Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Van den Hul over de gevolgen van de coronacrisis voor studenten
Vragen van het lid Van den Hul (PvdA) aan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over de gevolgen van de coronacrisis voor studenten (ingezonden 3 april 2020).
Antwoord van Minister Van Engelshoven (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap) (ontvangen
29 april 2020).
Vraag 1
Herkent u de onduidelijkheid voor studenten als het gaat om de definitie van een huishouden
en bijbehorende adviezen, zoals het «met het hele gezin in quarantaine gaan» indien
iemand ziek wordt? Bent u bereid duidelijk te maken wat dit betekent voor studentenhuizen
waar meerdere, soms meer dan tien, studenten samenwonen?
Antwoord 1
Ik begrijp dat er vragen zijn als het gaat om samenwonende studenten. Deze vragen
gaan voor een deel over de betekenis en de uitleg van de RIVM-richtlijnen en betreffen
het beleidsterrein van mijn ambtsgenoot van het Ministerie van VWS. Voor een deel
betreft het ook de wijze waarop de voorzitter van de veiligheidsregio en lokale bestuurders
de noodverordening die voor de betreffende veiligheidsregio is vastgesteld, lokaal
handhaven.
In zijn algemeenheid geldt dat studentenhuizen in de noodverordening niet worden aangemerkt
als een gezamenlijk huishouden. Dat betekent dat ook samenwonende studenten die zich
in de publieke ruimte niet aan de noodverordening houden, hiervoor een boete kunnen
krijgen. Geen boetes kunnen worden opgelegd aan samenwonende studenten die in de private
ruimte geen 1,5 meter afstand tot elkaar houden.
In de noodverordening is opgenomen dat het verbod om zich in een groep van drie of
meer personen op te houden zonder tot de dichtstbijzijnde persoon in die groep en
andere personen een afstand te houden van ten minste 1,5 meter, niet geldt voor gezamenlijke
huishoudens. Een gezamenlijke huishouding is in de model-noodverordening gedefinieerd
als «de niet van tafel en bed gescheiden echtgenoot, geregistreerde partner of andere
levensgezel en ouders, grootouders en kinderen, voor zover zij op één adres woonachtig
zijn». De uitzondering voor gezinnen en huishoudens om wel als groep binnen 1,5 m
afstand buiten te mogen zijn is daardoor niet van toepassing op studentenhuizen.
Wat niet bij noodverordening is vastgesteld maar wel geldt als een dringend advies,
is dat huisgenoten wordt geadviseerd om niet naar buiten te gaan (thuisquarantaine
toe te passen) als een huisgenoot symptomen heeft die passen bij COVID-19.
Op de website van de rijksoverheid is uitgebreidere informatie beschikbaar:
https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/coronavirus-covid-19/openbaar-…
Vraag 2
Deelt u het belang dat studenten zoveel als mogelijk duidelijkheid moet worden geboden
over waar zij op kunnen rekenen indien de coronacrisis resulteert in studievertraging
en de (financiële) gevolgen daarvan? Zo ja, bent u bereid nader toe te lichten hoe
u vindt dat de Dienst Uitvoering Onderwijs om moet gaan met verzoeken met betrekking
tot het uitstellen van college- en lesgeld en het al dan niet vasthouden aan afstudeertermijnen?
Antwoord 2
Ja, ik vind het heel belangrijk dat studenten weten waar ze in deze tijden aan toe
zijn. Overigens is nog niet goed te zeggen of en in welke mate de coronacrisis leidt
tot studievertraging, want instellingen zijn hard aan de slag om onderwijs zoveel
mogelijk doorgang te laten vinden, in aangepaste vorm. Studenten die in tijden van
corona financiële moeilijkheden ervaren, kunnen collegegeldkrediet aanvragen of hun
lening verhogen. Dat kan ook met terugwerkende kracht tot het begin van het studiejaar.
Mocht dat niet afdoende zijn, dan kunnen ze met DUO contact opnemen om te vragen naar
de mogelijkheden. Daarnaast betracht DUO gepaste coulance als studenten hun lesgeld
niet op tijd kunnen betalen, door bijvoorbeeld betalingsregelingen aan te bieden of
te verlengen.
