Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijke overleg over o.a. de geannoteerde agenda Milieuraad 5 maart 2020
21 501-08 Milieuraad
Nr. 801 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 29 juni 2020
De vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat heeft een aantal vragen en opmerkingen
voorgelegd aan de Ministers voor Milieu en Wonen en van Economische Zaken en Klimaat
over de brief van 30 maart 2020 over de brief van 20 februari 2020 over de geannoteerde
agenda van de Milieuraad op 5 maart 2020 (Kamerstuk 21 501-08, nr. 798), over de brief van 22 januari 2020 over Verslag van de Milieuraad van 19 december
2019 (Kamerstuk 21 501-08, nr. 796) en over de brief van 14 februari 2020 over informatie over Chemische Stoffen (Kamerstuk
21 501-08, nr. 797).
De vragen en opmerkingen zijn op 28 februari 2020 aan de Ministers voor Milieu en
Wonen en van Economische Zaken en Klimaat voorgelegd. Bij brief van 2 maart 2020 zijn
de vragen over de geannoteerde agenda beantwoord (Kamerstuk 21 501-08, nr. 799). Bij brief van 24 april 2020 zijn de resterende vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie, Agnes Mulder
De adjunct-griffier van de commissie, Witzke
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Inhoudsopgave
blz.
Inleiding
2
Europese waterwetgeving
2
Green Deal
4
Vergroening van het Europees Semester
8
Raadsconclusies Luchtkwaliteit
8
Verslag van de Milieuraad van 19 december 2019
9
Informatie over Chemische Stoffen
9
Inleiding
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de stukken ten behoeve van het
schriftelijk overleg Milieuraad d.d. 5 maart 2020. Zij hebben over de geagendeerde
stukken nog enkele opmerkingen en vragen.
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de brieven van de Minister voor
Milieu en Wonen en van de Minister van Economische Zaken en Klimaat inzake de Milieuraad
d.d. 5 maart 2020. Deze leden hebben nog enkele vragen.
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de agenda van de aanstaande Milieuraad
van 5 maart 2020. Deze leden verwelkomen de ambitieuze houding ten opzichte van de
Europese Green Deal en steunen de inzet van de Ministers om het reductiedoel naar
55% in 2030 op te hogen en daar snel een besluit over te nemen. Deze leden willen
de Ministers enkele vragen voorleggen.
De leden van de GroenLinks-fractie hebben kennisgenomen van de brieven van de Minister
voor Milieu en Wonen en van de Minister van Economische Zaken en Klimaat en hebben
hier nog enkele vragen en opmerkingen over.
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van voorliggende agenda. Zij hebben
de volgende vragen.
Europese waterwetgeving
De leden van de CDA-fractie merken op dat de Ministers mogelijkheden zien voor meer
coherentie tussen Europese waterwetgeving en ander Europees beleid. De Ministers noemen
daarbij aansluiting van de waterwetgeving bij de doelen voor een circulaire economie.
Deze leden vragen de Ministers aan te geven welke mogelijkheden zij precies zien voor
aansluiting van de waterwetgeving bij de doelen voor een circulaire economie. Ook
vragen deze leden de Ministers om te beschrijven welke andere mogelijkheden zij zien
voor meer coherentie tussen de Europese waterwetgeving en ander Europees beleid.
De leden van de D66-fractie ondersteunen de ambitie van het kabinet op de EU-richtlijn
behandeling van stedelijk afvalwater. Deze leden vragen of de Ministers, gezien de
kennispositie van Nederland op waterbeleid, bereid is om kennis op het gebied van
waterkwaliteitsbeleid en innovatieve waterzuiverende technieken te delen met de Europese
Commissie (EC) en andere lidstaten?
De leden van de D66-fractie steunen de ambitie van de Ministers om in te zetten op
een bronaanpak van de verontreiniging van water. Deze leden vragen de Ministers hoe
zij, gezien de kosten en moeilijkheidsgraad van het zuiveren van water dat is verontreinigd
door opkomende stoffen, ook op andere manieren dan via de EU-richtlijn behandeling
van stedelijk afvalwater gaan zorgen dat verontreiniging bij de bron wordt aangepakt.
Waarom spreken de Ministers in de huidige inzetomschrijving op de EU-richtlijn behandeling
van stedelijk afvalwater niet over het eventueel verplichten van een Best Beschikbare
Techniek (BBT)-richtlijn met betrekking tot nieuwe zuiveringstechnieken op stoffen
die een potentieel grote negatieve impact kunnen hebben op de kwaliteit van het drinkwater?
De leden van de D66-fractie onderschrijven de houding van de Ministers om kritisch
tegenover het one-out-all-out principe te staan. Deze leden vragen de Ministers echter
om verder uiteen te zetten wat de insteek met betrekking tot flexibiliteit bij monitoring
en rapportage concreet inhoudt en hoe zich dat vertaalt tot de huidige invulling van
het principe en de handhaving daarop.
De leden van de D66-fractie ondersteunen het plan van de Ministers om in te zetten
op coherentie tussen verschillende beleidsterreinen met betrekking op de waterkwaliteit,
zoals bijvoorbeeld de circulaire economie. Deze leden vragen de Ministers uiteen te
zetten op welke beleidsterreinen zij nog meer inzetten op coherentie.
De leden van de D66-fractie uiten hun zorgen over de houding van de Ministers dat
er moet worden ingezet op zogeheten modernisering van de Kaderrichtlijn Water (KRW).
Deze leden vragen de Ministers om uiteen te zetten hoe zij gaan garanderen dat de
inzet op modernisering niet leidt tot een verwatering van de doeleinden. Bovendien
vragen deze leden de Ministers om uiteen te zetten of zij in de modernisering ook
rekening houden met andere ontwikkelingen dan opkomende stoffen voor de waterkwaliteit
en beschikbaarheid van drinkwater, zoals klimaatverandering, en wat hun inzet hierop
is.
