Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over onderwijs en corona
31 289 Voortgezet Onderwijs
31 293 Primair Onderwijs
31 524 Beroepsonderwijs en Volwassenen Educatie
Nr. 418 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 7 mei 2020
De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft een aantal vragen en
opmerkingen voorgelegd aan de Ministers van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en voor
Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media over de brief van 17 maart 2020 inzake COVID-19
aanpak MBO (Kamerstukken 31 524 en 25 295, nr. 462), over de brief van 17 maart 2020 inzake maatregelen examens voortgezet onderwijs
vanwege het coronavirus (Kamerstukken 31 289 en 25 295, nr. 415), over de brief van 18 maart 2020 inzake eindtoets 2020 (Kamerstukken 31 293 en 25 295, nr. 513) en over de brief van 24 maart 2020 inzake gewijzigde aanpak eindexamens vanwege
het coronavirus (Kamerstukken 31 289 en 25 295, nr. 416).
De vragen en opmerkingen zijn op 26 maart 2020 aan de Ministers van Onderwijs, Cultuur
en Wetenschap en voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media voorgelegd. Bij brief
van 20 april 2020 zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie, Tellegen
De adjunct-griffier van de commissie, Verouden
Inhoudsopgave
blz.
I
Vragen en opmerkingen uit de fracties
2
•
Inbreng van de leden van de VVD-fractie
2
•
Inbreng van de leden van de PVV-fractie
2
•
Inbreng van de leden van de CDA-fractie
3
•
Inbreng van de leden van de D66-fractie
7
•
Inbreng van de leden van de GroenLinks-fractie
9
•
Inbreng van de leden van de SP-fractie
12
•
Inbreng van de leden van de PvdA-fractie
14
•
Inbreng van de leden van de ChristenUnie-fractie
17
•
Inbreng van de leden van de PvdD-fractie
17
•
Inbreng van de leden van de 50PLUS-fractie
19
•
Inbreng van de leden van de SGP-fractie
19
II
Reactie van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de Minister voor Basis-
en Voortgezet Onderwijs en Media
20
I Vragen en opmerkingen uit de fracties
Inbreng van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de brieven van de Minister van
Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media inzake
coronamaatregelen met betrekking tot examens in het vo1, mbo2 en eindtoets bao3 en hebben hierover nog enkele vragen.
Deze leden merken dat er nog veel vragen leven bij scholen, leerlingen en ouders over
de afname van het schoolexamen. Deze leden begrijpen ook dat het ministerie momenteel
hard aan de slag is om deze antwoorden te kunnen leveren. De leden vragen of het mogelijk
is om een tijdlijn te schetsen wanneer we welke informatie mogen verwachten als het
gaat om verdere invulling van de schoolexamens, een update over wanneer er meer bekend
wordt gemaakt over de termijn waarop scholen gesloten blijven en de termijn waar we
resultaten kunnen verwachten van het aanstaande RIVM4-onderzoek onder jongeren in Noord-Brabant.
Mbo-studenten, eindexamenleerlingen, scholen en ouders zitten nog met veel vragen
zo merken deze leden. Waar kunnen eindexamenleerlingen het beste terecht met deze
vragen, als het bijvoorbeeld gaat over de komende schoolexamens? Waar kunnen scholen
extra informatie krijgen over de manier waarop zij het beste de schoolexamens kunnen
inrichten? Waar kunnen mbo-studenten terecht met hun vragen over onder andere het
behalen van hun diploma, zo vragen deze leden.
Inbreng van de leden van de PVV-fractie
De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van de brieven over de maatregelen
in het onderwijs vanwege het coronavirus. Zij willen graag hun grote waardering uitspreken
voor al die inspanningen die er in het onderwijs zijn geweest om in deze moeilijke
tijd toch onderwijs aan te kunnen bieden. Ook hebben de leden grote zorgen ten aanzien
van het toch door laten gaan van de schoolexamens in het voortgezet onderwijs en (praktijk)examens
in middelbaar beroepsonderwijs.
Allereerst hebben deze leden vragen over het laten plaatsvinden van de schoolexamens
in het voortgezet onderwijs. Zij begrijpen dat het uiterst wenselijk is dat deze toch
doorgang krijgen, maar dat de huidige situatie het simpelweg niet mogelijk maakt dat
het schoolexamen op ordentelijke wijze kan plaatsvinden. Daarbij vinden de leden het
in een schril contrast staan met de eindtoets in het primair onderwijs die wel is
geschrapt en alle tentamens in het hoger onderwijs die eveneens geen doorgang zullen
vinden. Deze leden vragen waar deze discrepantie in de besluitvorming op gebaseerd
is en zij vragen of de regering de zorgen van deze leden deelt ten aanzien van de
problemen die hiermee gepaard gaan voor ouders en leerlingen. Ook vragen deze leden
hoe deze beslissing tot stand is gekomen om de schoolexamens voor het voortgezet onderwijs
toch door te laten gaan, terwijl in andere Europese landen er juist wel voor gekozen
is om de schoolexamens geen doorgang te laten vinden.
Tevens vragen voornoemde leden waarom er niet voor gekozen is om de schoolexamens
in ieder geval uit te stellen tot juli en de zomervakantie te gebruiken om in alle
rust de examens af te handelen. Dit scenario zou tijd kopen; bovendien is er tegen
die tijd meer duidelijkheid over het verloop van de pandemie. Dit zou scholen, ouders
en leerlingen de mogelijkheid geven om naar een mogelijk werkbare oplossing te streven
die dan tegelijkertijd zou kunnen rekenen op meer begrip dan nu het geval lijkt te
zijn.
Deelt het kabinet de opvatting van deze leden dat het uitreiken van diploma’s zonder
dat er examen gedaan is, niet uitgesloten zou moeten worden op het moment dat ook
bovengenoemd scenario niet werkt door het verloop van de coronacrisis? De uitzonderlijke
situatie omtrent de coronacrisis vraagt nou eenmaal om uitzonderlijke maatregelen
en oplossingen.
Inbreng van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie willen via deze weg hun grote waardering uitspreken voor
alle mensen in het onderwijs, van docenten tot ondersteuners en van directeuren en
rectoren tot conciërges die in deze moeilijke en ongekende tijden hun uiterste best
doen om voor alle kinderen in Nederland zo goed mogelijk onderwijs vorm te geven.
In zeer korte tijd is het de scholen gelukt om op een goede manier een vorm van afstandsonderwijs
in te richten voor al hun leerlingen en studenten en dat is een groot compliment waard.
Deze leden steunen het besluit van de Minister om de eindtoets bao niet door te laten
gaan vanwege de prioriteit die in deze uitzonderlijke tijden aan het vormgeven van
het afstandsonderwijs en de opvang van kinderen van ouders met vitale beroepen wordt
gegeven. Deze leden lezen dat komend schooljaar wordt gekeken of alle kinderen op
de goede plek in het voortgezet onderwijs zijn terecht gekomen en dat de Minister
daar afspraken over gaat maken met het onderwijsveld. Deze leden vragen de Minister
of hij kan aangeven wanneer deze afspraken gemaakt zullen worden en welke maatregelen
worden getroffen om kinderen waarvan blijkt dat ze op basis van het gegeven schooladvies
toch op een te laag onderwijsniveau zijn terechtgekomen zo snel als mogelijk worden
begeleid naar een hoger schoolniveau. Tevens vragen deze leden of het mogelijk is
om het schooladvies, nu er geen mogelijkheid meer is op een eventueel bijgesteld hoger
schooladvies doordat de eindtoets niet doorgaat, in individuele gevallen positief
bij te stellen indien de ontwikkeling van de leerling daar aanleiding toe geeft en
of het mogelijk is om een enkelvoudig advies alsnog te verbreden naar een meervoudig
advies.
Voornoemde leden hebben met grote instemming vernomen dat de Minister dinsdag 24 maart
eindelijk de duidelijkheid heeft geboden waar de scholen op zaten te wachten en heeft
besloten het centraal eindexamen niet door te laten gaan. Deze leden zijn de mening
toegedaan dat hiermee de Minister het enig mogelijke besluit heeft genomen omdat onder
deze omstandigheden het op een verantwoorde manier door laten gaan van het centraal
eindexamen niet meer mogelijk was. Ook het verschuiven van de aanmelddatum voor het
vervolgonderwijs naar 1 juni kan op de instemming van deze leden rekenen. Deze leden
hebben nog wel een aantal vragen over de schoolexamens.
Deze leden vragen in hoeverre gegarandeerd kan worden dat het de scholen zal lukken
om alle leerlingen en alle docenten aanwezig op de school te allen tijde op minimaal
anderhalve meter afstand van elkaar te houden, zowel in het klaslokaal, de gangen,
aula’s en het schoolplein, zoals de richtlijnen van het RIVM voorschrijven. Wordt
hier ook op toegezien? Zo ja, welke maatregelen worden genomen indien blijkt dat een
school om welke reden dan ook niet voldoet aan deze richtlijnen van het RIVM? Wordt
in een uiterste geval dan ook besloten om de schoolexamens op te schorten? Deze leden
vragen in hoeverre scholen vanuit het RIVM en het Ministerie van Onderwijs, Cultuur
en Wetenschap worden geholpen bij het voldoen aan de richtlijnen van het RIVM. Tevens
vragen deze leden hoe de maatregelen van het doorgaan van de schoolexamens zich verhoudt
tot de boodschap van de NL-alert van 22 maart en de aangescherpte maatregelen van
maandag 23 maart waarbij er niet meer dan drie personen bij elkaar mogen zijn. Kan
de Minister nader toelichten waarom hij de mening is toegedaan dat, ondanks de aangescherpte
maatregelen, op scholen wel grotere groepen samen mogen komen? Is de Minister het
met deze leden eens dat de schoolexamens alleen door kunnen gaan als dit voor alle
leerlingen, docenten en ander onderwijspersoneel veilig en volgens de geldende richtlijnen
gaat en als hier twijfel over bestaat dat de schoolexamens op die desbetreffende school
uitgesteld moeten worden tot het wel veilig en verantwoord kan?
De aan het woord zijnde leden vragen de Minister aan te geven in hoeverre scholen
in staat zijn om zowel afstandsonderwijs van goede kwaliteit vorm te geven voor al
hun leerlingen en tegelijkertijd prioriteit te geven aan de schoolexamens voor de
eindexamenleerlingen. Gaat deze prioriteit niet ten koste van de leerlingen die niet
in een examenklas zitten? De leden ontvangen gaarne een nadere toelichting. Deze leden
vragen de Minister tevens toe te lichten welke scenario’s er zijn om scholen te helpen
die vanwege gebrek aan personeel, nu steeds meer personeel ziek wordt of thuis moet
blijven vanwege de aangescherpte regel rondom het thuis blijven indien een huisgenoot
koorts heeft, de schoolexamens niet meer op een goede manier kunnen vormgeven. Deze
leden lezen in de brief van de Minister dat scholen zich vooral moeten richten op
het zoveel mogelijk op afstand en digitaal afnemen van de schoolexamens. In de brief
van de VO-Raad naar de scholen van eveneens 24 maart wordt scholen zelfs geadviseerd
om tot 6 april alleen nog maar schoolexamens op afstand te organiseren. Deze leden
zijn zeer onder de indruk van de tour de force die het is geweest voor scholen om
op korte termijn afstandsonderwijs te regelen voor al hun leerlingen en het op een
goede manier inrichten van het afnemen van de schoolexamens voor eindexamenleerlingen.
Dat terwijl maar heel weinig scholen en docenten ervaring hadden met afstandsonderwijs.
Er moesten op korte termijn voor de schoolexamens nieuwe draaiboeken worden gemaakt
in verband met het afstandscriterium, looproutes door scholen, inrichting van de zalen
en surveillanceroosters en allerlei andere zaken. Deze leden vragen hoe realistisch
het is dat scholen na al deze inspanningen ook nog op korte termijn in staat zullen
zijn de schoolexamens digitaal af te nemen. Deze leden vragen tevens aan de Minister
of hij niet met deze leden van mening is dat niet alle schoolexamens geschikt zijn
voor digitale afname vanwege fraudegevoeligheid. Wordt er ook gekeken naar best practices
voor digitale examens zodat niet alle scholen zelf het wiel hoeven uit te vinden?
De aan het woord zijnde leden lezen in de brieven van de Minister vaak dat scholen
naar eigen inzicht moeten handelen. Deze leden kunnen zich dat aan de ene kant voorstellen,
maar aan de andere kant verwachten de scholen ook enige sturing van de Minister op
zaken, vooral ten aanzien van de zak- en slaagregeling. Ook is het voor de scholen
voor hun verdere planning na 6 april nodig dat er op de kortst mogelijke termijn duidelijkheid
komt wanneer de scholen weer opengaan.
