD-fractie lezen dat op 9 april de Europese Commissie richtsnoeren
voor een optimaal en rationeel gebruik van geneesmiddelen tijdens de COVID-19 uitbraak
heeft gepresenteerd. In de richtsnoeren wordt onder andere benadrukt dat de nationale
autoriteiten het optimale gebruik van geneesmiddelen in ziekenhuizen moeten bevorderen,
met name door bestaande ziekenhuisprotocollen aan te passen of nieuwe gevalideerde
protocollen vast te stellen om het overmatig gebruik van geneesmiddelen te voorkomen,
alsook door de mogelijkheid te bieden om de vervaldata van geneesmiddelen op te schuiven.
Deze leden vragen met name bij dit laatste punt welke consequenties dit heeft voor
de veiligheid van geneesmiddelen en of deze consequenties ook meegewogen zijn in het
uitvaardigen van de richtsnoeren.
Tevens lezen zij dat de Europese Commissie een uitvoeringsverordening heeft vastgesteld.
Er wordt nu geëist dat de uitvoer van persoonlijke beschermingsmiddelen die bestemd
is voor buiten de EU is onderworpen aan een uitvoervergunning van de lidstaten. De
verordening heeft een beperkte duur van zes maanden. Kan de Minister een appreciatie
geven van de uitvoeringsverordening betreffende de uitvoer van persoonlijke beschermingsmiddelen?
Hoe gaat Nederland invulling geven aan deze uitvoeringsverordening? In hoeverre gaat
dit bijdragen aan de beschikbaarheid van persoonlijke (niet-medische) beschermingsmiddelen
in de EU?
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van het feit dat op 15 april 2020
een informele EU-Gezondheidsraad zal plaatsvinden over de COVD-19 crisis. Deze leden
hebben hier enkele vragen over aan de Minister.
De leden van de CDA-fractie constateren dat de EU afgelopen weken met een groot aantal
voorstellen voor maatregelen is gekomen als respons op de COVID-19 uitbraak. Deze
leden vragen of de Minister kan schetsen in hoeverre er in Europa schaarste is op
het gebied van geneesmiddelen. Om welke geneesmiddelen gaat het met name? In hoeverre
treden deze tekorten reeds in Nederland op? Welke acties onderneemt de EU om deze
tekorten tegen te gaan? Wanneer zal het industry single point of contact (i-SPOC)-systeem, waarmee farmaceutisch bedrijven rechtstreeks aan het Europees Geneesmiddelenbureau
(EMA) rapporteren over verwachte of huidige tekorten aan kritische geneesmiddelen
in het kader van COVID-19 gereed zijn? Is dat systeem alleen bedoeld voor de huidige
coronacrisis, of is dit ook bedoeld voor geneesmiddelentekorten in het algemeen? Wat
is ten slotte de stand van zaken van het al vorig jaar ondernomen initiatief om de
productie van (grondstoffen van) geneesmiddelen weer terug naar Europa te halen zodat
we minder afhankelijk zouden zijn van landen als China en India?
De leden van de CDA-fractie vragen welke initiatieven de EU onderneemt en/of ondersteunt
om een vaccin te ontwikkelen. Nederland draagt bijvoorbeeld minimaal tien miljoen
euro bij aan de Coalition for Epidemic Preparedness Innovations (CEPI). Wat draagt de EU bij in dit specifieke initiatief? Welke randvoorwaarden stelt
de EU aan steun voor initiatieven voor vaccinontwikkeling? Wordt bijvoorbeeld geëist
dat als een vaccin eenmaal ontwikkeld is, dat die dan tegen een maatschappelijk verantwoorde
(en transparante) prijs wordt aangeboden? Op de website van de Europese Commissie
lezen de leden van de CDA-fractie dat de Commissie begin maart zeventien projecten
heeft gelanceerd die in totaal 47,5 miljoen euro hebben gekregen uit het Horizon 2020
programma.2 Deze leden lezen daarbij dat voor ieder project een bepaald aantal landen als partner
is aangesloten.3 De leden van de CDA-fractie vragen de Minister om aan te geven waarom Nederland slechts
bij negen van deze initiatieven is aangesloten. Kan de Minister van de overige projecten
aangeven waarom Nederland daar niet bij is aangesloten? Kan de Minister aangeven of
deze projecten publiek-private samenwerkingen zijn, waarbij ook samengewerkt wordt
met multinationals die ook met vaccinontwikkeling bezig zijn? Of zijn dit projecten
die enkel en alleen bij universiteiten en/of academische ziekenhuizen zijn aangesloten?
Twee van de projecten die in het kader van het Horizon 2020 programma zijn gestart
betreffen de ontwikkeling van vaccinaties (OPENCORONA en Prevent-nCoV). De leden van
de CDA-fractie vragen hoe deze projecten zich verhouden tot de eerder genoemde CEPI.
Zijn deze projecten daar onderdeel van, of wordt er op enige wijze samengewerkt met
de CEPI?
Op 1 april jl. meldde de Europese Commissie in een persbericht dat wetenschappers
van de Europese Commissie (Joint Research Centre) nieuw controlemateriaal hebben ontworpen dat laboratoria kunnen gebruiken om de
correcte werking van hun coronavirus-tests te controleren om zo valse negatieve uitslagen
te voorkomen.4 De leden van de CDA-fractie vragen of Nederland beschikt over het controlemateriaal
dat door het Joint Research Centre van de Europese Commissie is ontwikkeld om coronavirus-tests te controleren.
De leden van de CDA-fractie vragen of de EU onderzoek ondersteunt naar de vraag in
hoeverre er immuniteit wordt opgebouwd als iemand COVID-19 heeft gehad. Wordt er tevens
onderzoek gedaan naar de vraag of mensen die de ziekte in milde vorm doormaken, vervolgens
minder antistoffen aanmaken? Wordt er onderzoek gedaan naar de vraag of dit vervolgens
komt doordat het aangeboren afweersysteem bij deze personen beter functioneert bij
Sars-CoV-2 dan bij anderen?
Het Europees Centrum voor ziektepreventie en -bestrijding (ECDC) houdt statistieken
bij van de meest actuele cijfers rondom besmettingen en gevallen van overlijden. De
leden van de CDA-fractie vragen op basis van welke cijfers het ECDC dit bijhoudt.
In hoeverre zijn die cijfers onderling te vergelijken tussen (Europese) landen?
Op 3 april jl. heeft de Europese Commissie een voorstel tot aanpassing van de verordening
medische hulpmiddelen (Medical Device Regulation (MDR)) gedaan, waarbij vanwege de coronacrisis de uitvoering van de MDR met een jaar
wordt uitgesteld.5 Dit betekent onder andere ook een vertraging voor de European Databank on Medical Devices (EUDAMED) van een jaar. De leden van de CDA-fractie vragen of Nederland van plan
is in te stemmen met dit voorstel voor het vertragen van de inwerkingtreding van de
verordening medische hulpmiddelen. Oproepen tot het uitstellen van de datum van 26 mei
2020 begonnen immers reeds in juni 2019. Ook gaf de Commissie in november 2019 al
aan dat er vertraging werd opgelopen met EUDAMED. Kan de Minister aangeven in hoeverre
de vertraging daadwerkelijk is gelinkt aan de coronacrisis? De leden van de CDA-fractie
vragen tevens waarom uitstel van de MDR betekent dat ook EUDAMED uitgesteld moet worden.
Kan EUDAMED niet alvast met gegevens gevuld worden die wel al beschikbaar zijn?
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie zijn van mening dat goede Europese samenwerking op het
gebied van gezondheidszorg onmisbaar is bij deze coronacrisis. Zij hebben kennisgenomen
van de mogelijkheid tot schriftelijke inbreng in voorbereiding op de informele EU-Gezondheidsraad
over de COVID-19 crisis van 15 april 2020 en willen de Minister nog vragen stellen
en enkele punten meegeven.
De leden van de D66-fractie vragen de Minister om een duidelijk standpunt in te nemen
op het gebied van solidariteit richting zijn Europese ambtgenoten en specifiek op
het gebied van uitwisselen van COVID-19-patiënten, apparatuur, beschermingsmiddelen,
kennis en medicatie, waarbij rekening wordt gehouden met de huidige capaciteit in
Nederland.
De leden van de D66-fractie achten goede Europese afspraken essentieel om geneesmiddelentekorten
als gevolg van de coronacrisis te voorkomen of zoveel mogelijk te beperken. Zo moeten
onderlinge handelsbarrières zoveel mogelijk worden voorkomen. Als lidstaten individueel
exportverboden voor geneesmiddelen instellen, zal dit over en weer leiden tot tekorten
bij verschillende geneesmiddelen. Ook bij de inkoop van geneesmiddelen die buiten
Europa worden geproduceerd, hoofdzakelijk in China en India, is het volgens de genoemde
leden van belang dat lidstaten in nauw contact staan en uitwisselen wie waar welke
aantallen geneesmiddelen echt nodig heeft. Onderschrijft de Minister net als genoemde
leden de urgentie van tijdige, goede Europese afspraken? Heeft de Minister het idee
dat op dat vlak voldoende progressie wordt geboekt? Welke voorstellen wil de Minister
concreet tijdens de EU-Gezondheidsraad inbrengen om gezamenlijk geneesmiddelentekorten
tegen te gaan?
De leden van de D66-fractie kregen tijdens het debat rondom de ontwikkelingen van
het coronavirus op 12 maart 2020 te horen van de Minister dat «het al een hele kluif
is om één lijn te trekken bij de gezamenlijke aanschaf van beschermingsmiddelen».
Deze leden vragen de Minister wat de laatste stand van zaken is rondom de gezamenlijke
aanschaf van beschermingsmiddelen op Europees niveau. Gaat dit beter dan een maand
geleden? Zo ja, waarom? Zo nee, waar loopt het nog niet goed? Is er een verschil in
het aantal beschermingsmiddelen tussen Europese landen of is het tekort in Nederland
vergelijkbaar met andere Europese landen? Is er een toegevoegde waarde in het Europees
aanschaffen van beschermingsmiddelen of is dit met name een nationale aangelegenheid
waarbij elk lidstaat genoodzaakt is zelf bestellingen te plaatsen buiten Europa? Is
er productie van beschermingsmiddelen binnen Europa waar andere lidstaten, inclusief
Nederland, van kunnen profiteren? Kan de Minister erop aandringen vooral op Europees
niveau samen te werken op het verkrijgen van genoeg beschermingsmateriaal binnen Europa?
