Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over de monitor exportkredietverzekeringen 2018 (Kamerstuk 26485-314)
26 485 Maatschappelijk verantwoord ondernemen
Nr. 329 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
            
Vastgesteld 29 april 2020
De vaste commissie voor Financiën heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd
                  aan de Staatssecretaris van Financiën over de brief van 4 juli 2019 inzake de Monitor
                  exportkredietverzekeringen 2018 (Kamerstuk 26 485, nr. 314).
               
De vragen en opmerkingen zijn op 4 oktober 2019 aan de Staatssecretaris van Financiën
                  voorgelegd. Bij brief van 22 april 2020 zijn de vragen beantwoord.
               
De voorzitter van de commissie, Anne Mulder
De adjunct-griffier van de commissie, Freriks
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
               
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de VVD
De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de monitor exportkredietverzekeringen
                  (ekv) 2018. De leden van de VVD-fractie hebben hierbij nog enkele vragen en opmerkingen.
               
De leden van de VVD-fractie lezen dat Nederland geen grote bedragen meer heeft uitstaan
                     in landen die tot betaling in staat zijn (2.2 Recuperaties). Betekent dit dat Nederland
                     bedragen in landen heeft uitstaan die (nog) niet tot betaling in staat zijn? Zo ja,
                     in welke landen en voor welke bedragen? Zo nee, kan de Staatssecretaris de formulering
                     toelichten?
                  
Welke recuperaties kan Nederland de komende jaren nog tegemoetzien en voor welke bedragen?
De leden van de VVD-fractie vragen op welke manier het Ministerie van Financiën en
                  Atradius Dutch State Business (ADSB) proberen toch enig inzicht te krijgen in het
                  voorspellen van de schade-uitkeringen. Met welke modellen wordt er gewerkt? Zijn dit
                  wiskundige modellen? Worden deze modellen geëvalueerd en geactualiseerd?
               
De leden van de VVD-fractie lezen dat er in 2018 voor het eerst schade is uitgekeerd
                  op liquiditeitsverruimende instrumenten en vragen zich af of er mogelijk nog meer
                  posten zijn waarop tot op heden nog geen schade is uitgekeerd. Op welke manier monitort
                  ADSB de verschillende producten en de mogelijke schade die hierop ontstaat? Was de
                  schade op liquiditeitsverruimende instrumenten onverwacht? Zo ja, op welke manier
                  kan dit onverwachtse in de toekomst worden voorkomen?
               
De leden van de VVD-fractie vragen welke administratieve lasten er voor zowel het
                  mkb als de grotere bedrijven zijn bijgekomen na de beleidsmatige veranderingen in
                  2018. Op welke manier wordt ook voor de kleinere bedrijven duidelijk waar zij aan
                  moeten voldoen bij een ekv-aanvraag? Hoe ziet het proces eruit en welke administratieve
                  lasten en kosten brengt een ekv-aanvraag met zich mee? Kan de Staatssecretaris in
                  zijn antwoord specifiek ingaan op de omvang van de administratieve lasten vanuit het
                  perspectief van een mkb’er?
               
De leden van de VVD-fractie vragen hoe de externe partij wordt gekozen die in 2020
                  het vernieuwde mvo-beleid moet evalueren. Worden alle verschillende stakeholders (ADSB,
                  Ministerie van Financiën, het grote en kleine bedrijfsleven, etc.) hierin meegenomen?
                  Zo nee, waarom niet?
               
De leden van de VVD-fractie lezen dat er tot op heden nog geen gebruik is gemaakt
                  van het Commercial Interest Reference Rate-loket (CIRR-loket). Waarom is het CIRR-loket
                  opgericht, wat zijn de beoogde doelstellingen van het CIRR-loket en worden deze doelstellingen
                  behaald? Waarom is er gekozen voor een constructie waarbij twee sectorbanken de financiering
                  verstrekken? Welke andere constructies zijn er om de prijs van het loket te drukken?
                  Zet het duurdere Nederlandse CIRR-loket Nederlandse exporteurs op een achterstand
                  ten opzichte van hun internationale counterparts? Zo nee, waarom niet? Zo ja, waarom?
                  En waarom kan afsluiting van CIRR-financiering door Nederlandse exporteurs alleen
                  plaatsvinden na afsluiting van een exportcontract?
               
De leden van de VVD-fractie vragen hoe is vastgesteld dat exporteurs positief zijn
                  over de nieuwe werkwijze wat betreft aanvraagformulier, intakeformulier en interne
                  procedures. Zijn er ook klachten binnengekomen van exporteurs over de maatregelen?
                  Zo ja, wat wordt hiermee gedaan?
               
De leden van de VVD-fractie vinden het positief dat gepoogd wordt ekv toegankelijker
                     te maken voor het mkb. Deze leden vragen zich wel af hoe de verbeterde toegankelijkheid
                     en de bruikbaarheid van de ekv voor het mkb is gemeten en hoe voor het kabinet duidelijk
                     wordt dat de genomen stappen daadwerkelijk hebben geleid tot resultaat en wat dit
                     resultaat is. Heeft een beter toegankelijk en bruikbaar ekv geleid tot meer mkb-klanten
                     bij de ADSB? Zo ja, hoeveel? Zo nee, hoe verklaart de Staatssecretaris dit?
                  
Op welke manier wordt bij de «verduurzaming van de ekv» rekening gehouden met het
                     mkb?
                  
De leden van de VVD-fractie vragen hoe de ontwikkeling is van het uitstaande risico
                  van de ekv-portefeuille over de afgelopen tien jaar (uitsplitsing per jaar)? Is er
                  een algemene trend dan wel een trend per sector zichtbaar? In welke sectoren is een
                  duidelijke toename te zien en in welke sectoren een duidelijke afname? Hoe verklaart
                  de Staatssecretaris dit?
               
De leden van de VVD-fractie zien een significante daling in het volume uitreikingen
                  (2018: 5,3 miljard, 2017: 7,4 miljard en 2016: 10,2 miljard). Deze leden maken zich,
                  in het licht van deze daling, zorgen om de concurrentiepositie van Nederland. Kan
                  het kabinet hierop reflecteren en mogelijke oorzaken van deze daling uiteenzetten?
                  ADSB heeft al een aantal jaar te maken met een achteruitgang in het volume uitreikingen
                  terwijl het volume in omliggende landen als Denemarken1, Italië en het Verenigd Koninkrijk2 alleen maar toeneemt. Kan het kabinet hierop reflecteren? En in hoeverre zijn er
                  mogelijkheden om aspecten van de klaarblijkelijk succesvolle aanpak van andere landen
                  over te nemen? Wat kan Nederland/ADSB leren van de landen/verstrekkers die hun uitreikingsvolume
                  zien toenemen?
               
De leden van de VVD-fractie merken op dat het internationale gelijke speelveld op
                     het gebied van ekv onder druk staat. Belangrijke concurrenten als China trekken zich
                     niets aan van de regels die de OESO stelt en ook binnen de OESO staan de afspraken
                     onder druk. De genoemde leden vrezen dat het huidige arrangement niet langer toereikend
                     is. Kan de Staatssecretaris ingaan op het verloop van de dialoog met niet-OESO-landen
                     als China? Verwacht de Staatssecretaris dat het reëel is om binnen een redelijke termijn
                     te komen tot internationale afspraken die een gelijker speelveld dichterbij brengen?
                     En wat is de strategie van de Staatssecretaris als dit niet lijkt te lukken? Ligt
                     het – met het oog op het bewaken van onze concurrentiepositie – vereenvoudigen en
                     moderniseren van de bestaande OESO-afspraken dan op tafel?
                  
Overweegt de Staatssecretaris, in navolging van andere landen, meer in te zetten op
                     garanties en leningen die buiten de kaders van het Arrangement vallen, maar waarmee
                     het bedrijfsleven wel beter in staat wordt gesteld om te concurreren op wereldmarkten?
                     Zo nee, waarom niet?
                  
Wat is de positie van de Europese Commissie en andere EU-partners ten aanzien van
                     het moderniseren van het OESO-Arrangement?
                  
China heeft zich de afgelopen jaren ontwikkeld tot met afstand de grootste exportfinancierder
                     ter wereld. Ziet het kabinet mogelijkheden om de druk op China op te voeren om de
                     moeizame onderhandelingen tot een betekenisvol resultaat te brengen? Met wie wordt
                     in dit kader opgetrokken en welke strategie wordt hierbij gehanteerd?
                  
De leden van de VVD-fractie merken tevens op dat veel landen in reactie op de opkomst
                     en handelwijze van China hun exporteurs actiever zijn gaan ondersteunen met nieuwe,
                     directere vormen van financiering en meer proactieve exportondersteunende strategieën.
                     In welke mate is de Staatssecretaris in staat, en vooral ook bereid, om tegen deze
                     achtergrond een concurrerend(er) aanbod te ontwikkelen? Welke stappen is de Staatssecretaris
                     bereid hierin te zetten, temeer aangezien de recente Financieringsbrief (««Internationaal
                     financieren in perspectief: kansen pakken, resultaten boeken») weinig ambitieuze strategieën
                     bevatte en het aanbod in sommige opzichten juist minder concurrerend heeft gemaakt?
                     Kan de Staatssecretaris dit uitgebreid toelichten?
                  
In het kader van onze concurrentiepositie en een gelijk speelveld vragen de leden
                     van de VVD-fractie zich ook af hoe bij de «verduurzaming van de ekv» rekening gehouden
                     wordt met de internationale context. Hecht het kabinet aan het bereiken van een gelijk
                     speelveld op dit vlak? Kiest het kabinet voor een aanpak waarbij verduurzaming zodanig
                     wordt gerealiseerd dat Nederland internationaal niet uit de pas gaat lopen? Zo nee,
                     waarom niet?
                  