Deze leden lezen in de brief inzake de gewijzigde aanpak eindexamens vanwege het coronavirus
dat de Inspectie van het Onderwijs (hierna: inspectie) zal toezien op de kwaliteit
van de schoolexamens. Deze leden vragen de Minister op welke wijze dit zal gebeuren
en of dit tijdens deze periode van het afnemen zal gebeuren of achteraf. Deze leden
vragen tevens aan de Minister hoe nu wordt omgegaan met de beoordeling van de schoolexamens
door de scholen zelf. Normaliter mag er niet een te groot verschil zitten tussen de
score op het schoolexamen en het centraal eindexamen en ziet de inspectie daar streng
op toe om een gelijk speelveld voor alle leerlingen te creëren en scholen de schoolexamens
niet op de verkeerde manier gebruiken om hun slagingspercentages te laten stijgen.
Nu het centraal eindexamen niet doorgaat, kan daar niet op worden toegezien. Deze
leden vragen hoe aan de ene kant rekening wordt gehouden met de verre van optimale
voorbereiding op dit laatste deel van de schoolexamens en het belang van de civiele
waarde van de diploma’s. Deze leden vragen of het bekend is hoeveel scholen op dit
moment de hele cyclus van de schoolexamens al hebben afgerond, hoeveel scholen deze
week in hun laatste cyclus zitten en hoeveel scholen na deze week nog schoolexamens
moeten afnemen.
Voornoemde leden lezen niets over faciliteiten voor leerlingen die thuis geen laptop
of wellicht internetverbinding hebben, daarom vragen zij een nadere toelichting hoe
leerlingen worden geholpen die thuis geen digitale faciliteiten hebben voor het volgen
van afstandsonderwijs of geen rustige werkplek hebben in huis. Tevens vragen deze
leden aandacht voor leerlingen die zich bevinden in lastige omstandigheden van huiselijk
geweld of gezins- of familieleden hebben die (ernstig) ziek zijn. Op welke wijze wordt
extra aandacht besteed aan deze kinderen en deze gezinnen? Deze leden vragen of de
Minister kan aangeven in hoeverre de situatie die nu ontstaan is zorgt voor een goede
voorbereiding door de eindexamenleerlingen op het schoolexamen in het algemeen en
door de groep leerlingen in moeilijke omstandigheden zoals hiervoor omschreven in
het bijzonder. Deze leden ontvangen gaarne een nadere toelichting waarbij zij de Minister
ook vragen in te gaan op hoe deze omstandigheden worden meegewogen in het beoordelen
van de resultaten. Op welke manier wordt hiermee rekening gehouden in de zak-slaagregeling?
Kan de Minister al aangeven hoe deze zak-slaagregeling eruit zal komen te zien? Deze
leden vragen verder hoe de Minister staat tegenover de onafhankelijke beroepscommissie
zoals door de AOb en CNV wordt bepleit voor leerlingen die vinden dat ze onterecht
niet zijn geslaagd na het afronden van de schoolexamens.
In de mbo-sector is samen door het ministerie en het onderwijsveld een servicedocument
opgesteld met praktische richtlijnen voor de sector. Deze leden vragen waarom een
zelfde document niet voor het funderend onderwijs is opgesteld, zoals ook uit de media
blijkt, is er veel onduidelijkheid bij scholen (geweest) over wat nu wel of niet mag.
Deze leden vragen de Minister te bevestigen dat leerlingen die nu gezondheidsklachten
hebben (bijvoorbeeld een verkoudheid) minder kansen hebben op het halen van het schoolexamen
omdat zij daar niet aan mogen deelnemen dan leerlingen zonder klachten die wel mogen
deelnemen. Kan de Minister bevestigen dat gezonde leerlingen drie kansen hebben op
het halen van schoolexamen, te weten nu, medio juni en medio augustus en dat de leerlingen
die nu niet aan deze eerste ronde kunnen meedoen maar twee kansen hebben, te weten
de inhaalronde van medio juni en medio augustus? Zo ja, hoe ziet de Minister dit in
het kader van kansengelijkheid?
Tot slot vragen deze leden hoe de Minister het voor zich ziet dat de schoolexamens,
ook na het gewijzigde Programma van Toetsing en Afsluiting (hierna: PTA), de verplichte
eindtermen moeten afdekken zoals blijkt uit zijn brief van 24 maart in het licht van
het gegeven dat het schoolexamen lang niet altijd deze eindtermen toetst?
De aan het woord zijnde leden willen alle lof uitspreken over de manier waarop het
mbo, de docenten en studenten bijspringen in vitale sectoren die een grote opgave
hebben als de gevolg van het coronavirus. Deze leden hebben kennisgenomen van de brief
inzake COVID-19 aanpak mbo en zijn onder de indruk van de manier waarop mbo-instellingen
en het ministerie in deze crisis handelen. Ook waarderen deze leden de inspanningen
van de MBO Raad, NRTO5, JOB6, de vakbonden, SBB7, Kennisnet en de inspectie.
Deze leden steunen de maatregelen van de Minister om de coronacrisis in het mbo aan
te pakken omdat deze leden denken dat in deze sector de richtlijnen van RIVM en WHO8 goed opgevolgd kunnen worden. Deze leden begrijpen dat alle consequenties van het
virus nog niet te overzien zijn en dat wekelijks de ontwikkelingen worden bekeken.
Voorstelbaar is dat er aan de kant van de studenten, zeker de studenten die dit studiejaar
kunnen diplomeren, veel onzekerheid bestaat. Daarom vinden deze leden het goed dat
studenten die dit studiejaar kunnen diplomeren prioriteit krijgen om studievertraging
te voorkomen. Graag zouden deze leden willen weten hoe de Minister de mbo-instellingen
en de mbo-studenten zo snel als mogelijk en zo volledig mogelijk gaat informeren bij
een verandering van de situatie na 6 april. Ook zijn sommige mbo-studenten afhankelijk
van een stage voor hun mbo-diploma, bijvoorbeeld als onderwijsassistent of als kok.
Nu deze en andere sectoren stilliggen vragen deze leden hoe er gehandeld gaat worden
om voor deze groep zoveel als mogelijk vertraging te voorkomen.
Voornoemde leden vinden het van belang dat de huidige coronacrisis de instroom naar
het mbo en de doorstroom van het mbo naar het hbo niet bemoeilijkt. Wat kan de Minister
zeggen tegen studenten die zich zorgen maken over studievertraging vanwege corona?
Denk hierbij aan bijvoorbeeld BOL9- en BBL10-studenten die hun stage en/of werkleerplek niet kunnen voortzetten. Kan de Minister
ingaan of er indien nodig regelingen in de maak zijn om mbo-studenten te compenseren
bij vertraging? Kan de Minister ingaan op welke regelingen in de maak zijn om mbo-studenten
te compenseren bij vertraging?
Deze leden ondersteunen de lijn dat zoveel mogelijk lessen op afstand zouden moeten
worden gevolgd. Zij zijn daarbij ook blij dat studenten die thuis geen gebruik kunnen
maken van afstandsleren een beroep kunnen doen op leer- en ICT-faciliteiten van de
school. Deze leden vragen wel wat voor mogelijkheden er zijn voor studenten die geen
goede thuissituatie hebben, bijvoorbeeld door huiselijk geweld? Ook hebben de leden
zorgen over de studenten van de entree-opleiding. Voor veel van deze jongeren geeft
de orde en regelmaat van het onderwijs structuur aan hun leven. Deelt de Minister
deze zorgen en wordt er extra aandacht besteed aan deze groep, zo vragen deze leden.
Inbreng van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de brieven over
de gewijzigde aanpak in het onderwijs door corona en willen de Ministers nog enkele
vragen voorleggen.
Deze leden constateren dat er na de persconferentie van maandag 23 maart, waarin nadere
maatregelen rond corona zijn gecommuniceerd, grote onrust en onzekerheid is ontstaan
bij scholen, leraren, leerlingen en ouders. Deze leden vragen de Minister waarom er
niet direct op maandag 23 maart duidelijkheid is geboden aan alle eindexamenkandidaten
en de mensen die daar nauw bij betrokken zijn?
Deze leden vragen de Minister meer duidelijkheid te geven over wanneer de scholen
weer opengaan? Naar welke datum wordt er toegewerkt en komt de informatie zo mogelijk
voor 6 april, zodat scholen tijdig kunnen gaan voorbereiden? Hoe ziet het besluitvormingsproces
rond het openen van scholen eruit? Hoe wordt het risico voor leraren hierin meegenomen
en komen er aanvullende maatregelen voor de veiligheid van leraren?
Deze leden vragen de Minister nader toe te lichten wat de effecten van alle genomen
maatregelen zijn op de kansengelijkheid van leerlingen. Zeker bij onderwijs op afstand
is de thuissituatie zeer bepalend in hoeverre dit mogelijk is en hoe de kinderen worden
ondersteund. Deze leden ontvangen graag een reactie van de Minister. Deze leden zijn
erg blij met het extra geld voor de aanschaf van devices voor het onderwijs op afstand
voor kinderen die dat niet tot hun beschikking hebben. Op 24 maart is bekend geworden
dat scholen vóór donderdag 26 maart 15:00 hun aanvraag moeten indienen. In die twee
dagen moeten scholen voldoen aan een viertal voorwaarden. Namelijk dat er geen beschikbare
devices aanwezig zijn, het bestuur niet in staat is het uit eigen middelen te bekostigen,
de gemeente dit ook niet kan bekostigen én er geen enkele andere regeling is waar
zij aanspraak op kunnen maken bijvoorbeeld via stichting Leergeld. Deze voorwaarden
zijn zo stringent dat er een grote kans is dat geen enkele school de deadline of de
voorwaarde gaat halen waardoor niemand een beroep kan doen op de middelen. Deze leden
vragen om meer vertrouwen naar scholen en checks achteraf in plaats van vooraf. In
deze tijden zijn de voorwaarden te ingewikkeld en te tijdrovend. Deze leden ontvangen
graag een reactie van de Minister. Wat kunnen scholen en instellingen doen als ze
het contact met een leerling of student verliezen?
Deze leden vragen de Minister wat deze situatie voor effect heeft op het inspectietoezicht,
met name op het gebied van resultaten. Deze leden vragen de Minister of de inspectie
rekening gaat houden met de situatie en met coulance toezicht gaat houden.
Voornoemde leden zijn blij met het besluit om de eindtoetsen te laten vervallen. Deze
leden lezen dat het schooladvies nu definitief is en niet meer bijgesteld kan worden.
Is de Minister het met deze leden eens dat uiteindelijk de basisschool het definitieve
advies bepaalt en dat het feit dat er geen eindtoets is niet betekent dat een advies
toch niet om enige reden alsnog kan worden bijgesteld. Hoe ziet de Minister dat, zo
vragen deze leden. Deze leden constateren dat een op de tien leerlingen vorig schooljaar
een bijgesteld advies heeft gekregen door de eindtoetsscore. De eindtoets is essentieel
om kinderen uit lagere sociaaleconomische milieus de beste kansen te bieden. De Staat
van het Onderwijs stelt namelijk dat leerlingen waarvan de ouders geen, of een mbo
niveau 1- of mbo niveau 2-diploma hebben, over tijd lagere schooladviezen hebben gekregen.
Deze leden vragen de Minister hoe hij de kansengelijkheid gaat waarborgen voor deze
kinderen? Is de Minister het met deze leden eens dat deze situatie vraagt om een ruim
dekkend aanbod van brede brugklassen ook met inachtneming van de afspraken in het
regeerakkoord? Deze leden stellen dat een brede brugklas de leerling extra tijd biedt
om op het best passende niveau te komen. Zeker in deze spannende tijd voor kinderen,
is er extra geduld vereist in het onderwijs. Deze leden vragen de Minister wat hij
gaat doen om het aanbod brede brugklassen te bevorderen. Is de Minister hierover in
gesprek met de VO-raad?
Voornoemde leden vragen de Minister hoe scholen ervoor kunnen zorgen dat de leerlingen
die het centraal eindexamen nodig hebben om te kunnen slagen een eerlijke kans hebben.
Deze leden vragen de Minister of leerlingen nog cum laude kunnen slagen. Wanneer is
voor alle leerlingen definitief bekend of ze gezakt of geslaagd zijn? Deze leden constateren
dat er ook scholen zijn die het eindexamen gespreid aanbieden, waarbij leerlingen
in het voorexamenjaar al een aantal vakken afsluiten. Deze leden vragen de Minister
of voor deze leerlingen ook geldt dat voor deze vakken het schoolexamencijfer telt
en ze volgend jaar centraal eindexamen doen voor de overgebleven vakken.
