Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over de beantwoording vragen commissie over advies Raad voor Volksgezondheid en Samenleving (RVS) "De B van Bekwaam. Een toekomstbestendige Wet BIG" (Kamerstuk 29282-395)
29 282 Arbeidsmarktbeleid en opleidingen zorgsector
Nr. 407 VERSLAG VAN EEN NADER SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 29 april 2020
De vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft een aantal nadere
vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Minister voor Medische Zorg inzake het verslag
van een schriftelijk overleg over het advies van de Raad voor Volksgezondheid en Samenleving
(RVS) «De B van Bekwaam. Een toekomstbestendige Wet BIG» (Kamerstuk 29 282, nrs. 382 en 395).
De vragen en opmerkingen zijn op 9 maart 2020 aan de Minister voor Medische Zorg voorgelegd.
Bij brief van 28 april 2020 zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie, Lodders
De adjunct-griffier van de commissie, Krijger
Inhoudsopgave
Blz.
I.
Vragen en opmerkingen vanuit de fractie
2
II.
Reactie van de Minister voor Medische Zorg
4
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de VVD
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de antwoorden
op vragen van de commissie over het advies van de Raad voor Volksgezondheid en Samenleving
(RVS) «De B van bekwaam. Een toekomstbestendige Wet BIG». Graag willen zij de Minister
het volgende voorleggen.
De leden van de VVD-fractie lezen in de brief van 6 februari 2020 dat de Minister
voor Medische Zorg voornemens is om na de zomer van 2020 met informatie te komen omtrent
een lange termijnvisie ten behoeve van een toekomstbestendige Wet BIG. Kan de Minister
uiteenzetten hoe concreet de lange termijnvisie wordt? Welke onderwerpen komen concreet
aan de orde en zijn mogelijk nieuw ten opzichte van de huidige Wet BIG? Wanneer beoogt
de Minister de nieuwe Wet BIG in werking te laten treden? Tenslotte vragen genoemde
leden wat de geschatte doorlooptijd is van dit hele traject vanaf de zomer.
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van het CDA
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de antwoorden van de Minister
op eerder gestelde vragen over het advies «De B van Bekwaam. Een toekomstbestendige
Wet BIG» van de RVS. Deze leden maken graag van de gelegenheid gebruik tot het stellen
van enkele nadere vragen.
De Minister geeft aan dat er 350 beroepsgroepen zijn en soms wel 250 functies per
beroepsgroep.
Genoemde leden vragen of de Minister het met hen eens is dat transparantie belangrijk
is voor zowel (toekomstige) zorgverleners, zodat deze er weet van hebben welke opleiding,
competenties etc. worden gevraagd en op welk niveau de functie is, als ook voor de
patiënt/cliënt zodat deze weet welke kwaliteitsverschillen er zijn. Wat gaat de Minister
doen?
De leden van de CDA-fractie lezen dat iedereen zich nu acupuncturist kan noemen. De
patiënt kent echter het verschil niet tussen iemand die een opleiding geneeskunde
tot arts heeft gedaan of iemand die alleen maar een cursus bij de LOI heeft gevolgd.
Hoe gaat de Minister dat aanpakken, zo vragen genoemde leden.
Weliswaar is cosmetisch arts KNMG nu een beschermde titel, maar iedere arts kan zich
nog steeds cosmetisch arts noemen. Men is dan wel formeel bevoegd maar niet altijd
bekwaam en voor de patiënt is dat niet duidelijk. De leden van de CDA-fractie vragen
wat de Minister daaraan gaat doen.
De leden van de CDA-fractie zijn van mening dat het voor niet beschermde titels helemaal
onduidelijk is wat iemands bekwaamheid is. Bijvoorbeeld bij schoonheidsspecialisten
is het onduidelijk of iemand bijvoorbeeld drie maanden bij het LOI een cursus heeft
gedaan of een Brancheopleiding schoonheidsspecialist(e). Is de Minister het met genoemde
leden eens dat dit onwenselijk is? Deze leden vragen tevens of de Minister het met
hen eens is dat een functie met dezelfde opleidingseisen, competenties en kennis en
ervaring op dezelfde wijze functie technisch (dus qua punten in FUWA (Functiebeschrijvingen
en -waarderingen) gewaardeerd zou moeten worden. Zo nee, waarom niet?