De leden van de D66-fractie lezen in de brief van de Minister d.d. 25 maart 20206 dat er in Europees verband van gedachten is gewisseld over de wijze van testen in
de verschillende lidstaten. Deze leden constateren dat er een verschillend testbeleid
is tussen de verschillende landen, met name ten gevolgen van het verschil in capaciteit.
Kan de Minister aangeven op welke wijze er samen wordt gewerkt aan het vergroten van
het testcapaciteit binnen Europa en hoe Nederland daarvan kan profiteren? Kan de Minister
aangeven wat het verschil is in het aantal tests per dag, per honderdduizend inwoners?
Indien er een verschil is tussen Europese landen, kan de Minister dan verklaren waarom
dit verschil er is? Kan de Minister tijdens de EU-Gezondheidsraad pleiten voor betere
samenwerking op het gebied van uitwisselen van testmateriaal, kennis over de wijze
van testen en het gebruiken van andere Europese laboratoria zodat in Nederland de
testcapaciteit kan worden vergroot?
De leden van de D66-fractie lezen in de brief van de Minister d.d. 7 april 20207 dat hij ten minste tien miljoen euro beschikbaar stelt aan de Coalition for Epidemic Preparedness Innovations (CEPI), de mondiale alliantie voor de financiering en coördinatie van vaccinontwikkeling
onder meer op het gebied van COVID-19. Deze leden zijn verheugd met het feit dat de
Minister na enige tijd heeft besloten aan CEPI bij te dragen. Deze crisis vraagt immers
om internationale samenwerking. Genoemde leden zijn benieuwd hoe deze bijdrage zich
verhoudt tot de bijdrage van de verschillende andere landen. Hoeveel dragen deze landen
individueel bij? Deze leden begrijpen dat er in totaal een financieringsbehoefte bestaat
van tussen de 1,5–2 miljard USD. Hoeveel geld is nog benodigd om in deze financieringsbehoefte
te voorzien? Voert de Minister in dat kader momenteel nog overleg met CEPI en andere
deelnemende landen over een aanvullende bijdrage? In welke mate kunnen de investeringen
in CEPI volgens de Minister bijdragen aan de betaalbaarheid en toegankelijkheid van
te ontwikkelen medicijnen en vaccins? Is de Minister bereid het belang van extra investeringen
in deze internationale samenwerking tijdens de EU-Gezondheidsraad te adresseren? De
leden van de D66-fractie lazen voorts met enige zorgen het bericht dat het hoofd van
de European Research Council, Mauro Ferrari, ontslag heeft genomen omdat hij teleurgesteld is in de Europese reactie
op COVID-19. In zijn statement schreef hij onder andere over de afwezigheid van coördinatie
van het gezondheidszorgbeleid, verzet tegen initiatieven voor samenhangende financiële
steun en de marginale schaal van synergetische wetenschappelijke initiatieven. Hoe
beoordeelt de Minister dit statement? Deelt hij met de leden van de D66-fractie de
mening dat een sterkere gezamenlijke Europese aanpak op de voornoemde terreinen van
fundamenteel belang is in de bestrijding van het coronavirus? Zo ja, welke voorstellen
is de Minister van plan daartoe te doen tijdens de EU-Gezondheidsraad?
De leden van de D66-fractie constateren dat virusverspreidingen niet stoppen bij de
grenzen en dat de ECDC vooral een rol heeft in het slechts verzamelen van informatie
en het verspreiden onder de lidstaten. Daarnaast hebben deze leden vernomen dat op
17 maart 2020 ook een advisory panel on COVID-19 is gestart om de Europese Commissie te adviseren over het in te zetten beleid.8 Kan de Minister aangeven op welke wijze deze adviesgroep op dit moment bijdraagt
aan de Europese coördinatie? Is de Minister van mening dat het starten van een dergelijke
adviesgroep een signaal is dat meer Europese coördinatie en beleidsbepaling gewenst
is ten tijde van een pandemie, en dat dit op vergelijkbare wijze dient te zijn zoals
het Nederlandse Outbreak Management Team (OMT) de Nederlandse regering beleidsmatig
adviseert? Mocht verdere Europese coördinatie op dit moment niet mogelijk zijn, is
de Minister dan bereid te onderzoeken of in de nabije toekomst de ECDC meer taken
kan krijgen op Europees niveau die vergelijkbaar zijn met de taken zoals het Rijksinstituut
voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) die nu heeft in Nederland? Kan de Minister tijdens
de EU-Gezondheidsraad op 15 april 2020 de ambities uitspreken voor meer Europese coördinatie
en doorzettingsmacht?
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie
De leden van de PvdA-fractie hebben enkele vragen ter voorbereiding voor de ingelaste
EU-Gezondheidsraad die in het teken zal staan van de verordening Medische hulpmiddelen
en COVID-19. Deze leden hebben enkele zorgen die zij graag opgehelderd zien.
Ten eerste: is de Minister voornemens om in te stemmen met het voorstel voor het vertragen
van de inwerkingtreding van de verordening medische hulpmiddelen? Ten tweede: kan
de Minister een duidelijk overzicht bieden van de reden van vertraging en uitsluitsel
over de mate waarin deze daadwerkelijk gelinkt is aan de coronacrisis? Hoe reflecteert
de Minister daarbij op het feit dat de eerste oproepen tot uitstellen na 26 mei 2020
reeds begonnen in juni 2019? Wat betekent een jaar uitstel voor de veiligheid van
hulpmiddelen voor patiënten?
De leden van de PvdA-fractie vragen de Minister hoe zal worden voorkomen dat fabrikanten
nu alsnog nieuwe middelen op de markt brengen die dan tot 26 mei 2025 niet aan de
nieuwe strengere regels hoeven te voldoen. Waarom wordt in artikel 120 onder b in
het vierde lid de oorspronkelijke datum 26 mei 2020 niet gehandhaafd? Kan Nederland
dit artikel amenderen?
Genoemde leden zouden graag een duidelijk overzicht krijgen over de betekenis van
een jaar uitstel voor respectievelijk de procedure en het gemak waarmee een fabrikant
een hulpmiddel op de markt kan brengen, de controle en monitoring op dat nieuwe hulpmiddel
vooraf en tijdens gebruik, de mogelijkheid voor een fabrikant om een ondeugdelijk
hulpmiddel op de markt te brengen en de mogelijkheid voor de fabrikant om meer (en
makkelijker) winst te maken dan met de nieuwe regels mogelijk zou zijn geweest.
Tevens willen de leden van de PvdA-fractie hun zorgen uiten over het mogelijke voordeel
dat fabrikanten krijgen door deze vertraging. Door welke (vertegenwoordigers van)
bedrijven van medische hulpmiddelen is bij de leden van de EU-Gezondheidsraad gelobbyd
voor uitstel? Hoe is hiervoor gelobbyd? Is ook de Nederlandse Minister voor Medische
Zorg benaderd? Zo ja, hoe, door wie en wanneer?
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie constateren dat er veel ontwikkelingen omtrent het coronavirus
zijn geweest sinds de laatste EU-Gezondheidsraad. Zij vragen dan ook om een duidelijk
overzicht van de inspanningen op dit gebied van de Minister op Europees niveau. Worden
er ook via EU gelden bijgedragen aan het onderzoek van de CEPI? Welke gezamenlijke
inspanningen zijn er voor het bemachtigen van testmaterialen, beschermingsmiddelen
voor zorgpersoneel alsook van geneesmiddelen in geval van tekorten? Op welke manier
vindt in Europees verband de samenwerking voor de productie van deze middelen plaats,
om te voorkomen dat landen elkaar gaan beconcurreren? Wordt er ook gepraat over in
EU-verband aansluiten bij de wereldwijde patentpool van de Wereldgezondheidsorganisatie?
Zo ja, hoe staat het hiermee? Zo nee, wat houdt de EU tegen? Kan de Minister preciseren
welke rol de EU hierin kan spelen?
De leden van de SP-fractie constateren dat het in Nederland gevestigde EMA sinds gisteren
een Covid Taskforce (COVID-ETF) in het leven heeft geroepen.9 Zij zullen coördineren en faciliteren. Kan verduidelijkt worden wat zij lidstaten
precies kunnen bieden en hoe dit zich verhoudt tot andere initiatieven?
De leden van de SP-fractie constateren dat het RescEU fonds een belangrijke rol speelt
in de verdeling van medische middelen over de EU en reserves aanlegt. Zij vragen zich
af of dit snel genoeg gebeurt, gezien de nood erg hoog is. Hoe wordt geregeld welke
lidstaten wat nodig hebben? Deze leden vragen in dit licht eveneens om een toelichting
op het vertrek van het hoofd van de Onderzoeksraad van de EU, Mauro Ferrari. Als motivatie
voor zijn vroegtijdige vertrek noemde hij de frustrerende Europese bureaucratie terwijl
er haast is geboden vanwege de crisis. Genoemde leden vragen om een toelichting op
deze woorden, waar hier precies op gedoeld wordt en hoe de Nederlandse Minister hierin
staat.
De leden van de SP-fractie constateren dat lidstaten informatie hebben uitgewisseld
over hun inzet op het terrein van leveringszekerheid van geneesmiddelen. Kan de Minister
melden wat is gedeeld over de Nederlandse benadering alsook over die van andere lidstaten?
Welke (dreigende) medicijntekorten spelen er op EU-breed niveau alsook op verschillende
plekken in de EU? Wat betekent een tekort elders in de EU voor Nederland? Waar zal
de Europese samenwerking uit bestaan in het geval van een tekort? Hoe staat het met
de productiecapaciteit voor geneesmiddelen in Europa? Zijn er fabrieken waarop Nederland
een beroep kan doen en kunnen lidstaten ook een beroep doen op de capaciteit in Nederland?
De leden van de SP-fractie constateren dat de Commissie openbare aanbestedingen heeft
gelanceerd op het gebied van mondkapjes, handschoenen, beschermende kleding en diagnostische
middelen om bij te dragen aan testcapaciteit en ademhalingsapparatuur en dat deze
Europese activiteiten aanvullend zijn op de acties die Nederland zelf onderneemt.