Deze leden lezen dat scholen de ruimte krijgen om hun PTA aan te passen om schoolexamens
tot juni, bij voorkeur op afstand, te realiseren. Deze leden vragen of ook PTA’s van
leerlingen in het voorexamenjaar gewijzigd mogen worden. Voor deze leerlingen geldt
ook dat de reguliere gang van zaken niet door kan gaan, ze niet altijd goed voorbereid
kunnen worden op toetsweken en er naar alternatieven in toetsing moet worden gezocht.
Deze leden lezen dat bij een aanpassing van het PTA instemming moet zijn van de MR11 en een melding moet worden gemaakt bij de inspectie. Deze leden vragen welke termijnen
de Wet medezeggenschap op scholen stelt aan deze instemming en hoe dit zich verhoudt
tot de urgentie van de aanpassingen in de huidige situatie. Deze leden constateren
dat alle eindtermen afgedekt moeten zijn in de schoolexamens. Deze leden vragen de
Minister of het haalbaar is voor een school om alle eindtermen in de schoolexamens
af te dekken aangezien een deel normaliter wordt afgesloten in het centraal examen.
Is dit een haalbare voorwaarde voor scholen en leerlingen? Deze leden vragen de Minister
of het aan de scholen is om te bepalen of, hoe en wanneer de schoolexamens worden
afgenomen.
Voornoemde leden constateren dat voor examenkandidaten in het volwassenonderwijs dezelfde
richtlijnen gelden. Kan de Minister nader toelichten wat de gevolgen zijn voor kandidaten
die in 2019 alleen gezakt zijn omdat ze niet de 5,5 gemiddeld hebben gehaald op het
centraal examen? Deze leden vragen voorts wat de gevolgen zijn voor kandidaten in
het volwassenonderwijs die een of enkele vakken volgen om te voldoen aan de vereisten
van de vervolgopleiding.
Deze leden vragen de Minister te verduidelijken wat de gevolgen zijn voor het voortgezet
speciaal onderwijs en de staatsexamens. Deze leden lezen dat voorlopig de college-examens
doorgaan, maar dit biedt weinig houvast voor leerlingen, ouders en leraren in het
speciaal onderwijs. Deze leden zijn van mening dat op deze wijze de leerlingen zich
niet goed kunnen voorbereiden op de college-examens in deze spannende onzekere tijd.
Deze leden vragen de Minister duidelijkheid te bieden aan het vso12 en om maatwerk te bieden bij de examens van deze groep leerlingen. Is het bijvoorbeeld
mogelijk om waar nodig de college-examens te laten afnemen door de docenten, in plaats
van door DUO13? De leraar is meer vertrouwd voor de leerlingen en dat is, zeker in deze tijd, van
belang.
Deze leden willen weten wanneer er duidelijkheid komt voor de leerlingen in andere
delen van het koninkrijk. Hoe worden de mondelinge examen voor de leerlingen die staatsexamen
doen, georganiseerd?
Deze leden vragen de Minister wanneer scholen en leerlingen de nadere informatie over
de zak-slaagregeling en de mogelijkheid tot herkansen kunnen verwachten. Deze leden
vragen de Minister wie er betrokken is bij de besluitvorming over invulling van de
zak-slaagregeling.
Deze leden lezen dat de aanmelddatum voor het hoger onderwijs is verschoven naar 1 juni.
Deze leden vragen de Minister tot wanneer de matchingsactiviteiten en voorbereidingsprogramma’s
van de leerlingen en studenten, die zich al hebben ingeschreven bij een vervolgopleiding,
zijn uitgesteld. Hoe zit het specifiek met de toelatingstoetsen voor de pabo14? Gezien het lerarentekort is het van groot belang dat deze opleiding goed toegankelijk
blijft. Zijn er landelijke afspraken voor het beleid van pabo’s bijvoorbeeld rond
het lopen van stage op dit moment?
De aan het woord zijnde leden constateren dat in de brief inzake COVID-19 aanpak mbo
wordt gesteld dat het servicedocument «werk in uitvoering» is. Wat is het beleid op
dit moment voor het mbo en wat is er sinds vorige week gewijzigd? Deze leden vragen
de Minister of de examens van het mbo nu nog doorgaan. Zo ja, waarom is hier afwijkend
beleid van het voortgezet onderwijs? Voorts vragen deze leden waarom er verschillende
aanmelddata zijn voor het hoger onderwijs en het mbo. Kan de aanmelddatum van het
mbo ook verschuiven naar 1 juni? Deze leden vragen de Minister waarom het beleid rond
het bindend studieadvies afwijkt van het hoger onderwijs. Wat zijn de gevolgen voor
mbo-studenten die volgend jaar aan een hbo-opleiding willen beginnen, zo vragen deze
leden.
Inbreng van de leden van de GroenLinks-fractie
De leden van de GroenLinks-fractie zijn onder de indruk van de flexibiliteit en snelheid
waarmee leerlingen, studenten en docenten in zeer korte tijd afstandsonderwijs hebben
vormgegeven en tot zich hebben genomen. Ook voelen deze leden de behoefte om de bewindspersonen,
alle ambtenaren, onderwijsbestuurders, leerling- en studentenorganisaties en onderwijsbonden
heel hartelijk te danken voor hun harde en belangrijke werk in deze moeilijke tijd.
De leden begrijpen het besluit dat is genomen om de centrale examens niet door te
laten gaan en willen onderwijspersoneel en leerlingen sterkte wensen. Examens zijn
een bijzondere periode en de leden kunnen zich goed voorstellen dat het besluit, behalve
tot opluchting, ook tot veel teleurstelling leidt.
Deze leden vragen allereerst specifieke aandacht voor het vso. Omdat vso-scholen niet
over een examenlicentie beschikken zijn veel leerlingen in het vso aangewezen op staatsexamens.
Nu de centrale examens komen te vervallen, betekent dit voor leerlingen die staatsexamen
doen dat op basis van één mondeling examen per vak wordt bepaald of zij slagen. Mondelinge
examens kunnen extra stress en onrust met zich meebrengen, helemaal omdat zij niet
worden afgenomen door de eigen docent en het hier gaat om een groep leerlingen die
vaak al extra ondersteuning nodig heeft. Is het mogelijk om het afnemen van de mondelinge
examens te spreiden over een langere tijdsperiode in plaats van de drie of vier dagen
die nu gebruikelijk zijn? Komen er voor deze leerlingen extra herkansingsmogelijkheden?
Worden er meer maatregelen genomen om juist deze leerlingen extra te ondersteunen,
zoals bijvoorbeeld het vrij maken van examinatoren om te oefenen met deze kinderen
voor de examens, zodat zij zich goed kunnen voorbereiden? Specifiek zouden deze leden
ook willen weten of er aandacht is voor leerlingen die verbaal niet zo sterk zijn.
Nu het centraal schriftelijk examen vervalt, zijn mondelinge vaardigheden immers extra
belangrijk. Is het mogelijk om deze leerlingen meer duidelijkheid te geven over wat
er van hen wordt verwacht? Hoe wordt gegarandeerd dat het oordeel over de cijfers
van deze leerlingen zo objectief mogelijk gegeven wordt? Deze leden vragen of deze
opties mogelijk zijn voor alle leerlingen in het vso. Hoe zorgt het kabinet er samen
met scholen voor dat deze leerlingen niet buiten de boot vallen? Deze leden zien ook
dat de ontstane situatie in algemene zin zorgt voor extra onrust bij veel leerlingen
op het vso omdat zij vaak baat hebben bij rust en structuur. Is overwogen om toe te
staan dat er uitzonderingssituaties komen en deze leerlingen op school kunnen worden
opgevangen? Zo nee, is er een plek waar ouders zich kunnen wenden voor meer ondersteuning,
zo vragen deze leden.
Deze leden vragen of leerkrachten en surveillanten op de scholen die nog wel fysiek
onderwijs geven of schoolexamens afnemen extra worden beschermd? Volgt er een specifieke
instructie door specialisten voorafgaand aan de examens? Zo nee, hoe zorgt het kabinet
ervoor dat onderwijspersoneel weet wat er van hen wordt verwacht? Hoe zit het met
de algemene hygiëne op scholen? Worden er hygiënemaatregelen genomen? Hoe zorgt de
Minister er met scholen voor dat er voldoende hygiënemiddelen aanwezig zijn? Daarnaast
willen deze leden graag weten of er aan medische voorlichting wordt gedaan naar scholen
toe. Hoe worden leraren geholpen in het herkennen van een leerling die besmettingsverschijnselen
heeft? Wanneer wordt besloten dat een leerling beter naar huis kan gaan? Hoe wordt
beoordeeld dat een leerling klachtenvrij is?
Voornoemde leden maken zich zorgen over de toenemende kansenongelijkheid, omdat leerlingen
zonder stabiele thuissituatie waarschijnlijk thuis minder goed begeleid kunnen worden
of kunnen deelnemen aan afstandsonderwijs. Wat doet het kabinet om deze kinderen extra
te kunnen helpen? Dat geldt ook voor leerlingen die niet de beschikking hebben over
een goede computer, of tablet. Ook zij zijn niet goed in staat afstandsonderwijs te
volgen. In hoeverre wordt met deze kansenongelijkheid rekening gehouden in de genomen
besluiten en de verdere besluitvorming over het dichthouden van scholen?
Scholen en instellingen doen zelf al veel om ervoor te zorgen dat iedereen afstandsonderwijs
kan volgen. Toch horen deze leden dat dit niet altijd toereikend is. Wat kan de Minister
en gemeenten aanvullend doen om scholen en instellingen hierbij te ondersteunen? Ziet
de Minister tevens mogelijkheden om gemeenten in staat te stellen bestaande fondsen
en initiatieven gericht op 18+ studenten, ook open te stellen voor studenten onder
de 18 jaar?
Daarnaast willen deze leden graag weten of er een extra mogelijkheid komt voor leerlingen
die op basis van de schoolexamens niet slagen, om op een later moment via het staatsexamen
wel hun diploma te halen.
De voornoemde leden begrijpen dat scholen zelf mogen bepalen op welk moment de schoolexamens
afgenomen worden en of dit via afstandsonderwijs plaatsvindt of toch op school. De
leden begrijpen de ruimte voor maatwerk omdat scholen in Noord-Brabant waarschijnlijk
met een andere situatie te maken hebben dan scholen in Friesland. Tegelijk kan dit
verschil in beleid ook tot verwarring leiden bij ouders en leerlingen. Graag willen
deze leden weten hoe de Minister kijkt naar de keuzevrijheid van scholen op dit vlak
en de onduidelijkheid die de verschillende manieren van aanpak kunnen geven bij ouders
en leerlingen. Wordt hier zicht op gehouden? En welke rol speelt de inspectie hierbij?
Deze leden ontvangen zorgelijke berichten over studenten in een onveilige thuissituatie.
Wat doet het kabinet in samenwerking met onderwijsinstellingen, gemeenten en organisaties
als Veilig Thuis om leerlingen en studenten voor wie onderwijs en stages een uitvlucht
uit een onveilige thuissituatie waren, nu extra te ondersteunen?
Deze leden begrijpen dat het besluit om de examens te schrappen kort geleden is genomen
en er tijd nodig is om de exacte uitwerking te maken en te communiceren. Wel willen
zij graag weten of het kabinet een indicatie kan geven van het vervolgtraject. Wanneer
wordt de aangepaste zak-slaagregeling verwacht? Hoe gaat dit traject eruitzien en
wie worden erbij betrokken?
De aan het woord zijnde leden horen dat de aanmelddatum voor het hoger onderwijs is
verschoven. Dat geeft leerlingen meer tijd om hun keuze te maken voor een studie in
het vervolgonderwijs. Tegelijkertijd hebben hogescholen en universiteiten ook belang
bij duidelijkheid over aantallen studenten, ook in het kader van goede voorlichting
en matchingsgesprekken. Helemaal nu een deel van de leerlingen al weet dat ze zijn
geslaagd, willen deze leden graag weten wat er wordt gedaan om hen toch zoveel mogelijk
te motiveren zich voor de oude datum aan te melden bij het vervolgonderwijs.
Voornoemde leden willen om te beginnen hun diepgevoelde waardering uiten voor alle
studenten en docenten die op dit moment onmisbaar werk doen in vitale sectoren, zoals
de zorg en logistiek. Hun werk blijft niet onopgemerkt.