In de monitor zegt de Staatssecretaris de herintroductie van een eigen benchmark voor
                  2020 te overwegen. De leden van de VVD-fractie benadrukken dat een eigen benchmark
                  van grote waarde kan zijn. Is het kabinet voornemens in te zetten op een brede benchmark
                  waarbij ook wordt gekeken naar de mandaten van de exportfinancierende instellingen
                  (en dus ook de direct lenders in Azië) als concurrerende landen, zowel binnen als buiten de EU en de OESO? Zo nee,
                  waarom niet?
               
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van D66
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de monitor exportkredietverzekeringen
                  2018. Zij hebben hierover nog enkele vragen.
               
In de monitor wordt aangegeven dat er in 2018 er voor 16,3 miljard euro verplichtingen
                  uit stonden aan exportkredietverzekeringen (ekv’s). De leden van de D66-fractie vernemen
                  graag voor hoeveel miljard er aan garantieverplichtingen werd aangegaan in 2018 en
                  voor hoeveel miljard er nog garantieverplichtingen uit stonden van vóór 2018. Ook
                  vernemen deze leden graag waarop de raming van 10 miljard euro is gebaseerd.
               
De leden van de D66-fractie lezen in de brief dat de verdiensten van de exportkredietverzekeringen
                  worden weergegeven als percentage van het bbp en worden weergegeven in arbeidsjaren.
                  Echter, in de brief van de Staatssecretaris wordt ook gesproken over een positieve
                  bijdrage van de ekv’s aan de schatkist. De aan het woord zijnde leden zouden graag
                  in een overzicht vernemen wat de verdiensten zijn van de ekv’s voor de schatkist.
                  Ook zouden deze leden graag vernemen hoe veel er jaarlijks exact betaald wordt aan
                  schade-uitkeringen voor de afgelopen 5 jaar.
               
In de monitor werd aangegeven dat er landen zijn in de zogenaamde Arrangement on Officially
                  Supported Export Credits (het Arrangement) die de regels proberen te omzeilen door
                  export via publieke investerings- en ontwikkelingsbanken te steunen. De leden van
                  de D66-fractie vernemen graag om welke landen dit gaat en zouden graag willen weten
                  of ook Nederland de export via publieke investerings- en ontwikkelingsbanken steunt.
                  Zijn er binnen het Arrangement afspraken gemaakt over hoe hiermee om te gaan? Klopt
                  het dat Atradius Dutch State Business (ADSB) door de privaatrechtelijke overeenkomst
                  met de Nederlandse overheid niet gezien kan worden als een publieke investeerder?
               
De leden van de D66-fractie zijn blij om te vernemen dat er gedurende het afgelopen
                  jaar geen grote nieuwe verplichtingen zijn aangegaan in de olie- en gaswereld. De
                  leden van de D66-fractie willen graag weten wat er wordt bedoeld met «geen grote verplichtingen».
                  Gaat het om «geen» verplichtingen of «geen grote» verplichtingen? Welke verplichtingen
                  met de olie- en gaswereld zijn er wél aangegaan? Wat zijn de exacte doelen van het
                  kabinet met betrekking tot het vergroenen van evk’s?
               
De leden van de D66-fractie vernemen graag hoeveel transacties er tot op heden door
                  de International Finance Corporation (IFC) zijn gekwalificeerd en hoe er op dit moment
                  gehandeld wordt op basis van deze kwalificaties. Ook zouden deze leden graag vernemen
                  hoe het kabinet in de toekomst wil handelen op basis van deze kwalificaties en wanneer
                  hij van plan is deze veranderingen door te voeren.
               
De leden van de D66-fractie lezen met interesse dat ADSB is begonnen met het in kaart
                  brengen van de effecten van verzekerde transacties op de Sustainable Development Goals
                  (SDG). De leden van de D66-fractie willen graag weten wanneer alle transacties zijn
                  gekwalificeerd en wanneer de Kamer zal worden geïnformeerd over de invloed van de
                  ekv»-portefeuille op de SDG. Ook zouden deze leden graag vernemen of reeds bekend
                  is hoe er gehandeld zal worden wanneer blijkt dat de gestelde SDG’s niet worden gehaald.
               
De leden van de D66-fractie lezen in de monitor exportkredietverzekeringen dat de
                  Staatssecretaris gaat inzetten op het vergroenen van de portefeuille, door bijvoorbeeld
                  voor groene transacties een specifiek risicokader te ontwikkelen dat de «andersoortige
                  risico’s beter inschat». De leden van de D66-fractie vernemen graag wat hier wordt
                  bedoeld met andersoortige risico’s.
               
Met betrekking tot de Omzetpolis Opkomende Markten (OOM) zouden de leden van de D66-fractie
                  graag vernemen of deze pilot reeds gestart is en wanneer de Kamer wordt geïnformeerd
                  over het verloop van de pilot.
               
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de SP
De leden van de SP-fractie hebben de eerste monitor exportkredietverzekeringen bestudeerd
                  en hebben hierover de volgende opmerkingen en vragen.
               
De leden van de SP-fractie zijn teleurgesteld over de inzet van het kabinet wat betreft
                     achterblijvende ambitie om de exportkredieten in te zetten voor werkelijke vergroening
                     en het realiseren van de doelstellingen van het klimaatakkoord van Parijs. Allereerst
                     willen de leden van de SP-fractie graag weten hoe de stelling dat ekv geen transacties
                     ondersteunt die negatieve effecten hebben op mens, dier en milieu, zich verhoudt tot
                     de aankondiging dat er geen stop of uitfasering komt op het verstrekken van ekv aan
                     de olie- en gasindustrie (punt 3.7). De olie- en gasindustrie is de belangrijkste
                     veroorzaker van het veranderende klimaat en bovendien zijn in deze industrie mensenrechtenschendingen
                     aan de orde van de dag.3 Stellen dat het level playing field en het aantal banen zwaarder wegen dan mvo-beleid, maakt dit laatste de facto een
                     lege huls. De leden van de SP-fractie onderschrijven het advies van de Adviesraad
                     Internationale Vraagstukken (AIV) aan de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking
                     d.d. 17 juli 2019, waarin wordt gepleit voor snelle uitfasering van publieke financiering,
                     inclusief ekv, voor de fossiele industrie en in plaats daarvan deze instrumenten in
                     te zetten voor «duurzame ontwikkeling en onderzoek naar hernieuwbare energie».4 Deze leden vragen hier een reactie op. De leden van de SP-fractie vragen wat er precies
                     wordt bedoeld met «onderwerping aan een mvo-beoordeling» als extra screeningscriterium.
                     Hoe gaat dit eruit zien en welke consequenties volgen er voor de beoordeling van de
                     ekv-aanvraag als de mvo-beoordeling negatief uitvalt? Deze leden vragen zich af of
                     dit betekent dat een bedrijf uitgesloten kan worden van ekv, zoals bij het anti-omkopingsbeleid
                     het geval is, en zo niet, waarom niet?
                  
Daarnaast vragen de leden van de SP-fractie om meer details over welke criteria van
                     de overgenomen IFC-methode precies worden gehanteerd om te bepalen of een transactie
                     «groen» is? Kan de Staatssecretaris de Kamer meer specifiek informeren over de drie
                     verschillende categorieën (hoofdstuk 6)? De leden van de SP-fractie vinden geen concrete
                     doelstellingen over het percentage van toegekende ekv dat in de toekomst «groen» moet
                     zijn. Kan de Staatssecretaris daar helderheid over verschaffen? Onder hoofdstuk 6
                     wordt verder ingegaan op het realiseren van de SDG’s, maar wordt slechts gekeken naar
                     de effecten voor Nederland. De leden van de SP-fractie willen graag weten wat de effecten
                     van de ekv zijn op de SDG’s in ontwikkelingslanden. Zijn de verantwoordelijke bewindspersonen
                     het met de leden van de SP-fractie eens dat het niet uitsluiten van de fossiele industrie
                     indruist tegen de realisatie van de SDG’s, met name nummers 6, 7 10, 11, 12 en 13?
                     Tot slot vragen de leden van de SP-fractie of de Staatssecretaris bereid is om verduurzaming
                     en vergroening op te nemen in zijn inhoudelijke inzet bij de onderhandelingen van
                     het Arrangement in de OESO-werkgroep. Zo nee, waarom niet?
                  
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de Partij voor de Dieren
De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren maken zich zorgen over het feit
                     dat de Nederlandse overheid met belastinggeld en garantiestellingen nog steeds bijdraagt
                     aan de financiering van de bioindustrie in het buitenland. Het is onbegrijpelijk en
                     onwenselijk dat wanneer van de Nederlandse boeren verlangd wordt de veestapel in te
                     krimpen, diezelfde boeren via de garantiestellingen bijdragen aan het opbouwen van
                     hun concurrentie elders.
                  
Naar aanleiding van de Monitor exportkredietverzekeringen en de brief van het kabinet
                     hierover hebben de leden van de fractie van de Partij voor de Dieren enkele vragen.
                  