Normaal gesproken moeten studenten binnen tien jaar na aanvang een diploma hebben
behaald, zodat de prestatiebeurs wordt omgezet in een gift. Studenten die ondanks
de inzet van instellingen deze termijn als gevolg van de coronamaatregelendreigen
te overschrijden kunnen contact opnemen met DUO.
Ook is de maximale duur van het reisrecht voor studenten in het hoger onderwijs met
3 maanden verlengd. In aanvulling hierop ga ik, mede naar aanleiding van de motie
Jetten/Heerma (Kamerstuk 25 295-284), de gevolgen voor studenten van de coronacrisis in beeld brengen.
Vraag 3
Hoe duidt u het feit dat studenten wiens (praktijk)onderwijs en eventuele vergoedingen
daaruit zijn weggevallen, ook in deze crisistijd geen recht hebben op de bijstand
omdat zij staan ingeschreven bij een onderwijsinstelling? Erkent u dat het wrang is
dat deze groep studenten daarmee geen andere keuze wordt gelaten dan (extra) financiële
schulden aan te gaan? Zo ja, bent u bereid hier iets aan te doen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 3
Ik kan me goed voorstellen dat studenten die in deze crisistijden tijdelijk inkomsten
verliezen, zich daar zorgen om maken. Daarom kunnen ze een beroep doen op studiefinanciering.
Het is nu nog niet te overzien hoe lang de genomen maatregelen om corona te bestrijden
gelden en wat daar de gevolgen van zijn. Ik houd dit scherp in de gaten en blijf hierover
in gesprek met de studenten- en jongerenorganisaties.
Verder wijs ik erop dat de situatie van studenten die de Beroeps Begeleidende Leerweg
(BBL) volgen, verschilt van die van studenten die de Beroeps Opleidende Leerweg (BOL)
volgen of voltijd in het hoger onderwijs studeren. BBL-studenten werken vier dagen
en gaan één dag per week naar school. Zij zijn over het algemeen in dienst van een
werkgever. Met de Noodmaatregel Overbrugging voor Werkgelegenheid (NOW) is een voorziening
gecreëerd om werkgevers in staat te stellen de lonen van hun personeel te kunnen blijven
betalen. De overheid probeert daarmee zoveel mogelijk te voorkomen dat werknemers,
waaronder dus ook BBL-studenten kunnen vallen, hun inkomen verliezen.
In de Participatiewet is bepaald dat personen jonger dan 18 jaar zijn uitgesloten
van het recht op algemene bijstand. Dit geldt ook voor personen van 18 tot 27 jaar
als ze bekostigd onderwijs kunnen volgen én daarmee aanspraak maken op studiefinanciering.
Een BBL-student heeft echter geen recht op studiefinanciering en valt daarom formeel
niet onder de bovengenoemde uitsluitingsbepaling van de Participatiewet, ook al staat
de BBL-student formeel nog ingeschreven bij een onderwijsinstelling. Wanneer de arbeidsovereenkomst
van de BBL-student onverhoopt beëindigd wordt, geldt dat het aan de gemeente is om
te beoordelen of de student recht op (aanvullende) algemene bijstand heeft.
Vraag 4
Erkent u dat de huidige profileringsfondsen niet zijn berekend op de (mogelijke) toename
van aanvragen van studenten als gevolg van de coronacrisis? Zo ja, kunt u uw antwoord
toelichten? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 4
Het profileringsfonds is een voorziening waarmee instellingen individuele studenten
in overmachtssituaties financieel kunnen ondersteunen indien zij door bijzondere omstandigheden
zoals ziekte, zwangerschap, functiebeperking of mantelzorg studievertraging (zullen
gaan) oplopen. Het profileringsfonds is voor deze gevallen een open-einderegeling.
Elke student die een aanvraag doet en naar het oordeel van de instelling aan de voorwaarden
voldoet, heeft recht op ondersteuning. Tot op heden is gebleken dat het door instellingen
jaarlijks begrote budget meer dan toereikend is voor deze individuele gevallen.
Er zullen studenten zijn die bijvoorbeeld ziek worden door corona of mantelzorg moeten
verlenen en hierdoor studievertraging (zullen gaan) oplopen. Voor deze studenten is
er – indien zij aan de overige voorwaarden voldoen – een aanspraak op het profileringsfonds.