De leden van de GroenLinks-fractie hebben gelezen dat de fitness check van de KRW
op de agenda van deze Milieuraad staat. Tijdens deze Milieuraad zullen de Ministers
hun appreciatie geven van de conclusies van de EC. Deze leden vinden het goed om te
lezen dat de grote meerderheid van de richtlijnen het doel goed dient. Het is interessant
voor deze leden om te lezen hoe het lastig is een compromis te vinden tussen de lokale
toepasbaarheid en de handhaafbaarheid door niet te veel uitzonderingen te maken. Toch
concludeert de EC dat meer dan de helft van de Europese waterrichtlijnen, die onderdeel
van de KRW zijn, nog niet op orde zijn. Deze leden lezen dat dit vooral te maken heeft
met onvoldoende financiering, langzame implementatie en een onvoldoende integratie
van milieudoelstellingen in ander sectoraal beleid. Deze leden zijn er dus van overtuigd
dat het belangrijk is dat lidstaten snel actie ondernemen om met de geleerde lessen
van de fitness check aan de slag te gaan en een betere waterkwaliteit te bereiken.
Juist ook omdat veel uitdagingen nog niet eens meegenomen zijn in de KRW. Denk hierbij
aan klimaatverandering, waterschaarste en nieuwe vervuilers zoals microplastics. In
deze context zijn deze leden dan ook benieuwd welk standpunt de Ministers namens Nederland
in de Milieuraad gaan inbrengen. Kunnen de Ministers hun standpunt toelichten? Ook
in relatie tot de drie algemene belemmeringen die volgens de EC in de weg staan?
De leden van de GroenLinks-fractie hebben vernomen dat er in Nederland twee grote
factoren zijn die het realiseren van de opgaves van de KRW bemoeilijken: de impact
van de chemische stoffen in het oppervlakte- en grondwater en de impact van de landbouw
door uitspoeling. Deze leden hebben hierover grote zorgen. Hoe gaan de Ministers zorgen
dat deze twee grote problemen die de realisatie van de KRW onder druk zetten snel
aangepakt worden? Wat betreft de chemische stoffen, zijn de Ministers het met deze
leden eens dat de problematiek van deze stoffen het beste aangepakt kan worden buiten
de KRW? Door andere richtlijnen zoals Registration, Evaluation, Authorization and
restriction of Chemicals (REACH), de Environmental Quality Standards Directive en
de Groundwater Directive?
De leden van de GroenLinks-fractie maken zich op het gebied van landbouw zorgen over
het overmatig gebruik van landbouwgif en kunstmest die de waterkwaliteit in ernstige
mate beïnvloeden. Deze leden weten dat er in de voorlopige plannen van het Nationaal
Strategisch Plan voor de uitvoering van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB)
nadrukkelijk staat dat het behalen van de KRW-doelen onder druk staat. Het huidige
instrumentarium van het GLB wordt ingezet om de waterdoelen te bereiken. Wat vinden
de Ministers van deze koppeling? Zijn de Ministers van mening dat deze koppeling ook
in het volgende GLB gemaakt moet worden? Deze leden zijn ook benieuwd wat de Ministers
denken dat er in de landbouw moet gebeuren om de KRW-doelen te halen? Kunnen de Ministers
toelichten in hoeverre het nieuwe mestbeleid hieraan gekoppeld wordt? Deze leden horen
graag van de Ministers of zij spreken met de agrarische sector over de wateropgave
die er naast reducering van stikstof voor de deur staat? Deze leden horen graag van
de Ministers hoe wordt voorkomen dat boeren straks verrast worden door de opgave voor
de KRW.
De leden van de SP-fractie vragen hoe meer flexibiliteit bij monitoring en rapportage
zich verhoudt tot de zorgen om opkomende stoffen. Deze leden menen dat het borgen
van waterkwaliteit staat of valt bij monitoring en rapportageplichten, juist bij grens
overstijgende dreigingen van de waterkwaliteit. Deze leden merken op dat de kritiek
van de EC zich richt op het niet, of onvoldoende, voldoen aan bestaande wetgeving.
Deze leden vragen zich af waarom dan meer ingezet worden op flexibiliteit.
De leden van de SP-fractie steunen de inzet op bronbeleid en ketenaanpak. Maar deze
leden zijn wel kritisch op de voorgestelde risicogerichte aanpak, waarom heeft dit
de voorkeur?
De leden van de SP-fractie vragen wat de rol is van de overige richtlijnen zoals REACH,
de Nitraatrichtlijn en het GBL en hoe zich dit tot elkaar verhoudt. Hierbij wijzen
deze leden op de problemen rondom chemische en opkomende stoffen. Hoe wordt deze problematiek
door de evaluatie opgepakt? Deze leden vragen ook hoe nieuwere problemen in de (eventuele)
herziening van de Kaderrichtlijn worden meegenomen, zoals klimaatverandering en de
invloed van extremer weer op de waterkwaliteit, opkomende stoffen en microplastics.
Green Deal
De leden van de VVD-fractie lezen over een strategie voor duurzame en slimme mobiliteit.
Deze leden zijn het eens met de positieve beoordeling van de Ministers met betrekking
tot het elektrificeren van grondoperaties op luchthavens. Tevens delen deze leden
de beoordeling dat het gebrek aan aandacht voor disruptieve innovatie, zoals elektrisch
vliegen, als een gemis wordt gezien. Wordt hier alsnog aandacht voor gevraagd tijdens
de Milieuraad?
De leden van de VVD-fractie lezen over een Europese standaard voor veilig, voedzaam
en een hoge kwaliteit voedsel. Wat is deze Europese standaard? Voldoen alle lidstaten
van de Europese Unie (EU) aan deze standaard? Zo nee, welke landen nog niet en waarom
niet? Kunnen de Ministers toelichten welke verschillen er in de Nederlandse en Europese
standaarden zijn met betrekking tot milieu-, dierenwelzijns- en voedselstandaarden?
Kunnen de Ministers dit toelichten voor dierlijke producten, plantaardige producten
en een tweetal andere categorieën?
De leden van de VVD-fractie vragen naar de controle door de EU op ingevoerde levensmiddelen.
Deze leden lezen dat levensmiddelen die niet voldoen aan de Europese milieunormen
niet worden toegelaten tot de EU. Op welke manier vindt deze controle plaats, wat
zijn precies de relevante EU-milieunormen en vinden deze controles in alle landen
even secuur en adequaat plaats? Zo ja, op welke manier wordt dat gecontroleerd? Kunnen
de Ministers verklaren waarom er producten op de Nederlandse en Europese markt beschikbaar
zijn, die met pesticiden behandeld zijn die in Nederland en Europa al lang zijn verboden?