Deze leden lezen dat de Staatssecretaris het dierenwelzijnsbeleid tegen het licht
                     gaat houden en vragen naar de redenen die de Staatssecretaris heeft om dit te doen.
                     Welke concrete gevallen zijn de aanleiding geweest om het dierenwelzijnsbeleid te
                     herzien? Op welke wijze voldoet het huidige dierenwelzijnsbeleid niet? De leden vragen
                     ook welke bedrijven en ngo’s geconsulteerd zullen worden. Kan de Staatssecretaris
                     garanderen dat Nederlandse bedrijven die een financieel belang hebben bij het opbouwen
                     van de bioindustrie geweerd zullen worden bij deze consultaties? Indien hij dat niet
                     kan, kan de Staatssecretaris dan volledige openheid geven door de gespreksverslagen
                     van gesprekken met deze bedrijven naar de Kamer te sturen?
                  
De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren lezen in de Kamerbrief dat in
                     2018 geen grote nieuwe verplichtingen zijn aangegaan in de olie- en gaswereld, waardoor
                     deze portefeuille iets is gekrompen. Valt het gegeven dat er geen forse verplichtingen
                     in deze sector zijn aangegaan te verklaren vanuit de beleidsmatige vergroening van
                     de ekv-portefeuille, of valt de verlaging van het aandeel van die sector in de totale
                     portefeuille geheel of gedeeltelijk te verklaren door toevallige gebeurtenissen? Kan
                     de Staatssecretaris een overzicht geven van de ekv-verplichtingen die zijn aangegaan
                     in deze sector tussen 2010 en 2018? Kan de Staatssecretaris aangeven uit welk aandeel
                     (in percentages) de totale verplichtingen in deze sector in de ekv-portefeuille hebben
                     (gehad), voor de periode 2010–2018?
                  
De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren vragen op welke wijze de eiwittransitie,
                     de transitie van dierlijke naar plantaardige eiwitten, onderdeel is van de vergroeningstrategie
                     binnen het ekv-beleid, aangezien deze transitie een enorme bijdrage levert aan het
                     realiseren van de doelstellingen van het Akkoord van Parijs en ook anderszins grote
                     milieuwinst oplevert.
                  
Tot slot vragen de leden van de fractie van de Partij voor de Dieren op welke wijze
                     de bevindingen van de twee recente IPCC-rapporten (Landgebruik en Klimaat; Oceanen
                     en Klimaat) worden geïntegreerd in het Nederlandse ekv-beleid.
                  
II Reactie van de Staatssecretaris
               
Met interesse heb ik kennisgenomen van de vragen die door de verschillende fracties
                  zijn gesteld naar aanleiding van de brief van 4 juli 2019 jl. van mijn ambtsvoorganger,
                  inzake de monitor exportkredietverzekeringen over 2018 (Kamerstuk 26 485, nr. 314). Onderstaand wordt bij de beantwoording de volgorde van het verslag aangehouden.
               
De leden van de VVD vragen of Nederland bedragen heeft uitstaan in landen die (nog)
                     niet tot betaling in staat zijn. Nederland zet zich zowel multilateraal – in de Club
                     van Parijs – als bilateraal in voor de inning van alle openstaande vorderingen, met
                     uitzondering van vorderingen op landen die in aanmerking komen voor kwijtschelding
                     in het kader van het internationale Heavily Indebted Poor Countries (HIPC) initiatief.
Nederland heeft openstaande vorderingen5 op Antigua en Barbuda (€ 1,5 miljoen), Cuba (€ 3,5 miljoen), Jemen (€ 1,0 miljoen),
                  Noord-Korea (€ 6,9 miljoen), Soedan (€ 39,1 miljoen) en Somalië (€ 0,8 miljoen). Veelal
                  betreffen dit zeer oude vorderingen. Dit betekent echter niet dat Nederland deze vorderingen
                  «opgegeven» heeft. Wanneer de situatie dusdanig wijzigt dat er tot inning kan worden
                  overgegaan of dat er binnen de Club van Parijs een werkbaar akkoord kan worden uit
                  onderhandeld met deze landen, dan zal Nederland zich hiervoor inspannen. Dit geldt
                  niet voor Soedan en Somalië die voor kwijtschelding onder HIPC in aanmerking komen
                  op het moment dat deze landen aan de voorwaarden voldoen.
               
De leden van de VVD vragen eveneens welke recuperaties Nederland in de komende jaren
                     nog tegemoet kan zien en welke bedragen hiermee gemoeid zijn.
Op dit moment zijn er Club van Parijs-schuldenregelingen met een achttal landen die
                  (nog) wel tot betaling in staat zijn, te weten: Argentinië, Egypte, Georgië, Indonesië,
                  Irak, Myanmar, Pakistan en Servië. De verwachting is dat er in 2020 in totaal € 75 miljoen
                  aan recuperaties6 zal worden ontvangen, voornamelijk uit Argentinië. Of Argentinië in 2020 daadwerkelijk
                  het volledige resterende bedrag, waarvoor de uiterste termijn 2021 is, zal betalen
                  is echter onzeker mede door de gewijzigde omstandigheden in het land. Na 2020 zullen
                  de huidige recuperaties afnemen naar € 12 miljoen in 2021 en € 5 miljoen in 2024.
               
                  Onderstaande tabel geeft de verwachte recuperaties per jaar en per land weer (in miljoenen
                     EUR):
2020
2021
2022
2023
2024
Argentinië
59
–
–
–
–
Egypte
0
0
–
–
–
Georgië
0
0
0
0
0
Indonesië
10
5
–
–
–
Irak
3
3
3
3
3
Myanmar
0
–
–
–
0
Pakistan
1
1
1
1
1
Servië
2
2
3
3
2
Totaal
75
12
7
7
5
Voorts vragen de leden van de VVD-fractie op welke manier het Ministerie van Financiën
                     en Atradius Dutch State Business (ADSB) proberen inzicht te krijgen in het voorspellen
                     van de schade-uitkeringen.
Indien betalingsachterstanden ontstaan en het ministerie moet overgaan tot het uitkeren
                     van schade dan wordt in beginsel de betalingsverplichting voor de resterende looptijd
                     van een krediet overgenomen. Deze schade-uitkeringen op «lopende schadezaken» zijn
                     nauwkeurig te voorspellen.
                  
Het is echter niet goed mogelijk om nieuwe schadezaken te voorspellen. De ekv-portefeuille
                     wordt gedomineerd door een relatief beperkt aantal grote polissen, aangevuld met een
                     lange «staart» van kleine verzekerde bedragen. Het werken met statistische modellen
                     is weliswaar nuttig bij het beheren van de risico’s, maar voor het voorspellen van
                     schade-uitkeringen zitten er beperkingen aan, omdat niet alleen van belang is hoeveel
                     polissen tot schade leiden, maar ook welke polissen. Pas als er schadedreiging op
                     een polis ontstaat kan met enige zekerheid een schatting gedaan worden van de te verwachten
                     uitkeringen.
                  
Ook vragen de leden van de VVD-fractie zich naar aanleiding van een schade op een
                     zelfstandige contragarantie af of er mogelijk nog meer producten zijn waarop tot op
                     heden nog geen schade is uitgekeerd en op welke manier ADSB de verschillende producten
                     en de mogelijke schade die hierop ontstaat monitort en of schade-uitkeringen kunnen
                     worden voorkomen.
Onder de producten fair calling facility en de werkkapitaaldekking, beide liquiditeitsverruimend
                     instrumenten, is nog geen schade geleden. Wel is op één transactie sprake van dreigende
                     schade. De maximale schade die op deze polis kan worden uitgekeerd bedraagt zeven
                     miljoen euro.
                  
Bij alle verzekerings-en garantieproducten geldt als voorwaarde voor acceptatie dat
                     er op dat moment geen schadedreiging is. Na acceptatie kan alsnog schadedreiging ontstaan,
                     bijvoorbeeld vanwege verslechtering van de financiële situatie bij de debiteur. De
                     gememoreerde schade uit 2018 is het gevolg van het faillissement van de exporteur
                     en de als gevolg daarvan opgevraagde garanties.
                  
Verzekerden zijn verplicht om, indien zich omstandigheden voordoen of feiten bekend
                     worden die het risico beïnvloeden, dit te melden aan ADSB. Bij onverhoopte dreigende
                     schade wordt getracht de schade te voorkomen of af te wenden, bijvoorbeeld door herstructurering
                     van schulden. Dat lukt niet altijd en daarom dient er soms schade te worden vergoed.
                     In dat geval wordt vervolgens getracht de schade te recupereren. ADSB informeert de
                     staat voortdurend over onder andere schadedreigingen, uitgekeerde schades en ontvangen
                     recuperaties.
                  
De leden van de VVD-fractie vragen welke administratieve lasten er voor zowel het
                     mkb als de grotere bedrijven zijn bijgekomen na de beleidsmatige veranderingen in
                     2018. Op welke manier wordt ook voor de kleinere bedrijven duidelijk waar zij aan
                     moeten voldoen bij een ekv-aanvraag? Hoe ziet het proces eruit en welke administratieve
                     lasten en kosten brengt een ekv-aanvraag met zich mee? Kan de Staatssecretaris in
                     zijn antwoord specifiek ingaan op de omvang van de administratieve lasten vanuit het
                     perspectief van een mkb’er?
Aan het indienen van een ekv-aanvraag zijn administratieve lasten verbonden voor alle
                  type bedrijven omdat de exporteur een aanvraagformulier moet invullen waarin alle
                  relevante informatie, bijvoorbeeld over de koper, de betalingsstructuur en de eventuele
                  inzet van een agent, moet worden aangegeven. Deze administratieve lasten zijn in beginsel
                  niet anders voor een mkb’er dan voor een grootbedrijf, omdat voor hetzelfde product
                  dezelfde benodigde informatie moet worden aangeleverd. Wel zullen de lasten in relatieve
                  zin toenemen naarmate de aanvraag groter of complexer is, hetgeen vaker voorkomt bij
                  grotere bedrijven. Overigens zijn er geen kosten verbonden aan het aanvragen van een
                  exportkredietverzekering. Ten slotte heeft Atradius Dutch State Business speciaal
                  aandacht voor het begeleiden van mkb-bedrijven, bijvoorbeeld via een eigen desk/contactpersoon
                  voor het mkb, extra informatie voor het mkb op de website van ADSB en speciale bijeenkomsten
                  voor mkb’ers.
               