Kan de Minister toelichten wat deze tot nu toe opleveren en hoe wordt gewaarborgd
dat solidair wordt opgetreden tussen lidstaten? Waarom is hier voor een openbare aanbesteding
met de nodige vertraging gekozen? Hoe worden fabrikanten geselecteerd? Deze leden
stellen dat de markt niet heilig is en vragen of de Minister de mening deelt dat het
beter is deze regels opzij te zetten. Welke instrumenten zijn er op EU-niveau en in
andere EU-lidstaten vergelijkbaar met dwanglicenties en/of vorderingen en hoe zou
Nederland hiervan kunnen profiteren? Wordt er in andere lidstaten gebruik gemaakt
van deze noodinstrumenten en welke productiecapaciteit bestaat er elders in de EU?
II. Reactie van de Minister
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
1. noodsteuninstrument (COM(2020)175)?10 Hoe staan de andere lidstaten tegenover het voorstel voor het noodsteuninstrument?
Voorts vragen genoemde leden hoe besluiten worden genomen over welke lidstaten en
acties financiering ontvangen uit dit instrument. Hoe wordt er gezorgd voor een eerlijke
verdeling? Wat is de precieze rol hierbij van de lidstaten?
Antwoord:
Voor de appreciatie van het voorstel tot een noodsteuninstrument via het Union Civil
Protection Mechanism (UCPM) verwijs ik u naar de brief van de Minister van Buitenlandse
Zaken van 6 april jl.11
2. De leden van de VVD-fractie vinden het van belang dat er blijvende aandacht wordt
gevraagd voor de leveringszekerheid van medicatie en hulpmiddelen. Kan de Minister
toelichten wat de stand van zaken is met betrekking tot de invoer, het vervoer en
de distributie van beschermende hulpmiddelen in verschillende lidstaten? Welke tekorten
van hulpmiddelen en medicatie spelen er op dit moment in de verschillende lidstaten
en welke maatregelen voor het opvangen van deze tekorten worden er op Europees vlak
genomen?
Antwoord:
Voor het antwoord op deze vragen verwijs ik uw Kamer naar de uitgebreide uiteenzetting
die de Minister voor Medische Zorg uw Kamer op 26 maart jl. deed toekomen en de aanvullende
brieven over de stand van zaken Covid-19 die uw Kamer op 31 maart, 7 april en 15 april
jl. ontving. (Kamerstuk 25 295, nrs. 200, 219 en 249)
3. De Europese Commissie heeft op 3 april 2020 richtsnoeren gepresenteerd voor EU-noodhulp
voor grensoverschrijdende samenwerking in de gezondheidszorg met betrekking tot de
COVID-19 crisis. De leden van de VVD-fractie zien dat er op heel veel punten goed
samengewerkt wordt tussen de verschillende lidstaten. Onder andere waarderen zij de
opvang van Nederlandse coronapatiënten door Duitse ziekenhuizen ten zeerste. Deze
leden vragen hoe de richtsnoeren tot nu toe door de verschillende lidstaten worden
opgepakt en waar er zich reeds knelpunten hebben voorgedaan. Wat wordt er gedaan om
deze knelpunten zo goed mogelijk op te lossen?
Antwoord:
Nederland werkt intensief samen met de buurlanden op de opgaven die samenhangen met
de COVID-19 crisis. Dit gebeurt onder meer via de Taskforce Grensoverschrijdende samenwerking
Corona, waaraan de Duitse deelstaten Noordrijn-Westfalen en Nedersaksen, België en
Nederland deelnemen. In dit overleg kunnen alle aspecten worden ingebracht die ook
in de richtsnoeren van de Europese Commissie zijn opgenomen. Tot op heden hebben zich
hierop geen knelpunten voorgedaan. Overigens worden in dit overleg niet alleen gezondheidsgerelateerde
opgaven besproken, maar ook zaken als grensoverschrijdende vervoersbewegingen, veiligheid,
maatregelen rond de grens, etc.
4. Genoemde leden vragen tevens hoe de informatievoorziening over grensoverschrijdende
gezondheidszorgkosten en grensoverschrijdende patiëntenmobiliteit verloopt. Is hierover
reeds voldoende informatie beschikbaar voor de zorgverleners, zorgverzekeraars, patiënten
en andere betrokkenen?
Antwoord:
Met Zorgverzekeraars Nederland (ZN) is afgesproken dat de zorgverzekeraars alle kosten
die samenhangen met de grensoverschrijdende gezondheidszorg en met grensoverschrijdende
patiëntenmobiliteit voor de behandeling van COVID-19 voor hun rekening nemen. Deze
afspraak is te vinden op de website van ZN. Ook met Nedersaksen en Noordrijn-Westfalen,
de twee Duitse deelstaten die grenzen aan Nederland en waar tot nu toe tientallen
Nederlandse Corona-patiënten naar toe zijn gebracht, zijn hierover afspraken gemaakt.
Het Landelijk Centrum Patiënten Spreiding fungeert als aanspreekpunt voor alle vragen
die samenhangen met grensoverschrijdende zorg omtrent Corona. Ook de voorzitters van
de Regionale Overleggen Acute Zorg die grenzen aan Duitsland zijn hierover geïnformeerd.
5. Voorts hebben deze leden kennisgenomen van het voorstel dat is ingediend bij de
Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) voor het creëren van een patent pool. Kan de Minister
toelichten hoe dit voorstel binnen EU-verband wordt beoordeeld?
Antwoord:
Zoals 8 april jongstleden in de gewijzigde motie van het lid Ellemeet c.s. over het
opzetten van een wereldwijde COVID-19 pool (Kamerstuk
25 295, nr. 241
) is gevraagd, zal de regering voorafgaand, en tijdens, de jaarlijkse vergadering
van de WHO leiderschap tonen en zich expliciet uitspreken voor zo’n wereldwijde COVID-19
pool en de WHO hierbij actief steunen. Ook in EU verband zal Nederland dit voorstel
actief steunen.
6. De European Data Protection Supervisor (EDPS) werkt samen met andere Europese Instituties aan maatregelen om de coronacrisis
het hoofd te bieden. Daarbij pleiten zij voor één Europese app, bedoeld om de verspreiding
van het coronavirus te volgen met behulp van data. In veel lidstaten wordt er op dit
moment gewerkt aan dergelijke apps, ingezet op nationaal niveau. Hoe verhoudt het
voorstel van de EDPS zich tot deze ontwikkelingen? Mocht de Europees gecoördineerde
app doorgang vinden, kunnen individuele lidstaten dan alsnog ervoor kiezen enkel de
in het desbetreffende land ontwikkelde app te gebruiken?
Antwoord:
De Europese Commissie is niet voornemens om één Europese app voor te stellen. Wat
zij wel doen is gezamenlijk met de lidstaten algemene principes overeenkomen die als
handleiding kunnen dienen bij het ontwikkelen, selecteren en uitrollen van COVID-19
apps. Het doel hierbij is de nationale ontwikkelingen zoveel mogelijk te stroomlijnen
en op elkaar af te stemmen. Dit wordt vastgelegd in de zogenoemde Toolbox die afgelopen
vrijdag 17 april jl. werd vastgesteld door de Europese Commissie in samenwerking met
de lidstaten in het E-health network. Belangrijke aspecten daarin zijn privacy, informatiebeveiliging
maar ook grensoverschrijdende interoperabiliteit.
7. De leden van de VVD-fractie lezen dat op 9 april de Europese Commissie richtsnoeren
voor een optimaal en rationeel gebruik van geneesmiddelen tijdens de COVID-19 uitbraak
heeft gepresenteerd. In de richtsnoeren wordt onder andere benadrukt dat de nationale
autoriteiten het optimale gebruik van geneesmiddelen in ziekenhuizen moeten bevorderen,
met name door bestaande ziekenhuisprotocollen aan te passen of nieuwe gevalideerde
protocollen vast te stellen om het overmatig gebruik van geneesmiddelen te voorkomen,
alsook door de mogelijkheid te bieden om de vervaldata van geneesmiddelen op te schuiven.
Deze leden vragen met name bij dit laatste punt welke consequenties dit heeft voor
de veiligheid van geneesmiddelen en of deze consequenties ook meegewogen zijn in het
uitvaardigen van de richtsnoeren.
Antwoord:
In mijn brief aan uw Kamer van 15 april jl. over de ontwikkelingen inzake Covid-1912 heb ik een appreciatie gegeven van de op 9 april door de Europese Commissie gepubliceerde
richtsnoeren voor een optimaal en rationeel gebruik van geneesmiddelen tijdens de
Covid-19 uitbraak. De Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd ziet toe op de veiligheid
en kwaliteit van geneesmiddelen. In het richtsnoer is duidelijk aangegeven (punt c,
bladzijde 4) dat indien nodig het verlengen van de houdbaarheidsdatum moet worden
versneld, zolang de kwaliteit is gewaarborgd.
8. Tevens lezen zij dat de Europese Commissie een uitvoeringsverordening heeft vastgesteld.
Er wordt nu geëist dat de uitvoer van persoonlijke beschermingsmiddelen die bestemd
is voor buiten de EU is onderworpen aan een uitvoervergunning van de lidstaten. De
verordening heeft een beperkte duur van zes maanden. Kan de Minister een appreciatie
geven van de uitvoeringsverordening betreffende de uitvoer van persoonlijke beschermingsmiddelen?
Hoe gaat Nederland invulling geven aan deze uitvoeringsverordening? In hoeverre gaat
dit bijdragen aan de beschikbaarheid van persoonlijke (niet-medische) beschermingsmiddelen
in de EU?
Antwoord:
In de bijlage bij de Kamerbrief over het noodpakket lonen en economie van 17 maart
jl.(Kamerstuk 35 420, nr. 2) is een appreciatie gegeven van genoemde uitvoeringsverordening van de Europese Commissie
(EC) die op 14 maart jl. werd ingesteld voor de duur van zes weken. In Nederland is
de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) aangewezen als bevoegde autoriteit om
op de vergunningaanvragen te beslissen. De IGJ werkt hierbij samen met de Centrale
Dienst In- en Uitvoer (CDIU), onderdeel van de Douane. Nu er een tekort aan persoonlijke
beschermingsmiddelen is, zal de IGJ in beginsel geen exportvergunning afgeven.