Op dit moment gaan leer-werkbedrijven verschillend om met het al dan niet door laten
gaan van stages in niet-vitale sectoren. Dit leidt tot onduidelijkheid. Deze leden
vinden dit een dilemma. Aan de ene kant begrijpen zij dat het wenselijk is om ruimte
te bieden aan leer-werkbedrijven en onderwijsinstellingen voor het leveren van maatwerk
waar dat kan. Zeker ook omdat het generiek opschorten van alle niet-vitale stages
haast onvermijdelijk tot studievertraging zou leiden, terwijl het de vraag is of dit
met het oog op de volksgezondheid nodig is. Tegelijkertijd krijgen deze leden ook
berichten van bezorgde ouders en studenten, die zich afvragen waarom stages doorgaan
in deze onwerkelijke en onzekere omstandigheden. Hoe kijkt de Minister tegen dit dilemma
aan? Wat zijn de voor- en nadelen van het stilleggen van alle stages, met uitzondering
van stages in vitale sectoren? Wat is het verwachte effect van het stilleggen van
niet-vitale stages op de volksgezondheid? Kan de Minister zich voorstellen dat een
dergelijke maatregel op termijn getroffen zal worden? Zo nee, waarom niet? Zo ja,
kan dit op zo’n manier gedaan worden dat het niet leidt tot studievertraging?
Op 24 maart heeft de MBO Raad een time out tot 6 april geadviseerd voor de praktijkexamens.
Deze leden begrijpen dat dit advies nog vers is en in de komende dagen praktisch vormgegeven
zal worden door mbo-instellingen. Zij vragen wel wat de verwachting is voor de periode
na 6 april. Hoe schat de Minister dit in? Gaan er na 6 april weer praktijkexamens
plaatsvinden? Hoe wordt voorkomen dat studenten studievertraging oplopen als gevolg
van het niet doorgaan van beroepsgerichte examens? Hoe zoeken mbo-instellingen en
leer-werkbedrijven naar mogelijkheden om vervangende opdrachten aan te bieden aan
studenten die niet op hun leer-werkbedrijf terecht kunnen voor het afronden van hun
examenopdracht? Hoe kunnen regering, SBB, MBO Raad en JOB de leer-werkbedrijven en
mbo-instellingen daarin ondersteunen?
Deze leden horen vanuit het mbo-veld dat instellingen zich aan het voorbereiden zijn
op heropening en daarvoor eigen data bepalen. Deze leden begrijpen de logica achter
het bieden van ruimte voor maatwerk, maar vrezen ook dat verschillen in heropeningsdata
per mbo-instelling zullen leiden tot onzekerheid en bezorgdheid onder studenten en
docenten. Zij zullen zich afvragen waarom de ene mbo-instelling wel op een bepaalde
datum opengaat en de andere niet. Bovendien kunnen uiteenlopende openingsdata ook
leiden tot verschillen in diplomeringsdata. Hoe kijkt de Minister hier tegenaan? Deelt
de Minister deze zorgen? Kan de Minister in overleg met de MBO Raad en JOB zorgen
dat er meer helderheid komt op dit punt?
De studentenpopulatie in het mbo heeft een andere leeftijdsopbouw dan die in het primair,
voortgezet en hoger onderwijs. Het grootste deel van de studenten is tussen de 16
en 21 jaar, maar er wordt ook volwassenonderwijs gegeven aan mensen die ouder zijn.
Hoe wordt hier in de besluitvorming over maatregelen rekening mee gehouden? De regering
wil op basis van het RIVM-onderzoek naar de rol van kinderen en jongeren bij de verspreiding
van het coronavirus bekijken of en wanneer scholen weer open kunnen. Is het kabinet
voornemens het mbo afzonderlijk te bekijken in de besluitvorming over de heropening
van scholen, met oog voor de specifieke leeftijdsopbouw van de studentenpopulatie?
Tot slot zien deze leden dat er veel vragen en onduidelijkheden zijn, en waarschijnlijk
voorlopig zullen blijven, over de maatregelen. Waar kunnen leerkrachten en leerlingen
naartoe met algemene vragen over de schoolexamens, vragen over de verspreiding van
het virus en vragen over mogelijkheden voor financiële ondersteuning bij de aanschaf
van digitale leermiddelen? Is het mogelijk om op bijvoorbeeld de site van de rijksoverheid
een aparte pagina aan te maken? Kan deze informatie tevens actief gecommuniceerd worden
richting leerkrachten, leerlingen, docenten en studenten?
Inbreng van de leden van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de brieven over de maatregelen
in het onderwijs vanwege het coronavirus. Allereerst willen zij hun grote waardering
uitspreken voor al het onderwijspersoneel dat de afgelopen weken bijna letterlijk
door muren gegaan is om in moeilijke omstandigheden zoveel mogelijk leerlingen toch
onderwijs aan te bieden.
Daarnaast spreken de leden hun zorgen uit ten aanzien van onderwijspersoneel, leerlingen
en studenten vanwege het laten doorgaan van schoolexamens in het voortgezet onderwijs
en (praktijk)examens in het mbo, specifiek in regio’s met hoge aantallen coronabesmettingen.
Ondanks het laten vervallen van het centraal examen en de verlengde periode dat scholen
de schoolexamens mogen afnemen, zullen nog altijd schoolexamens op school afgenomen
worden. Dit geldt ook voor het mbo.
Allereerst hebben deze leden enkele algemene vragen naar aanleiding van de maatregelen
die genomen zijn, met begrip voor de complexe keuzes waar bewindspersonen nu voor
gesteld worden. Hoe verhoudt de algehele instructie aan de Nederlandse bevolking «blijf
thuis waar mogelijk» zich tot het besluit om de schoolexamens alsnog door te laten
gaan, ondanks dat scholen hier extra tijd voor krijgen? Deelt het kabinet de zorgen
van deze leden dat dit tot zeer complexe en mogelijk riskante situaties voor leraren
en leerlingen kan leiden, ook nu scholen tot juni de tijd hebben om dit te organiseren?
Bij vakken als Engels, Nederlands en Wiskunde moet zo goed als elke eindexamenkandidaat
toegang verkrijgen tot de school om het schoolexamen te maken. Deelt de Minister de
zorg van deze leden dat het organiseren van sociale distantie dan praktisch onmogelijk
wordt? In hoeverre worden scholen ondersteund in het organiseren van het op afstand
afnemen van schoolexamens? Deelt de Minister de zorgen van deze leden voor wat betreft
de prikkel richting leerlingen om thuis te blijven met klachten? Hoe worden docenten
ondersteund bij het bepalen of een leerling wel of geen toegang krijgt tot de school?
Docenten zijn immers geen medici. Mag de school leerlingen weigeren waarvan het vermoeden
bestaat dat zij klachten hebben of vanwege hun omgeving mogelijk besmet zijn? Hoe
worden scholen hierin ondersteund? Deze leden wijzen erop dat er nog geen duidelijkheid
bestaat over de mate waarin het virus door jongeren en kinderen wordt verspreid. Is
dan niet juist in een regio met veel besmettingen, het afnemen van schoolexamens,
waarin scholen nog altijd vrij zijn om dit op hun eigen manier te regelen, een te
vermijden risico? Wat is de afweging om niet te kiezen voor het opschorten van alle
schoolexamens in ieder geval tot 6 april, zoals veel scholen doen, tenminste in gebieden
met een hoger risico? De Minister geeft namelijk aan dat er door het besluit om het
centraal eindexamen te laten vervallen er geen noodzaak meer bestaat tot het direct
moeten afnemen van de schoolexamens. Deze leden vragen de Minister dan ook wat de
gevolgen zijn voor de schoolsluiting tot ten minste 6 april nu het centraal eindexamen
niet doorgaat. Wat zijn de gevolgen voor het afnemen van de schoolexamens als het
onderzoek van het RIVM over de verspreiding van het coronavirus onder jongeren nog
niet klaar is? Klopt het dat scholen dicht zullen blijven in ieder geval tot de resultaten
van het onderzoek bekend zijn?
Specifiek voor de moderne vreemde talen vragen deze leden of voor deze vakken een
extra leesvaardigheidstoets afgenomen moet worden, aangezien dit normaal op het centraal
examen getoetst wordt en er scholen zijn die zich aan de aanbeveling van SLO15 houden om dit niet te toetsen middels schoolexamens. Wat betreft de staatsexamens,
vragen deze leden de Minister of er voor de deelnemers hieraan ook een speciale regeling
wordt getroffen nu hun cijfer enkel gebaseerd wordt op het college-examen. Wat gebeurt
er als blijkt dat ook de college-examens niet afgenomen kunnen worden vanwege uitbreiding
en/of verlenging van de maatregelen omtrent het coronavirus?
Nu de eindtoets dit jaar niet wordt afgenomen, vragen deze leden wat de gevolgen hiervan
zijn voor de kansengelijkheid van leerlingen. Het schooladvies wordt met deze maatregel
bindend. Echter in schooljaar 2016–2017 kwam 33% van de leerlingen in aanmerking voor
een heroverweging van het schooladvies16. Deze leden vinden de situatie nu dan ook zorgelijk voor de kansengelijkheid van
leerlingen, met name voor leerlingen uit gezinnen met een zwakkere sociaaleconomische
status. Welke mogelijkheden zijn er nu nog voor het bijstellen van het advies zonder
de uitslag van de eindtoets? Is er bijvoorbeeld voor ouders nog een mogelijkheid om
in gesprek te gaan met de leraar over het schooladvies? Wat vindt de Minister van
de optie om scholen alle kinderen nog eens na te laten lopen en bij alle twijfelgevallen,
het kind het voordeel van de twijfel te geven en het advies naar boven bij te stellen?
Kan de Minister daarnaast toelichten welke afspraken hij van plan is te maken met
het voortgezet onderwijs over het bekijken of leerlingen in het nieuwe schooljaar
op de juiste plek zitten? Hoe gaat de Minister er voor zorgen dat dit geen vrijblijvende
afspraken worden?
Voornoemde leden vragen de Minister of vo-scholen en mbo-instellingen verplicht zijn
om lessen te verzorgen op school ter voorbereiding op de schoolexamens aan leerlingen
waarvan hun ouders niet werkzaam zijn in één van de vitale beroepen indien afstandsonderwijs
niet mogelijk is. Daarnaast vragen zij de Minister of er op dit moment voldoende personeel
is om deze eventuele lessen te verzorgen en te surveilleren bij examens en/of deze
af te nemen. Mag het onderwijspersoneel verplicht worden om deze werkzaamheden of
andere werkzaamheden op de school uit te voeren?
Tevens vragen deze leden of leerlingen die klachtenvrij zijn, maar waarvan een van
de gezinsleden een kwetsbare gezondheid heeft of in de risicogroep valt alsnog verplicht
kunnen worden om deel te nemen aan de eventuele voorbereiding op examen op school
en/of de examens op school te maken. Zo niet, kan de Minister dit naar scholen communiceren
om misverstanden te voorkomen? Zo ja, is de Minister bereid om de maatregel zodanig
aan te passen dat deze leerlingen thuis mogen blijven? Vindt de Minister het verantwoord
om, in ieder geval in Noord-Brabant, de schoolexamens en praktijkexamens te laten
plaatsvinden, aangezien scholen niet kunnen garanderen dat na schooltijd leerlingen
en studenten niet met elkaar in contact komen en zo het virus alsnog kan verspreiden?
Hoe worden scholen ondersteund in het voorkomen dat dit gebeurt?
Wat betreft het mbo vragen deze leden hoe scholen nu om moeten gaan met de stages
van mbo-studenten. Sommige studenten kunnen niet meer naar hun stage en hebben niet
de mogelijkheid om thuis hun stage uren te maken. Moeten deze studenten later hun
stage uren inhalen of geldt hiervoor een andere regeling, zoals een vervangende thuisopdracht
vanuit school of iets dergelijks? In hoeverre moeten praktijkexamens afgenomen worden
op school of een andere locatie, indien de student niet meer naar zijn of haar stage
kan en/of gezondheidsklachten heeft, zo vragen deze leden.
Inbreng van de leden van de PvdA-fractie
De leden van de PvdA-fractie hebben, gezien de uitzonderlijke omstandigheden, met
instemming kennisgenomen van het besluit om dit schooljaar het centraal examen te
laten vervallen. Nu het kabinet op 23 maart aanvullende maatregelen heeft genomen
en de overheid tot 1 juni a.s. wat het openbare leven betreft alle samenkomsten verbiedt,
werd het de vraag of grote groepen examenkandidaten wèl verantwoord fysiek zouden
kunnen samenkomen. Onder meer de bonden, Ouders & Onderwijs en de VO-Raad bepleitten
om die reden een time-out van (fysieke) schoolexamens. Deze leden hebben begrip voor
de zorgen en onzekerheid die dit oplevert voor leraren, leerlingen en hun ouders,
en hebben daarom op dit moment vooral behoefte aan meer duidelijkheid over de aard
en consequenties van het besluit van de Minister.