De leden van de VVD-fractie vragen naar het proces van de evaluatie van het mvo-beleid
                     voor de ekv.
De evaluatie van het MVO-beleid wordt in 2020 uitgevoerd door een externe consultant.
                  De externe partij zal volgens de voor het ministerie geldende regels voor inhuur van
                  externen worden geselecteerd. Hierbij zal rekening worden gehouden met onder andere
                  de regels met betrekking tot aanbesteding, alsmede de benodigde expertise van de externe
                  partij. Bij het evaluatieproces zullen alle verschillende stakeholders in de gelegenheid
                  worden gesteld om deel te nemen door middel van een publieke consultatie. De resultaten
                  van de evaluatie zullen naar verwachting eind 2020 aan de Tweede Kamer worden aangeboden.
               
Verder vragen de leden van de VVD-fractie waarom het CIRR-loket is opgericht in de
                     gekozen vorm, wat de beoogde doelstellingen van het CIRR-loket zijn en of deze worden
                     behaald. Welke andere constructies zijn er om de prijs van het loket te drukken? Zet
                     het duurdere Nederlandse CIRR-loket Nederlandse exporteurs op een achterstand ten
                     opzichte van hun internationale counterparts? Zo nee, waarom niet? Zo ja, waarom?
                     En waarom kan afsluiting van CIRR-financiering door Nederlandse exporteurs alleen
                     plaatsvinden na afsluiting van een exportcontract?
Het CIRR-loket is ingesteld na geluiden van de Nederlandse exporteurs, onder andere
                     in de Rijkscommissie voor Export, dat Nederland hier een concurrentienadeel heeft.
                     Nederland was tot vorig jaar een van de weinige landen die zijn aangesloten bij de
                     Arrangement die niet over een CIRR-loket beschikten en waar exporteurs dus geen gebruik
                     konden maken van de gereguleerde kredieten tegen vaste rente. Het beoogde doel van
                     de CIRR is het veiligstellen van een gelijkwaardig speelveld en het voorkomen dat
                     exportcontracten verloren gaan omdat geen CIRR-faciliteit beschikbaar is. Dat er tot
                     op heden nog geen gebruik van de CIRR is gemaakt zal voor een belangrijk deel te maken
                     hebben met de marktomstandigheden met historisch lage (variabele) rente. Het Nederlandse
                     loket is echter ook inflexibel en relatief duur, zoals bleek uit een evaluatie die
                     is gedaan met de Nederlandse Vereniging van Banken (NVB). Uit de evaluatie is echter
                     niet gebleken dat er exportcontracten verloren zijn gegaan. De evaluatie was aanleiding
                     om de afspraken met de sectorbanken aan te passen, wat er onder meer toe heeft geleid
                     dat het CIRR-loket goedkoper is geworden en op een aantal punten flexibeler.
                  
Er is ook een constructie mogelijk waarbij de Nederlandse staat zelf herfinanciering
                     aanbiedt aan banken die exportkredieten verschaffen. Doordat de staat goedkoper leent
                     op de kapitaalmarkten dan de sectorbanken zou dit goedkoper zijn en door het grotere
                     kapitaalmarktprogramma van de staat waarschijnlijk ook flexibeler. Hier is destijds
                     niet voor gekozen omdat dit – anders dan de constructie met de sectorbanken – een
                     direct verhogend effect heeft op de staatsschuld en omdat de Nederlandse staat normaal
                     niet leent in dollars, waar waarschijnlijk de grootste behoefte aan is. Ten slotte
                     kan CIRR-financiering alleen worden verstrekt na afsluiting van een exportcontract
                     omdat er zonder exportcontract ook geen exportkrediet wordt verstrekt dat bij het
                     CIRR-loket kan worden geherfinancierd. In 2020 zullen wij de mogelijkheden van herfinanciering
                     opnieuw onderzoeken.
                  
De leden van de VVD-fractie vragen hoe is vastgesteld dat exporteurs positief zijn
                     over de nieuwe werkwijze wat betreft aanvraagformulier, intakeformulier en interne
                     procedures. Zijn er ook klachten binnengekomen van exporteurs over de maatregelen?
                     Zo ja, wat wordt hiermee gedaan?
De leden van de VVD-fractie vragen zich af hoe de verbeterde toegankelijkheid en de
                     bruikbaarheid van de ekv voor het mkb is gemeten en hoe voor het kabinet duidelijk
                     wordt dat de genomen stappen daadwerkelijk hebben geleid tot resultaat en wat dit
                     resultaat is. Heeft een beter toegankelijk en bruikbaar ekv geleid tot meer mkb-klanten
                     bij de ADSB?
Dit is naar voren gekomen uit contacten met de klanten van ADSB. Er zijn over de gewijzigde
                  formulieren en procedures geen klachten binnengekomen en in het tevredenheidsonderzoek
                  van 2018 gaven vrijwel alle klanten aan dat de procedures helder zijn. Verder zijn
                  bestaande klanten meegenomen in de implementatiefase van de nieuwe werkwijze; deze
                  is met goedkeuring van die klanten geïmplementeerd. Wanneer klachten zouden worden
                  ontvangen over de formulieren en dergelijke zal uiteraard worden bezien of aanpassing
                  nodig is. ADSB spreekt jaarlijks tussen de 150 en 200 bedrijven (waarvan het merendeel
                  mkb is) die niet bekend waren met de ekv. Deze gesprekken leveren jaarlijks tussen
                  de 25 en 35 nieuwe mkb klanten op. Het is niet gemeten of dit mede ingegeven is door
                  de genomen stappen, maar hier zal in toekomstige evaluaties wel rekening mee gehouden
                  worden.
               
Verder vragen de leden van de VVD op welke manier bij de «verduurzaming van de ekv»
                     rekening wordt gehouden met het mkb.
Voor mkb’ers biedt de vergroening mogelijk meer kansen, aangezien in de innovatieve
                  groene sector veel mkb actief is. Indien zij groene producten maken die als exportgoederen
                  in aanmerking komen voor ekv-dekking ontstaan kansen. ADSB is actief op zoek naar
                  dergelijke bedrijven.
               
De leden van de VVD-fractie vragen hoe de ontwikkeling is van het uitstaande risico
                     van de ekv-portefeuille over de afgelopen tien jaar (uitsplitsing per jaar)? Is er
                     een algemene trend dan wel een trend per sector zichtbaar? In welke sectoren is een
                     duidelijke toename te zien en in welke sectoren een duidelijke afname? Hoe verklaart
                     de Staatssecretaris dit?
In onderstaande tabel is een overzicht opgenomen van de ontwikkeling van het obligo
                     over de afgelopen tien jaar. De daling van de wereldhandel na de financiële crisis
                     leidde tot een krimp van de portefeuille, waarna vanaf 2013 een duidelijke stijging
                     zichtbaar werd. Die stijging lijkt de laatste jaren gezien de dalende nieuwe verplichtingen
                     afgevlakt. De vraag naar trends per sector is niet te beantwoorden, omdat vanaf 2016
                     – naar aanleiding van Kamervragen – de sectorindeling is gewijzigd.
                  
Per 2016 is de methodologie veranderd en is ervoor gekozen om alle transacties die
                     direct of indirect met olie en gas te maken hebben toe te wijzen aan de olie- en gassector.
                     Deze aanscherping van de registratie is doorgevoerd met het oog op het beter in kaart
                     brengen van olieprijsgerelateerde risico’s. Dit is echter niet met terugwerkende kracht
                     gebeurd, waardoor de trend per sector over de afgelopen 10 jaar niet te bepalen is.
                  
In absolute zin is de sector olie- en gas de grootste sector, met een aandeel van
                     31% in 2018. Het aandeel in de portefeuille daarvan is in 2018 en 2019 iets gedaald
                     doordat er geen nieuwe relatief grote verplichtingen werden aangegaan. Schepen en
                     (niet aan olie- en gasgerelateerde) infrastructuur zijn van oudsher andere grote sectoren,
                     zoals ook in de monitor over 2018 staat beschreven. Het gaat hier overigens om de
                     «ontvangende sectoren», de Nederlandse exporteurs zijn met name scheepsbouwers en
                     aannemerijbedrijven.
                  