Hoe groot deze groep precies is valt op dit moment niet te voorzien, de situatie kan
voorts ook per instelling of regio verschillen. Omdat het profileringsfonds voor overmachtssituaties
een open- einde-regeling is, kan dit betekenen dat sommige instellingen meer dan het
door hen begrote budget aan het profileringsfonds moeten besteden. Met de instellingen
maak ik afspraken over het monitoren van de financiële ondersteuning uit het profileringsfonds
aan studenten voor corona gerelateerde bijzondere omstandigheden.
Voor meer informatie over aanspraak op het profileringsfonds verwijs ik naar het servicedocument
hoger onderwijs.
Vraag 5
Klopt het dat (hoger)onderwijsinstellingen deels zelfstandig opereren in zaken zoals
wel of geen fysiek onderwijs gedurende de sluitingsperiode alsook dat sommige instellingen
nu al aangeven tot zeker 1 juni a.s. gesloten te blijven waar andere vooralsnog vasthouden
aan 28 april a.s.? Hoe duidt u het bestaan van deze verschillen, ook in het kader
van de wenselijke duidelijkheid voor studenten?
Antwoord 5
Het klopt dat instellingen eigen keuzes maken in de wijze waarop de kabinetsmaatregelen
aan de individuele instelling worden uitgevoerd. Het servicedocument voor het ho geeft
hier ook de ruimte voor. In de noodverordening is vastgelegd dat er geen onderwijsactiviteiten
op de instellingen plaatsvinden. Onder onderwijsactiviteiten wordt niet verstaan de
verdediging van scripties en promoties in kleine kring (deze vinden uiteraard als
mogelijk online plaats) en (eind)examenactiviteiten waarbij fysieke aanwezigheid van
de student nodig is. Te allen tijde wordt rekening met de algemene instructies van
RIVM en GGD gehouden, zoals voldoende afstand van elkaar. Voor de omgang met faciliteiten
op de campus, zoals bibliotheken en onderzoeksruimten, kunnen instellingen zelf keuzes
maken. Ook hier geldt dat die passen binnen de algemene instructies van RIVM en GGD.
Er zullen, net als in de situatie vóór de coronacrisis, altijd verschillen zijn tussen
keuzes die individuele instellingen maken. Wat in verband met de duidelijkheid van
studenten vooral van belang is, is dat de individuele instelling de belangen van de
student, waaronder duidelijkheid en rust voor de student, goed meeweegt in de keuzes
die zij maakt. Deze belangen hebben de onderwijskoepels dan ook als onderdeel van
het afwegingskader voor instellingsbesturen, met elkaar afgesproken en zo zijn deze
belangen vastgelegd in het servicedocument.
Er kunnen instellingen zijn die langer gesloten willen blijven dan op dit moment door
kabinetsmaatregelen wordt voorgeschreven. Op het moment dat het verbod tot het geven
van fysiek onderwijs zou worden opgeheven, zullen instellingen met een zeer beperkte
voorbereidingstijd het regulier onderwijs weer moeten opstarten. In die situatie zal
rekening gehouden moeten worden met de doorwerking van de periode waarin afstandsonderwijs
moest worden gegeven. Ook wordt rekening gehouden met het belang van continuïteit
in het onderwijsprogramma, met beperkingen die het gevolg kunnen zijn van nog geldende
gedragsregels in verband met het coronavirus, en met eventuele beperkingen in de beschikbaarheid
van het onderwijspersoneel, mede als gevolg van ziekteverzuim bij onderwijspersoneel
als gevolg van de crisis. Het is daarom denkbaar dat op grond van objectieve (organisatorische
en andere) redenen het niet mogelijk is de dienstverlening weer onmiddellijk, volledig
en op dezelfde wijze voort te zetten.