Deze leden achten het een verstandig besluit van de Minister in samenspraak met het
onderwijsveld om de centrale examens te schrappen. Dit haalt in deze crisis onnodige
druk weg van leerlingen en leraren. Kan de Minister echter verklaren waarom hij dit
pas op dinsdagochtend 24 maart bekendmaakte? Had hij dit niet eerder kunnen doen,
bijvoorbeeld tijdens de persconferentie van maandagavond 23 maart, waarbij de premier
en andere bewindspersonen nieuwe kabinetsmaatregelen bekendmaakten, zodat op de dinsdagochtend
examenkandidaten een onnodige tocht naar school, met alle besmettingsgevaar van dien,
bespaard had kunnen blijven? Tegelijkertijd begrijpen de leden dat als gevolg van
het afblazen van het centraal examen de eindcijfers van de examenkandidaten meer komen
af te hangen van de schoolexamens. Ook dit brengt begrijpelijke onrust met zich mee,
vooral voor leerlingen die juist het centraal examen, dat relatief zwaar weegt, wilden
aangrijpen om hun cijfer op te krikken. De leden krijgen graag op korte termijn verduidelijkende
antwoorden op deze terechte zorgen. Kan de Minister in dat verband toelichten wanneer
er meer informatie komt over een in te stellen beroepscommissie en een aangepaste
slaag-zakregeling?
Voornoemde leden menen dat bij de organisatie van examens de veiligheid van zowel
leraren als examenkandidaten en hun familieleden gegarandeerd moet zijn. Zij hopen
dat scholen op creatieve manieren in staat zullen zijn om de examenkandidaten te toetsen
op hun beheersing van de schoolexamenstof. In hoeverre gaat de Minister hiervoor de
scholen nog handreikingen doen? Wat gaat de Minister doen met het pleidooi van onder
meer de onderwijsvakbonden en Ouders & Onderwijs voor meer duidelijkheid over hoe
nu verder te gaan met de schoolexamens in het licht van aangescherpte corona-maatregelen?
Hoe staat de Minister tegenover hun pleidooi om de komende tijd, minstens tot 6 april,
geen schoolexamens meer af te nemen die fysieke aanwezigheid op school vereisen? Hoe
houdt de Minister toezicht op en helpt hij scholen bij naleving van de nu geldende
RIVM-protocollen?
De Minister heeft in op 24 maart in de uitzending van Op1 de verwachting uitgesproken
dat scholen ook na 6 april dicht zullen blijven, omdat hij met een besluit tot heropening
van de scholen wil wachten op de uitkomsten van het RIVM-onderzoek naar de rol van
kinderen en jongeren bij de verspreiding van het coronavirus. Dat onderzoek bleek
pas de dag tevoren begonnen. Kan de Minister verklaren waarom dit onderzoek pas zo
laat was gestart? Zou het voor het onderwijsproces niet beter zijn als hij niet alleen
zou melden dat de sluiting van de scholen langer zal gaan duren, maar hij ook het
onderwijzend personeel en de scholieren een datum zou noemen waarop de scholen – uiteraard
onder voorbehoud van onvoorziene omstandigheden of bevindingen – weer zullen opengaan?
Zou dat niet eraan kunnen meehelpen dat de betrokkenen weten waar zij naartoe kunnen
werken? Waarom wel of waarom niet?
Nu het voor scholen door de fysieke afwezigheid van leerlingen niet vanzelf mogelijk
is om examenkandidaten onderwijs te bieden dat hen in staat stelt zich goed voor te
bereiden op de afronding van hun schoolexamens, vragen deze leden hoe de Minister
scholen de komende tijd gaat ondersteunen bij het aanbod van bijles op afstand, ook
voor leerlingen zonder digitale leermiddelen of die verkeren in een onveilige of onrustige
thuissituatie, of leerlingen met een beperking? De Minister schrijft dat scholen tot
begin juni de ruimte hebben om de schoolexamens af te ronden. Wat verwacht de Minister
dat de scholen tussen 6 april en 1 juni daaraan kunnen doen?
Voornoemde leden hechten aan het civiele effect van diploma’s die de scholen voor
voortgezet onderwijs verstrekken. Een diploma moet immers garanderen dat gediplomeerden
beschikken over de kennis, het inzicht en de vaardigheden die zij voor het vervolg
nodig hebben. Dat is van groot belang voor de doorstroom naar het vervolgonderwijs.
Tegelijkertijd beseffen zij dat gevolgen van de coronacrisis niet alle scholen en
niet alle leerlingen in gelijke mate treffen. In hoeverre ziet de Minister mogelijkheden
om maatwerk mogelijk te maken voor examenkandidaten die nu buiten hun schuld toch
in de problemen dreigen te geraken?
De Minister gaat in samenwerking met alle belanghebbende partijen de praktische consequenties
van de maatregel nog uitwerken. Bij een centraal examen zoals dit in andere examenjaren
plaatsvindt, hebben de examenkandidaten nog de kans om alsnog via een herexamen te
slagen, als zij in eerste instantie waren gezakt. Nu krijgt het schoolexamen een aanzienlijk
belangrijker gewicht. Kan de Minister toelichten in hoeverre examenkandidaten nog
zeker kunnen zijn van herkansingsregelingen? Kunnen deze mogelijkheden per school
gaan verschillen of komen er uniforme afspraken hiervoor die gaan gelden voor examenkandidaten
in het gehele voortgezet onderwijs? Op welke wijzen kan de Minister hierbij de kansengelijkheid
waarborgen?
De aanmelddata voor mbo, hbo en wo worden verschoven om leerlingen en studenten meer
ruimte te geven voor het kiezen van hun studie. In hoeverre wil en kan de Minister
in dezen ook maatwerk bieden, mede in het licht van de loopbaanoriëntatie en -begeleiding
op scholen die onder de huidige omstandigheden in individuele gevallen in het gedrang
kan zijn gekomen?
Jongeren die een staatsexamen afleggen, bijvoorbeeld vanuit het voortgezet speciaal
onderwijs, moeten nu half juni deelnemen aan de college-examens. Deze gaan vooralsnog
door. Of zij slagen of zakken zal nu geheel afhangen van hun resultaten voor deze
college-examens. Gaan deze college-examens zo worden vormgegeven dat de betrokken
jongeren, behoudens de centrale examens, onder dezelfde condities een diploma kunnen
behalen als wanneer de coronacrisis niet was uitgebroken, zowel wat betreft de financiële
kant van de zaak, als de kennis, het inzicht en de vaardigheden die zij moeten tonen?
Begrijpen deze leden het goed dat de leerlingen van het vso in het voorstel dat er
nu ligt, een diploma moeten zien te behalen gebaseerd op één cijfer gebaseerd op één
mondeling per vak? Ziet de Minister mogelijkheden om de examinering voor deze examenkandidaten
meer passend te maken? Deze leden hebben ook zorgen of de opzet van de college-examens
geen risico betekent dat betrokken examenkandidaten onbedoeld worden benadeeld. Deelt
de Minister de zorg dat leerlingen in het vso die over het gehele examenjaar geen
schoolexamens doen, maar bij het college-examen – anders dan bij de reguliere schoolexamens –
een geheel vreemde docent voor hun neus krijgen met een geheel eigen vraagstelling
minder goed presteren of zelfs uit angst dichtslaan? Is de Minister het met deze leden
eens dat juist deze groep scholieren gebaat is bij duidelijkheid en herkenbaarheid?
Hoe denkt de Minister over een uitzondering waarbij voor deze leerlingen de schoolcijfers
over het gehele examenjaar gaan gelden als het eindcijfer?
Deze leden vragen verder wat het besluit van de Minister gaat betekenen voor de positie
van vavo17-studenten, van wie de eindcijferlijst straks deels zal bestaan uit cijfers inclusief
een centraal examen en deels uit cijfers van het schoolexamen voor de vakken die zij
nog dit jaar moeten behalen om hun lijst compleet te maken? Kan de Minister dit verduidelijken?
De aan het woord zijnde leden hebben met belangstelling kennisgenomen van de brief
inzake COVID-19 aanpak mbo en bijbehorend servicedocument. Zij hebben, net als voor
het voortgezet onderwijs, zorgen over de wijze waarop toetsen op een veilige manier
kunnen worden afgenomen, op een manier die controleerbaar is en de zorgen onder studenten,
leraren en ouders voldoende wegneemt om te voorkomen dat ieder een eigen afweging
maakt over deelname aan de toetsen. Is het, afgaande op de aangescherpte maatregelen
van 23 maart, niet verstandiger tot in elk geval 6 april helemaal te stoppen met fysiek
onderwijs door toetsen zoveel mogelijk digitaal af te nemen en indien dat geen optie
is deze uit te stellen?
Deze leden zijn zeer onder de indruk van de wijze waarop ook het mbo de nieuwe situatie
waarin thuisonderwijs centraal staat, handen en voeten weet te geven. Wel hechten
zij eraan een vinger aan de pols te houden en er zorg voor te dragen dat we er ook
echt in slagen iedereen mee te laten doen. Klopt het dat het servicedocument wordt
geüpdatet? Zo ja wanneer? Zal hierin worden gesteld dat er per direct een time-out
is afgekondigd in het mbo en de vavo voor wat betreft fysieke examens tot in elk geval
6 april? Zo ja, wat betekent dit vervolgens voor studenten die thuis niet kunnen leren
en volgens het eerdere servicedocument daarvoor naar school konden komen? Deze leden
ontvangen ook berichten van mbo-studenten die onverhoopt geen digitale hulpmiddelen
zoals een laptop hebben. Zij zouden hiervoor een beroep moeten kunnen doen op bijvoorbeeld
de school. Maar als dat niet mogelijk is, en je bent 18+, dan wordt het knap lastig.
18-Plussers hebben immers doorgaans geen toegang tot de gangbare onderwijsondersteunende
(gemeente)fondsen om een beroep te doen op digitale hulpmiddelen. Herkent de Minister
deze situaties? Welke mogelijkheden ziet de Minister om hen tegemoet te komen en er
daarmee zorg voor te dragen dat ook zij volledig deel kunnen nemen aan het thuisonderwijs?
Tot slot hechten de leden eraan om waar mogelijk te voorkomen dat mbo-studenten onnodige
studievertraging oplopen als gevolg van de huidige situatie. Dit dreigt met name voor
studenten die in hun beroepspraktijkvormende fase zitten, een stage lopen. Het servicedocument
schetst drie scenario’s. In de eerste twee gevallen wordt de student geacht de stage
op een later moment in te halen. Hoe essentieel is dit, nu we er meer en meer van
uit kunnen gaan dat deze situatie nog even voortduurt? Zouden studenten die onverhoopt
hun stage (hebben) moeten afbreken een vervangende opdracht kunnen worden aangeboden?
Is de Minister bereid hierover in gesprek te gaan met de sector en hier generieke
afspraken over te maken die duidelijkheid verschaffen aan alle mbo-studenten? Is er
speciaal beleid voor studenten die wegens een beperking of chronische aandoening extra
problemen ondervinden om mee te doen middels thuisonderwijs?
Inbreng van de leden van de ChristenUnie-fractie
De leden van de ChristenUnie-fractie willen hun waardering uitspreken voor al het
werk dat in de afgelopen weken en dagen verzet is door alle betrokkenen uit het onderwijsveld
en op het ministerie. Deze uitzonderlijke tijden brengen uitzonderlijke maatregelen
met zich mee. Deze leden danken de Minister voor de snelheid en voortvarendheid waarmee
de besluiten zijn genomen en waarmee duidelijkheid is gegeven aan schoolleiders, leraren,
ouders en leerlingen.
Deze leden vragen hoe de Minister kijkt naar de verschillen tussen scholen ten aanzien
van de omgang met schoolexamens. Elke school heeft hierin zijn eigen werkwijze en
er zijn forse verschillen in de strengheid en striktheid ten aanzien van het schoolexamen.
Dit blijkt bijvoorbeeld op scholen waar leerlingen gemiddeld veel hoger scoren op
het schoolexamen dan op het centraal examen. Houdt de Minister rekening met verschillen
tussen scholen op dit punt en op welke manier kunnen we zorgen dat we toch alle leerlingen
zoveel mogelijk gelijk behandelen? Deze leden vragen wat het schrappen van het centraal
examen betekent voor de toelating tot vervolgopleidingen die een numerus fixus hanteren
en die naar de gemiddelde cijfers van leerlingen kijken.
