Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Van Dam over het bericht ‘Toegang tot politieopleiding te krap afgesteld’
Vragen van het lid Van Dam (CDA) aan de Minister van Justitie en Veiligheid over het bericht «Toegang tot politieopleiding te krap afgesteld» (ingezonden 10 maart 2020).
Antwoord van Minister Grapperhaus (Justitie en Veiligheid) (ontvangen 22 april 2020).
Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2019–2020, nr. 2285.
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «Toegang tot politieopleiding te krap afgesteld» van
28 februari 2020?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Deelt u de opvatting dat, gelet op de opdracht om de komende jaren 17.000 nieuwe agenten
te werven en op te leiden zonder af te doen aan bestaande kwaliteitseisen van werving
en opleiding, alle zeilen bijgezet zullen moeten worden om die instroom te realiseren?
In hoeverre is er in dat kader ruimte voor creativiteit, proeftuinen en regelluwe
trajecten? Welke initiatieven lopen er thans?
Antwoord 2
Ja, de politiecapaciteit staat onder druk. De vervanging van de uitstroom en de uitbreiding
van de operationele sterkte vormt een stevige uitdaging. Dat vraagt om nieuwe collega’s
die eerder inzetbaar zijn en daarom wordt de huidige basisopleiding vernieuwd. Er
zijn hiervoor al meerdere maatregelen genomen. In 2018 is de ambtenaar, aangesteld
voor de uitvoering van de politietaak met specifieke inzetbaarheid, geïntroduceerd.
Deze ambtenaar kan, vanwege die specifieke inzetbaarheid, voor de uitoefening van
zijn werkzaamheden volstaan met een kortere, specifieke politieopleiding. Daarnaast
wordt er een nieuwe basispolitieopleiding ontwikkeld. Deze opleiding is korter dan
de huidige opleiding. Dit zal leiden tot sneller inzetbare capaciteit, maar doet daarbij
niet af aan de kwaliteit van de opleiding. Tot slot wordt de mogelijkheid verkend
om het aantal instroommomenten bij de Politieacademie te verhogen. Ik kan u naar verwachting
voor de zomer 2020 nader informeren over de uitkomsten van de vernieuwing van de basispolitieopleiding
en de te nemen vervolgstappen.
Vraag 3
Welke mogelijkheden zijn er voor kandidaat-agenten zonder een reguliere vooropleiding
om (alsnog) toegang te krijgen tot de basispolitieopleiding? Is het in het artikel
genoemde artikel 6, derde lid, van de Regeling Aanstellingseisen 2002 nog steeds een
geldig artikel en wordt deze mogelijkheid in de praktijk daadwerkelijk benut? Is de
Politieacademie ingericht op deze soort instroom? Kunt u uitleggen wat de zogenaamde
21+ toets inhoudt? Geldt die toets nog?
Antwoord 3
Op grond van artikel 6, derde lid, van de Regeling aanstellingseisen politie 2002
kunnen kandidaten die niet voldoen aan de gestelde vooropleidingseisen een toelatingstoets
afleggen. Het voornoemde artikel is nog steeds van kracht. In de praktijk blijkt dat
er nagenoeg geen behoefte is aan de toelatingstoets, omdat geworven en geselecteerde
aspiranten over een voldoende vooropleiding blijken te beschikken.
In het regulier onderwijs wordt er ook gebruik gemaakt van een dergelijke toelatingstoets:
de 21+ toets. Dit is een toelatingsonderzoek op grond waarvan reguliere onderwijsinstellingen
studenten zonder een mbo-niveau 4-, havo- of vwo-diploma kunnen vrijstellen van de
vooropleidingseisen voor een hbo-studie. Dit is geregeld in artikel 7, negenentwintigste
lid, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek. In het toelatingsonderzoek
wordt nagegaan of een kandidaat voldoende capaciteiten bezit, bijvoorbeeld wat betreft
de Nederlandse taal, Engels en wiskunde, om aan een hbo-studie te beginnen. Deze toets
is nog steeds van kracht.