Zorginspirator is een mooi instrument maar gaat natuurlijk pas echt werken met veel
bezoekers. Er zijn nu slechts 20–25 profielen en blijkbaar is de financiering tot
eind 2020 geregeld. De leden van de CDA-fractie vragen hoe de Minister continuïteit
en uitbreiding gaat borgen, met profielen maar bijvoorbeeld ook met testen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van D66
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de antwoorden van de Minister
op de vragen die zij en andere fracties hadden gesteld naar aanleiding van het advies
van de RVS, getiteld «De B van Bekwaam. Een toekomstbestendige Wet BIG.» Genoemde
leden zijn op de hoogte van het feit dat de Minister momenteel bezig is met een verkenning
om te komen tot een lange termijnvisie ten behoeve van een toekomstbestendige Wet
BIG, waarover hij van plan is de Kamer na de zomer van 2020 te informeren. Deze leden
begrijpen dat de Minister gedurende deze verkenning nog niet precies kan zeggen wat
– in zijn optiek – de contouren van een toekomstbestendige Wet BIG zouden moeten worden.
Na zijn gestrande voorstel tot introductie van de regieverpleegkundige in de wet,
achten deze leden het ook van groot belang dat uiterste zorgvuldigheid wordt betracht
en alle veldpartijen tijdig en goed worden betrokken bij dit traject. Zodat er deze
keer wél breed draagvlak is onder alle professionals. Toch vonden deze leden de beantwoording
door de Minister wel erg summier. Hij gaat vooralsnog nagenoeg niet in op het advies
van de RVS en de door de RVS geschetste knelpunten, terwijl het veld behoefte heeft
aan leiderschap. Zeker nu binnen sommige zorginstellingen wel en binnen sommige instellingen
geen verdergaande functiedifferentiatie wordt doorgevoerd, waarbij ook de functie
van regieverpleegkundige terugkomt. Kan de Minister de leden van de D66-fractie daarom
in ieder geval meer inzage geven in het tijdspad? Welke concrete stappen heeft hij
de afgelopen maanden al gezet en welke stappen gaat hij de aankomende periode precies
zetten om te komen tot een toekomstbestendige Wet BIG? Kan de Minister daarbij steeds
aangeven welke partijen erbij betrokken zijn en hoe? Wat kunnen genoemde leden verder
verwachten van zijn voornemen de Kamer na de zomer te informeren? Op welk moment zal
de Minister de Kamer informeren en in hoeverre denkt de Minister dan al inzicht te
kunnen bieden in een visie op een toekomstbestendige Wet BIG? Wanneer acht hij het
haalbaar dat een volledig plan voor een toekomstbestendige Wet BIG gereed is?
Voorts hebben de leden van de D66-fractie nog één specifieke vraag die zij niet afdoende
beantwoord vonden, terwijl dat in hun optiek wel reeds mogelijk is. Genoemde leden
begrijpen dat de aanzuigende werking van de Wet BIG wordt versterkt door de doorwerking
in de financiering van de geleverde zorg, omdat een BIG-registratie doorgaans een
betaaltitel oplevert, of geldt als vereiste om bepaalde activiteiten te mogen declareren.
Deze leden hadden de Minister daarom concreet gevraagd of hij bereid is om in gesprek
te gaan met de zorgverzekeraars die een BIG-registratie vereisen bij hun inkoopbeleid.
De Minister gaf aan deze bevinding mee te willen nemen in de verkenning. Deze leden
vragen of de Minister nu echter bereid is het gesprek aan te gaan met de zorgverzekeraars
op dit punt. Het is immers nog onzeker wanneer de Minister met concrete plannen voor
de Wet BIG denkt te kunnen komen, terwijl dit probleem voor zorgprofessionals nu al
zou kunnen worden aangepakt.