Vraag 6
Watverwacht u van (middelbaar en hoger)onderwijsinstellingen die bij het nieuwe schooljaar
aanmeldingen krijgen van leerlingen die misschien enkele studiepunten missen als gevolg
van studievertraging door de coronacrisis? Deelt u de wens om hier uniforme afspraken
over te maken? Zo ja, op welke termijn zal dit beleid duidelijk worden voor instellingen
en studenten? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 6
Voor studenten die door het coronavirus nu niet in de gelegenheid zijn om hun examens
en tentamens af te leggen en op tijd hun diploma te behalen dat nodig is voor de doorstroom
naar het vervolgonderwijs zijn afspraken gemaakt die zijn opgenomen in de servicedocumenten
mbo (d.d. 2 april) en ho (d.d. 8 april).
Vraag 7
Wat vindt u ervan dat enkele universiteiten, waaronder de Universiteit Maastricht,
momenteel werken aan noodfondsen voor internationale studenten die als gevolg van
de coronacrisis in financiële problemen (dreigen te) komen1? Klopt het dat dit louter gaat om geld uit crowdfundingsacties en niet om het instellingsgeld,
en hoe beziet u de publieke verantwoordelijkheid om internationale studenten die in
de financiële problemen komen te hulp te schieten?
Antwoord 7
We hebben te maken met een unieke crisis van grote omvang. Dat instellingen studenten
die in problemen komen proberen te steunen is begrijpelijk. Op de website van de UM
staat inderdaad dat er een crowdfunding-actie is gestart voor (internationale) studenten
in nood. Ook andere instellingen hebben dit initiatief genomen. De UM geeft tevens
aan dat haar uitgangspunt is dat studenten die een beroep doen op het noodfonds niet
in aanmerking komen voor andere, al bestaande (Nederlandse overheids-)regelingen die
soelaas kunnen bieden in hun noodsituatie.
Wanneer het gaat om bedragen vanuit crowdfunding acties zijn instellingen vrij om
dit te doen. Instellingen hebben diverse inkomsten die niet publiek zijn en kunnen
zelf keuzes maken in hoe zij deze inzetten.
Ik ben op dit moment met de VSNU, NFU, NRTO, MBO Raad en Vereniging Hogescholen in
gesprek over het inzichtelijke maken van gevolgen van Corona voor studenten en instellingen.
Afspraken die ik daarover maak worden opgenomen in de servicedocumenten mbo en ho
die regelmatig worden bijgewerkt.
Vraag 8
Wat is uw reactie op het pleidooi van de Jonge Akademie voor maatregelen waarmee de
positie van universitair personeel, waaronder jonge onderzoekers en promovendi, gedurende
de coronacrisis beter wordt beschermd2?
Antwoord 8
De Jonge Akedamie (DJA) roept op tot solidariteit met collega’s die in deze maanden
alles op alles moeten zetten om in hoog tempo nieuwe vormen van online onderwijs en
toetsing te realiseren. Begrip voor collega’s die hun normale uren niet kunnen maken
omdat ze hun kinderen lesgeven of andere zorgtaken vervullen. Begrip en aandacht voor
internationale wetenschappers die in Nederland een wetenschappelijke carrière op willen
bouwen, en nu noodgedwongen alleen thuis zitten.
Ik heb zowel van De Jonge Akademie, als van de VSNU, NWO, ZonMw, NFU, PNN, PostDocNl
en de Aob bezorgde oproepen ontvangen op dit gebied. Het goede nieuws is dat men samen
werkt aan oplossingen om de ontstane problemen het hoofd te bieden en zo voldoet aan
de grote mate van solidariteit en begrip voor elkaar waar DJA tot oproept. Instellingen
doen er alles aan om naast onderwijs ook onderzoek zoveel mogelijk doorgang te laten
vinden.
Bovenstaande partijen noemen vaak dat zij zich zorgen maken om de positie van jonge
wetenschappers. Doordat veel onderzoekers werken op een tijdelijk contract (promovendi,
postdocs), waarbij de resultaten binnen die contractduur bereikt moeten worden, kunnen
sommige onderzoeken mogelijk niet afgerond worden of zelfs wegvallen. Men zoekt samen
naar oplossingen.
Ook ik ben bezorgd om de ontstane onzekerheid en bijbehorende werkstress voor jonge
onderzoekers. Ik ben in gesprek met betrokken partijen over wat de werkgevers hieraan
kunnen doen en of en hoe ik hen mogelijk kan ondersteunen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
I.K. van Engelshoven, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.