Voornoemde leden vragen wat de gevolgen zijn voor leerlingen die vanwege ziekte (al
dan niet door het coronavirus) het schoolexamen niet goed kunnen afronden. Scholen
worden geacht om de schoolexamens te blijven afnemen, maar dit levert problemen op
voor leerlingen die noodgedwongen thuis moeten blijven (vanwege ziekte of uit voorzorg
op basis van de RIVM-adviezen).
Deze leden vragen of er aan scenario’s wordt gewerkt voor het geval de pandemie langer
duurt en het moeilijk wordt om het schoolexamen goed af te ronden. Er is nu extra
tijd voor scholen om het schoolexamen af te ronden, maar als de scholen langer dicht
blijven en het niet verantwoord is om schoolexamens fysiek af te nemen, kan dit ervoor
zorgen dat de schoolexamens niet volledig afgerond kunnen worden. Hoe kijkt de Minister
hiernaar en welke scenario’s zijn er op dit punt, zo vragen deze leden.
Inbreng van de leden van de PvdD-fractie
De leden van de PvdD-fractie hebben kennisgenomen van de brieven en hebben daarover
nog enkele vragen en opmerkingen. Deze leden willen allereerst hun grote waardering
uitspreken voor alle mensen die momenteel hard werken aan oplossingen voor het onderwijs.
De situatie is alle behalve gemakkelijk. Na het sluiten van de scholen, is het schrappen
van de centrale examens voor het voortgezet onderwijs en het voortgezet algemeen volwassenenonderwijs,
met als doel om ruimte te creëren voor de schoolexamens, wederom een zeer uitzonderlijke
maatregel. Dat geldt ook voor het schrappen van de eindtoets voor de leerlingen van
groep acht. Deze leden erkennen dat bijzondere tijden vragen om bijzondere maatregelen,
maar ook om flexibiliteit en mededogen.
Gezien de aangescherpte maatregelen omtrent samenscholing – zoals aangekondigd op
de persconferentie van 23 maart – komt de vraag bovendrijven of het dan wel mogelijk
is om op verantwoorde wijze schoolexamens te organiseren. Het roept vragen en zorgen
op over de risico’s inzake de volksgezondheid. Klopt het dat het in de praktijk nog
steeds mogelijk is dat van leerlingen en leraren gevraagd wordt om in groepen samen
te komen op school om schoolexamens af te nemen? In welk opzicht zijn de risico’s
bij deze situatie anders dan de risico’s bij het organiseren van bijvoorbeeld een
feest of sportwedstrijd? Wat was het advies van het RIVM hierover? Kan de Minister
toelichten welke veiligheidsgaranties er kunnen worden afgegeven bij de schoolexamens?
Zijn er bepaalde instructies of adviezen beschikbaar voor scholen zodat ze bij het
organiseren van schoolexamens de veiligheid maximaal kunnen organiseren? In hoeverre
wordt het mogelijk gemaakt dat succesvolle voorbeelden op dit punt worden uitgewisseld
tussen scholen?
Dezelfde vragen en zorgen spelen ook omtrent de toetsen en examens in het mbo. Wat
is hier de actuele stand van zaken? Heeft de Minister signalen dat het lukt om alternatieven
te verzinnen voor fysieke samenkomsten? Wat is de stand van zaken omtrent de stages,
waarvan de Minister eerder schreef dat die waar mogelijk doorgang zouden vinden? Is
er zicht op situaties waarbij studenten in de knel komen? Hoe worden die knelpunten
opgelost?
Met betrekking tot de staatsexamens, onder andere relevant voor leerlingen uit het
vso schrijft de Minister dat de college-examens vooralsnog wel door zullen gaan. Waarom
is daar voor gekozen? En wanneer zal daar uiterlijk over besloten worden? Welke extra
regelruimte kan de Minister creëren voor het vso?
De Minister schreef dat – op Sint Eustatius na – ook de scholen in het Caribisch deel
van het Koninkrijk gesloten zijn. Wat zijn op die scholen de ervaringen met de nieuwe
situatie? Kan de Minister al meer vertellen over het aangekondigde overleg met de
scholen in het Caribisch deel van het Koninkrijk?
De schoolexamens en andere toetsvormen die momenteel toch worden afgenomen vinden
plaats onder zeer onrustige omstandigheden. Erkent de Minister dat dit mogelijk zijn
weerslag kan hebben op de resultaten? Wat kan de Minister in deze context al vertellen
over de aangekondigde zak-slaagregeling? Deelt de Minister de mening dat de zak-slaagregeling,
gezien de omstandigheden, de nodige coulance zou moeten bevatten? Zo nee, waarom niet?
Voor de leerlingen in het laatste jaar van de basisschool speelt met het schrappen
van de eindtoets eveneens een complexe situatie. Deze leden staan overigens zeer kritisch
tegenover de toetscultuur in het algemeen. Kan de Minister toelichten of er rekening
wordt gehouden met leerlingen die mogelijk te maken hebben met onderadvisering?
Het organiseren van toetsen en examens kan niet los worden gezien van de algemene
uitdaging om voor alle leerlingen thuisonderwijs mogelijk te maken. In alle geledingen
van het onderwijs wordt daar momenteel hard aan gewerkt. Kan de Minister al meer vertellen
over de ervaringen met het thuisonderwijs tot nu toe, zowel vanuit het perspectief
van leraren, leerlingen en ouders? Kan de Minister op dit punt ook specifiek in gaan
op de actuele ervaringen in het speciaal onderwijs, speciaal basisonderwijs en voortgezet
speciaal onderwijs? Welke vormen van extra ondersteuning kan de Minister hen geven?
In hoeverre wordt het mogelijk gemaakt dat succesvolle voorbeelden van thuisonderwijs
worden uitgewisseld tussen scholen? Zijn er groepen leerlingen bij wie dat momenteel
minder goed verloopt, bijvoorbeeld omdat het erg druk is thuis of omdat er sprake
is van te weinig begeleidingsmogelijkheden? Des te langer de scholen gesloten blijven,
des te belangrijker het wordt om deze specifieke groepen extra te ondersteunen. Wordt
er geïnventariseerd wat te doen met eventuele leerachterstanden voor specifieke leerlingen
waarbij het om welke reden dan ook niet gelukt is om het thuisonderwijs in voldoende
mate te organiseren? Welke afspraken gaat de Minister maken met middelbare scholen
over de begeleiding van de brugklassers van volgend jaar? Welke afspraken gaat de
Minister maken met de vervolgopleidingen in het mbo, hbo en wo over de begeleiding
van de eerstejaars studenten van volgend jaar, zo vragen deze leden.
Inbreng van de leden van de 50PLUS-fractie
De leden van de 50PLUS-fractie hebben enkele vragen inzake de maatregelen met betrekking
tot de examens vo, mbo en eindtoets bao. De coronacrisis heeft een grote impact op
het onderwijs. Scholen en leerkrachten worden steeds creatiever in het geven van afstandsonderwijs.
Deze ledenvragen of er gegevens bekend zijn over het afstandsonderwijs? Zijn alle
scholen hier op dit moment mee bezig?
In het servicedocument mbo-aanpak coronavirus COVID-19 staat aangegeven dat sommige
studenten vertraging zullen oplopen. Dit zijn mbo-studenten die een BOL-stage volgen
en door sluiting van het leerbedrijf de leerdoelen en praktijkopdrachten niet meer
kunnen afronden. Hoeveel studenten hebben te maken met deze situatie? Wat voor problemen
levert dit op bij deze studenten? Worden deze studenten gecompenseerd? Tevens wordt
aangegeven dat scholen een beroep kunnen doen op SBB voor studenten die niet meer
bij hun leerbedrijf terecht kunnen voor hun stage, er kan dan gezocht worden naar
alternatieven. Wat voor alternatieven zijn er mogelijk?
In de ochtend van 24 maart is bekend gemaakt dat het centraal examen dit jaar komt
te vervallen, zodat de scholen langer de tijd hebben om de schoolexamens af te ronden.
Centraal examens zijn in het leven geroepen zodat elke leerling gelijke kansen heeft.
Hoe worden de gelijke kansen met deze maatregelen gewaarborgd? Krijgen leerlingen
genoeg kansen om hun cijfers op te halen? Verder vragen deze leden hoe fraude voorkomen
gaat worden en hoe de kwaliteit van het diploma gewaarborgd gaat worden?
Tot slot geeft de Minister aan dat de richtlijnen van kracht blijven tot de uitslag
van het onderzoek in Noord-Brabant bekend is. Tijdens de technische briefing van 25 maart
werd aangegeven dat dit onderzoek enige vertraging heeft opgelopen. Heeft dit invloed
op de uitslagdatum die nu rond 6 april is vastgesteld, zo vragen deze leden.
Inbreng van de leden van de SGP-fractie
De leden van de SGP-fractie hebben met belangstelling en waardering kennisgenomen
van de besluiten inzake de toetsen en examens. Zij beperken zich tot enkele vragen.
Deze leden vragen of het klopt dat er in tegenstelling tot het besluit over de eindexamens
geen mogelijkheid van bezwaar, beroep en geschil zal zijn ten aanzien van het schooladvies.
Deze leden vragen of alle eindexamenleerlingen alle schoolexamens moeten afronden,
ook als op basis van de resultaten reeds duidelijk is dat de leerling het eindexamen
zal halen. Hoe zetten scholen hun capaciteit optimaal in?
Deze leden vragen hoe de mededeling dat er een uniforme zak-slaagregeling komt te
verenigen is met de boodschap dat scholen op basis van het schoolexamen zelf kunnen
bepalen of leerlingen geslaagd zijn. Waarom wordt niet in lijn met de beslissing inzake
de eindtoets gekozen voor een doorslaggevend schooladvies op basis van de schoolexamens?
Deze leden vragen in hoeverre de kernvakkenregeling vertaling krijgt in de regeling
voor het bepalen van resultaten op basis van het schoolexamen. Eveneens vragen zij
wanneer scholen duidelijkheid krijgen over de zak-slaagregeling.
Voornoemde leden hebben begrepen dat scholen nu de mogelijkheid wordt geboden om extra
devices aan te vragen om de knelpunten ten aanzien van het onderwijs op afstand op
te lossen voor gezinnen. Bij de aanvraag zou als criterium gelden of de school dat
zelf niet kan financieren. Dat komt de leden als een ongeschikt en oneigenlijk criterium
voor, aangezien van vrijwel iedere school verwacht mag worden dat zij deze investering
kunnen doen. Deelt de Minister de mening van scholen dat deze investering niet ten
koste mag gaan van andere onderwijsactiviteiten en dat voor alle scholen ruimhartige
ondersteuning nodig is, zo vragen deze leden.
II Reactie van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de Minister voor
Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media
Wij danken de leden van uw Kamer voor de vragen en opmerkingen inzake onderwijs en
corona. We beantwoorden de vragen in volgorde van de fracties en geclusterd per onderwerp.
In de vragen van de fracties komt een aantal thema’s naar voren: sluiting van scholen,
eindtoets in het primair onderwijs, examinering in het voortgezet onderwijs, het middelbaar
beroepsonderwijs, het hoger onderwijs, kansengelijkheid en vragen rondom veiligheid
en communicatie.
Antwoord op de inbreng van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie vragen waar studenten terecht kunnen met hun vragen over
onder andere het behalen van het diploma. In eerste instantie kunnen studenten hiervoor
terecht bij hun eigen instelling. Daarnaast kunnen ze uiteraard ook terecht bij JOB
(Jongeren Organisatie Beroepsonderwijs). Door JOB is samen met ons ministerie gewerkt
aan een studentenversie van de handreiking over verantwoord diplomeren, die de Minister
van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap uw Kamer op 2 april jl. heeft aangeboden.18
De leden van de VVD-fractie vragen of het mogelijk is om een tijdlijn te schetsen
wanneer ze welke informatie mogen verwachten als het gaat om verdere invulling van
de schoolexamens, een update over wanneer er meer bekend wordt gemaakt over de termijn
waarop scholen gesloten blijven en de termijn waar ze de resultaten kunnen verwachten
van het aanstaande RIVM -onderzoek onder jongeren in Noord-Brabant. Scholen zijn op
8 april middels een servicedocument geïnformeerd over de verdere consequenties voor
de eindexamens in schooljaar 2019–2020.19 Dit betreft onder andere de nieuwe slaag-zakregeling en de mogelijkheid van herkansing.
Op 21 april neemt het kabinet opnieuw een besluit over de coronamaatregelen. Dan wordt
ook duidelijk of de scholen langer gesloten blijven. Het RIVM kan op dit moment nog
niet aangeven wanneer de uitkomsten van het onderzoek naar de verspreiding van het
coronavirus onder jongeren in Noord-Brabant verschijnen.