Inmiddels heeft het vrijwaringscomité ingestemd met een nieuwe uitvoeringsverordening
van de Europese Commissie. Hiermee wordt het ingestelde exportautorisatieregime voor
mondneusmaskers, beschermende kleding en beschermende brillen naar landen buiten de
Europese Unie, inclusief de overzeese gebieden en naar de EVA-landen, de westelijke
Balkanlanden, Heligoland en Gibraltar, met ingang van 27 april a.s. met 30 dagen verlengd.
De uitvoeringverordening geeft Nederland en de EU de tijd om de toevoer en eigen productie
te versterken zonder dat er (weder-)uitvoer van deze producten plaatsvindt. Nederland
pleit hierbij ook om de handel binnen de EU in medische producten niet te belemmeren.
Daarnaast roept Nederland de EC op de bevoorrading van persoonlijke beschermingsmiddelen
op de Europese markt nauwgezet te monitoren.
Nederland is voorstander van open waardeketens omdat deze een belangrijke rol spelen
bij de bevoorrading van gezondheidsstelsels en de verdeling van medische hulpmiddelen
en -producten. Het kabinet pleit daarom voor proportionele maatregelen die in tijd
en reikwijdte zo beperkt mogelijk zijn om verstoring van de toelevering van grondstoffen
en andere medische producten uit derde landen zoveel mogelijk te beperken.
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
9. De leden van de CDA-fractie vragen of de Minister kan schetsen in hoeverre er in
Europa schaarste is op het gebied van geneesmiddelen. Om welke geneesmiddelen gaat
het met name? In hoeverre treden deze tekorten reeds in Nederland op? Welke acties
onderneemt de EU om deze tekorten tegen te gaan? Wanneer zal het industry single point of contact (i-SPOC)-systeem, waarmee farmaceutisch bedrijven rechtstreeks aan het Europees Geneesmiddelenbureau
(EMA) rapporteren over verwachte of huidige tekorten aan kritische geneesmiddelen
in het kader van COVID-19 gereed zijn? Is dat systeem alleen bedoeld voor de huidige
coronacrisis, of is dit ook bedoeld voor geneesmiddelentekorten in het algemeen?
Antwoord:
Het gaat vooral om geneesmiddelen die gebruikt worden voor de behandeling van patiënten
met COVID-19 op de Intensive Care. Het Landelijk Coördinatiecentrum Geneesmiddelen
(LCG) houdt de beschikbaarheid nauwlettend in de gaten. Op basis van de laatste rapportage
van maandag 20 april jl. van het LCG stelt het LCG dat (voor alle vier de categorieën
essentiële IC-medicatie op dit moment gemiddeld voldoende voorraden zijn (> 14 dagen).
Het I-SPOC netwerk is per 17 april 2020 actief I-SPOC is een rapportagekanaal voor
de farmaceutische industrie naar EMA en is exclusief gericht op verwachte of huidige
tekorten van kritische COVID-19 gerelateerde geneesmiddelen. Firma’s moeten verwachte
leveringsproblemen ook blijven melden bij de nationale autoriteiten, zoals in Nederland
bij het Meldpunt Geneesmiddelentekorten.
10. Wat is ten slotte de stand van zaken van het al vorig jaar ondernomen initiatief
om de productie van (grondstoffen van) geneesmiddelen weer terug naar Europa te halen
zodat we minder afhankelijk zouden zijn van landen als China en India?
Antwoord:
De Europese Commissie is momenteel bezig met een analyse ten aanzien van geneesmiddelentekorten
en er zal een plan gemaakt worden om te bewerkstelligen dat de Europese Unie minder
afhankelijk wordt van derde landen voor de leveringszekerheid van geneesmiddelen.
Daarbij wordt gedacht om de productie van geneesmiddelen meer terug naar Europa te
halen. De Europese Commissie is zich terdege bewust van de urgentie van deze problematiek,
mede door de coronacrisis en neemt dit ter hand. Daarnaast zal ik ook uitvoering geven
aan de motie van de leden Marijnissen en Pieter Heerma (Kamerstuk
25 295, nr. 255
) om een voorstel aan de Tweede Kamer voor te leggen.
11. De leden van de CDA-fractie vragen welke initiatieven de EU onderneemt en/of ondersteunt
om een vaccin te ontwikkelen. Nederland draagt bijvoorbeeld minimaal tien miljoen
euro bij aan de Coalition for Epidemic Preparedness Innovations (CEPI). Wat draagt de EU bij in dit specifieke initiatief? Welke randvoorwaarden
stelt de EU aan steun voor initiatieven voor vaccinontwikkeling? Wordt bijvoorbeeld
geëist dat als een vaccin eenmaal ontwikkeld is, dat die dan tegen een maatschappelijk
verantwoorde (en transparante) prijs wordt aangeboden? Op de website van de Europese
Commissie lezen de leden van de CDA-fractie dat de Commissie begin maart zeventien
projecten heeft gelanceerd die in totaal 47,5 miljoen euro hebben gekregen uit het
Horizon 2020 programma.13 Deze leden lezen daarbij dat voor ieder project een bepaald aantal landen als partner
is aangesloten.14 De leden van de CDA-fractie vragen de Minister om aan te geven waarom Nederland slechts
bij negen van deze initiatieven is aangesloten. Kan de Minister van de overige projecten
aangeven waarom Nederland daar niet bij is aangesloten? Kan de Minister aangeven of
deze projecten publiek-private samenwerkingen zijn, waarbij ook samengewerkt wordt
met multinationals die ook met vaccinontwikkeling bezig zijn? Of zijn dit projecten
die enkel en alleen bij universiteiten en/of academische ziekenhuizen zijn aangesloten?
Twee van de projecten die in het kader van het Horizon 2020 programma zijn gestart
betreffen de ontwikkeling van vaccinaties (OPENCORONA en Prevent-nCoV). De leden van
de CDA-fractie vragen hoe deze projecten zich verhouden tot de eerder genoemde CEPI.
Zijn deze projecten daar onderdeel van, of wordt er op enige wijze samengewerkt met
de CEPI?
Antwoord:
Voor het antwoord op deze vragen aangaande de Coalition for Epidemic Preparedness
Innovations (CEPI) verwijs ik u naar mijn brief aan uw Kamer van 15 april. jl.15
Horizon 2020 is een competitie-gedreven programma van de Europese Commissie om onderzoek
en innovatie te financieren op basis van de criteria excellentie en impact. De Europese
Commissie heeft onder Horizon 2020 een zogenaamde emergency funding action for coronavirus
SARS-CoV-2 outbreak georganiseerd. Internationale consortia van bedrijven, kennisinstellingen
en overheden konden hierop intekenen, op basis van hun specifieke expertise. De geselecteerde
projecten scoorden het hoogst op de criteria excellentie en impact. Geografische spreiding
is geen criterium, de projecten die het meest excellent zijn en daarmee zorgen voor
de beste oplossingen worden gefinancierd. Vanuit Nederland is heeft het onderzoeksveld
niet alleen breed ingeschreven, er is tevens bovengemiddeld veel toegekend (7,5 mln
euro, waarmee de slaagkans van Nederlandse partijen op ruim 56% lag ten opzichte van
een gemiddelde slaagkans van bijna 24%, in totaal 12% van de deelnemers in de toegekende
projecten komt uit Nederland). Grote multinationals hebben (op één na) niet inschreven
op deze call, zij kozen merendeels voor de route van het Innovative Medicines Initiative
onder Horizon2020. Overigens blijken de huidige koplopers in de ontwikkeling voornamelijk
kleinere bedrijven.16 De Horizon2020-call liep tot 12 februari 2020 en was bedoeld om onderzoekscapaciteit
in Europa snel te mobiliseren en te financieren vanuit bestaande financieringsmechanismes.
De Wereldbank en CEPI hebben eind februari 2020 het initiatief genomen tot een COVID-19
Vaccin Development Taskforce die zich richt op de financiering en productie van COVID-19
vaccins voor de wereldbevolking. De coördinatie van de financiering van vaccin-ontwikkeling
en van ideeën voor allocatie van een eventueel (aanvankelijk) beperkt beschikbaar
vaccin is binnen Europa op gang gekomen en zal mondiaal ook intensiveren. CEPI heeft
hierin een belangrijke rol, vandaar ook de substantiële bijdrage aan CEPI.
12. Op 1 april jl. meldde de Europese Commissie in een persbericht dat wetenschappers
van de Europese Commissie (Joint Research Centre) nieuw controlemateriaal hebben ontworpen dat laboratoria kunnen gebruiken om de
correcte werking van hun coronavirus-tests te controleren om zo valse negatieve uitslagen
te voorkomen.17 De leden van de CDA-fractie vragen of Nederland beschikt over het controlemateriaal
dat door het Joint Research Centre van de Europese Commissie is ontwikkeld om coronavirus-tests te controleren.
Antwoord:
Het RIVM heeft het materiaal van het Joint Research Centre (JRC) inmiddels ontvangen
en zal dit alleen gebruiken om een vergelijking te maken met het Nederlandse controlemateriaal.
Met het Nederlandse controlemateriaal wordt al sinds het begin van het uitbreiden
van de testcapaciteit de kwaliteit van de COVID-19 diagnostiek in Nederland gewaarborgd.
Vanaf 17/1 is eerst gebruik gemaakt van SARS 2003 virus controle materiaal uit eigen
collectie en vanaf 26 januari van een positieve SARS-CoV-2 virus controle verstrekt
door het European Virus Archive. Vanaf 9 april is SARS-CoV-2 virus controle materiaal
(intact geïnactiveerd virus) van een Nederlands virus isolaat beschikbaar. Voor de
uitrol van de diagnostiek vanuit het expert centrum RIVM en Erasmus MC zijn kwaliteit
controle panels van gesimuleerde klinische monsters gemaakt om de specificiteit en
sensitiviteit van gebruikte diagnostiek in de laboratoria te controleren.
Het huidige Nederlandse controle materiaal is beter dan het materiaal van JRC omdat
het uitgaat van intact geïnactiveerd virus waarin alle huidige en toekomstige targets
voor moleculaire detectie aanwezig zijn. Intact virus als controle is belangrijk om
ook de kwaliteit te kunnen controleren van het vrijmaken van RNA uit het virus, wat
met klinische monsters eerst moet gebeuren voordat het met een moleculaire methode
gedetecteerd kan worden.