II Reactie van de Minister
Met belangstelling heb ik kennis genomen van de vragen en opmerkingen van de vaste
commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 9 maart 2020 over het Verslag
van een schriftelijk overleg over het advies van de Raad voor Volksgezondheid en Samenleving
(RVS) «De B van Bekwaam. Een toekomstbestendige Wet BIG"» (Kamerstuk 29 282, nrs. 382 en 395). Ik dank de leden van de VVD-fractie, CDA-fractie en D66-fractie voor hun inbreng.
Ik ga graag in op de gestelde vragen en gemaakte opmerkingen van de leden van de verschillende
fracties. Daarbij is de indeling van het verslag aangehouden. Ik hoop hiermee opheldering
te bieden over de vragen die bij de leden van de fracties leven.
Vragen en opmerkingen van de VVD-fractie
1. De leden van de VVD-fractie vragen of de Minister uiteen kan zetten hoe concreet
de lange termijnvisie wordt, welke onderwerpen concreet aan de orde komen en mogelijk
nieuw zijn ten opzichte van de huidige Wet BIG.
Ik doe de verkenning samen met de stakeholders die zijn vertegenwoordigd in de stuurgroep
respectievelijk de klankbordgroep. Alle betrokken partijen krijgen hiermee een stem
in de totstandkoming van de lange termijn visie en deze ideeën kunnen uit elkaar lopen.
Daarom kan ik op dit moment nog niet uiteenzetten hoe concreet de lange termijn visie
op de toekomstbestendigheid van de Wet BIG wordt. Uiteraard is mijn voornemen hierbij
om de lange termijn visie zo concreet mogelijk te maken.
Ik kan op dit moment wel uit de doeken doen welke vragen eerst geïnventariseerd gaan
worden, omdat dit al met de stuurgroep is besproken: 1. Wat gaat goed bij de huidige
toepassing van de Wet BIG? Welke knelpunten worden gezien voor de korte termijn (binnen
2 jaar)? En welke knelpunten voor de lange termijn (tot 2025)? 2. Als men naar de
ontwikkelingen kijkt dat a. Zorg steeds vaker in teams en netwerken wordt verleend
en dat b. Zorg steeds vaker op afstand en met tussenkomst van nieuwe medische technologie,
zoals robots, wordt verleend, wat betekent dit dan voor de patiëntveiligheid en voor
de beroepsuitoefening? Welke kansen en bedreigingen ziet men hierbij en welke ideeën
bestaan er om dit op te lossen?
Mijn verwachting is dat deze vragen zullen leiden tot aanvullende vragen en onderwerpen
om te verkennen, maar welke dit zullen zijn, kan ik nu nog niet aangeven.
2. Daarnaast vragen de leden van de VVD-fractie wanneer de Minister beoogt de nieuwe
Wet BIG in werking te laten treden?
In zijn algemeenheid leert de ervaring dat de voorbereiding van een wetstraject als
dit enkele jaren kan duren, maar ik heb hiervoor geen streefdatum voor ogen. Ik wil
alle stappen van het proces zorgvuldig doorlopen en wil tegelijkertijd de vaart erin
houden. De eerste stap is de Tweede Kamer informeren over de lange termijn visie op
de toekomstbestendigheid van de Wet BIG. Daarbij zal ik uw Kamer ook informeren over
de vervolgstappen en planning. De oorspronkelijke planning was om de Tweede Kamer
na de zomer te informeren over de lange termijn visie. Het is op dit moment nog niet
te overzien wanneer mijn departement en de veldpartijen weer voldoende ruimte hebben
om hiermee verder te gaan.
3. Tenslotte vragen de leden van de VVD-fractie wat de geschatte doorlooptijd is van
dit hele traject vanaf de zomer.
Een essentieel onderdeel van de verkenning is om samen met de partijen in de stuurgroep
en klankbordgroep het gesprek te voeren over de toekomstbestendigheid van de Wet BIG.