De leden van de VVD-fractie merken dat Mbo-studenten, eindexamenleerlingen, scholen
en ouders nog met veel vragen zitten. Zij vragen waar eindexamenleerlingen het beste
terecht met deze vragen, als het bijvoorbeeld gaat over de komende schoolexamens?
Omdat het schoolexamen per school anders is georganiseerd, is in eerste instantie
de school van de leerling het aanspreekpunt voor vragen. Voor het antwoord op meer
algemene vragen kunnen leerlingen, scholen en ouders terecht op www.rijksoverheid.nl/examens waar de antwoorden op veelgestelde vragen staan over het eindexamen in de huidige
situatie. Ook is hier de laatste informatie over de slaag-zakregeling te vinden.
De leden van de VVD-fractie vragen waar scholen extra informatie kunnen krijgen over
de manier waarop zij het beste de schoolexamens kunnen inrichten? Scholen zijn zelf
verantwoordelijk voor hoe het schoolexamen wordt ingericht en afgenomen. Om de kaders
te schetsen waarbinnen de schoolexaminering kan plaatsvinden onder de huidige omstandigheden,
hebben wij aan scholen een servicedocument over het eindexamen gestuurd, zoals eerder
vermeld. Hierin staat de speelruimte van scholen en besturen, rekening houdend met
de aangekondigde maatregelen en de RIVM-richtlijnen. Daarnaast zien wij dat vakverenigingen
en belangenorganisaties mooie initiatieven nemen om vanuit hun expertise scholen en
leraren te helpen bij het afnemen van het schoolexamen: op afstand of indien nodig
op school. De VO-raad heeft daarbij ook een handreiking opgesteld over hoe scholen
kunnen handelen als het PTA moet worden aangepast.
Antwoord op de inbreng van de leden van de PVV-fractie
De leden van de PVV-fractie hebben vragen over het laten plaatsvinden van de schoolexamens
in het voortgezet onderwijs. Zij begrijpen dat het uiterst wenselijk is dat deze toch
doorgang krijgen, maar geven aan dat de huidige situatie het simpelweg niet mogelijk
maakt dat het schoolexamen op ordentelijke wijze kan plaatsvinden. Daarbij vinden
de leden het in een schril contrast staan met de eindtoets in het primair onderwijs
die wel is geschrapt en alle tentamens in het hoger onderwijs die eveneens geen doorgang
zullen vinden. Deze leden vragen waar deze discrepantie in de besluitvorming op gebaseerd
is en zij vragen of de regering de zorgen van deze leden deelt ten aanzien van de
problemen die hiermee gepaard gaan voor ouders en leerlingen. Ook vragen deze leden
van de PVV-fractie hoe deze beslissing tot stand is gekomen om de schoolexamens voor
het voortgezet onderwijs toch door te laten gaan, terwijl in andere Europese landen
er juist wel voor gekozen is om de schoolexamens geen doorgang te laten vinden. In
consultatie met CvTE, Inspectie, VO-raad, CNV Onderwijs, Aob, FvOv, LAKS, Ouders en
Onderwijs, NRTO, PO-Raad, MBO Raad, VH en VSNU heeft de besluitvorming rondom de examens
in het voortgezet onderwijs plaatsgevonden. Afronding van de schoolexamens is nodig
om alle leerlingen in het voortgezet onderwijs de kans te bieden om een diploma te
behalen en daarmee zonder vertraging door te stromen naar het vervolgonderwijs. Dit
is anders voor het primair onderwijs, waar het schooladvies al leidend is om te bepalen
op welke niveau een leerling start op de middelbare school. Anders dan de leden van
de PVV-fractie veronderstellen, kunnen tentamens in het hoger onderwijs doorgang vinden.
Het is aan de instellingen in hoeverre tentamens digitaal kunnen worden afgenomen.
Ten aanzien van de situatie in Nederland heeft het RIVM geadviseerd dat de schoolexamens
door kunnen gaan. Andere landen maken hierin een eigen afweging, afhankelijk van de
lokale context.
Tevens vragen voornoemde leden van de PVV-fractie waarom er niet voor gekozen is om
de schoolexamens in ieder geval uit te stellen tot juli en de zomervakantie te gebruiken
om in alle rust de examens af te handelen. Het onderwijs is aangewezen als een cruciale
beroepsgroep om de samenleving draaiende te houden tijdens de COVID-19-uitbraak. De
inzet is er daarom op gericht om waar mogelijk het onderwijs te laten doorgaan. Met
inachtneming van de richtlijnen van het RIVM kunnen de schoolexamens doorgaan. Scholen
hebben de ruimte en tijd om op een voor hen zo passend mogelijke manier te examineren.
Uitstel is daarom niet nodig. Het tijdig afronden van de schoolexamens is ook in het
belang van leerlingen. Zij kunnen hierdoor tijdig het diploma verkrijgen en daarmee
doorstromen naar het vervolgonderwijs.
De leden van de PVV-fractie vragen of het kabinet de opvatting van hen deelt dat het
uitreiken van diploma’s zonder dat er examen gedaan is, niet uitgesloten zou moeten
worden op het moment dat ook bovengenoemd scenario niet werkt door het verloop van
de coronacrisis? De diplomabeslissing wordt dit schooljaar genomen op basis van de
resultaten voor de schoolexamens. Leerlingen hebben namelijk al een (flink) deel van
de schoolexamens afgesloten. De komende periode kunnen scholen gebruiken om deze schoolexamens
af te ronden, eventueel met aanpassingen.
Antwoord op de inbreng van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie vragen naar de afspraken die komend schooljaar worden
gemaakt waarbij wordt gekeken of alle kinderen op de goede plek in het voortgezet
onderwijs terecht zijn gekomen. Het is voor leerlingen die dit jaar de overstap maken
van het primair onderwijs naar het voortgezet onderwijs extra belangrijk dat vo-scholen
er alert op zijn of leerlingen onderwijs volgen op het niveau dat past bij hun capaciteiten
en mogelijkheden. Aan de soepele overgang tussen het po en vo kunnen beiden sectoren
bijdragen. De maatregelen worden op dit moment, in nauwe samenwerking met de PO-Raad,
VO-raad en Ouders & Onderwijs, nader uitgewerkt en de inzet is om po- en vo-scholen
hier in de eerste helft van april over te informeren.
Deze leden vragen ook of het mogelijk is om het schooladvies nog te heroverwegen nu
de eindtoets is geannuleerd. Het schooladvies is gebaseerd op de ontwikkeling van
het kind over de afgelopen jaren. Het advies van leraren is normaal gesproken al leidend
en zal nu ook bepalen op welk niveau een kind start op de middelbare school. Omdat
er geen eindtoets wordt gemaakt, kan het schooladvies niet worden heroverwogen. Leerlingen
hebben de afgelopen weken al het schooladvies ontvangen. Dit advies wordt nu het definitieve
advies voor de middelbare school.
Verder vragen deze leden waarom er voor het funderend onderwijs geen servicedocument
met praktische richtlijnen voor de sector is opgesteld. 8 april jl. is een brief aan
alle schoolbesturen in het funderend onderwijs verzonden waarin informatie staat over
het zo goed mogelijk inrichten van het onderwijs op afstand.20 Ook is er uitgebreide ondersteuning voor scholen via lesopafstand.nl/. Voor het primair- en voortgezet onderwijs is daarnaast een handvattendocument opgesteld
voor schoolbesturen in overleg met de raden (VO-raad en PO-raad).
De leden van de CDA-fractie vragen in hoeverre gegarandeerd kan worden dat het de
scholen zal lukken om alle leerlingen en alle docenten aanwezig op de school te allen
tijde op minimaal anderhalve meter afstand van elkaar te houden, zowel in het klaslokaal,
de gangen, aula’s en het schoolplein, zoals de richtlijnen van het RIVM voorschrijven,
en of hier ook op wordt toegezien. Scholen moeten voldoen aan de richtlijnen van het
RIVM. De eerste stap daartoe is om zoveel mogelijk onderwijs op afstand te verzorgen.
Op die manier wordt ervoor gezorgd dat er zo min mogelijk mensen tegelijk op school
zijn. Scholen krijgen ook extra tijd om de schoolexamens te plannen zodat een grotere
spreiding van schoolexamens in de tijd mogelijk is. Waar het nodig is om schoolexamens
op school af te nemen, is het zaak dat de richtlijnen van het RIVM in acht worden
genomen. Een school dient maatregelen te nemen om te bewerkstelligen dat leerlingen
en docenten zich aan de richtlijnen houden. Bij het wachten voor en na afloop van
het examen dient bijvoorbeeld het samenscholingsadvies in acht genomen te kunnen worden.
Dit betekent bijvoorbeeld dat de school moet zorgen dat niet alle leerlingen op het
schoolplein rondhangen voordat ze naar binnen kunnen en dat er duidelijke bewegwijzering
is zodat er geen opstopping in de hal optreedt. Het personeel van een school dient
toe te zien op het naleven van de richtlijnen. De Inspectie heeft geen taak als het
gaat om toezicht op het voldoen aan de richtlijnen van het RIVM.
De leden van de CDA-fractie vragen welke maatregelen worden genomen indien blijkt
dat een school om welke reden dan ook niet voldoet aan deze richtlijnen van het RIVM,
en of in een uiterste geval dan ook wordt besloten om de schoolexamens op te schorten.
Als een school merkt dat zij niet voldoet aan de richtlijnen van het RIVM, dient zij
maatregelen te nemen. Hierboven is al een aantal mogelijke maatregelen beschreven.
Scholen hebben daarbij meer ruimte gekregen om de schoolexamens op te schorten. Hierdoor
is er ook tijd en ruimte om bijvoorbeeld in te spelen op het wegvallen van personeel
wegens ziekte of quarantaine. Zoals wij eveneens in de brief aan uw Kamer van 24 maart
hebben aangegeven, vragen we veel van scholen, maar we kunnen niet het onmogelijke
vragen.21 In gevallen waarin het niet mogelijk is om schoolexamens af te nemen (op afstand
of op school) is daar begrip voor. Scholen kunnen dan het PTA aanpassen, mits de verplichte
eindtermen van het schoolexamen gedekt worden. De schoolexamens moeten uiterlijk begin
juni zijn afgenomen, zodat de uitslag van het schoolexamen uiterlijk op 4 juni kan
worden gemeld aan leerlingen.
De leden van de CDA-fractie vragen in hoeverre scholen vanuit het RIVM en het Ministerie
van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap worden geholpen bij het voldoen aan de richtlijnen
van het RIVM. Scholen zullen inderdaad creatief moeten zijn in het bedenken van manieren
om te voldoen aan de richtlijnen van het RIVM, en in de praktijk zien we dat gelukkig
ook. Er wordt vanuit het ministerie en het RIVM informatie beschikbaar gesteld, zoals
het servicedocument van 8 april. Ook andere organisaties, zoals Stichting School en
Veiligheid en het Nationaal Jeugdinstituut, hebben informatie en handreikingen beschikbaar.
Ook de VO-raad heeft handreikingen en goede voorbeelden op zijn website. Hierboven
is in antwoorden op vragen van VVD en CDA ook al nader ingegaan op de informatievoorziening
aan scholen.
De leden van de CDA-fractie vragen tevens hoe de maatregelen van het doorgaan van
de schoolexamens zich verhoudt tot de boodschap van de NL-alert van 22 maart en de
aangescherpte maatregelen van maandag 23 maart waarbij er niet meer dan drie personen
bij elkaar mogen zijn. Zij vragen ook of nader toegelicht kan worden waarom er op
scholen, ondanks de aangescherpte maatregelen, wel grotere groepen mogen samenkomen.
De scholen zijn gesloten. Het onderwijs is echter aangewezen als een cruciale beroepsgroep
om de samenleving draaiende te houden tijdens de COVID-19-uitbraak en daarom zijn
er uitzonderingen mogelijk. Zo is er bewust een uitzondering voor de afname van schoolexamens
gemaakt: daarvoor mogen scholen, indien nodig, wel open gaan. Examens zijn nodig om
leerlingen een diploma te kunnen verstrekken, iets wat van groot belang is voor individuele
leerlingen en voor de samenleving als geheel. Daarom moeten examens voor zover noodzakelijk
doorgaan. Wel is besloten om de centrale examens te schrappen, omdat leerlingen zich
hier in de huidige situatie onvoldoende op kunnen voorbereiden en omdat deze examens,
in verband met de geheimhouding, allemaal op hetzelfde moment moeten worden afgenomen.