13. De leden van de CDA-fractie vragen of de EU onderzoek ondersteunt naar de vraag
in hoeverre er immuniteit wordt opgebouwd als iemand COVID-19 heeft gehad. Wordt er
tevens onderzoek gedaan naar de vraag of mensen die de ziekte in milde vorm doormaken,
vervolgens minder antistoffen aanmaken? Wordt er onderzoek gedaan naar de vraag of
dit vervolgens komt doordat het aangeboren afweersysteem bij deze personen beter functioneert
bij Sars-CoV-2 dan bij anderen?
Antwoord:
Diverse laboratoria in Nederland en internationaal kijken naar het verband tussen
uitslagen in routine serologie testen en de aanwezigheid van virus neutraliserende
antistoffen. ECDC heeft een platform ingericht waarin data over serologische testen
verkregen in de hele wereld gedeeld worden. Deze gegevens worden geduid door expert
groepen, waarbij ook de WHO aangesloten is. Nederlandse experts maken deel uit van
deze expert groepen. De EC heeft een aantal initiatieven genomen om onderzoek en innovatie
te stimuleren. In hoeverre onderzoek naar bovenstaande specifieke vragen over immuniteit
hierin geadresseerd worden is niet bekend. Wetenschappelijk onderzoek uit de hele
wereld over Covid-19 wordt over het algemeen heel snel openbaar gemaakt zodat nieuwe
inzichten snel breed beschikbaar zijn.
14. Het Europees Centrum voor ziektepreventie en -bestrijding (ECDC) houdt statistieken
bij van de meest actuele cijfers rondom besmettingen en gevallen van overlijden. De
leden van de CDA-fractie vragen op basis van welke cijfers het ECDC dit bijhoudt.
In hoeverre zijn die cijfers onderling te vergelijken tussen (Europese) landen?
Antwoord:
Het Europees Centrum voor ziektepreventie en -bestrijding (ECDC) rapporteert enkel
het aantal bevestigde ziektegevallen en overlijdens die gerapporteerd worden door
de nationale autoriteiten van alle landen. Daarnaast ontvangt de ECDC regelmatig updates
van Europese landen via verschillende platforms en screenen zij diverse websites om
de data zo actueel mogelijk te houden. De gepubliceerde gegevens zijn gekozen op basis
van gegevens die het beste met elkaar te vergelijken zijn. Maar ook bij deze gegevens
moet rekening gehouden worden met een verschil in registratie van overlijden en testbeleid,
bijvoorbeeld in de registratie van overlijden in verpleeghuizen. Hoewel de getallen
uit de verschillende landen niet precies met elkaar te vergelijken zijn, geeft het
overzicht van de ECDC wel een goede indicatie weer van de laatste stand van zaken.
Het RIVM is goed op de hoogte van hoe deze aantallen geïnterpreteerd moet worden wanneer
de cijfers vergeleken worden met omringende Europese landen.
15. Op 3 april jl. heeft de Europese Commissie een voorstel tot aanpassing van de
verordening medische hulpmiddelen (Medical Device Regulation (MDR)) gedaan, waarbij vanwege de coronacrisis de uitvoering van de MDR met een jaar
wordt uitgesteld.18 Dit betekent onder andere ook een vertraging voor de European Databank on Medical Devices (EUDAMED) van een jaar. De leden van de CDA-fractie vragen of Nederland van plan
is in te stemmen met dit voorstel voor het vertragen van de inwerkingtreding van de
verordening medische hulpmiddelen. Oproepen tot het uitstellen van de datum van 26 mei
2020 begonnen immers reeds in juni 2019. Ook gaf de Commissie in november 2019 al
aan dat er vertraging werd opgelopen met EUDAMED. Kan de Minister aangeven in hoeverre
de vertraging daadwerkelijk is gelinkt aan de coronacrisis?
Antwoord:
Nederland vindt het voorstel tot uitstel op zichzelf jammer, maar begrijpelijk gelet
op de huidige wereldwijde crisis. Nederland is goed voorbereid op de komst van de
nieuwe verordeningen, en was tot de uitbraak van de Coronacrisis dan ook geen voorstander
van uitstel, omdat de voorstellen een belangrijke bijdrage leveren aan de verhoging
van de patiëntveiligheid. Eerdere oproepen tot uitstel waren vooral gerelateerd aan
de voortgang van de implementatie, zoals een mogelijk tekort aan notified bodies om
hulpmiddelen te beoordelen en het ontbreken van enkele relevante Europese guidance
documenten. Als gevolg van de Coronacrisis zie ik dat enkele andere lidstaten en andere
betrokken veldpartijen zich in de laatste fase voor toepassing van de verordening
niet goed hebben kunnen voorbereiden. Dit bemoeilijkt onder andere de voortgang in
de aanwijzing van notified bodies in een cruciale fase van de implementatie. Ook de
ziekenhuizen zijn als gevolg van de crisis onvoldoende tijd en capaciteit om zich
voor te bereiden. Nederland vindt het belangrijk dat aan de uitgangspunten en de doelen
van de verordening, zoals verhoging van de patiëntveiligheid, in voldoende mate uitvoering
kan worden gegeven, in heel Europa en dat lukt onder de huidige omstandigheden onvoldoende.
Daarom vind ik uitstel van een jaar proportioneel.
16. De leden van de CDA-fractie vragen tevens waarom uitstel van de MDR betekent dat
ook EUDAMED uitgesteld moet worden. Kan EUDAMED niet alvast met gegevens gevuld worden
die wel al beschikbaar zijn?
Antwoord:
De vertraging van EUDAMED was al voor de Coronacrisis aangekondigd. De Europese Commissie
had toegezegd dat zij de onderdelen van EUDAMED die gereed zijn direct beschikbaar
stellen. Lidstaten kunnen op vrijwillige basis gebruik maken van de onderdelen van
EUDAMED die gereed zijn. Nederland zal er voor pleiten om, ondanks het vermoedelijke
uitstel, vast te houden aan dit principe, zodat EUDAMED alvast kan worden gevuld met
beschikbare gegevens.
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
17. De leden van de D66-fractie achten goede Europese afspraken essentieel om geneesmiddelentekorten
als gevolg van de coronacrisis te voorkomen of zoveel mogelijk te beperken. Zo moeten
onderlinge handelsbarrières zoveel mogelijk worden voorkomen. Als lidstaten individueel
exportverboden voor geneesmiddelen instellen, zal dit over en weer leiden tot tekorten
bij verschillende geneesmiddelen. Ook bij de inkoop van geneesmiddelen die buiten
Europa worden geproduceerd, hoofdzakelijk in China en India, is het volgens de genoemde
leden van belang dat lidstaten in nauw contact staan en uitwisselen wie waar welke
aantallen geneesmiddelen echt nodig heeft. Onderschrijft de Minister net als genoemde
leden de urgentie van tijdige, goede Europese afspraken? Heeft de Minister het idee
dat op dat vlak voldoende progressie wordt geboekt? Welke voorstellen wil de Minister
concreet tijdens de EU-Gezondheidsraad inbrengen om gezamenlijk geneesmiddelentekorten
tegen te gaan?
Antwoord:
Voor de Nederlandse inzet om geneesmiddelentekorten als gevolg van de coronacrisis
te voorkomen en de wijze waarop daar Europees op wordt samengewerkt, verwijs ik Uw
Kamer naar de brief van de Minister voor Medische Zorg en Sport van 26 maart jl.19 alsmede de geannoteerde agenda die ik uw Kamer op 10 april ter voorbereiding op deze
informele videoconferentie voor EU gezondheidsministers zond.
18. De leden van de D66-fractie kregen tijdens het debat rondom de ontwikkelingen
van het coronavirus op 12 maart 2020 te horen van de Minister dat «het al een hele
kluif is om één lijn te trekken bij de gezamenlijke aanschaf van beschermingsmiddelen».
Deze leden vragen de Minister wat de laatste stand van zaken is rondom de gezamenlijke
aanschaf van beschermingsmiddelen op Europees niveau. Gaat dit beter dan een maand
geleden? Zo ja, waarom? Zo nee, waar loopt het nog niet goed? Is er een verschil in
het aantal beschermingsmiddelen tussen Europese landen of is het tekort in Nederland
vergelijkbaar met andere Europese landen? Is er een toegevoegde waarde in het Europees
aanschaffen van beschermingsmiddelen of is dit met name een nationale aangelegenheid
waarbij elk lidstaat genoodzaakt is zelf bestellingen te plaatsen buiten Europa? Is
er productie van beschermingsmiddelen binnen Europa waar andere lidstaten, inclusief
Nederland, van kunnen profiteren? Kan de Minister erop aandringen vooral op Europees
niveau samen te werken op het verkrijgen van genoeg beschermingsmateriaal binnen Europa?
Antwoord:
In zijn algemeenheid geldt dat alle lidstaten binnen Europa – in meer of mindere mate
– tekorten ervaren van persoonlijke beschermingsmiddelen en andere materialen. Op
dit moment lopen er vier Joint Procurements (Europese aanbestedingen) voor persoonlijke
beschermingsmiddelen, ventilatoren en laboratorium materiaal. Nederland heeft zich
voor de vier lopende Joint Procurements ingeschreven. Voor drie van de vier aanbestedingen
zijn ondertussen raamwerkovereenkomsten getekend door de Commissie. Lidstaten die
zich hadden ingeschreven voor de aanbestedingen kunnen daarmee handschoenen, beschermende
kleding, oog- en mondbescherming (zoals mondmaskers) en ventilatoren gaan bestellen
bij de fabrikanten.
Hierbij moet wel de kanttekening geplaatst worden dat de hoeveelheid middelen die
besteld kunnen worden, niet voldoende is om aan de grote vraag bij lidstaten te voldoen.
Bij de aanschaf van beschermingsmiddelen loopt de Europese Commissie tegen vergelijkbare
problematiek aan als de individuele lidstaten die persoonlijke beschermingsmiddelen
en andere materialen inkopen, zoals schaarste van de middelen en de controle op kwaliteit.