2009
2010
2011
2012
2013
2014
2015
2016
2017
2018
Omvang portefeuille (polis + dekkingstoezegging, miljarden euro)
12,1
9,7
11,0
10,8
12,2
13,5
15,2
15,9
16,8
16,3
Nieuwe verplichtingen (miljarden euro)
6,5
3,8
6,0
7,0
7,3
8,9
9,5
6,9
5,2
2,6
De leden van de VVD-fractie zien een significante daling in het volume uitreikingen
                     (2018: 5,3 miljard, 2017: 7,4 miljard en 2016: 10,2 miljard). Deze leden maken zich,
                     in het licht van deze daling, zorgen om de concurrentiepositie van Nederland. Kan
                     het kabinet hierop reflecteren en mogelijke oorzaken van deze daling uiteenzetten?
                     ADSB heeft al een aantal jaar te maken met een achteruitgang in het volume uitreikingen
                     terwijl het volume in omliggende landen als Denemarken, Italië en het Verenigd Koninkrijk
                     alleen maar toeneemt. Kan het kabinet hierop reflecteren? En in hoeverre zijn er mogelijkheden
                     om aspecten van de klaarblijkelijk succesvolle aanpak van andere landen over te nemen?
                     Wat kan Nederland/ADSB leren van de landen/verstrekkers die hun uitreikingsvolume
                     zien toenemen?
De ekv is een vraaggestuurd instrument. Het aangaan van nieuwe verplichtingen kan
                  alleen plaatsvinden als exporteurs en hun banken een verzekerbare transactie aandragen.
                  Het volume van de uitreikingen wordt daarbij – net als de samenstelling van de portefeuille –
                  sterk bepaald door aanvragen voor zeer grote transacties. De dertig grootste verzekeringen
                  waren eind 2019 goed voor ruim 71% van de portefeuille. In 2018 zijn weinig aanvragen
                  afgehandeld voor zeer grote transacties (maximale schade groter dan 250 miljoen euro),
                  zodat het totale volume ook daalt. Dit is geen gevolg van beleidswijzigingen. Uit
                  de benchmarks die jaarlijks zijn verricht en uit bilaterale contacten met andere exportkredietverzekeraars
                  blijkt niet dat in omringende landen beleid wordt gevoerd dat substantieel meer verzekeringsmogelijkheden
                  biedt dan het Nederlandse.
               
De leden van de VVD-fractie merken voorts op dat het internationale gelijke speelveld
                     op het gebied van ekv onder druk staat. Belangrijke concurrenten als China trekken
                     zich niets aan van de regels die de OESO stelt en ook binnen de OESO staan de afspraken
                     onder druk. De genoemde leden vrezen dat het huidige arrangement niet langer toereikend
                     is. Kan de Staatssecretaris ingaan op het verloop van de dialoog met niet-OESO-landen
                     als China? Verwacht de Staatssecretaris dat het reëel is om binnen een redelijke termijn
                     te komen tot internationale afspraken die een gelijker speelveld dichterbij brengen?
                     En wat is de strategie van de Staatssecretaris als dit niet lijkt te lukken? Ligt
                     het – met het oog op het bewaken van onze concurrentiepositie – vereenvoudigen en
                     moderniseren van de bestaande OESO-afspraken dan op tafel?
Overweegt de Staatssecretaris, in navolging van andere landen, meer in te zetten op
                        garanties en leningen die buiten de kaders van het Arrangement vallen, maar waarmee
                        het bedrijfsleven wel beter in staat wordt gesteld om te concurreren op wereldmarkten?
                        Zo nee, waarom niet?
Wat is de positie van de Europese Commissie en andere EU-partners ten aanzien van
                        het moderniseren van het OESO-Arrangement?
Op dit moment is Nederland betrokken bij twee internationale trajecten om de Arrangement
                     te moderniseren en toekomstbestendig te maken. Het eerste traject is het klassieke
                     traject onder de oorspronkelijke Participanten (de Arrangement-landen) waarin de Europese
                     Unie ook namens Nederland een agenda voert die moet leiden naar een modernisering
                     van de Arrangement met meer flexibiliteit, doeltreffendheid en eenvoud van de geldende
                     regels. Daarnaast wordt er in breder internationaal verband, onder andere met China,
                     Brazilië en India, gesproken in de Internationale Werkgroep (IWG). Multilaterale onderhandelingen
                     van deze aard verlopen dikwijls traag, maar Nederland probeert door een actieve inzet
                     in voorbereidende gremia wel het tempo op te voeren. Het spreekt voor zich dat Nederland
                     niet het enige land is dat aan tafel zit en dus niet zelf het ritme bepaalt. Wel wordt
                     de binnen de EU breed de opvatting gedeeld dat de huidige Arrangement niet meer toereikend
                     is om het internationale gelijke speelveld te garanderen.
                  
Dat neemt niet weg dat de Nederlandse positie blijft dat alleen door zulke afspraken
                     een race to the bottom kan worden voorkomen. Nederland blijft dus gecommitteerd aan solide afspraken die
                     voor iedereen gelden. Door duidelijke spelregels blijft het spel eerlijk en toegankelijk
                     voor iedereen, juist ook voor de eigen Nederlandse exporteurs.
                  
China heeft zich de afgelopen jaren ontwikkeld tot met afstand de grootste exportfinancierder
                     ter wereld. Ziet het kabinet mogelijkheden om de druk op China op te voeren om de
                     moeizame onderhandelingen tot een betekenisvol resultaat te brengen? Met wie wordt
                     in dit kader opgetrokken en welke strategie wordt hierbij gehanteerd?
Nederland voert niet zelf de onderhandelingen in IWG-of Participantenverband; de EU
                  vertegenwoordigt de Europese lidstaten. Wel zet Nederland voorbereidende en naastgelegen
                  gremia, zoals in EU-, OESO- en Club van Parijs-verband in om de druk op te voeren.
                  Hierbij maakt Nederland gebruik van breed opgezette bilaterale allianties met onder
                  andere Europese landen.
               
De leden van de VVD-fractie merken tevens op dat veel landen in reactie op de opkomst
                     en handelwijze van China hun exporteurs actiever zijn gaan ondersteunen met nieuwe,
                     directere vormen van financiering en meer proactieve exportondersteunende strategieën.
                     In welke mate is de Staatssecretaris in staat, en vooral ook bereid, om tegen deze
                     achtergrond een concurrerend(er) aanbod te ontwikkelen? Welke stappen is de Staatssecretaris
                     bereid hierin te zetten, temeer aangezien de recente Financieringsbrief (««Internationaal
                     financieren in perspectief: kansen pakken, resultaten boeken») weinig ambitieuze strategieën
                     bevatte en het aanbod in sommige opzichten juist minder concurrerend heeft gemaakt?
                     Kan de Staatssecretaris dit uitgebreid toelichten?
Nederland houdt zich aan zijn wettelijke verplichtingen: in dit geval aan de Arrangement
                  on Officially Supported Export Credits, die in de EU vertaald is in een verordening.
                  China voelt zich hieraan niet gebonden en handelt overeenkomstig. Voor sommige Participanten
                  van de Arrangement (namelijk de niet-EU Participanten) heeft de Arrangement de status
                  van een gentlemen’s agreement. Zij hebben meer ruimte om de grenzen van het kader
                  op te zoeken. Nederland is in principe voor wat de aangeboden instrumenten betreft
                  niet strenger dan de Arrangement toestaat wat betreft de financiële voorwaarden en
                  het aanbod is wat betreft verzekeringen dus concurrerend ten opzichte van de landen
                  die zich aan de Arrangement gehouden voelen.
               
In het kader van onze concurrentiepositie en een gelijk speelveld vragen de leden
                     van de VVD-fractie zich ook af hoe bij de «verduurzaming van de ekv» rekening gehouden
                     wordt met de internationale context. Hecht het kabinet aan het bereiken van een gelijk
                     speelveld op dit vlak? Kiest het kabinet voor een aanpak waarbij verduurzaming zodanig
                     wordt gerealiseerd dat Nederland internationaal niet uit de pas gaat lopen? Zo nee,
                     waarom niet?
Het kabinet hecht aan een internationaal gelijk speelveld, ook op het vlak van verduurzaming.
                     Om onder andere deze reden is gekozen om verzekering van transacties in de olie- en
                     gassector niet unilateraal uit te sluiten van de ekv. Een eenzijdig besluit om «dicht
                     te gaan op fossiel» zou de Nederlandse concurrentiekracht potentieel een grote economische
                     slag toebrengen. Dit scenario is onwenselijk. De Nederlandse exporteur concurreert
                     immers direct met het buitenland. Wanneer we het beleid wijzigen, moeten altijd rekening
                     worden gehouden met het internationale level playing field.
                  
Wel is het mogelijk om binnen de bestaande internationale afspraken extra mogelijkheden
                     te bieden aan groene bedrijven en transacties, om zo de verduurzaming van de ekv te
                     stimuleren en daarmee een bijdrage te leveren aan de energietransitie. Op die manier
                     kiest het kabinet voor een aanpak waarbij Nederland internationaal niet uit de pas
                     loopt, maar juist vooroploopt samen met een aantal andere landen.
                  
In de monitor zegt de Staatssecretaris de herintroductie van een eigen benchmark voor
                     2020 te overwegen. De leden van de VVD-fractie benadrukken dat een eigen benchmark
                     van grote waarde kan zijn. Is het kabinet voornemens in te zetten op een brede benchmark
                     waarbij ook wordt gekeken naar de mandaten van de exportfinancierende instellingen
                     (en dus ook de direct lenders in Azië) als concurrerende landen, zowel binnen als
                     buiten de EU en de OESO? Zo nee, waarom niet?
Deze benchmark zal inderdaad in 2020 opnieuw uitgevoerd worden. Daarbij zal ook worden
                  gekeken naar de mandaten van de exportfinancierende instellingen als concurrerende
                  landen, zowel binnen als buiten de EU en de OESO.
               
In de monitor wordt aangegeven dat er in 2018 er voor 16,3 miljard euro verplichtingen
                     uit stonden aan exportkredietverzekeringen (ekv’s). De leden van de D66-fractie vernemen
                     graag voor hoeveel miljard er aan garantieverplichtingen werd aangegaan in 2018 en
                     voor hoeveel miljard er nog garantieverplichtingen uit stonden van vóór 2018. Ook
                     vernemen deze leden graag waarop de raming van 10 miljard euro is gebaseerd.
In 2018 is voor 2,6 miljard euro aan nieuwe verplichtingen aangegaan. De stand per
                  einde 2017 bedroeg 16,8 miljard euro, terwijl deze eind 2018 16,3 miljard euro bedroeg.
                  Artikel 5 van begroting IX heeft een plafond waarin is aangegeven voor welk bedrag
                  de Minister jaarlijks nieuwe garantieverplichtingen kan aangaan (brutoplafond). Dit
                  plafond (en dus geen raming) is vastgesteld op € 10 miljard voor de gehele ekv-faciliteit
                  en vastgesteld op basis van de historische vraag naar de ekv.
               