Deze leden krijgen signalen dat bijvoorbeeld de douanecontrole op levensmiddelen in
andere EU-landen minder secuur plaatsvindt dan in Nederland. Zie hiervoor ook de vragen
van het lid Lodders1. Kunnen de Ministers hier een toelichting op geven? Delen de Ministers de mening
dat, voor het waarborgen van eenzelfde levensmiddelenkwaliteitstandaard, het cruciaal
is dat in alle EU-landen de controle er hetzelfde uitziet? Zo nee, waarom niet? Zo
ja, dan ontvangen deze leden graag een toelichting op hoe de Ministers dit gelijke
speelveld in Europees verband gaan verwezenlijken, ook met het oog op de Nederlandse
voedselkwaliteitsstandaarden.
De leden van de VVD-fractie lezen dat de Ministers streven naar meer consumenteninformatie
op voedsel. Deze leden vragen hoe de Ministers dit gaan verwezenlijken? Een uitgebreidere
informatievoorziening brengt meer kosten met zich mee. Wie in de voedselketen gaat
dit extra bedrag betalen?
De leden van de VVD-fractie vragen of het klopt dat de Green Deal nog in onderhandeling
is? Zo ja, op welke manier gaan de Ministers borgen dat de Nederlandse kwaliteitseisen
op het gebied van duurzaamheid, milieu en biodiversiteit, ook tijdens het teelt- en
productieproces, de standaard in Europa gaan zijn? Op welke manier gaan de Ministers
zorgen dat Nederlandse boeren met een gelijk speelveld te maken krijgen?
De leden van de VVD-fractie vragen wat door de EC wordt bedoeld met een gezonder en
duurzamer dieet. Delen de Ministers de mening van deze leden dat de dieetadviezen
van de EC overbodig zijn? Zo nee, waarom niet?
De leden van de VVD-fractie lezen erkenning van de Ministers met betrekking tot de
visie op kringlooplandbouw. Op welke manier gaan de Ministers de keuze borgen om,
naast kringlooplandbouw, ook de emissiearme landbouw als volwaardig en gelijkwaardig
alternatief aan kringlooplandbouw te verankeren? Deze leden betreuren dat de Ministers
geen duiding geven aan de emissiearme landbouw. Kunnen de Ministers aangeven waarom?
Hoe gaan zij er voor zorgen dat boeren die kiezen voor emissiearme landbouw gelijkwaardige
kansen en beloning krijgen? Hoe gaan de Ministers ervoor zorgen dat dit ook opgenomen
wordt in de Green Deal?
De leden van de D66-fractie vragen de Ministers waarom zij terughoudend zijn met het
uitbreiden van het Emissions Trading System (ETS) naar de gebouwde omgeving en wegtransport.
Wat zijn de zorgen van de Ministers? Deze leden verzoeken de Ministers om dit standpunt
nader toe te lichten.
De leden van de D66-fractie vragen de Ministers om toe te lichten waarom het verder
vergroten van het areaal beschermd gebied op land niet als de meest effectieve oplossing
gezien wordt voor het behoud en versterken van de biodiversiteit.
De leden van de D66-fractie merken op dat de Ministers in het fiche op Europees niveau
meer aandacht wil voor onder andere personenvervoer per spoor en disruptieve innovaties
in de mobiliteit zoals elektrisch vliegen. Echter, deze leden merken op dat deze zaken
niet specifiek benoemd worden in de geannoteerde agenda van de Milieuraad. Kunnen
de Ministers bevestigen dat zij voor deze zaken aandacht zullen vragen in de Milieuraad?
De leden van de D66-fractie merken op dat de Ministers in het fiche meer concrete
maatregelen in de Green Deal wensen omtrent onder andere een integrale strategie voor
duurzame en slimme mobiliteit en de van-boer-tot-bord strategie. Deze leden vragen
de Ministers of zij in de Milieuraad aandacht zullen vragen voor de nodige concretisering
voor deze strategieën.
De leden van de D66-fractie vragen de Ministers om hun standpunt op het verzoek van
ondernemersorganisatie FME voor de totstandkoming van een Europees grondstoffenbeleid
in de uitwerking van de Green Deal, mede gezien de invloedrijke positie die China
in de afgelopen jaren op de wereldmarkt heeft opgebouwd.
De leden van de D66-fractie merken op dat de Green Deal voorziet in innovatieve financieringsregelingen
voor renovatie en verduurzaming van de gebouwde omgeving. Deze leden vragen de Ministers
hoe deze regelingen aansluiten op het Warmtefonds. Ook vragen deze leden de Ministers
of onder deze regelingen ook de gebouwgebonden financiering valt.
De leden van de GroenLinks-fractie willen in het algemeen hun steun uitspreken voor
de Green Deal en de bredere ambities op klimaat, circulaire economie en een gezonde,
duurzame economie en samenleving. Deze leden benadrukken dat er meer nodig is dan
een optelsom van enkele maatregelen op enkele vlakken, maar een samenhang van visie
en beleid, maatregelen, draagvlak en het besef dat in deze gezamenlijke opgave de
lasten van de transitie eerlijk verdeeld moeten worden. Deze leden willen sterk de
noodzaak benadrukken van het opvoeren van de reductiedoelstellingen naar 60% in 2030.
Dit zal ook voor Nederland een flinke uitdaging worden, maar deze leden zijn van mening
dat het noodzakelijk is om de klimaatverandering te vertragen. Een extra procent reductie
nu is meer waard dan diezelfde extra procent over 30 jaar.
De leden van de GroenLinks-fractie benadrukken dat alle fossiele subsidies zo snel
mogelijk moeten worden afgebouwd. Deze leden zijn van mening dat door de Ministers
hier onvoldoende proactief op wordt gehandeld. Heeft het International Energy Agency
(IEA) hier al een rapport over opgesteld? Wanneer wordt dit rapport naar de Kamer
gestuurd? Deze leden kijken ook uit naar de Europese Klimaatwet. Welke onderwerpen
spelen er rondom de Klimaatwet, naast het doel voor 2030?