Vanwege de spanningen en tekorten van persoonlijke beschermingsmaterialen op de wereldmarkt,
kunnen zowel op nationaal als op Europees niveau niet voldoende middelen ingekocht
kunnen worden. Nederland ziet de Joint Procurements dan ook als aanvullend op de nationale
inspanningen. De Europese Commissie, en Nederland, blijft zich wel inzetten op het
gebruik van de Europese aanbestedingen. Voor sommige Europese landen kan de piek van
de pandemie later komen en voor andere lidstaten kan een nieuwe golf van de pandemie
ook weer voor een hernieuwde vraag zorgen.
Persoonlijke beschermingsmiddelen worden ook in Europa geproduceerd. Na de uitbraak
van het virus hebben veel Europese fabrikanten hun productie verhoogd om aan de toenemende
vraag te proberen te voldoen. Het voordeel van de extra productie binnen Europa is
dat deze fabrikanten al produceren volgens de kwaliteitseisen die daarvoor in Europa
zijn opgesteld. Voorwaarde voor een goede verdeling van deze extra productie, is uiteraard
wel dat de goederen vrijelijk binnen de Interne Markt kunnen worden verhandeld. Zoals
ik eerder aan uw Kamer heb gemeld, zijn ook binnen Nederland, en in andere lidstaten,
nieuwe initiatieven opgezet om de productie van beschermingsmiddelen in Europa te
verhogen.
19. De leden van de D66-fractie lezen in de brief van de Minister d.d. 25 maart 202020 dat er in Europees verband van gedachten is gewisseld over de wijze van testen in
de verschillende lidstaten. Deze leden constateren dat er een verschillend testbeleid
is tussen de verschillende landen, met name ten gevolgen van het verschil in capaciteit.
Kan de Minister aangeven op welke wijze er samen wordt gewerkt aan het vergroten van
het testcapaciteit binnen Europa en hoe Nederland daarvan kan profiteren? Kan de Minister
aangeven wat het verschil is in het aantal tests per dag, per honderdduizend inwoners?
Indien er een verschil is tussen Europese landen, kan de Minister dan verklaren waarom
dit verschil er is?
Antwoord:
Er is inderdaad een verschil in testbeleid tussen verschillende EU landen, o.a. ten
gevolge van het verschil in capaciteit. Op Europees niveau wordt er samen gewerkt
aan de vergroting van de testcapaciteit door gezamenlijk test materiaal en lab apparatuur
in te kopen. Nederland zal, net als de andere landen die mee doen aan deze inkoop,
profiteren van deze samenwerking. Deze inkoop is nog niet rond en er zijn dus nog
geen leveringen geweest van materialen vanuit Europa. Mede hierdoor bestaat er nog
steeds verschil tussen de testcapaciteit van landen. Inmiddels is de testcapaciteit
van Nederland dusdanig uitgebreid dat er gezien het huidige Nederlandse testbeleid
geen sprake meer is van een tekort aan tests of verwerkingscapaciteit.
20. Kan de Minister tijdens de EU-Gezondheidsraad pleiten voor betere samenwerking
op het gebied van uitwisselen van testmateriaal, kennis over de wijze van testen en
het gebruiken van andere Europese laboratoria zodat in Nederland de testcapaciteit
kan worden vergroot?
Antwoord:
De informele videoconferentie voor EU gezondheidsministers stond in het teken van
een debat over het versoepelen van maatregelen. Wat Nederland betreft is adequate
kennis van de verspreiding van het virus onderdeel van het afwegingskader daartoe.
Op korte termijn zal wederom in EU verband meer worden stilgestaan bij de ontwikkelde
richtsnoeren van de Europese Commissie aangaande testbeleid.
21. De leden van de D66-fractie lezen in de brief van de Minister d.d. 7 april 202021 dat hij ten minste tien miljoen euro beschikbaar stelt aan de Coalition for Epidemic Preparedness Innovations (CEPI), de mondiale alliantie voor de financiering en coördinatie van vaccinontwikkeling
onder meer op het gebied van COVID-19. Deze leden zijn verheugd met het feit dat de
Minister na enige tijd heeft besloten aan CEPI bij te dragen. Deze crisis vraagt immers
om internationale samenwerking. Genoemde leden zijn benieuwd hoe deze bijdrage zich
verhoudt tot de bijdrage van de verschillende andere landen. Hoeveel dragen deze landen
individueel bij? Deze leden begrijpen dat er in totaal een financieringsbehoefte bestaat
van tussen de 1,5–2 miljard USD. Hoeveel geld is nog benodigd om in deze financieringsbehoefte
te voorzien? Voert de Minister in dat kader momenteel nog overleg met CEPI en andere
deelnemende landen over een aanvullende bijdrage? In welke mate kunnen de investeringen
in CEPI volgens de Minister bijdragen aan de betaalbaarheid en toegankelijkheid van
te ontwikkelen medicijnen en vaccins? Is de Minister bereid het belang van extra investeringen
in deze internationale samenwerking tijdens de EU-Gezondheidsraad te adresseren?
Antwoord:
Voor het antwoord op deze vragen aangaande de Coalition for Epidemic Preparedness
Innovations (CEPI) verwijs ik u naar mijn brief aan uw Kamer van 15 april. jl.22
22. De leden van de D66-fractie lazen voorts met enige zorgen het bericht dat het
hoofd van de European Research Council, Mauro Ferrari, ontslag heeft genomen omdat hij teleurgesteld is in de Europese reactie
op COVID-19. In zijn statement schreef hij onder andere over de afwezigheid van coördinatie
van het gezondheidszorgbeleid, verzet tegen initiatieven voor samenhangende financiële
steun en de marginale schaal van synergetische wetenschappelijke initiatieven. Hoe
beoordeelt de Minister dit statement? Deelt hij met de leden van de D66-fractie de
mening dat een sterkere gezamenlijke Europese aanpak op de voornoemde terreinen van
fundamenteel belang is in de bestrijding van het coronavirus? Zo ja, welke voorstellen
is de Minister van plan daartoe te doen tijdens de EU-Gezondheidsraad?
Antwoord:
Zowel op het gebied van de zorg als op wetenschappelijke samenwerking en de financiering
hiervan is er inmiddels intensieve samenwerking tussen zowel de landen als met de
Europese Commissie. Vanwege de aanzienlijke verschillen in gezondheidsstelsels, de
financiering hiervan en de verspreiding van COVID-19 is het echter ook belangrijk
oog te houden voor nationale verschillen in aanpak. Het aftreden van de heer Ferrari
staat, anders dan zijn eigen verklaring hierover, los van de Europese reactie op COVID-19.
De heer Ferrari was nog maar enkele maanden in functie en omdat dit een mismatch bleek,
heeft de voltallige European Research Council op zijn vertrek aangedrongen.
23. De leden van de D66-fractie constateren dat virusverspreidingen niet stoppen bij
de grenzen en dat de ECDC vooral een rol heeft in het slechts verzamelen van informatie
en het verspreiden onder de lidstaten. Daarnaast hebben deze leden vernomen dat op
17 maart 2020 ook een advisory panel on COVID-19 is gestart om de Europese Commissie te adviseren over het in te zetten beleid.23 Kan de Minister aangeven op welke wijze deze adviesgroep op dit moment bijdraagt
aan de Europese coördinatie? Is de Minister van mening dat het starten van een dergelijke
adviesgroep een signaal is dat meer Europese coördinatie en beleidsbepaling gewenst
is ten tijde van een pandemie, en dat dit op vergelijkbare wijze dient te zijn zoals
het Nederlandse Outbreak Management Team (OMT) de Nederlandse regering beleidsmatig
adviseert? Mocht verdere Europese coördinatie op dit moment niet mogelijk zijn, is
de Minister dan bereid te onderzoeken of in de nabije toekomst de ECDC meer taken
kan krijgen op Europees niveau die vergelijkbaar zijn met de taken zoals het Rijksinstituut
voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) die nu heeft in Nederland? Kan de Minister tijdens
de EU-Gezondheidsraad op 15 april 2020 de ambities uitspreken voor meer Europese coördinatie
en doorzettingsmacht?
Antwoord:
Op 17 maart heeft de Europese Commissie een adviespanel over COVID-19 opgericht, bestaande
uit epidemiologen en virologen uit verschillende lidstaten. Het panel is opgericht
om EU-richtsnoeren te formuleren voor wetenschappelijk onderbouwde en gecoördineerde
risicobeheersmaatregelen en wordt voorgezeten door de voorzitter van de Commissie,
Ursula von der Leyen met als vicevoorzitter Stella Kyriakides, de commissaris voor
gezondheid en voedselveiligheid. Het panel zal de Commissie adviseren over het formuleren
van responsmaatregelen significante hiaten, inconsistenties of tekortkomingen in genomen
of te nemen maatregelen en ander zaken op het terrein van gezondheidszorg, civiele
bescherming en maatregelen coördineren. Dit panel adviseert de Europese Commissie
op basis van medisch en wetenschappelijk inzicht, evenals het Nederlandse Outbreak
Management team dit doet. De ECDC verzamelt informatie over de uitbraak in de verschillende
lidstaten en stelt deze beschikbaar. Daarnaast doet de ECDC regelmatig een risicobeoordeling
van de situatie in Europa en wereldwijd. En stelt technische adviezen en richtlijnen
op voor de bestrijding van COVID-19. Wanneer de crisis achter de rug is, is het goed
wanneer we de zaken gaan evalueren, de rol en de verantwoordelijkheden van het ECDC
vallen hier ook onder. Dit is niet het moment hier voor. Wel ben ik voorstander van
coördinatie evenals solidariteit tussen de lidstaten. Ik heb hier dan ook tijdens
de informele videoconferentie van EU gezondheidsministers van 15 april jl. wederom
op gewezen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie
24. De leden van de PvdA- en de CDA fractie hebben gevraagd of ik voornemens ben in
te stemmen met het voorstel. Verder vragen de leden van de PvdA en de CDA-fractie
of de Minister een duidelijk overzicht kan bieden van de reden van vertraging en uitsluitsel
over de mate waarin deze daadwerkelijk gelinkt is aan de coronacrisis en wat het uitstel
betekent voor de veiligheid van hulpmiddelen.