De leden van de D66-fractie lezen in de brief dat de verdiensten van de exportkredietverzekeringen
                     worden weergegeven als percentage van het bbp en worden weergegeven in arbeidsjaren.
                     Echter, in de brief van de Staatssecretaris wordt ook gesproken over een positieve
                     bijdrage van de ekv’s aan de schatkist. De aan het woord zijnde leden zouden graag
                     in een overzicht vernemen wat de verdiensten zijn van de ekv’s voor de schatkist.
                     Ook zouden deze leden graag vernemen hoe veel er jaarlijks exact betaald wordt aan
                     schade-uitkeringen voor de afgelopen 5 jaar.
De gevraagde cijfers zijn terug te vinden in de begrotingen en jaarverslagen van het
                  Ministerie van Financiën. Uit onderstaande tabel blijkt dat over de afgelopen vijf
                  jaar het kassaldo voor de Staat positief was, zowel in totaal als in elk afzonderlijk
                  jaar. De relatief grote recuperaties hangen voor een belangrijk deel samen met de
                  terugbetalingsregeling met Argentinië. De uitgekeerde schades waren in verhouding
                  tot de geïncasseerde premies en recuperaties relatief beperkt.
               
                  In- en uitgaande financiële stromen ekv 2014–2018 op basis van artikel 5 begroting
                     IX in miljoenen euro’s
2014
2015
2016
2017
2018
Premies
118
117
102
105
91
Schades
– 43
– 96
– 14
– 38
– 27
Recuperaties
87
103
228
132
153
Uitvoeringskosten
– 12
– 13
– 15
– 15
– 16
Saldo
150
111
301
184
201
In de monitor werd aangegeven dat er landen zijn in de zogenaamde Arrangement on Officially
                     Supported Export Credits (het Arrangement) die de regels proberen te omzeilen door
                     export via publieke investerings- en ontwikkelingsbanken te steunen. De leden van
                     de D66-fractie vernemen graag om welke landen dit gaat en zouden graag willen weten
                     of ook Nederland de export via publieke investerings- en ontwikkelingsbanken steunt.
                     Zijn er binnen het Arrangement afspraken gemaakt over hoe hiermee om te gaan? Klopt
                     het dat Atradius Dutch State Business (ADSB) door de privaatrechtelijke overeenkomst
                     met de Nederlandse overheid niet gezien kan worden als een publieke investeerder?
Nederland houdt zich aan de regels van de Arrangement. Er zijn landen, zoals China,
                  die zich niet gebonden achten aan deze regels. De Arrangement bevat verder geen afspraken
                  over hoe je omgaat met deze wijze van financiering. Het is onderwerp van gesprek of
                  het wenselijk of het deze vormen van exportsteun binnen de reikwijdte van de Arrangement
                  te brengen. ADSB is de uitvoerder van de exportkredietverzekering in Nederland waarbij
                  de Staat optreedt als verzekeraar. Dit is geen publieke investeerder want ADSB verstrekt
                  enkel voor rekening en risico van de Staat verzekeringen en dus geen financieringen.
               
De leden van de D66-fractie zijn blij om te vernemen dat er gedurende het afgelopen
                     jaar geen grote nieuwe verplichtingen zijn aangegaan in de olie- en gaswereld. De
                     leden van de D66-fractie willen graag weten wat er wordt bedoeld met «geen grote verplichtingen».
                     Gaat het om «geen» verplichtingen of «geen grote» verplichtingen? Welke verplichtingen
                     met de olie- en gaswereld zijn er wél aangegaan? Wat zijn de exacte doelen van het
                     kabinet met betrekking tot het vergroenen van evk’s?
In de monitor is «relatief grote polissen» gedefinieerd als een maximale schade van
                     meer dan 250 miljoen euro en in het bijzonder wordt vermeld dat er in 2018 geen projectfinancieringen
                     in de olie- en gassector in verzekering zijn genomen. Ook in 2018 zijn verplichtingen
                     aangegaan die geclassificeerd zijn als olie- en gasgerelateerd, maar geen relatief
                     grote in de zin zoals hierboven gedefinieerd. Relatief kleine transacties in de olie-
                     en gassector kunnen bijvoorbeeld bestaan uit de verkoop van toeleveringsschepen.
                  
In 2019 is begonnen met het in kaart brengen van transacties die als groen gekwalificeerd
                     kunnen worden en zijn extra maatregelen in het acceptatiebeleid genomen die erop gericht
                     zijn het aantal groene transacties in de portefeuille te vergroten.
                  
De leden van de D66-fractie vernemen graag hoeveel transacties er tot op heden door
                     de International Finance Corporation (IFC) zijn gekwalificeerd en hoe er op dit moment
                     gehandeld wordt op basis van deze kwalificaties. Ook zouden deze leden graag vernemen
                     hoe het kabinet in de toekomst wil handelen op basis van deze kwalificaties en wanneer
                     hij van plan is deze veranderingen door te voeren.
IFC heeft een methode ontwikkeld om groene transacties te kwalificeren die is verfijnd
                  door een onafhankelijk onderzoeksinstituut uit Noorwegen (CICERO), onder andere door
                  verschillende «tinten groen» toe te voegen. ADSB gebruikt hier een versie van die
                  meer is toegesneden op exportkredietverzekeringen. Tot en met oktober 2019 zijn met
                  deze methode 47 transacties gemeten, waarvan zeven als donkergroen zijn gekwalificeerd.
                  Dit is echter nog wel onder voorbehoud, onder meer omdat de methode nog zal worden
                  gevalideerd door een externe deskundige. Daarnaast zet het kabinet in op vergroening
                  van de ekv-portefeuille. Deze kunnen worden onderscheiden in maatregelen voor projectfinanciering
                  (pf) en voor reguliere transacties. Voor projectfinanciering zijn de volgende maatregelen
                  genomen:
               
i. Een ruimer Nederlands content beleid voor evident groene projectfinanciering (pf).
                        Dit betekent dat we een groter deel van de transactie kunnen verzekeren, waardoor
                        sponsoren en opdrachtgevers een extra prikkel hebben om Nederlandse bedrijven te contracteren.
                        Het aandeel groen binnen de portefeuille wordt daarmee ook groter.
                     
ii. Verder verleent Nederland 95% dekking op groene pf-transacties in plaats van de gebruikelijke
                        80% dekking. Ook is een pilot van start gegaan waarin een flexibel trekkingsregime
                        van het door de Staat gedekte financieringsdeel van de groene PF-transactie wordt
                        toegestaan.
                     
Deze maatregelen hebben uitsluitend betrekking op donkergroene hernieuwbare energieprojecten,
                  zoals de bouw van windmolenparken op zee, die een gegarandeerd afnamecontract voor
                  de lange termijn hebben. Hierbij wordt aangesloten bij annex 1 van de Renewable Sector
                  Understanding van het Arrangement. Ook zijn er specifieke voorwaarden aan verbonden,
                  zodat onbeheersbare risico’s worden voorkomen.
               
Daarnaast worden nog 3 andere maatregelen genomen voor reguliere transacties:
i. Voor kleine groene transacties (onder 5 miljoen euro) is een pilot gestart voor de
                        duur van één jaar tot een totale Maximale Schade van 50 miljoen euro. Bij kleine groene
                        transacties gaat het vaak om innovatieve bedrijven zonder een heel lang trackrecord.
                        Deze zouden bij strike toepassing van de reguliere regresnormen en -criteria niet
                        in aanmerking komen voor een ekv-dekking. In de pilot zijn deze regreseisen versoepeld.
                        Daarnaast zijn de acceptatiecriteria voor de debiteur van kleine groene transacties
                        ook versoepeld. Een derde versoepeling betreft het accepteren van langere looptijden
                        waar nodig. Hier wordt een case-by-case benadering toegepast, waarbij de looptijd
                        van de financiering nooit hoger mag zijn dan de economische levensduur van het kapitaalgoed.
                        Voor de pilot geldt dat er een aantal voorwaarden worden gesteld, zodat er geen sprake
                        is van onbeheersbaar risico.
                     
ii. Voor evident groene transacties wordt van geval tot geval bezien of er een bredere
                        definitie van export toe te passen is. Hierdoor kunnen meer groene transacties in
                        aanmerking komen voor ekv-dekking. Het gaat in het bijzonder over transacties tussen
                        nationale kopers en leveranciers – waarbij de goederen in eerste instantie ook worden
                        ingezet in Nederland – indien exportpotentieel van het kapitaalgoed aannemelijk wordt
                        gemaakt. Op die manier wordt getracht het prijsverschil tussen «groene» en «reguliere»
                        fossiele kapitaalgoederen kleiner te maken. Dit kan het verschil maken voor klanten
                        van ekv-afnemers om voor de groene opties te kiezen en zo een internationaal marktfalen
                        op te lossen (de maatschappelijke externe kosten van fossiele producten wordt onvoldoende
                        gereflecteerd in hun marktprijs).
                     
iii. Voorts is uitvoerder ADSB in gesprek met banken en groene mkb’ers hoe een generieke
                        werkkapitaaldekking vormgegeven kan worden voor kleine groene transacties, zodat groene
                        export gestimuleerd kan worden.
                     
