Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Kuik en Toorenburg over de uitspraak van het Kifid: ‘Softdrug niet illegaal, schade door beroving wel gedekt’
Vragen van de leden Van Toorenburg en Kuik (beiden CDA) aan de Minister van Justitie en Veiligheid over de uitspraak van het Kifid: «Softdrug niet illegaal, schade door beroving wel gedekt» (ingezonden 18 maart 2020).
Antwoord van Minister Grapperhaus (Justitie en Veiligheid) (ontvangen 28 april 2020).
Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2019–2020, nr. 2405.
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van de uitspraak van Kifid dat softdrugs niet illegaal zou zijn?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Kunt u bevestigen dat ook voorbereidingshandelingen voor de handel van softdrugs strafbare
handelingen zijn in de zin dat het gaat om betrokkenheid bij hennephandel?
Antwoord 2
Ja. Artikel 11a van de Opiumwet ziet op de strafbaarstelling van de voorbereiding
van alle handelingen die staan opgenomen in artikel 3b Opiumwet: het telen, bereiden,
bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken of vervoeren van een middel
op lijst II van de Opiumwet (softdrugs). In artikel 11 Ow, derde en vijfde lid wordt
gespecificeerd dat het dan dient te gaan om beroeps- of bedrijfsmatig handelen en/of
over een hoeveelheid van, in het geval van hennep, meer dan 500 gram of 200 planten
(art. 1, tweede lid, Opiumwetbesluit). De voorbereidingshandelingen betreffen het
bereiden, bewerken verwerken, te koop aanbieden, verkopen, afleveren, verstrekken,
vervoeren, vervaardigen of voorhanden hebben van stoffen of voorwerpen dan wel het
voorhanden hebben van vervoermiddelen, ruimten, gelden of andere betaalmiddelen of
gegevens.
Vraag 3
Deelt u de mening dat voorbereidingshandelingen voor de handel van softdrugs wel als
strafbare voorbereidingshandelingen aangemerkt zouden moeten zijn? Zo nee, waarom
niet?
Antwoord 3
Ja. Zoals uiteengezet bij de beantwoording van vraag 1 zijn op grond van artikel 11a
Ow voorbereidingshandelingen in verband met de handel in softdrugs (lijst II) indien
deze handel beroeps- of bedrijfsmatig plaatsvindt of betrekking heeft op een grote
hoeveelheid als bedoeld in het Opiumwetbesluit reeds strafbaar gesteld.
Vraag 4, 5, 6, 7
Deelt u de mening van het Kifid dat voorbereidingshandelingen voor de concrete hasjdeal
in casu (afspraak maken, een auto huren, geld pinnen) wel strafbare handelingen kunnen
zijn indien die puur en alleen gericht waren op het dealen in drugs? Kunt u uw licht
laten schijnen over de motivering van het Kifid in dezen? Deelt u de opvatting van
het Kifid waar gesteld wordt: «En van een strafbare voorbereidingshandeling is evenmin
sprake omdat het gaat om softdrugs.»?
Bent u bereid met de Geschillencommissie van Kifid in gesprek te gaan om nader toe
te lichten wat illegale activiteiten zijn, nu de geschillencommissie blijkbaar met
de definitie worstelt?
Hoe beoordeelt u de stelling van het Kifid: «In de uitspraak maakt de Geschillencommissie
duidelijk dat zij zich ervan bewust is dat het voorbereiden van een hasjdeal in de
volksmond een maatschappelijk ongewenste praktijk is. Iets wat in de volksmond «illegaal»
wordt genoemd, is daarmee nog niet feitelijk of juridisch illegaal.» Deelt u de mening
dat dit een volledige miskenning is van het feit dat softdrugsgebruik dan wel onder
het gedoogbeleid valt, maar daarmee nog altijd juridisch illegaal is?
Indien u de mening deelt dat het hier wel om strafbare voorbereidingshandelingen kan
gaan, hoe gaat u er dan voor zorgen dat het Kifid zijn opvatting herziet?
Antwoord 4, 5, 6, 7
Het Kifid is een onafhankelijke instantie tot buitengerechtelijke geschillenbeslechting.
De uitspraak van de Geschillencommissie is bindend. Uitgaande van de feiten in het
concrete geval volgt een beoordeling van de vraag of een verzekeraar zich op een uitsluitingsgrond
van de verzekeringsvoorwaarden heeft mogen beroepen. In dat kader gaat de Geschillencommissie
in op de vraag of er in dit concrete geval sprake was van (strafbare) voorbereidingshandelingen
met betrekking tot de handel van softdrugs. Ik treed niet in de beoordeling van uitspraken
van Kifid in individuele geschillen. Ik acht het dan ook niet opportuun om met het
Kifid in gesprek te gaan over deze casus.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
F.B.J. Grapperhaus, minister van Justitie en Veiligheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.