De leden van de GroenLinks-fractie zijn erg te spreken over de ambitie om 75% van
het wegverkeer te verplaatsen naar spoor en water. In een dichtbevolkt en goed ontwikkeld
land als Nederland is dat volgens deze leden ook mogelijk, als de investeringen in
de infrastructuur zich hier voortaan op concentreren. Het vergt wel dat voor de internationale
bereikbaarheid het Europese doorgaand railnetwerk flink wordt uitgebouwd, voor zowel
personen als goederenvervoer. Wat deze leden betreft moet niet alleen 75% van het
wegverkeer maar ook het grootste deel van het Europese luchtverkeer op termijn via
snelle internationale treinverbindingen worden afgewikkeld. Omdat Nederland veelal
de laatste (of eerste) halte is vergt dit grotere inspanningen van onze buurlanden
die relatief minder profiteren van de connectie met Nederland dan dat Nederland zou
profiteren van de aansluiting bij de rest van het Europese netwerk. Dat vergt van
Nederland meer dan alleen goede afstemming. Deze leden vragen de Ministers om zich
in Europa sterk te maken voor een krachtige Europese rail agenda. Dat kan bijvoorbeeld
door nu alvast op het bestaand net de nachttrein die de grote Europese (hoofd)steden
kan verbinden Europees in concessie te brengen. Willen de Ministers zich hiervoor
inzetten?
De leden van de GroenLinks-fractie kunnen zich niet vinden in de ambitie om het aantal
gratis emissierechten voor de luchtvaart te beperken, omdat dat voor deze leden onvoldoende
is. De luchtvaart kan niet langer worden ontzien. Deze leden pleiten voor het volledig
doorbelasten van ETS aan de luchtvaart en hier bovenop reguliere brandstofaccijnzen
in te voeren en luchthaventarieven minimaal kostendekkend door te belasten, inclusief
de maatschappelijke meerkosten zoals veiligheid overlast en milieuvervuiling. Alleen
dan kan de luchtvaart zich volgens deze leden ontwikkelen tot een normale bedrijfstak,
die de eigen kosten draagt zonder deze op de maatschappij af te wentelen en ook zelf
de kosten voor verduurzaming opbrengt, net als andere sectoren.
De leden van de GroenLinks-fractie missen ook aandacht voor de internationale trein,
als alternatief voor de luchtvaart. Hogesnelheidslijn (hsl)-verbindingen zijn nu veelal
een nationale kwestie terwijl ze bij uitstek geschikt zijn voor internationale verbindingen.
Deze leden vragen de Ministers om zich hard te maken voor een stevige Europese Spooragenda.
De leden van de GroenLinks-fractie zijn ook kritisch op de strategie voor alternatieve
brandstoffen. Deze leden zijn ervan overtuigd dat al het land-based verkeer geëlektrificeerd
kan worden. Hernieuwbaar en emissievrij. Hoe sneller deze transitie verloopt hoe beter,
zo vinden deze leden. De tussenstap via het verbranden van andere grondstoffen dan
fossiele olie is in de ogen van deze leden een desinvestering die de transitie vertraagt
en voor veel extra schade elders zorgt. Het bijmengen van primaire olie uit voedselgewassen
doet meer kwaad dan goed volgens deze leden. Het schaarse potentieel van daadwerkelijk
duurzame olie die voor niets beters dan brandstof gebruik kunnen worden, leent zich
dan het beste als tussenoplossing voor sectoren waarvoor elektrificatie nog geen optie
is, zoals de scheepvaart. Deze leden pleiten er dan ook voor om de bijmengverplichting
af te bouwen en de duurzaamheidscriteria op te voeren, zodat in elk geval voedselgewassen
worden uitgesloten.
De leden van de GroenLinks-fractie hopen, gezien de stand van zaken rond het Eurovignet,
op een fors moderner stelsel van het huidige of eerder voorgestelde plan. Deze leden
zien veel in een gezamenlijke Europese technische standaard voor kilometerheffing
die vervolgens met een Europese, nationale en lokale component kan worden ingevuld.
Wetende wie, waar en wanneer gebruik maakt van de weg, maakt het mogelijk om wegvlakken
naar gebruik te belasten. Tariefhoogte en structuur kunnen dan nationaal en lokaal
worden ingevuld, afhankelijk van waar behoefte aan is.
De leden van de GroenLinks-fractie pleiten op het gebied van luchtkwaliteit en emissiebeperking
vooral op een sterke focus op emissievrij. Dat is volgens deze leden belangrijker
dan pogingen om nog een extra microgram emissiereductie voor fossiele motoren voor
elkaar te krijgen. Een snelle uitfasering van fossiele motoren zou prioriteit moeten
hebben. Voor de nieuwste standaarden van die fossiele motoren pleiten de leden ervoor
om geen aparte emissiewaarden voor diesel- en benzinemotoren op te nemen. Het moet
volgens deze leden mogelijk zijn om dezelfde strenge eisen aan alle voertuigen te
stellen. Als een brandstof of techniek hier niet (meer) aan kan voldoen, is dat wat
deze leden betreft het eindpunt voor deze brandstof of techniek. In dat licht, is
er wat deze leden betreft ook geen reden of recht meer om voor sommige voertuigen
of machines lagere eisen te stellen. Wat voor een personenauto geldt moet ook kunnen
gelden voor een bestelbus, trekker, compressorpomp of koelaggregaat. Deze leden vragen
de Ministers om zich de komende periode hard te maken om voor alle bronnen de best
beschikbare techniek te eisen.
De leden van de SP-fractie achten de plannen van de Green Deal onvoldoende om de benodigde
stappen te zetten richting een klimaatneutraal Europa in 2050. De plannen gaan teveel
uit van instandhouding van gevestigde belangen waar een «groen sausje» overheen is
gegaan. Deze leden vinden het een gemiste kans dat er geen afdwingbare concrete plannen
liggen om de uitstoot van de meest vervuilende sectoren drastisch te verminderen.
Ook kunnen deze leden het plan om met het Just Transition Fund de kolenindustrie van
Oost-Europa uit te kopen niet steunen.
De leden van de SP-fractie zijn benieuwd naar de uitwerking van het nieuwe actieplan
circulaire economie. Deze leden menen dat er meer ingezet moet worden op afdwingbare
normen en wetgeving voor duurzaam productbeleid in plaats van de sectorconvenanten,
waar de Nederlandse aanpak ten aanzien van de circulaire economie op is gebaseerd,
naar een Europees plan proberen te tillen. Wat kan er over de uitwerking worden gezegd,
vragen deze leden.
De leden van de SP-fractie menen dat het ophogen van het reductiedoel voor 2030 een
goede zaak is. Deze leden vragen zich echter wel af hoe dit gerealiseerd moet worden,
aangezien de huidige Integrale Nationaal Energie- en Klimaatplannen (INEK’s) onvoldoende
zijn om de huidige doelen te halen. Deze leden zien de Green Deal niet direct tot
het gewenste resultaat leiden. Hoe gaat dit doel op rechtvaardige en sociale wijze
wel worden gehaald, vragen deze leden.