Antwoord:
Nederland vindt het voorstel tot uitstel op zichzelf jammer, maar begrijpelijk gelet
op de huidige wereldwijde crisis. Nederland is goed voorbereid op de komst van de
nieuwe verordeningen, en was tot de uitbraak van de Coronacrisis dan ook geen voorstander
van uitstel, omdat de voorstellen een belangrijke bijdrage leveren aan de verhoging
van de patiëntveiligheid. Eerdere oproepen tot uitstel waren vooral gerelateerd aan
de voortgang van de implementatie, zoals een mogelijk tekort aan notified bodies om
hulpmiddelen te beoordelen en het ontbreken van enkele relevante Europese guidance
documenten. Als gevolg van de Coronacrisis ziet de Minister voor Medische Zorg dat
enkele andere lidstaten en andere betrokken veldpartijen zich in de laatste fase voor
toepassing van de verordening niet goed hebben kunnen voorbereiden. Dit bemoeilijkt
onder andere de voortgang in de aanwijzing van notified bodies in een cruciale fase
van de implementatie. Ook de ziekenhuizen zijn als gevolg van de crisis onvoldoende
tijd en capaciteit om zich voor te bereiden. Nederland vindt het belangrijk dat aan
de uitgangspunten en de doelen van de verordening, zoals verhoging van de patiëntveiligheid,
in voldoende mate uitvoering kan worden gegeven, in heel Europa en dat lukt onder
de huidige omstandigheden onvoldoende. Daarom vind de Minister voor Medische Zorg
uitstel van een jaar proportioneel.
25. Tevens willen de leden van de PvdA-fractie hun zorgen uiten over het mogelijke
voordeel dat fabrikanten krijgen door deze vertraging. Door welke (vertegenwoordigers
van) bedrijven van medische hulpmiddelen is bij de leden van de EU-Gezondheidsraad
gelobbyd voor uitstel? Hoe is hiervoor gelobbyd? Is ook de Nederlandse Minister voor
Medische Zorg benaderd? Zo ja, hoe, door wie en wanneer?
Antwoord:
De Minister voor Medische Zorg heeft in eerdere fases van de implementatie, nog voor
de Coronacrisis, brieven ontvangen waarin de industrie hun zorgen uitten over de voortgang
van de implementatie. Recent heeft de Minister geen berichten ontvangen vanuit de
hulpmiddelenbranche over uitstel van de MDR naar aanleiding van de Corona uitbraak.
Wel hebben, kort voorafgaand aan de aankondiging van uitstel door de Europese Commissie,
enkele partijen vragen gesteld over de impact van de crisis op de voortgang van de
implementatie. Dit betroffen vragen van zowel fabrikanten als de ziekenhuizen.
De Minister voor Medische Zorg ziet dat betrokken veldpartijen zich in de laatste
fase voor toepassing niet goed hebben kunnen voorbereiden en dat dit de voortgang
in de aanwijzing van notified bodies in een cruciale fase van de implementatie bemoeilijkt
heeft. Zo moeten er voldoende notified bodies zijn aangewezen, zodat fabrikanten tijdig
hun hulpmiddelen kunnen laten beoordelen aan de hand van de strengere eisen uit de
verordening. Dat vormt nu een belangrijke belemmering in de implementatie, wat uiteindelijk
ook de patiëntveiligheid niet ten goede komt.
Nederland vindt het belangrijk dat aan de uitgangspunten en de doelen van de verordening,
zoals verhoging van de patiëntveiligheid, in voldoende mate uitvoering kan worden
gegeven, in heel Europa en dat lukt onder de huidige omstandigheden onvoldoende. Daarom
vind ik uitstel van een jaar proportioneel.
26. De leden van de PvdA-fractie vragen de Minister hoe zal worden voorkomen dat fabrikanten
nu alsnog nieuwe middelen op de markt brengen die dan tot 26 mei 2025 niet aan de
nieuwe strengere regels hoeven te voldoen. Waarom wordt in artikel 120 onder b in
het vierde lid de oorspronkelijke datum 26 mei 2020 niet gehandhaafd? Kan Nederland
dit artikel amenderen?
Antwoord:
Het is onder de huidige omstandigheden niet mogelijk vanaf 26 mei 2020 in heel Europa
in voldoende mate uitvoering te geven aan de uitgangspunten en de doelen van de verordening,
zoals verhoging van de patiëntveiligheid. Voor fabrikanten van nieuwe medische hulpmiddelen
betekent dit dat het niet altijd mogelijk zal zijn om vanaf 26 mei 2020 te voldoen
aan de strengere eisen van de MDR, bijvoorbeeld omdat er nog onvoldoende notified
bodies zijn aangewezen.
Een dergelijk amendement zou negatieve gevolgen kunnen hebben voor bestaande hulpmiddelen
die nu al op de markt zijn. Indien de fabrikant een significante wijziging wil aanbrengen
op het hulpmiddel, moet dat beoordeeld worden door een notified body. Met een dergelijk
amendement kan deze significante wijziging alleen worden doorgevoerd, als is voldaan
aan de strengere eisen van de MDR en de notified body ook voor de MDR is aangewezen.
Als gevolg van de Coronauitbraak is de aanwijzing van notified bodies onder de MDR
bemoeilijkt, waardoor mogelijk onvoldoende notified bodies beschikbaar zijn om een
dergelijke wijziging te beoordelen. Dit zou kunnen betekenen dat het medisch hulpmiddel
van de markt moeten worden gehaald. Dat kan nadelige gevolgen hebben voor de patiëntveiligheid
en kwaliteit van zorg, omdat daardoor ook een verbetering aan een bestaand product
niet kan worden doorgevoerd. Ik vind het daarom niet wenselijk om het artikel te amenderen.
27. De leden van de PvdA fractie vragen naar de betekenis van een jaar uitstel op
de mogelijkheden om een nieuw of een ondeugdelijk hulpmiddel op de markt te brengen,
de controle en monitoring tijdens gebruik, en de mogelijkheden om winst te maken.
Antwoord:
Met het uitstel van de MDR blijven de huidige Europese richtlijnen en nationale wetgeving
van kracht en worden de huidige eisen en procedures voor het op de markt brengen van
hulpmiddelen gehandhaafd. De IGJ en notified bodies blijven verantwoordelijk voor
het toezicht.
In de MDR zijn overgangstermijnen opgenomen om een goede overgang en de beschikbaarheid
van hulpmiddelen te borgen. Ook zonder uitstel hoefden hulpmiddelen uit de hogere
risicoklasses niet per 26 mei 2020 te voldoen aan alle eisen van de MDR. Het uitstel
betekent dat een aantal eisen met betrekking tot hulpmiddelen en fabrikanten pas over
een jaar strenger worden. Hierbij gaat het met name over eisen aan de Post Market
Surveillance – actief onderzoek tijdens de levensduur van het hulpmiddel; risicoclassificatie
– een aantal hulpmiddelen zal met de MDR in een hogere risicoklasse vallen en beoordeelt
moeten worden door een notified body; Expert Panels – extra beoordeling van bepaalde
hoog risico implantaten en nieuwe technologie door onafhankelijke experts; en eisen
aan de klinische evaluatie. Deze worden nu een jaar later van kracht. Voor de kwaliteit
van zorg vind ik het van belang dat nieuwe medische hulpmiddelen kunnen worden toegelaten
op de markt. Als gevolg van de Coronacrisis is de voortgang in de aanwijzing van notified
bodies in een cruciale fase van de implementatie, bemoeilijkt. Dit maakt het lastiger
voor fabrikanten om hun medisch hulpmiddel op de markt te brengen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
28. De leden van de SP-fractie vragen of er ook via EU gelden bijgedragen worden aan
het onderzoek van de CEPI?
Antwoord:
Voor het antwoord op deze vragen aangaande de Coalition for Epidemic Preparedness
Innovations (CEPI) verwijs ik u naar mijn brief aan uw Kamer van 15 april. jl.24
29. De leden van de SP-fractie vragen of ook in EU-verband wordt gepraat over aansluiten
bij de wereldwijde patentpool van de Wereldgezondheidsorganisatie? Zo ja, hoe staat
het hiermee? Zo nee, wat houdt de EU tegen? Kan de Minister preciseren welke rol de
EU hierin kan spelen?
Antwoord:
Zoals 8 april jongstleden in de gewijzigde motie van het lid Ellemeet c.s. over het
opzetten van een wereldwijde COVID-19 pool (Kamerstuk 25 295, nr. 241) is gevraagd, zal de regering voorafgaand, en tijdens, de jaarlijkse vergadering
van de WHO leiderschap tonen en zich expliciet uitspreken voor zo’n wereldwijde COVID-19
pool en de WHO hierbij actief steunen. Ook in EU verband zal Nederland dit voorstel
actief steunen.
30. De leden van de SP-fractie constateren dat het in Nederland gevestigde EMA sinds
gisteren een Covid Taskforce (COVID-ETF) in het leven heeft geroepen.25 Zij zullen coördineren en faciliteren. Kan verduidelijkt worden wat zij lidstaten
precies kunnen bieden en hoe dit zich verhoudt tot andere initiatieven?
Antwoord:
De EMA COVID-19 task force is opgericht om de ontwikkeling, goedkeuring en bewaking
van geneesmiddelen en vaccins voor het behandelen en tegengaan van COVID-19 te bevorderen.
Via de task force wordt de in de EU-lidstaten aanwezige expertise op het gebied van
geneesmiddelen en vaccin-ontwikkeling samengebracht. De task force richt zich onder
andere op evaluatie van beschikbare klinische data en het verstrekken van wetenschappelijk
advies aan geneesmiddelen ontwikkelaars. De task force rapporteert rechtstreeks aan
de Europese wetenschappelijke comités die verantwoordelijk zijn voor toelating en
bewaking van geneesmiddelen in Europa.
31. De leden van de SP-fractie constateren dat het RescEU fonds een belangrijke rol
speelt in de verdeling van medische middelen over de EU en reserves aanlegt. Zij vragen
zich af of dit snel genoeg gebeurt, gezien de nood erg hoog is. Hoe wordt geregeld
welke lidstaten wat nodig hebben?