Gezien alles wat nu speelt rondom Covid-19 zijn de vergaderingen van de stuurgroep
tot nader orde opgeschort. Ditzelfde geldt voor de klankbordgroep, waarvoor het de
bedoeling was dat deze voor het eerst in april 2020 samen zou komen. Zodra hier weer
ruimte voor is, worden de overleggen weer hervat.
Vragen en opmerkingen van de fractie van het CDA
4. De leden van de CDA-fractie vragen of de Minister het met hen eens is dat transparantie
belangrijk is voor zowel (toekomstige) zorgverleners, zodat deze er weet van hebben
welke opleiding, competenties etc. worden gevraagd en op welk niveau de functie is,
als ook voor de patiënt/cliënt zodat deze weet welke kwaliteitsverschillen er zijn.
Voorts vragen zij wat de Minister gaat doen. Vervolgens vragen de leden van de CDA-fractie
hoe de Minister de door hen genoemde situatie gaat aanpakken dat de patiënt het verschil
niet kent tussen iemand die een opleiding geneeskunde tot arts heeft gedaan of iemand
die alleen maar een cursus bij de LOI heeft gevolgd.
Ik herken de signalen dat het voor cliënten niet altijd helder is welke beroepen/functies
werkzaam zijn in de gezondheidszorg dan wel dat het soms lastig is de verschillende
beroepen van elkaar te onderscheiden. Ook is het voor hen soms moeilijk te bepalen
of zij zorg van de juiste professional ontvangen. Dit geldt voor verschillende sectoren
binnen de gezondheidszorg. Het is voor cliënten van belang dat zij kunnen vertrouwen
op verwijzers en andere professionals die hen hierin goed adviseren. Maar ook voor
zorgprofessionals is soms onvoldoende duidelijk wat de verschillen in competenties
tussen de beroepsbeoefenaren zijn, wat tijdig en goed (door)verwijzen lastig maakt.
Dit kan te maken hebben met bestaande overlap in het werkveld en aanbod in opleiding.
Momenteel loopt er binnen de GGZ een project om de beroepenstructuur voor psychologische
en pedagogische zorg te herzien. Dit is een verkenning van de onduidelijkheden en
knelpunten binnen de (individuele) psychologische en pedagogische zorg vanuit het
perspectief van cliënten, hun naasten en de professionals en is geïnitieerd door de
beroepsverenigingen Nederlands Instituut voor Psychologen (NIP), Nederlandse Vereniging
voor Gezondheidspsychologie en haar specialismen (NVGzP), Nederlandse Vereniging van
Pedagogen en Onderwijskundigen (NVO) en de Nederlandse Vereniging voor Psychotherapie
(NVP) onder leiding van de Federatie van psychologen, psychotherapeuten en pedagogen
(P3NL). Het is niet aan de overheid dit op te leggen, maar ik juich dit soort initiatieven
door de beroepsgroepen zelf toe.
Dit neemt niet weg dat, zoals ik in mijn eerder beantwoording heb aangegeven, de huidige
insteek van de Wet BIG is dat deze uitoefening van de individuele gezondheidszorg
in principe vrij laat voor iedereen. Dit betekent dat niet-BIG-geregistreerde beroepsgroepen
zorg mogen verlenen, maar niet dat iedereen alles mag. Bepaalde beroepen kennen een
beschermde titel en bepaalde handelingen zijn voorbehouden aan daartoe bevoegde beroepsbeoefenaren.
Voor slechts enkele beroepen, zoals artsen en verpleegkundigen, is vastgelegd welke
opleidingseisen en het daar bijbehorende niveau vereist is. Voor een aantal beroepen
vinden de vereiste opleidingseisen hun grondslag in richtlijn nr. 2005/36/EG van het
Europees parlement en de Raad van de Europese Unie van 7 september 2005 betreffende
de erkenning van beroepskwalificaties (PbEU L 255).
Het is niet mogelijk en niet wenselijk om van deze Europese vereisten af te wijken.
Voor deze gereglementeerde beroepen ben ik het met u eens dat het om de kwaliteit
van zorg te borgen noodzakelijk is om de opleidingseisen en de niveaus vast te leggen.