De leden van de SP-fractie vragen of de Europese Klimaatwet net als de Nederlandse
Klimaatwet een kaderwet zal zijn. Deze leden vinden het essentieel dat lidstaten zelf
invulling (blijven) geven aan hun energie- en klimaatbeleid. Deze leden steunen ambitieus
Europees klimaatbeleid voor sectoren waar dat grens overstijgend moet gebeuren, maar
benadrukken dat een verdere integratie van een Europese energiemarkt geen deel van
de oplossing is. Integendeel, verdere vermarkting van energie is deel van het probleem
aldus deze leden. Zij vragen hierop een reactie van de Ministers.
De leden van de SP-fractie benadrukken nogmaals dat ambitieus klimaatbeleid alleen
kan slagen als dit ook sociaal en rechtvaardig klimaatbeleid is. Deze leden vragen
hoe dit uitwerking gaat krijgen.
De leden van de SP-fractie steunen klimaatbeleid dat zich richt op een klimaatneutrale
EU in 2050. Deze leden missen echter zowel in Nederlands als EU-beleid een visie hoe
daar te komen. Klimaatbeleid bestaat, ook met de voorstellen van de Green Deal, vooralsnog
uit een heleboel losse maatregelen zonder samenhang en zonder inzicht in de gevolgen
voor de (Europese) huishoudens. Zonder duidelijke visie en een samenhangend en overkoepelend
klimaatbeleid gericht op het verkleinen van sociaaleconomische verschillen, kan er
nooit sprake zijn van effectief klimaatbeleid menen deze leden. Hoe wordt dit binnen
de EU opgepakt?
Vergroening van het Europees Semester
De leden van de SP-fractie vragen hoe wordt voorkomen dat de voorgestelde vergroening
tot niets anders zal leiden dan «greenwashing» van investeringen. Hoe wordt verzekerd
dat de belastingen en subsidies daar terechtkomen waar ze echte veranderingen teweegbrengen,
zonder dat dit leidt tot juist een hogere (energie- en milieu)belasting voor huishoudens
en nog meer subsidievoordelen voor vervuilende bedrijven? Deze leden menen dat het
belasten van de vervuilende sectoren en bedrijven effectief moet zijn. Deze leden
horen graag hoe de genoemde voorstellen tot de juiste «prikkels» en investeringen
zullen leiden.
Raadsconclusies Luchtkwaliteit
De leden van de SP-fractie vinden het onacceptabel dat 77% van de Europese bevolking
wordt blootgesteld aan te hoge concentraties fijnstof. Deze leden vragen welke mogelijkheden
om de luchtkwaliteit te verbeteren zijn nagelaten. Waar ligt dit aan? Speelt dit bij
vrijwel alle lidstaten of zijn er enkele achterblijvers? Zijn er specifieke knelpunten
aan te wijzen of regio’s waar deze problemen substantieel meer spelen? Welke oplossingen
zijn hier op EU-niveau denkbaar? Deze leden delen ook hier de inzet op (aangescherpt)
bronbeleid. Welke stappen worden hierin gezet?
Verslag van de Milieuraad van 19 december 2019
De leden van de VVD-fractie merken op dat in december 2019 de motie van de leden Ziengs
en Von Martels2 met betrekking tot een Europese aanpak van de PFAS-problematiek via bronmaatregelen
is ingediend. De Minister heeft in haar brief aan de kamer van 13 februari 20203 medegedeeld dat zij in Europa inzet op bronbeleid. De Minister geeft aan dat het
resultaat een Europese, juridisch bindende, beperking wordt. Naar verwachting zal
volgens haar in de eerste helft van 2023 een definitief restrictievoorstel ter besluitvorming
aan de lidstaten worden voorgelegd. Deze leden vragen zich af hoe de weg naar deze
volledige beperking in de komende jaren ingevuld zal worden.
De leden van de CDA-fractie vinden bronaanpak van PFAS erg belangrijk en lezen dat
een groot aantal lidstaten heeft aangedrongen op actie van de EC op het gebied van
PFAS. Hoe ver is de EC met beleid rondom PFAS? Wat gaan de Ministers verder doen om
bronaanpak op Europees niveau van PFAS op gang te krijgen? Deze leden hebben hun twijfels
bij de normen voor PFAS en de detectiewaarden. Hoe kan het dat in omringende Europese
landen de norm van PFAS voor het toepassen van droge grond en bagger hoger ligt dan
in Nederland? Kunnen de Ministers in de Milieuraad d.d. 5 maart 2020 vragen hoe het
kan dat omringende Europese landen wel een hogere norm hebben, zodat de hogere normen
wellicht ook in Nederland zouden kunnen gelden?
De leden van de CDA-fractie vragen met betrekking tot PFAS ook of er op Europees niveau
één norm komt voor alle 6.000 PFAS-stoffen. Wat zien de Ministers in de het clusteren
van de +/– 6.000 PFAS-stoffen, waarbij verschillende normen gelden? De leden van de
CDA-fractie zien in dat PFAS in sommige gevallen essentiële stoffen zijn, waarvan
(nog) geen vervanger voor bestaat. Deze leden hopen dat de Ministers deze gedachtegang
meenemen naar de Milieuraad d.d. 5 maart 2020.
Informatie over Chemische Stoffen
De leden van de CDA-fractie lezen dat de vergunningen voor Zeer Zorgwekkende Stoffen
(ZZS) aan actualisatie toe zijn. Wanneer zijn de Ministers van plan de vergunningen
te actualiseren? Wat gaan zij hierover bij de Milieuraad aankaarten en wat gaan zij
met ZZS in Europees verband doen?
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de ambitie in de Green Deal om
het gebruik en de risico’s van schadelijke chemische stoffen terug te dringen. Deze
leden vragen de Ministers wat de consequenties zijn voor bedrijven die hun dossiers
niet actueel hebben gehouden. Hoe wordt hierop gehandhaafd? Deze leden vragen de Ministers
of er al gevolgen zijn van het aanvullen van de REACH-dossiers tot nu toe. Zijn er
meer stoffen of hun toepassingen verboden? Deze leden vragen de Ministers om hen hiervan
op de hoogte te houden.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen naar de ontwikkelingen op het gebied van
de circulaire economie. Met name het uitfaseren van producten en productiemethoden
die gebruik maken van ZZS’en verdient Europese aandacht. Deze leden zijn van mening
dat moet worden gestreefd naar een gifvrije economie en het maken en lozen van ZZS’en
kan niet blijven doorgaan. Deze leden vragen om actief beleid voor een gifvrij Europa.