Antwoord:
Sinds het besluit van 20 maart kunnen lidstaten zich bij de EC aanmelden om voorraden
van bijvoorbeeld beschermend materiaal en voorraad voor laboratoria te (laten) ontwikkelen
op hun grondgebied en deze te beheren voor de EC. Dit betreft het zogenaamde rescEU
stockpiling Initiative. Op dit moment zouden 14 lidstaten zich bij de Commissie hebben
aangemeld. Ook Nederland overweegt dit. De kosten worden voor geheel gefinancierd
uit het budget voor het Union Civil Protection Mechanism (UCPM). De EC heeft via het
UCPM 300 miljoen euro in vastleggingen uit de Europese begroting voor 2020 beschikbaar
gesteld voor de aanschaf van bijvoorbeeld beschermend materiaal en voorraad voor laboratoria
in relatie tot de Covid-19 crisis. Gezien de grote druk op de markt van medische producten
is het de verwachting dat dit initiatief op de middellange termijn effect zou kunnen
hebben. De verdeling van producten vindt plaats door middel van een weging vanuit
de Commissie welke lidstaten de producten op enig moment het meest nodig hebben. De
EC heeft recent een methodologisch model daartoe ontwikkeld. Dit model zal de EC ondersteunen
bij de besluitvorming over de hulpverzoeken: op basis van verzamelde data over onder
andere aantal besmette personen en ziekenhuisopnamen zal bepaald worden wie wat nodig
heeft. De lidstaten die als gastheer fungeren van de voorraden kunnen niet meer aanspraak
maken op de producten dan andere lidstaten.
32. De SP-leden vragen in dit licht eveneens om een toelichting op het vertrek van
het hoofd van de Onderzoeksraad van de EU, Mauro Ferrari. Als motivatie voor zijn
vroegtijdige vertrek noemde hij de frustrerende Europese bureaucratie terwijl er haast
is geboden vanwege de crisis. Genoemde leden vragen om een toelichting op deze woorden,
waar hier precies op gedoeld wordt en hoe de Nederlandse Minister hierin staat.
Antwoord:
Het aftreden van de heer Ferrari staat, anders dan zijn eigen verklaring hierover,
los van de Europese reactie op COVID-19. De heer Ferrari was nog maar enkele maanden
in functie en omdat dit een mismatch bleek, heeft de voltallige European Research
Council op zijn vertrek aangedrongen.
33. De leden van de SP-fractie constateren dat lidstaten informatie hebben uitgewisseld
over hun inzet op het terrein van leveringszekerheid van geneesmiddelen. Kan de Minister
melden wat is gedeeld over de Nederlandse benadering alsook over die van andere lidstaten?
Welke (dreigende) medicijntekorten spelen er op EU-breed niveau alsook op verschillende
plekken in de EU? Wat betekent een tekort elders in de EU voor Nederland? Waar zal
de Europese samenwerking uit bestaan in het geval van een tekort? Hoe staat het met
de productiecapaciteit voor geneesmiddelen in Europa? Zijn er fabrieken waarop Nederland
een beroep kan doen en kunnen lidstaten ook een beroep doen op de capaciteit in Nederland?
Antwoord:
De Europese Commissie heeft samen met het Europees geneesmiddelenagentschap (EMA)
een Steering Group geneesmiddelentekorten opgericht. In deze Steering Group en via
een reeds bestaande structuur (het zgn. SPOC netwerk, waarbij elke nationale autoriteit
een Single Point of Contact heeft) wisselen lidstaten voortdurend informatie over
mogelijk geneesmiddelen tekorten uit. De door EMA verzamelde informatie over tekorten
is niet openbaar. Wel komt hieruit in grote lijnen een beeld naar voren dat overal
in Europa een sterk gestegen vraag is naar met name geneesmiddelen die worden gebruikt
voor behandeling van COVID-19 op de intensive care. De Europese Commissie heeft wekelijks
contact met vertegenwoordigers van geneesmiddelenleveranciers en gebruikt de verzamelde
informatie om richting de industrie een gericht beroep te doen op verhoging van productie
en levering van deze essentiële geneesmiddelen.
Daarnaast heeft de Europese Commissie richtsnoeren26 uitgevaardigd waarin zij lidstaten oproept af te zien van het onnodig aanleggen van
voorraden en instellen van exportrestricties. Ook wordt er op Europees niveau regulatoire
flexibiliteit ontwikkeld die beschikbaarheid van COVID-19 gerelateerde geneesmiddelen
bevordert zonder daarbij concessies te doen aan kwaliteit, veiligheid en werkzaamheid.
Verder is de Europese samenwerking gericht op een gezamenlijke inkoop van geneesmiddelen.
Zie hiervoor ook mijn brief aan uw Kamer van 15 april jl.27.
De Europese Commissie is momenteel bezig met een analyse ten aanzien van geneesmiddelentekorten
en er zal een plan gemaakt worden om te bewerkstelligen dat de Europese Unie minder
afhankelijk wordt van derde landen voor de leveringszekerheid van geneesmiddelen.
Daarbij wordt gedacht om de productie van geneesmiddelen meer terug naar Europa te
halen. De Europese Commissie is zich terdege bewust van de urgentie van deze problematiek,
mede door de coronacrisis en neemt dit ter hand. Daarnaast zal ik ook uitvoering geven
aan de motie van de leden Marijnissen en Pieter Heerma (Kamerstuk
25 295, nr. 255
) om een voorstel aan de Tweede Kamer voor te leggen.
De IGJ brengt de mogelijkheden van productie van geneesmiddelen in Nederland in kaart.
Een aantal van de fabrikanten heeft aangegeven bereid te zijn om een deel van hun
productiecapaciteit in te zetten voor de productie van geneesmiddelen waarvoor tekorten
dreigen Zie hiervoor ook mijn brief aan uw Kamer van 15 april jl.28.
34. De leden van de SP-fractie vragen welke gezamenlijke inspanningen er zijn voor
het bemachtigen van testmaterialen, beschermingsmiddelen voor zorgpersoneel alsook
van geneesmiddelen in geval van tekorten? Op welke manier vindt in Europees verband
de samenwerking voor de productie van deze middelen plaats, om te voorkomen dat landen
elkaar gaan beconcurreren?
De leden van de SP-fractie constateren tevens dat de Commissie openbare aanbestedingen
heeft gelanceerd op het gebied van mondkapjes, handschoenen, beschermende kleding
en diagnostische middelen om bij te dragen aan testcapaciteit en ademhalingsapparatuur
en dat deze Europese activiteiten aanvullend zijn op de acties die Nederland zelf
onderneemt. Kan de Minister toelichten wat deze tot nu toe opleveren en hoe wordt
gewaarborgd dat solidair wordt opgetreden tussen lidstaten? Waarom is hier voor een
openbare aanbesteding met de nodige vertraging gekozen? Hoe worden fabrikanten geselecteerd?
Deze leden stellen dat de markt niet heilig is en vragen of de Minister de mening
deelt dat het beter is deze regels opzij te zetten. Welke instrumenten zijn er op
EU-niveau en in andere EU-lidstaten vergelijkbaar met dwanglicenties en/of vorderingen
en hoe zou Nederland hiervan kunnen profiteren? Wordt er in andere lidstaten gebruik
gemaakt van deze noodinstrumenten en welke productiecapaciteit bestaat er elders in
de EU?
Antwoord:
In zijn algemeenheid geldt dat alle lidstaten binnen Europa – in meer of mindere mate
– tekorten ervaren van persoonlijke beschermingsmiddelen en andere materialen. Op
dit moment lopen er vier Joint Procurements (Europese aanbestedingen) voor persoonlijke
beschermingsmiddelen, ventilatoren en laboratorium materiaal. Nederland heeft zich
voor de vier lopende Joint Procurements ingeschreven. Daarnaast is de Europese Commissie
een gezamenlijke inkoopprocedure gestart voor een aantal geneesmiddelen ter behandeling
van COVID-19. Nederland heeft hier in beginsel positief op gereageerd en zich ingeschreven
op remdesivir.
Voor drie van de vier lopende aanbestedingen zijn ondertussen raamwerkovereenkomsten
getekend door de Commissie. Lidstaten die zich hadden ingeschreven voor de aanbestedingen
kunnen daarmee handschoenen, beschermende kleding, oog- en mondbescherming (zoals
mondmaskers) en ventilatoren gaan bestellen bij de fabrikanten.
Hierbij moet wel de kanttekening geplaatst worden dat de hoeveelheid middelen die
besteld kunnen worden, niet voldoende is om aan de grote vraag bij lidstaten te voldoen.
Bij de aanschaf van beschermingsmiddelen loopt de Europese Commissie tegen vergelijkbare
problematiek aan als de individuele lidstaten die persoonlijke beschermingsmiddelen
en andere materialen inkopen, zoals schaarste van de middelen en de controle op kwaliteit.
Vanwege de spanningen en tekorten van persoonlijke beschermingsmaterialen op de wereldmarkt,
kunnen zowel op nationaal als op Europees niveau niet voldoende middelen ingekocht
kunnen worden. Nederland ziet de Joint Procurements dan ook als aanvullend op de nationale
inspanningen. De Europese Commissie, en Nederland, blijft zich wel inzetten op het
gebruik van de Europese aanbestedingen. Voor sommige Europese landen kan de piek van
de pandemie later komen en voor andere lidstaten kan een nieuwe golf van de pandemie
ook weer voor een hernieuwde vraag zorgen.
Om ervoor te zorgen dat het (beperkt) ingekochte materiaal op de plek terecht komt
waar het het meest nodig is, vraagt de Europese Commissie lidstaten om een distributiesleutel
te volgen waarin wordt bepaald – op basis van een aantal criteria (o.a. maar niet
uitsluitend; de landelijke behoefte, de bestaande voorraad van bepaald materiaal en
het aantal COVID-positief geteste patiënten) welke lidstaat hoeveel materiaal ontvangt.
Persoonlijke beschermingsmiddelen worden ook in Europa geproduceerd. Na de uitbraak
van het virus hebben veel Europese fabrikanten hun productie verhoogd om aan de toenemende
vraag te proberen te voldoen. Het voordeel van de extra productie binnen Europa is
dat deze fabrikanten al produceren volgens de kwaliteitseisen die daarvoor in Europa
zijn opgesteld. Voorwaarde voor een goede verdeling van deze extra productie, is uiteraard
wel dat de goederen vrijelijk binnen de Interne Markt kunnen worden verhandeld. Zoals
ik eerder aan uw Kamer heb germeld, zijn ook binnen Nederland, en in andere lidstaten,
nieuwe initiatieven opgezet om de productie van beschermingsmiddelen in Europa te
verhogen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
W.J.H. Lodders, voorzitter van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport -
Mede ondertekenaar
J. Bakker, adjunct-griffier