Daarnaast bestaan in Nederland tal van keurmerken en registers, binnen en buiten de
zorg. Wanneer professionals dit keurmerk bezitten of geregistreerd zijn is dit doorgaans
een goede indicator voor de patiënt of consument dat kwaliteit wordt geleverd.
5. De leden van de CDA-fractie stellen dat cosmetisch arts KNMG nu weliswaar een beschermde
titel is, maar dat iedere arts zich nog steeds cosmetisch arts kan noemen. De arts
is dan wel formeel bevoegd maar niet altijd bekwaam, terwijl dat voor de patiënt niet
duidelijk is. De leden van de CDA-fractie vragen wat de Minister daaraan gaat doen.
«Cosmetisch arts KNMG» is sinds 1 jul 2019 erkend als profielspecialisme door het
College Geneeskundige Specialismen van de KNMG en sindsdien een beschermde titel.
Cosmetisch artsen die de profielopleiding cosmetische geneeskunde hebben gevolgd kunnen
zich laten registreren in het profielregister van de Registratiecommissie Geneeskundige
Specialismen (RGS) van de KNMG. Sinds kort kunnen bij de RGS geregistreerde cosmetisch
artsen een AGB-registratie aanvragen en worden opgenomen op de Zorgkaart Nederland
van de Patiëntenfederatie. Via die weg is het voor patiënten inzichtelijk of een arts
geregistreerd staat als cosmetisch arts en dus bevoegd en bekwaam is.
6. De leden van de CDA-fractie zijn van mening dat het voor niet beschermde titels
helemaal onduidelijk is wat iemands bekwaamheid is. Zij geven het voorbeeld dat het
bij schoonheidsspecialisten onduidelijk is of iemand bijvoorbeeld drie maanden bij
het LOI een cursus heeft gedaan of een Brancheopleiding schoonheidsspecialist(e).
De leden van de CDA-fractie vragen of de Minister het met hen eens is dat dit onwenselijk
is. Deze leden vragen tevens of de Minister het met hen eens is dat een functie met
dezelfde opleidingseisen, competenties en kennis en ervaring op dezelfde wijze functie
technisch (dus qua punten in FUWA (Functiebeschrijvingen en -waarderingen) gewaardeerd
zou moeten worden, en zo nee, waarom niet.
Voor niet beschermde titels dient een cao als uitgangspunt voor functiewaarding. In
de zorg is de functiewaardering ingericht op basis van de systematiek van FWG (Functiewaarderingssysteem
Gezondheidszorg). De keuze voor een dergelijk systeem is aan de sociale partners.
7. De leden van de CDA-fractie geven aan dat Zorginspirator een mooi instrument is,
maar pas echt gaat werken met veel bezoekers. Er zijn nu slechts 20–25 profielen en
blijkbaar is de financiering tot eind 2020 geregeld. De leden van de CDA-fractie vragen
hoe de Minister continuïteit en uitbreiding gaat borgen, met profielen maar bijvoorbeeld
ook met testen.
Ik ben blij dat de CDA-fractie enthousiast is over de Zorginspirator, dat ben ik ook.
Daarom heeft VWS het initiatief van de sociale partners gesteund. In de eerste paar
weken heeft de site al circa 20 duizend bezoekers getrokken, hetgeen illustreert dat
er echt behoefte is aan een dergelijk instrument. VWS is nu met de sociale partners
in gesprek over de mogelijkheden voor een vervolg na 2020.
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van D66
8. De leden van de D66-fractie vragen of de Minister meer inzage kan geven in het
tijdspad. Welke concrete stappen heeft hij de afgelopen maanden al gezet en welke
stappen gaat hij de aankomende periode precies zetten om te komen tot een toekomstbestendige
Wet BIG? En kan de Minister daarbij steeds aangeven welke partijen erbij betrokken
zijn en hoe? Wat kunnen genoemde leden verder verwachten van zijn voornemen de Kamer
na de zomer te informeren? Op welk moment zal de Minister de Kamer informeren en in
hoeverre denkt de Minister dan al inzicht te kunnen bieden in een visie op een toekomstbestendige
Wet BIG? Wanneer acht hij het haalbaar dat een volledig plan voor een toekomstbestendige
Wet BIG gereed is?