Vraag 4
Kunt u aangeven hoeveel kandidaten in 2019 via de «weg» van het derde lid in de basisopleiding
zijn ingestroomd? Qua percentage, welk onderdeel maakt deze instroom uit van het geheel?
Antwoord 4
In de praktijk wordt er nauwelijks gebruikgemaakt van de mogelijkheid om via een toelatingstoets
in te stromen bij de Politieacademie. In 2019 stroomden er geen kandidaten op deze
wijze in. Zie ook het antwoord op vraag 3.
Vraag 5
Bent u bekend met het rapport «Evaluatie Pilot Initiële Instroom» van de Eenheid Amsterdam
(december 2019)? Erkent u de aantoonbare resultaten van deze pilot, met name daar
waar het gaat om succesvol werven van kandidaten die in eerste instantie onterecht
uit het selectieproces waren gevallen, de zogenaamde «positieve missers»? Herkent
u de in de conclusie verwoorde spanning tussen de eenheid Amsterdam en de landelijke
dienst In-, Door- en Uitstroom (IDU)? Kunt u aangeven welke positieve, in de pilot
benutte interventies door IDU als niet relevant werden beschouwd en waarom dat zo
is?
Antwoord 5
De politie heeft mij laten weten dat het hier gaat over een conceptrapport dat nog
niet afgerond is. Indien de resultaten van de pilot daar aanleiding toe geven, zal
ik uw Kamer hierover informeren in het halfjaarbericht politie van eind dit jaar.
Vraag 6
Bent u bekend met de «Beleidsregel overgangsbeleid loopbaanpad na afronding basispolitieopleiding
allround politiemedewerker (MBO4)» (juni 2019)? Bent u bekend met artikel 2, onderdeel
f (politiedienstjaren), van deze beleidsregel? Deelt u de opvatting dat de bepaling
«indien er een onderbreking is geweest van langer dan zes maanden, dan tellen alleen
de politiedienstjaren na deze onderbreking mee», een forse contra-indicatie is voor
potentieel herintredende (ex)dienders om opnieuw bij de politie te gaan werken? Bent
u bereid, gelet op de bestaande personeelskrapte, zo spoedig mogelijk deze beperking
op te heffen dan wel substantieel te beperken?2
Antwoord 6
De Beleidsregel Overgangsbeleid Loopbaanpad na afronding basispolitieopleiding Allround
Politiemedewerker (mbo4) is bedoeld voor personeel dat al in dienst van de politie
is, niet voor herintreders.
De beleidsregel is gericht op zittend personeel dat in een vergelijkbare situatie
verkeert als de aspiranten die vanaf 2021 instromen en waarvoor de Beleidsregel Loopbaanpad
Basispolitieopleiding tot Allround Politiemedewerker (mbo4) zal gelden. Dit zittende
personeel is nog niet terechtgekomen op de functie met het niveau waarvoor zij zijn
geworven, geselecteerd en opgeleid (vergelijkbaar met mbo-niveau 4). Zij krijgen onder
bepaalde voorwaarden de garantie dat zij alsnog worden geplaatst op een functie op
dit niveau. De groep die onder het overgangsbeleid valt, is aanzienlijk. Bevordering
van zittend personeel geschiedt daarom gefaseerd. Het aantal politiedienstjaren is
hierbij bepalend voor het moment waarop zittend personeel bevorderd wordt.
Voor herintredende politiemensen geldt een aparte procedure. Zij moeten eerst een
herintrederscursus volgen om weer bekwaam te worden om het vak van politiemedewerker
te kunnen en mogen uitoefenen. Het gaat hierbij om maatwerktrajecten, waarbij rekening
wordt gehouden met de termijn dat de politiemedewerker heeft gewerkt, de termijn dat
hij of zij niet als politiemedewerker heeft gewerkt en welke werkervaring de herintreder
meebrengt.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
F.B.J. Grapperhaus, minister van Justitie en Veiligheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.