Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Van Raan over het vervroegde luchtvaartadvies van de commissie Remkes en de gebrekkige rapportage van stikstofuitstoot op grote hoogte
Vragen van het lid Van Raan (PvdD) aan de Ministers van Infrastructuur en Waterstaat en van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over het vervroegde luchtvaartadvies van de commissie-Remkes en de gebrekkige rapportage van stikstofuitstoot op grote hoogte (ingezonden 8 november 2019).
Antwoord van Minister Van Nieuwenhuizen Wijbenga (Infrastructuur en Waterstaat), mede
namens de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (ontvangen 30 april 2020)
Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2019–2020, nr. 914.
Vraag 1
Kent u het bericht «Is de luchtvaart echt maar een kleine vervuiler? 5 vragen over
vliegverkeer en stikstof»?1
Antwoord 1
Ja, ik ben bekend met het bericht.
Vraag 2
Hoe staat het met de uitvoering van de tegen uw wens in aangenomen motie-Van Raan
c.s. waarin de regering wordt verzocht om de stikstofuitstoot boven 3.000 voet zo
volledig mogelijk in beeld te brengen?2
Antwoord 2
In de rapportage «Advies Luchtvaartsector» van het Adviescollege Stikstofproblematiek
bepleit het Adviescollege om emissies boven 3000 voet en de emissies die samenhangen
met de functie van de luchthaven in beeld te brengen in de emissieregistratie. Het
Adviescollege beveelt aan om dit in Europees verband te bepleiten bij het Europees
Milieu Agentschap. In de kabinetsreactie is dit advies overgenomen waarmee mede invulling
wordt gegeven aan de motie Van Raan c.s. over stikstofuitstoot.
Vraag 3, 4 en 10
Deelt u de mening dat het logisch zou zijn als de commissie-Remkes deze motie meeneemt
in haar stikstofadvies over de luchtvaart? Zo nee, waarom niet?
Op welke wijze gaat de commissie-Remkes deze motie meenemen in haar stikstofadvies
over de luchtvaart?
Op welke wijze gaat de commissie-Remkes advies geven over de in de categorie «buitenland»
verstopte stikstofemissies van de luchtvaartsector?
Antwoord 3, 4 en 10
Het advies van het Adviescollege Stikstofproblematiek gaat in op de door u genoemde
punten. In haar rapportage heeft de commissie het effect van het wereldwijde vliegverkeer
in beeld gebracht en geadviseerd om emissie boven de 3000 voet mee te nemen.
Vraag 5
Erkent u dat, door een deel van de stikstofemissie van de luchtvaart van en naar Nederlandse
vliegvelden boven de 3.000 voet onder de categorie «buitenland» te plaatsen, de stikstofemissie
van de luchtvaartsector deels buiten beeld blijft? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 5
Emissie boven de 3000 voet van en naar Nederlandse vliegvelden zijn niet opgenomen
in de categorie «Buitenland».
Vraag 6 en 7
Welk deel van de aan de categorie «buitenland» toegeschreven stikstofemissies worden
veroorzaakt door luchtvaart?
Kunt u dit aandeel van de luchtvaart in de categorie «buitenland» specificeren naar
het aandeel dat kan worden toegeschreven aan luchtvaart vanuit het buitenland en luchtvaart
in Nederland?
Antwoord 6 en 7
Het aandeel van vliegverkeer van en naar Nederlandse luchthavens tot 3.000 voet draagt
volgens het RIVM 0,1% bij aan de totale stikstofdeposities in Nederland. In het rapport
«Advies Luchtvaartsector» wordt de totale bijdrage van de luchtvaart tussen de 0,7
en 1,1% geschat. Dit betreft deposities afkomstig van emissies onder en boven de 3000
voet van al het wereldwijde vliegverkeer
Vraag 8
Erkent u dat de stikstofemissie van de luchtvaart, ongeacht in welke categorie deze
is ondergebracht, bijdraagt aan de cumulatieve stikstofdepositie en daardoor mede
oorzaak kan zijn van het overschrijden van kritische depositiewaarden? Zo nee, waarom
niet?
Antwoord 8
Ja, ook in het «Advies luchtvaartsector» staat «De emissies boven 3.000 voet hebben
een sterk Europees en mondiaal karakter waardoor het ingewikkeld is om de depositie
ervan op nationale schaal te berekenen. Deze depositie heeft het karakter van een
globale achtergronddepositie die voor het gehele grondgebied van Nederland een relatief
gelijke bijdrage aan stikstofdepositie oplevert. De mate van beïnvloedbaarheid van
deze deposities door de luchtvaart in Nederland is zeer gering.»
Vraag 9
Erkent u dat, mede vanwege het gebruik van de categorie «buitenland» voor stikstofemissies
vanuit de luchtvaart, de cumulatieve effecten van stikstofdepositie door verschillende
bronnen niet goed in beeld is? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat gaat u doen om deze
lacune weg te nemen?
Antwoord 9
De stelling dat emissies vanuit de luchtvaart in de categorie buitenland zitten, is
onjuist. De door het RIVM berekende deposities worden gekalibreerd op basis van metingen.