Uw vragen zijn grotendeels reeds beantwoord in mijn reactie op de vragen van de VVD-fractie
(vragen 1 tot en met 3). Ten aanzien van de vraag welke partijen op welke manier betrokken
worden het volgende. Er is een stuurgroep ingesteld met vertegenwoordigers van de
Patiëntenfederatie Nederland, Brancheorganisaties Zorg (BoZ) (namens Actiz, GGZ Nederland,
Vereniging Gehandicaptenzorg Nederland (VGN), Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen
(NVZ) en de Nederlandse Federatie van Universitair Medische Centra (NFU)), de Federatie
van Gezondheidspsychologen en Psychotherapeuten (FGzPt) (namens NIP, NVO, NVP en NVGzP),
de Koninklijke Nederlandse Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst (KNMG) (mede
namens de Koninklijke Nederlandse Organisatie van Verloskundigen (KNOV), Koninklijke
Nederlandse Maatschappij tot bevordering der Tandheelkunde (KNMT), Koninklijk Nederlands
Genootschap voor Fysiotherapie (KNGF), Koninklijke Nederlandse Maatschappij ter bevordering
der Pharmacie (KNMP) en Verpleegkundigen & Verzorgenden Nederland (V&VN). De stuurgroep,
onder voorzitterschap van VWS, heeft een leidende rol in de verkenning. Daarnaast
zal er een inhoudelijke professiegerichte klankbordgroep worden samengesteld. Hierin
zullen de beroepsorganisaties van artikel 3-beroepen een plek krijgen, een vertegenwoordiger
van de artikel 34-beroepen en een of meerdere wetenschappers. De leden van de klankbordgroep
wordt gevraagd om input voor de verkenning te geven op basis van hun inhoudelijke
expertise en ervaring op het gebied van de toepassing van de Wet BIG op de beroepsuitoefening.
Partijen die niet aan de klankbordgroep deelnemen, maar die wel betrokken zijn bij
de toepassing van de Wet BIG, worden parallel door mij bij het project betrokken.
Hierbij wordt gedacht aan werknemersorganisaties, werkgeversorganisaties, opleidingsorganisaties
en uitvoeringsorganisaties (CIBG, IGJ, Zorginstituut Nederland, tuchtcolleges).
9. Voorts hebben de leden van de D66-fractie nog één specifieke vraag die zij niet
afdoende beantwoord vonden, terwijl dat in hun optiek wel reeds mogelijk is. Genoemde
leden begrijpen dat de aanzuigende werking van de Wet BIG wordt versterkt door de
doorwerking in de financiering van de geleverde zorg, omdat een BIG-registratie doorgaans
een betaaltitel oplevert, of geldt als vereiste om bepaalde activiteiten te mogen
declareren. De leden van de D66-fractie vragen of de Minister nu bereid is het gesprek
aan te gaan met de zorgverzekeraars op dit punt. Het is immers nog onzeker wanneer
de Minister met concrete plannen voor de Wet BIG denkt te kunnen komen, terwijl dit
probleem voor zorgprofessionals nu al zou kunnen worden aangepakt.
In mijn reactie op het verslag van schriftelijk overleg heb ik aangegeven dat steeds
meer beroepsgroepen opgenomen willen worden in de Wet BIG vanwege financieel-economische
redenen. Deze bevinding wil ik meenemen in de verkenning ten behoeve van de lange
termijn visie op de toekomstbestendigheid van de Wet BIG. Dit houdt ook in dat ik
met zorgverzekeraars in gesprek zal gaan.
Ondertekenaars
-
, -
Eerste ondertekenaar
W.J.H. Lodders, voorzitter van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport -
Mede ondertekenaar
H.W. Krijger, adjunct-griffier