Tenslotte vragen deze leden naar strengere regels voor de export van afval, waaronder
plastic afval naar landen buiten de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling
(OESO). Hoe zorgen de Ministers dat de afvalexportregels niet leiden tot dump in andere
landen, maar dat recycling en verantwoorde verwerking is gegarandeerd?
II Reactie van de bewindspersonen
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie lezen over een Europese standaard voor veilig, voedzaam
en een hoge kwaliteit voedsel. Wat is deze Europese standaard? Voldoen alle EU-lidstaten
aan deze standaard? Zo nee, welke landen nog niet en waarom niet? Kan het kabinet
toelichten welke verschillen er in de Nederlandse en Europese standaarden zijn met
betrekking tot milieu-, dierenwelzijns- en voedselstandaarden? Kunt u dit toelichten
voor dierlijke producten, plantaardige producten en een tweetal andere categorieën?
In de Green Deal wordt gesteld dat Europees voedsel bekend staat om zijn veiligheid,
voedzaamheid en hoge kwaliteit. Het gaat hierbij niet om uitsluitend (wettelijke)
standaarden; deze eigenschappen liggen namelijk niet allemaal vast in Europese wetgeving.
In de wetgeving liggen vooral de normen voor voedselveiligheid (bijv. maximering contaminanten,
afwezigheid schadelijke micro-organismen, algemene hygiëne) en bepaalde handelsnormen
(uiterlijk, klasse-indeling) vast. Sommige van deze wettelijke eisen zijn inderdaad
hoger dan die in andere landen in de wereld, zoals toegelaten gewasbeschermingsmiddelen
en additieven, dierenwelzijnseisen en het verbod op hormoongebruik in de dierhouderij.
Daarnaast bestaan er eigenschappen die producten vooral hebben om tegemoet te komen
aan bijzondere wensen van de Europese consument. Dit zijn niet-wettelijk geregelde
eigenschappen, zoals smaak, presentatievorm en bereidingswijze; dit zijn de eigenschappen
waaraan producten als Nederlandse kaas, Belgische chocolade en Italiaanse ham hun
internationale faam ontlenen.
De Europese standaard voor voedselveiligheid ligt vast in de Algemene Levensmiddelen
Verordening en andere Europese verordeningen op het gebied van onder meer hygiëne,
contaminanten, gewasbeschermingsmiddelen en additieven. Alle bedrijven in de Europese
Unie zijn aan deze verordeningen gebonden; in alle lidstaten van de Unie gelden dus
dezelfde standaarden. Er zijn op het gebied van de voedselveiligheid geen aparte Nederlandse
wettelijke standaarden, dus er is ook geen verschil met de rest van Europa.
Voor wat betreft dierenwelzijn zijn EU-brede bepalingen vastgelegd in verschillende
EU-richtlijnen voor de veehouderij en EU-verordeningen voor transport respectievelijk
slacht van dieren. Hieraan moeten alle EU-lidstaten voldoen en de Europese Commissie
voert hier ook audits op uit. Nederland heeft voor dierenwelzijn een beperkt aantal
voorschriften die verder gaan dan de EU, bijvoorbeeld met betrekking tot de huisvesting
van leghennen en groepshuisvesting van zeugen in een vroeg stadium van de dracht.
Tot slot liggen de Europese standaarden voor duurzaamheid, milieu en biodiversiteit,
ook tijdens het teelt en productieproces, vast in de Europese Verordeningen. Alle
bedrijven in de Europese Unie zijn aan deze verordeningen gebonden; in alle lidstaten
van de Unie gelden dus dezelfde standaarden en is er een level playing field.
De leden van de VVD-fractie vragen naar de controle door de EU op ingevoerde levensmiddelen.
De leden lezen dat levensmiddelen die niet voldoen aan de Europese milieunormen niet
worden toegelaten in de EU. Op welke manier vindt deze controle plaats, wat zijn precies
de relevante EU-milieunormen en vinden deze controles in alle landen even secuur en
adequaat plaats? Zo ja, op welke manier wordt dat gecontroleerd? Kunt u verklaren
waarom er producten op de Nederlandse en Europese markt beschikbaar zijn die met pesticiden
behandeld zijn die in Nederland en Europa al lang zijn verboden?
De Green Deal spreekt alleen de ambitie uit dat ingevoerde voedingsmiddelen die niet
aan de relevante milieunormen van de EU voldoen, niet op de EU-markt worden toegelaten.
Dit betekent dat de wijze waarop producten in een derde land zijn geproduceerd en
aan relevante milieunormen voldoen, ook wordt meegewogen bij de besluitvorming of
een product naar de EU mag worden geëxporteerd. Op dit moment geldt die voorwaarde
niet; nu wordt slechts gekeken of een product bij binnenkomst in de EU veilig is.
Het kan hierbij om zeer verschillende milieunormen gaan, bijvoorbeeld op het gebied
van gewasbeschermingsmiddelen gebruik, watergebruik en -vervuiling, en lucht- en bodemverontreiniging.
Het gaat hier om normen die doorgaans alleen op de plaats van productie kunnen worden
gecontroleerd. Als zulke eisen worden ingesteld, moeten de autoriteiten van het land
van export garanderen dat aan de gestelde eisen wordt voldaan. Met audits in die landen
gaat de Europese Commissie na of de bedrijven en de autoriteiten in de derde landen
de gemaakte afspraken naleven. Deze aanpak kennen we al bij de controle op eisen aan
het dierenwelzijn in derde landen.
Mocht blijken dat derde landen deze afspraken onvoldoende naleven, dan zal het derde
land de praktijk moeten aanpassen of wordt de invoer van de betreffende producten
uit dat land stopgezet. Deze handelwijze wordt nu al gehanteerd bij tekortkomingen
op het gebied van de voedselveiligheid en dierenwelzijn. Dit zou kunnen worden uitgebreid
naar in te stellen milieueisen.
De Europese milieunormen voor voedingsmiddelen die worden geïmporteerd door EU-landen
gelden op dit moment niet. Dit is de reden dat er bepaalde plantaardige producten
uit derde landen op de Europese markt kunnen komen, terwijl die bij de teelt een behandeling
met gewasbeschermingsmiddelen hebben ondergaan die in de EU niet is toegelaten. Stoffen
die op producten uit derde landen kunnen voorkomen, terwijl die niet gebruikt worden
in de EU zelf, zijn:
• stoffen die vanwege risico’s voor het milieu geen EU-toelating hebben; en
• stoffen die wel een EU-toelating hebben, op gewassen waarvoor in de EU geen vergunning
voor toepassing is aangevraagd.