Hiermee wordt een totaalbeeld verkregen van de cumulatieve bijdrage van verschillende
bronnen.
Vraag 11
Klopt het dat het landelijke percentage van de stikstofuitstoot dat nu aan luchtvaart
wordt toegeschreven, niet een-op-een kan worden geprojecteerd op de individuele Natura
2000-gebieden, omdat per gebied een individuele beoordeling gemaakt moet worden? Zo
nee, hoe zit het dan?
Antwoord 11
Per Natura 2000-gebied zal het aandeel in de deposities afkomstig van de luchtvaart
onder de 3000 voet verschillen. Dat is mede afhankelijk van de afstand van de luchthaven
en routes tot het gebied en het aandeel van andere emissiebronnen. Hierom wordt voor
projecten een projectspecifiek onderzoek gedaan. Voor de emissies boven de 3000 voet
geldt dat de verspreiding dusdanig is dat de relatie tussen de emissiebron en de depositie
niet één op één te leggen is.
Vraag 12
Klopt het dat Nederland de emissies boven 3.000 voet niet apart rapporteert aan de
Europese Commissie (EC) als onderdeel van de NEC-rapportage?3 Zo nee, hoe zit het dan?
Antwoord 12
Dat klopt, zie ook mijn antwoorden op eerdere Kamervragen van 16 december4. In de database van Emissieregistratie zijn de emissies opgenomen zoals die op grond
van de NEC-richtlijn (zowel de oude5 als de herziene6) moeten worden gerapporteerd. Emissies van vliegtuigen buiten de landings- en startcyclus
zijn van de richtlijn uitgezonderd. Met de opvolging van het advies van de commissie
Remkes zal op dit punt de rapportage naar de Europese Commissie worden aangepast.
Vraag 13
Wat is de beweegreden om dit niet te doen?
Antwoord 13
Zie mijn antwoord op vraag 12
Vraag 14
Bent u bereid om deze rapportages alsnog compleet te maken? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 14
Zie mijn antwoord op vraag 12.
Vraag 15
Wie bepaalt op basis van welke gronden wat er wel en niet wordt gerapporteerd aan
de EC?
Antwoord 15
Rapportage van emissies van de belangrijkste luchtverontreinigende stoffen is gebaseerd
op de NEC-richtlijn7. In die richtlijn is exact aangegeven wat wel en niet onder de richtlijn valt en
wat derhalve wel en niet moet worden gerapporteerd. Voor luchtvaart betreft het enkel
de emissies tijdens de landings- en startcyclus, waarmee wordt aangesloten bij het
beleid van ICAO. Met de opvolging van het advies van het Adviescollege Stikstofproblematiek
op dit punt zal het kabinet de rapportage naar de Europese Commissie aanpassen. Zie
verder het antwoord op vraag 12.
Vraag 16
Deelt u de mening dat het belangrijk is om een zo volledig mogelijk beeld te hebben
van de stikstofemissie? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 16
Ja.
Vraag 17
Bent u bekend met de gids waarin de EC de methode beschrijft over het berekenen van
emissies boven 3.000 voet?
Antwoord 17
Ja, daarmee ben ik bekend.
Vraag 18
Klopt het dat de meeste Europese landen deze emissies boven 3.000 voet wel rapporteren?
Zo nee, hoe zit het dan?
Antwoord 18
Ja, dit klopt.
Vraag 19
Wat is de verklaring voor de bevinding uit de emissieregistratie dat het spreidingsgebied
van de emissies vanuit Schiphol in 2017 een stuk kleiner is geworden dan in 2015 en
2016?
Antwoord 19
Aanvankelijk heeft het NLR in 2014 voor de Stikstofemissieberekeningen voor de Programmatische
Aanpak voor Schiphol een rekengebied aangehouden van 60x60 kilometer. Dit rekengebied
is vervolgens ook gehanteerd voor de emissieregistratie. In 2016 is een concept-MER
voor Schiphol opgesteld, waarin een rekengebied van 40 x 40 km is gehanteerd, omdat
volgens dat MER buiten dat gebied de emissies nihil waren. Deze gebiedsgrootte is
vervolgens in 2018 overgenomen voor de nieuwe berekeningen voor de emissieregistratie.
Als gevolg van het wegvallen van de PAS en de adviezen van het Adviescollege Stikstofproblematiek
zal worden bezien wat de gevolgen daarvan zijn voor het rekengebied in de emissieregistratie.
Vraag 20
Welke bronnen zijn gebruikt bij de bepaling van de emissie zoals opgenomen in de emissieregistratie
in respectievelijk 2015, 2016 en 2017?
Antwoord 20
Wat betreft de bronnen zijn in hoofdstuk 8 van het rapport «methods for calculating
the emissions of transport in the Netherlands8» de herkomst van de bronnen te vinden. De specifieke bronnenlijst is zeer omvangrijk,
maar betreft in ieder geval gegevens van het CBS over de jaarlijkse aantal vliegbewegingen
per vliegtuigtype en gegevens over 400 type vliegtuigmotoren uit de ICAO database.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C. van Nieuwenhuizen Wijbenga, minister van Infrastructuur en Waterstaat -
Mede namens
C.J. Schouten, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.