De leden van de D66-fractie lezen met interesse dat ADSB is begonnen met het in kaart
                     brengen van de effecten van verzekerde transacties op de Sustainable Development Goals
                     (SDG). De leden van de D66-fractie willen graag weten wanneer alle transacties zijn
                     gekwalificeerd en wanneer de Kamer zal worden geïnformeerd over de invloed van de
                     ekv»-portefeuille op de SDG. Ook zouden deze leden graag vernemen of reeds bekend
                     is hoe er gehandeld zal worden wanneer blijkt dat de gestelde SDG’s niet worden gehaald.
De SDG-kwalificatie heeft betrekking op alle vanaf begin 2019 uitgereikte polissen.
                  De uitkomsten daarvan zullen in het tweede kwartaal van 2020 beschikbaar zijn en zullen
                  worden toegelicht in de ekv-monitor over 2019 en in het jaaroverzicht van ADSB. De
                  ekv is gericht op het stimuleren van Nederlandse export en daarmee ook werkgelegenheid
                  (SDG 8) in Nederland, niet op het realiseren van de SDG-agenda in de ontvangende landen.
                  Dat neemt niet weg dat de met ekv-dekking geïmporteerde goederen of diensten een bijdrage
                  kunnen leveren aan de SDG’s in de ontvangende landen. Het kabinet zal hier over rapporteren
                  in onder andere de ekv-monitor over 2019.
               
De leden van de D66-fractie lezen in de monitor exportkredietverzekeringen dat de
                     Staatssecretaris gaat inzetten op het vergroenen van de portefeuille, door bijvoorbeeld
                     voor groene transacties een specifiek risicokader te ontwikkelen dat de «andersoortige
                     risico’s beter inschat». De leden van de D66-fractie vernemen graag wat hier wordt
                     bedoeld met andersoortige risico’s.
Voor groene transacties kan in voorkomende gevallen een ander risicokader worden gehanteerd.
De markt voor duurzame energie is bijvoorbeeld op dit moment nog minder volwassen
                     dan de traditionele sectoren. Dit heeft onder andere te maken met andersoortige risico’s,
                     zoals onbewezen technologieën, gebrek aan track-record en voor ons onbekende partijen.
                     We kunnen in dergelijke gevallen het besluit tot verzekeren baseren op nieuwe informatiebronnen
                     en een ander soort zekerheden waar Nederland tot op heden minder ervaring mee heeft.
                     Uiteraard zal dit wel gebeuren binnen de bestaande internationale afspraken, zoals
                     de lange termijn kostendekkendheid.
                  
Met betrekking tot de Omzetpolis Opkomende Markten (OOM) zouden de leden van de D66-fractie
                     graag vernemen of deze pilot reeds gestart is en wanneer de Kamer wordt geïnformeerd
                     over het verloop van de pilot.
De pilot is gestart in juli 2019. In de monitor exportkredietverzekering 2019 zal
                  de Kamer worden geïnformeerd over het verloop van de pilot. Over het eventuele besluit
                  om de OOM te continueren dan wel de pilot te beëindigen, dat na de geplande evaluatie
                  zal worden genomen, zal de Kamer eveneens worden geïnformeerd.
               
De leden van de SP-fractie zijn teleurgesteld over de inzet van het kabinet wat betreft
                     achterblijvende ambitie om de exportkredieten in te zetten voor werkelijke vergroening
                     en het realiseren van de doelstellingen van het klimaatakkoord van Parijs. Allereerst
                     willen de leden van de SP-fractie graag weten hoe de stelling dat ekv geen transacties
                     ondersteunt die negatieve effecten hebben op mens, dier en milieu, zich verhoudt tot
                     de aankondiging dat er geen stop of uitfasering komt op het verstrekken van ekv aan
                     de olie- en gasindustrie (punt 3.7).
Het uitgangspunt van de exportkredietverzekering is dat de staat geen exporttransacties
                  met onaanvaardbare negatieve effecten op mens, dier en milieu verzekert. Dit standpunt
                  vormt de basis voor het mvo-beleid. Daarnaast is het Nederlandse beleid gericht op
                  onze welvaart en ons welzijn veilig te stellen én duurzaam te verbeteren. Het Kabinet
                  zet daarom in op vergroening van het handelsinstrumentarium, waaronder de ekv, om
                  hiermee een bijdrage te kunnen leveren aan het realiseren van de klimaatdoelstellingen.
               
De leden van de SP-fractie vragen een reactie op het advies van de Adviesraad Internationale
                     Vraagstukken (AIV) aan de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking
                     d.d. 17 juli 2019, waarin wordt gepleit voor snelle uitfasering van publieke financiering,
                     inclusief ekv, voor de fossiele industrie en in plaats daarvan deze instrumenten in
                     te zetten voor «duurzame ontwikkeling en onderzoek naar hernieuwbare energie».
Het uitfaseren van de Nederlandse ekv voor de fossiele industrie betekent niet automatisch
                  dat er daling zal zijn van bijvoorbeeld CO2-uitstoot in desbetreffende landen. Nederlandse
                  exporteurs die leveren aan de olie- en gasindustrie doen dit doorgaans met de meest
                  vooraanstaande technologieën. Alle ekv-transacties worden bovendien gescreend en indien
                  nodig, getoetst op milieu en sociale gevolgen. Als de gunning van deze transacties
                  niet naar Nederlandse bedrijven gaat, dan is het goed mogelijk dat buitenlandse bedrijven
                  deze transacties zullen uitvoeren die wellicht niet beschikken over de nieuwste technologieën,
                  en ook niet strikte milieu en sociale voorwaarden zullen hanteren. Zoals ik in mijn
                  reactie op de vraag van de D66-fractie heb aangegeven vindt vergroening plaats onder
                  andere plaats door gunstiger beleid voor hernieuwbare energieprojecten en gaan we
                  soepeler om met regresnormen en -criteria voor groene exporteurs, die veel onderzoek
                  hebben gedaan om duurzame en groene producten te ontwikkelen.
               
De leden van de SP-fractie vragen wat er precies wordt bedoeld met «onderwerping aan
                     een mvo-beoordeling» als extra screeningscriterium. Hoe gaat dit eruit zien en welke
                     consequenties volgen er voor de beoordeling van de ekv-aanvraag als de mvo-beoordeling
                     negatief uitvalt? Deze leden vragen zich af of dit betekent dat een bedrijf uitgesloten
                     kan worden van ekv, zoals bij het anti-omkopingsbeleid het geval is, en zo niet, waarom
                     niet?
Een mvo-beoordeling vindt plaats wanneer uit de screening blijkt dat deze noodzakelijk
                  is. Deze screening gebeurt aan de hand van de criteria die volgen uit de OESO Common
                  Approaches en nationaal beleid:
               
– er is sprake van een transactiebedrag van 10 miljoen euro of meer;
– er sprake van een levering in of nabij een gevoelig gebied;
– er is sprake van een levering aan een gevoelige sector; of
– er is sprake van een verhoogd risico op schending van mensenrechten.
Een mvo-beoordeling wordt uitgevoerd voordat een transactie wordt verzekerd. Een negatieve
                     beoordeling leidt als zodanig niet tot uitsluiting, maar enkel tot het niet verstrekken
                     van de verzekering. Dat betekent niet dat een negatieve mvo-beoordeling buiten beschouwing
                     wordt gelaten bij toekomstige aanvragen: als de betrokken partij een nieuwe aanvraag
                     indient, wordt er rekening gehouden met (negatieve) mvo-beoordelingen van eerdere
                     aanvragen.
                  
In ernstige gevallen kan uitsluiting plaatsvinden op basis van de algemene voorwaarden
                     van de exportkredietverzekering nadat een transactie verzekerd is en achteraf blijkt
                     dat er toch sprake is van omkoping of dat er onjuiste informatie is verschaft die
                     relevant was voor het verstrekken van de verzekering.
                  
Daarnaast vragen de leden van de SP-fractie om meer details over welke criteria van
                     de overgenomen IFC-methode precies worden gehanteerd om te bepalen of een transactie
                     «groen» is? Kan de Staatssecretaris de Kamer meer specifiek informeren over de drie
                     verschillende categorieën (hoofdstuk 6)? De leden van de SP-fractie vinden geen concrete
                     doelstellingen over het percentage van toegekende ekv dat in de toekomst «groen» moet
                     zijn. Kan de Staatssecretaris daar helderheid over verschaffen?
De aanpak van ADSB is gebaseerd op het IFC Green Bond Framework, dat gericht is op
                  het financieren van investeringen die bijvoorbeeld resulteren in energie-efficiëntie,
                  produceren van of migreren naar herbruikbare energie (wind, water, zon en geothermie)
                  of verduurzaming van productieprocessen. Het raamwerk is beoordeeld door het Center
                  for International Climate and Environmental Research – Oslo (CICERO) dat daarbij de
                  verschillende investeringen heeft ingedeeld in drie categorieën, te weten lichtgroen
                  (efficiëntie in gebruik van natuurlijke hulpbronnen), middelgroen (bridging towards
                  2050) en donkergroen lange termijn, «2050-proof».
               
Het raamwerk bevat vier onderdelen, te weten direct mitigation, indirect mitigation, adaptation en special climate. Ieder onderdeel bevat verschillende categorieën met specifieke criteria waaraan
                  een transactie moeten voldoen om als donker-, medium- of lichtgroen gekwalificeerd
                  te worden.
               