Met die stoffen behandelde producten moeten wel aantoonbaar voldoen aan de voedselveiligheidseisen;
residuen van het middel mogen alleen tot een maximaal niveau (de MRL, maximale residulimiet)
aanwezig zijn. Deze MRL wordt speciaal voor die import door de EU vastgesteld op een
niveau dat bij goede landbouwpraktijken haalbaar en zonder risico voor de consument
is. De toelating van ingevoerde producten die niet aan de Europese milieunormen voldoen,
zou in de plannen van de Green Deal beëindigd worden.
De leden van de VVD-fractie krijgen signalen dat bijvoorbeeld de douanecontrole op
levensmiddelen in andere EU-landen minder secuur plaatsvindt dan in Nederland. Zie
hiervoor ook de vragen van het lid Lodders (2020Z03754). Kan het kabinet hier een toelichting op geven. Deelt het kabinet de mening dat
voor het waarborgen van eenzelfde levensmiddelenkwaliteitstandaard het cruciaal is
dat in alle EU-landen de controle er hetzelfde uitziet? Zo nee, waarom niet? Zo ja,
graag een toelichting op hoe u dit gelijke speelveld in Europees verband gaat verwezenlijken,
ook met het oog op onze voedselkwaliteitsstandaarden.
Sinds de totstandkoming van de interne markt is het belang van doeltreffende en geharmoniseerde
gezondheidscontroles aan de buitengrenzen van de Europese Unie overduidelijk geworden.
Hiervoor zijn dan ook duidelijke Europese regels vastgesteld. De Europese Unie is
’s werelds grootste importeur en exporteur van levensmiddelen en verhandelt een toenemende
verscheidenheid aan levensmiddelen met landen in de hele wereld. De lidstaten zijn
zelf verantwoordelijk voor het uitvoeren van de controles in de betreffende lidstaten.
Met periodieke audits in de lidstaten gaat de Europese Commissie na of de lidstaten
de wetgeving adequaat naleven. Uit deze auditrapporten komt geen beeld naar voren
dat douanecontroles op levensmiddelen in enkele EU-landen structureel minder secuur
plaatsvinden.
De leden van de VVD-fractie lezen dat het kabinet streeft naar meer consumenteninformatie
op voedsel. De leden van de VVD-fractie vragen zich af hoe het kabinet dit gaat verwezenlijken?
Een uitgebreidere informatievoorziening brengt meer kosten met zich mee, wie in de
voedselketen gaat dit extra bedrag betalen?
Via correcte consumenteninformatie wordt de consument in staat gesteld om gemakkelijker
een gezonde en bewuste keuze te maken. De behoefte van consumenten om meer te weten
over (de herkomst van) hun voedsel ondersteunen we. Bij het streven naar meer consumenteninformatie
moet uiteraard worden afgewogen of de consumentenvraag opweegt tegen de (administratieve)
lasten die het verstrekken van deze extra informatie met zich mee zou brengen. De
kosten voor uitgebreidere informatievoorziening moeten worden gedragen door de betreffende
schakels in de voedselketen. Of zich dit gaat vertalen in een (hogere) prijs voor
voedsel is afhankelijk van de marktwerking in de voedselketen.
Klopt het dat de Green Deal nog in onderhandeling is? Zo ja, op welke manier gaat
u borgen dat de Nederlandse kwaliteitseisen op gebied van duurzaamheid, milieu en
biodiversiteit, ook tijdens het teelt en productieproces, de standaard in Europa gaat
zijn? Op welke manier gaat u zorgen dat Nederlandse boeren met een gelijk speelveld
te maken krijgen?
Op 11 december is de commissiemededeling over de Green Deal gepubliceerd, een veelomvattend
programma met initiatieven en voorstellen op uiteenlopende beleidsterreinen. De deelonderwerpen
worden in latere stadia geconcretiseerd en zullen elk hun eigen traject doorlopen.
Het klopt dat de Green Deal in deze trajecten nog in onderhandeling is. Ik zal mij
inzetten voor de Nederlandse belangen in gesprekken met de Commissie en andere lidstaten.
De Europese standaarden voor duurzaamheid, milieu en biodiversiteit, ook tijdens het
teelt- en productieproces liggen vast in Europese Verordeningen. Alle bedrijven in
de Europese Unie zijn aan deze verordeningen gebonden; in alle lidstaten van de Unie
gelden dus dezelfde standaarden en is er een level playing field.
Wat bedoelt de Europese Commissie met een gezonder en duurzamer dieet? Deelt u de
mening dat de dieetadviezen van de Europese Commissie overbodig zijn? Zo nee, waarom
niet?
Ik zie geen rol voor de Europese Commissie wat betreft directe dieetadviezen richting
de (Nederlandse) consument.
Met de Farm to Fork strategie richt de Europese Commissie zich op de ontwikkeling
van een duurzaam voedselsysteem. Zo’n systeem richt zich op het duurzaam produceren
van voldoende veilige en gezonde voedingsmiddelen. Hiervoor is het belangrijk dat
er een eenduidig beeld is van een gezond en duurzaam dieet. Datzelfde geldt voor geharmoniseerde
regelgeving omtrent etikettering. Nederland moedigt daarom de ontwikkeling aan van
zoveel mogelijk geharmoniseerde richtlijnen voor gezonde en duurzame voeding binnen
Europa.
De leden van de VVD-fractie lezen erkenning van de Minister met betrekking tot de
visie kringlooplandbouw. Op welke manier gaat de Minister borgen dat de keuze van
het kabinet om naast kringlooplandbouw ook de emissiearme landbouw als volwaardig
en gelijkwaardig alternatief aan kringlooplandbouw te verankeren? De leden van de
VVD-fractie betreuren dat het kabinet geen duiding geeft aan de emissiearme landbouw.
Kan de Minister aangeven waarom? Hoe gaat de Minister er voor zorgen dat boeren die
kiezen voor emissiearme landbouw gelijkwaardige kansen en beloning krijgen? Hoe gaat
de Minister ervoor zorgen dat dit ook opgenomen wordt in de Green Deal?
Het kabinet is positief over de integrale aanpak en de focus op biodiversiteit, klimaat
en gezondheid. De strategie die door de Commissie is aangekondigd in de mededeling
over de Green Deal is nog algemeen. Het kabinet kijkt uit naar de concretisering in
de voorstellen voor specifieke maatregelen, onder andere op het gebied van reststromen,
dierenwelzijn en gewasbescherming. Dat kan bijdragen aan de inzet van het kabinet
om landbouwers die de keuze maken voor kringlooplandbouw te ondersteunen (met aangepaste
wet- en regelgeving en stimuleringsmaatregelen). Die ondersteuning geldt ook voor
de landbouwers die hun bedrijf in de huidige omvang willen voortzetten of willen uitbreiden
op een (duurzame) emissiearme wijze. Ik zal mij inzetten voor de Nederlandse belangen
in de Green Deal in gesprekken met de Commissie en andere lidstaten.
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie vragen de Minister om toe te lichten waarom het verder
vergroten van het areaal beschermd gebied op land niet als de meest effectieve oplossing
gezien wordt voor het behoud en versterken van de biodiversiteit.
Het kabinet is van mening dat met het Natura 2000-netwerk en de al voorziene uitbreiding
van het Natuurnetwerk Nederland de gebieden met de hoogste en meest kwetsbare natuurwaarden
beschermd zijn. Daarom ziet het kabinet in het enkel en veel verder vergroten van
het areaal beschermd gebied op land, na realisatie van het Natuurnetwerk Nederland,
niet het grootste knelpunt voor het behoud en versterken van de biodiversiteit in
Nederland. In Nederland is het nu vooral nodig om te blijven werken aan verdere ecologische
verbinding van natuurgebieden, verbeterd beheer en aan verbetering van de milieuomstandigheden
en ruimtelijke condities. Ook werkt het kabinet samen met provincies aan de Europese
bossenstrategie, die een toename van het areaal bos beoogt.
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie
De leden van de GroenLinks-fractie maken zich zorgen over het overmatig gebruik van
landbouwgif en kunstmest die de waterkwaliteit in ernstige mate beïnvloeden. Deze
leden weten dat er in de voorlopige plannen van het Nationaal Strategisch Plan voor
de uitvoering van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid nadrukkelijk staat dat het
behalen van de KRW-doelen onder druk staat. Het huidige instrumentarium van het GLB
wordt ingezet om de waterdoelen te bereiken. Wat vindt de Minister van deze koppeling?
Is de Minister van mening dat deze koppeling ook in het volgende GLB gemaakt moet
worden?
Al geruime tijd is het de inzet van Nederland om met het instrumentarium van het Gemeenschappelijk
Landbouwbeleid (GLB) ook bij te dragen aan publieke opgaven. Het verbeteren van de
waterkwaliteit is er daar één van. Dat was de inzet bij het huidige GLB en dat zal
ook in het nieuwe GLB het geval zijn. Ik verwijs uw Kamer daarvoor naar mijn brief
waarmee ik uw Kamer heb geïnformeerd over de contouren van mijn inzet voor het Nationaal
Strategisch Plan voor het GLB (Kamerstuk 28 625, nr. 264) en de reeds toegezonden brief waarmee ik uw Kamer heb geïnformeerd over de houtskool-SWOT
noodzakelijk voor het opstellen van het Nationaal Strategisch Plan voor het GLB (Kamerstuk
28 625, nr. 276).
Deze leden zijn ook benieuwd wat de Minister denkt wat er in de landbouw moet gebeuren
om de KRW-doelen te halen? Kan de Minister toelichten in hoeverre het nieuwe mestbeleid
hieraan gekoppeld wordt? Deze leden horen graag van de Minister of zij spreekt met
de agrarische sector over de wateropgave die er naast reducering van stikstof voor
de deur staat? Zij horen graag van de Minister van hoe wordt voorkomen dat boeren
straks verrast worden door de opgave voor de KRW.
Het mestbeleid als uitvoering van de EU-Nitraatrichtlijn heeft tot doel terugdringing
van nutriëntenbelasting door de landbouw in grond- en oppervlaktewater. Als zodanig
levert het een bijdrage aan het behalen van de doelen van de KRW. Dat zal bij een
nieuw mestbeleid niet anders zijn.
Het instrument voor het bereiken van de doelstelling is het vierjaarlijkse Actieprogramma
zoals voorgeschreven door de Nitraatrichtlijn. Dit moet maatregelen bevatten met betrekking
tot het gebruik en de omgang met mest en inzet van goede landbouwpraktijk die tot
verbetering van de waterkwaliteit leiden en die daarmee bijdragen aan het behalen
van KRW-doelen. Op korte termijn wordt gestart met de ontwikkeling van het zevende
Actieprogramma Nitraatrichtlijn (2022 t/m 2025) dat in afstemming met de 3e Stroomgebiedbeheerplannen
KRW (2022 t/m 2027) wordt opgesteld. Beide plannen moeten in december 2021 zijn vastgesteld.
Net als bij de ontwikkeling van voorgaande Actieprogramma’s, zal ik voor de samenstelling
van de inhoud ervan uitgebreid met alle relevante stakeholders overleggen, waaronder
uiteraard met vertegenwoordigers van agrarische sectoren en waterbeherende overheden
en de drinkwaterbedrijven.
Als basis voor het zevende Actieprogramma benut ik onder andere de Nationale analyse
van het Planbureau voor de Leefomgeving dat binnenkort wordt uitgebracht met het oog
op de nieuwe Stroomgebiedsbeheerplannen ten behoeve van de KRW. Daarnaast vormen de
meest recente monitoringsresultaten van nitraat in grondwater en nitraat, stikstof
en fosfaat in oppervlaktewater een grondslag voor de invulling van het zevende Actieprogramma.
Deze gegevens worden opgenomen in de dit jaar uit te brengen, eveneens vierjaarlijks
verplichte rapportage over de implementatie van de Nitraatrichtlijn: «Landbouwpraktijk
en Waterkwaliteit in Nederland, toestand en trends 1992–2019». Gegevens over het doelbereik
van de KRW samenhangend met de nutriëntenbelasting uit de landbouw, zal bij overleg
over de inhoud van het zevende Actieprogramma, nadrukkelijk aan de orde worden gesteld.
Ondertekenaars
-
, -
, -
, -
Eerste ondertekenaar
A.H. (Agnes) Mulder, voorzitter van de vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat -
Mede ondertekenaar
E.M. Witzke, adjunct-griffier