Ter illustratie, de categorie renewable energy generation valt onder onderdeel direct mitigation en projecten die voldoen aan één of meerder criteria (wind, geothermal, solar, biomass, tidal and other ocean en hydropower) kunnen gekwalificeerd worden als donkergroen.
Het kabinet heeft weinig directe invloed op de samenstelling van de ekv-portefeuille
                  omdat de ekv een vraaggestuurd instrument is. Wel zet het kabinet binnen zijn mogelijkheden
                  in op vergroening van de portefeuille door andersoortige risico’s die gepaard gaan
                  met groene transacties eerder te accepteren, groene bedrijven proactief te benaderen
                  en flexibeler om te gaan met acceptatiecriteria voor groene bedrijven en transacties.
               
Onder hoofdstuk 6 wordt verder ingegaan op het realiseren van de SDG’s, maar wordt
                     slechts gekeken naar de effecten voor Nederland. De leden van de SP-fractie willen
                     graag weten wat de effecten van de ekv zijn op de SDG’s in ontwikkelingslanden. Zijn
                     de verantwoordelijke bewindspersonen het met de leden van de SP-fractie eens dat het
                     niet uitsluiten van de fossiele industrie indruist tegen de realisatie van de SDG’s,
                     met name nummers 6, 7 10, 11, 12 en 13?
In hoofdstuk 6 is, op basis van cijfers van het CBS, toegelicht wat de ekv bijdraagt
                  aan de SDG’s die ook voor Nederland gelden. Met de ekv levert de Nederlandse staat
                  een bijdrage aan de Nederlandse economie en werkgelegenheid en daarmee aan SDG 8:
                  fatsoenlijke banen en economische groei.
               
De SDG-kwalificatie die ADSB in opdracht van de staat zal uitvoeren heeft betrekking
                     op de vanaf begin 2019 uitgereikte polissen. De uitkomsten daarvan worden opgenomen
                     en toegelicht in de ekv-monitor over 2019.
                  
De ekv is gericht op het stimuleren van Nederlandse export en daarmee ook werkgelegenheid
                     (SDG 8) in Nederland, niet op het realiseren van de SDG-agenda in de ontvangende landen.
                     Dat neemt niet weg dat de met ekv-dekking geïmporteerde goederen of diensten een bijdrage
                     kunnen leveren aan de SDG’s in de ontvangende landen. Het kabinet maakt hierin geen
                     onderscheid tussen SDG’s en zal hierover in de ekv monitor 2019 rapporteren.
                  
Tot slot vragen de leden van de SP-fractie of de Staatssecretaris bereid is om verduurzaming
                     en vergroening op te nemen in zijn inhoudelijke inzet bij de onderhandelingen van
                     het Arrangement in de OESO-werkgroep. Zo nee, waarom niet?
Nederland brengt verduurzaming en vergroening regelmatig onder de aandacht in internationale
                  gremia. In EU- en OESO-verband wordt momenteel gesproken over de modernisering van
                  het Arrangement on Official Export Credits. Nederland zet hier samen met gelijkgestemde
                  landen hard in op dat ook vergroening van de exportkredietverzekering goed verankerd
                  wordt. Daarnaast is Nederland één van de drijvende krachten achter de Climate Sector
                  Understanding (CCSU) en de Coal Sector Understanding (CFSU), beiden annexen aan de
                  Arrangement. Bij de herziening van de CFSU zal Nederland in ieder geval inzetten op
                  het uitsluiten van ekv-steun voor steenkolencentrales.
               
De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren lezen dat de Staatssecretaris
                     het dierenwelzijnsbeleid tegen het licht gaat houden en vragen naar de redenen die
                     de Staatssecretaris heeft om dit te doen. Welke concrete gevallen zijn de aanleiding
                     geweest om het dierenwelzijnsbeleid te herzien? Op welke wijze voldoet het huidige
                     dierenwelzijnsbeleid niet? De leden vragen ook welke bedrijven en ngo’s geconsulteerd
                     zullen worden. Kan de Staatssecretaris garanderen dat Nederlandse bedrijven die een
                     financieel belang hebben bij het opbouwen van de bioindustrie geweerd zullen worden
                     bij deze consultaties? Indien hij dat niet kan, kan de Staatssecretaris dan volledige
                     openheid geven door de gespreksverslagen van gesprekken met deze bedrijven naar de
                     Kamer te sturen?
Er zijn geen concrete gevallen geweest die hiertoe aanleiding vormen. Het vernieuwde
                  mvo-beleid voor de ekv, zoals dat in 2018 aan de Tweede Kamer is gezonden, heeft voor
                  veel verduidelijking gezorgd doordat het kader en het proces voor mvo-beoordeling
                  is uitgeschreven. Eenzelfde verduidelijking zal worden bewerkstelligd op het punt
                  van dierenwelzijn als onderdeel van dit mvo-beleid. Alle relevante stakeholders hebben
                  hierbij de gelegenheid gekregen zich uit te spreken over het beoogde nieuwe kader
                  tijdens de consultatiefase. Er zijn geen partijen geweerd van de consultatie, dat
                  past mijn inziens niet bij een open consultatieproces. Wanneer ik het nieuwe beleid
                  aan de Kamer stuur, zal ik in de aanbiedingsbrief aandacht besteden aan het verloop
                  van het consultatieproces en aan de verschillende belangen en zorgen die tijdens dit
                  proces geuit zijn.
               
De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren lezen in de Kamerbrief dat in
                     2018 geen grote nieuwe verplichtingen zijn aangegaan in de olie- en gaswereld, waardoor
                     deze portefeuille iets is gekrompen. Valt het gegeven dat er geen forse verplichtingen
                     in deze sector zijn aangegaan te verklaren vanuit de beleidsmatige vergroening van
                     de ekv-portefeuille, of valt de verlaging van het aandeel van die sector in de totale
                     portefeuille geheel of gedeeltelijk te verklaren door toevallige gebeurtenissen? Kan
                     de Staatssecretaris een overzicht geven van de ekv-verplichtingen die zijn aangegaan
                     in deze sector tussen 2010 en 2018? Kan de Staatssecretaris aangeven uit welk aandeel
                     (in percentages) de totale verplichtingen in deze sector in de ekv-portefeuille hebben
                     (gehad), voor de periode 2010–2018?
Het beleid ten aanzien van het verzekeren van transacties die gerelateerd zijn aan
                     fossiele brandstoffen is niet gewijzigd. Dat er in 2018 geen grote transacties zijn
                     aangegaan en als gevolg daarvan het aandeel in de portefeuille iets is gedaald is,
                     is dus niet het gevolg van beleid maar van vraaguitval. De ekv is immers volledig
                     vraaggestuurd en in 2018 zijn geen aanvragen gedaan of afgerond voor grote verzekeringen
                     voor leveringen aan de olie- en gasindustrie. Daarnaast is het beleid gericht op het
                     vergroten van het aandeel van groene transacties in de portefeuille. Dit heeft er
                     onder meer toe geleid dat medio 2019 een verzekering is afgegeven voor een offshore
                     windpark voor de kust van Taiwan.
                  
De registratie van olie- en gasgerelateerde transacties is in 2017–2018 aangepast;
                     voorheen werden bijvoorbeeld schepen die werden geleverd aan een bedrijf in de oliesector
                     geregistreerd als «schepen», sindsdien als olie- en gas. Deze aanscherping van de
                     registratie is doorgevoerd met het oog op het beter in kaart brengen van olieprijsgerelateerde
                     risico’s. Vanwege deze systeemwijziging is het niet mogelijk om de cijfers te reproduceren
                     voor de periode 2010–2018, dat zou een onvolledig beeld geven. Echter, medio 2017
                     bedroeg het percentage van de olie- en gasgerelateerde verplichtingen van de totale
                     portefeuille 39% en in 2018 daalde dit naar 31%. Gezien het langetermijnkarakter van
                     de meeste grote olie- en gasgerelateerde verplichtingen en de relatief stabiele omvang
                     van de portefeuille zal dit percentage in de gevraagde periode waarschijnlijk niet
                     veel hoger of lager zijn geweest.
                  
De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren vragen op welke wijze de eiwittransitie,
                     de transitie van dierlijke naar plantaardige eiwitten, onderdeel is van de vergroeningstrategie
                     binnen het ekv-beleid, aangezien deze transitie een enorme bijdrage levert aan het
                     realiseren van de doelstellingen van het Akkoord van Parijs en ook anderszins grote
                     milieuwinst oplevert.
Gelet op de samenstelling van de ekv-portefeuille zet ik primair in op de transitie
                  naar meer duurzame energie. Op dit moment wordt gewerkt aan een methodologie om te
                  meten welke transacties kwalificeren als groen. Bij het ontwikkelen van deze methodologie
                  worden alle opties, waaronder eiwittransacties, meegewogen.
               
Tot slot vragen de leden van de fractie van de Partij voor de Dieren op welke wijze
                     de bevindingen van de twee recente IPCC-rapporten (Landgebruik en Klimaat; Oceanen
                     en Klimaat) worden geïntegreerd in het Nederlandse ekv-beleid.
De IPCC-rapporten zullen worden meegenomen in de evaluatie van het mvo-beleid voor
                  de ekv. Als uit de evaluatie blijkt dat het mvo-beleid aanpassing behoeft, zal ik
                  ervoor zorgen dat die aanpassingen worden opgenomen in het beleid. De uitkomsten van
                  de evaluatie worden te zijner tijd gecommuniceerd met uw Kamer.
               
Ondertekenaars
- 
              
                  
 ,
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
 A. (Anne) Mulder, voorzitter van de vaste commissie voor Financiën
- 
              
                  Mede ondertekenaar
 J.F.C. Freriks, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.