Hierdoor zou het lastig zijn voor scholen om de benodigde afstand tussen leerlingen
en surveillanten te realiseren. Om leerlingen de mogelijkheid te geven het diploma
te behalen dit schooljaar en bijvoorbeeld zonder vertraging door te stromen naar een
vervolgopleiding, is het wel nodig dat de schoolexamens afgesloten worden. Om dat
veilig en verantwoord te kunnen doen, is het ten eerste van belang dat scholen bezien
of alle schoolexamens ook fysiek afgenomen moeten worden, en of ze in de tijd zo veel
mogelijk gespreid kunnen worden. Zo wordt voorkomen dat er te grote groepen leerlingen
tegelijkertijd op school aanwezig zijn. Verder dienen de richtlijnen van het RIVM
in acht genomen te worden.
De leden van de CDA-fractie vragen of we het met hen eens zijn dat de schoolexamens
alleen door kunnen gaan als dit voor alle leerlingen, docenten en ander onderwijspersoneel
veilig en volgens de geldende richtlijnen gaat en als hier twijfel over bestaat dat
de schoolexamens op die desbetreffende school uitgesteld moeten worden tot het wel
veilig en verantwoord kan. Bij het afnemen van de schoolexamens staat de gezondheid
voorop. Hierboven is al ingegaan op de mogelijkheden die scholen hebben om de risico’s
te beperken. Wanneer leerlingen en personeel fysiek naar school moeten komen, dienen
de richtlijnen van het RIVM in acht genomen te worden. Als dat gebeurt, kunnen schoolexamens
op een veilige en verantwoorde manier worden afgenomen.
De leden van de CDA-fractie vragen om aan te geven in hoeverre scholen in staat zijn
om zowel afstandsonderwijs van goede kwaliteit vorm te geven voor al hun leerlingen
en tegelijkertijd prioriteit te geven aan de schoolexamens voor de eindexamenleerlingen.
Zij vragen of deze prioriteit niet ten koste gaat van de leerlingen die niet in een
examenklas zitten? We realiseren ons dat het voor scholen een uitdaging is om zowel
het afstandsonderwijs als de schoolexamens goed te organiseren. Nu er meer tijd is
om de schoolexamens af te ronden, kan deze werklast worden verspreid.
Deze leden vragen tevens toe te lichten welke scenario’s er zijn om scholen te helpen
die vanwege gebrek aan personeel, nu steeds meer personeel ziek wordt of thuis moet
blijven vanwege de aangescherpte regel rondom het thuisblijven indien een huisgenoot
koorts heeft, de schoolexamens niet meer op een goede manier kunnen vormgeven. Zoals
wij in onze brief van 24 maart over dit onderwerp hebben aangegeven, is de inzet dat
scholen zoveel als mogelijk het schoolexamen afronden.22 Omdat de centrale examens niet doorgaan en de periode voor afronding van het schoolexamen
is verlengd, bieden we scholen ruimte om de examinering af te ronden. Hierdoor is
er ook tijd en ruimte om bijvoorbeeld in te spelen op het wegvallen van personeel
wegens ziekte of quarantaine. Zoals wij eveneens in de brief van 24 maart heb aangegeven,
vragen we veel van scholen, maar we kunnen niet het onmogelijke vragen. In gevallen
waarin het niet mogelijk is om schoolexamens af te nemen (op afstand of op school)
is daar begrip voor. Scholen kunnen dan het PTA aanpassen, mits de verplichte eindtermen
van het schoolexamen gedekt worden.
De leden van de CDA-fractie vragen hoe realistisch het is dat scholen na al hun inspanningen
ook nog op korte termijn in staat zullen zijn de schoolexamens digitaal af te nemen.
Wij delen de observatie van deze leden dat scholen in korte tijd grote stappen hebben
gezet om examinering op school op een veilige manier te organiseren. Scholen kunnen
de komende periode doorgaan met het afnemen van schoolexamens op deze aangepaste manieren.
Waar mogelijk kunnen zij examens ook op afstand afnemen, scholen maken deze afweging
zelf. Wij zien ook dat leraren onderling, bijvoorbeeld op sociale media, goede voorbeelden
delen over hoe examinering op afstand kan plaatsvinden.
De leden van de CDA-fractie vragen tevens of we het met hen eens zijn dat niet alle
schoolexamens geschikt zijn voor digitale afname vanwege fraudegevoeligheid. Scholen
zijn nu, net als altijd, zelf verantwoordelijk voor hoe zij het schoolexamen organiseren
en daarmee ook in welke vorm het examen plaatsvindt. Dat de huidige situatie extra
uitdagingen met zich meebrengt voor de manier waarop wordt geëxamineerd, is evident.
Als blijkt dat scholen bepaalde examens niet kunnen afnemen, dan is daar begrip voor.
Redenen hiervoor kunnen zijn dat er geen leraar beschikbaar is om ze af te nemen,
maar ook omdat de aard of het onderwerp van het examen zich niet leent voor afname
op afstand, bijvoorbeeld vanwege het risico op een onbetrouwbare afname.
De leden van de CDA-fractie vragen of er ook wordt gekeken naar best practices voor
digitale examens zodat niet alle scholen zelf het wiel hoeven uit te vinden? Voor
het antwoord op die vraag verwijzen we naar het antwoord op de eerdere vraag van de
VVD over waar scholen extra informatie kunnen krijgen over de manier waarop zij het
beste de schoolexamens kunnen inrichten.
De leden van de CDA-fractie vragen op welke wijze de Inspectie van het Onderwijs zal
toezien op de kwaliteit van de schoolexamens en of dit tijdens deze periode van het
afnemen zal gebeuren of achteraf. Het toezicht op de schoolexamens door de Inspectie
gebeurt op de wijze waarop dit normaal ook gebeurt. Indien scholen hun PTA aanpassen
doen ze hiervan melding bij de Inspectie. De kwaliteitsstandaard toetsing en afsluiting
is standaard onderdeel van het toezicht.
De leden van de CDA-fractie vragen tevens hoe nu wordt omgegaan met de beoordeling
van de schoolexamens door de scholen zelf. Zij geven aan dat er normaliter niet een
te groot verschil mag zitten tussen de score op het schoolexamen en het centraal eindexamen
en zij vragen of de Inspectie daar streng op toeziet om een gelijk speelveld voor
alle leerlingen te creëren en scholen de schoolexamens niet op de verkeerde manier
gebruiken om hun slagingspercentages te laten stijgen. Deze leden van de CDA-fractie
vragen hoe aan de ene kant rekening wordt gehouden met de verre van optimale voorbereiding
op dit laatste deel van de schoolexamens en het belang van de civiele waarde van de
diploma’s. De Inspectie monitort jaarlijks het verschil tussen de score op het schoolexamen
en het centraal eindexamen (SE-CE). Ook dit jaar zullen de resultaten op de schoolexamens
waaronder opvallende afwijkingen in het slagingspercentage worden gemonitord, waarbij
een verschilanalyse uiteraard niet mogelijk is omdat er in 2020 geen centrale examens
zijn. De afgelopen jaren is het verschil tussen de SE en CE resultaten bij vrijwel
alle scholen klein en zijn ook de slagingspercentages stabiel. Nu in 2020 geen centrale
examens worden afgenomen is een analyse van het verschil tussen de score op het SE
en CE niet mogelijk. Wel zal een analyse op de schoolexamencijfers mogelijk zijn.
Het belang van de civiele waarde van het diploma en daarmee het belang van de leerlingen
is op dit moment gediend met een schoolexamen, dat onder deze omstandigheden zo goed
als mogelijk is afgenomen en afgerond.
De leden van de CDA-fractie vragen of het bekend is hoeveel scholen op dit moment
de hele cyclus van de schoolexamens al hebben afgerond, hoeveel scholen deze week
in hun laatste cyclus zitten en hoeveel scholen na deze week nog schoolexamens moeten
afnemen. Informatie over hoe ver scholen zijn in de afronding van het schoolexamen
is niet beschikbaar. De afronding van het schoolexamen is per school verschillend
en afhankelijk van het programma van toetsing en afsluiting (PTA) van de school. Wel
is het zo dat bij de meeste scholen het schoolexamenproces zo is opgebouwd dat er
in de loop van de bovenbouw al allerlei onderdelen van het SE worden afgerond. Het
is om die reden aannemelijk dat een groot deel van de schoolexamens inmiddels zijn
afgenomen.
De leden van de CDA-fractie vragen of kan worden aangegeven in hoeverre de situatie
die nu ontstaan is zorgt voor een goede voorbereiding door de eindexamenleerlingen
op het schoolexamen in het algemeen en door de groep leerlingen in moeilijke omstandigheden
zoals hiervoor omschreven in het bijzonder. We hebben met trots gezien hoe het onderwijs
op afstand is opgepakt met creativiteit, flexibiliteit en een enorme inzet van alle
kanten. De vormgeving van onderwijs op afstand in het po en vo is een zoektocht die
we samen met de PO-Raad en VO-raad, met vakverenigingen, vakbonden en organisaties
zoals het Lerarencollectief en AVS, met de VNG en diverse gemeenten doormaken. Er
zijn tal van initiatieven ter ondersteuning van onderwijs op afstand, ook vanuit schoolleiders
en de van leraren zelf. Op korte termijn informeren we de schoolbesturen nader over
kwesties als toegang, mogelijkheden tot prioritering in de onderwijsinhoud en de kwaliteit
van het afstandsonderwijs. Een belangrijk vraagstuk is hoe we alle leerlingen toegang
geven tot het onderwijs op afstand. Schoolbesturen hebben in belangrijke mate zelf
oplossingen kunnen vinden voor leerlingen zonder beschikking over de benodigde apparatuur.
Voorbeelden van samenwerking met bedrijven en initiatieven van andere organisaties
zijn vermeld in de brief aan uw Kamer van 3 april 2020 met betrekking tot de stand
van zaken over onderwijs op afstand tijdens de corona crisis. Tot slot is het aannemelijk
dat al een groot deel van de SE-onderdelen op scholen was afgerond, voordat de scholen
moesten sluiten vanwege de corona crisis.
De leden van de CDA-fractie geven aan gaarne een nadere toelichting te ontvangen waarbij
zij vragen in te gaan op hoe de nieuwe situatie die nu is ontstaan wordt meegewogen
in het beoordelen van de resultaten. Zij vragen op welke manier hiermee rekening wordt
gehouden in de slaag-zakregeling? Scholen hebben de ruimte om bij de afname van het
examen rekening te houden met bijzondere omstandigheden waarin leerlingen verkeren.
Te denken valt dan aan de vorm waarin afname plaats vindt, de voorbereidingstijd,
extra faciliteiten of het doen van een gespreid examen. Aan deze mogelijkheden wordt
onder de huidige bijzondere omstandigheden vastgehouden. De beoordeling van de examens
dit schooljaar wordt echter niet op specifieke groepen of leerlingen aangepast. Vanwege
de waarde van het diploma vindt de beoordeling van het examen van leerlingen van hetzelfde
niveau op basis van dezelfde regels plaats. Op dit punt is daarom niets opgenomen
in de slaag-zak regeling.
De leden van de CDA-fractie vragen of kan worden aangeven hoe de slaag-zakregeling
eruit zal komen te zien? De uitgangspunten van de slaag-zakregeling voor het schooljaar
2019–2020 zijn op 8 april bekend gemaakt. Voor scholen is een servicedocument opgesteld
waarin de regels voor dit jaar worden toegelicht. Dit document treft u aan als bijlage
bij onze brief aan uw Kamer betreffende de slaag-zakregeling van 8 april 2020.
De leden van de CDA-fractie vragen verder hoe de Minister staat tegenover de onafhankelijke
beroepscommissie zoals door de AOb en CNV wordt bepleit voor leerlingen die vinden
dat ze onterecht niet zijn geslaagd na het afronden van de schoolexamens. Het kan
voorkomen dat examenkandidaten door hun persoonlijke omstandigheden ernstig benadeeld
worden door de manier waarop scholen toepassing hebben gegeven aan de examenregels
zoals die dit schooljaar gelden. Daarom is er een hardheidsclausule in de slaag-zakregeling
voor schooljaar 2019–2020 opgenomen. Deze clausule biedt scholen de mogelijkheid om
leerlingen in individuele gevallen een extra mogelijkheid tot een resultaatverbeteringstoets
te bieden. Er moet dan sprake zijn van een «onbillijkheid van overwegende aard». Dat
betekent dat de toepassing van de regels onevenredig nadelig uitpakt voor de individuele
leerling in de ogen van het bevoegd gezag. Daarnaast is in het besluit geregeld dat
als een kandidaat ten gevolge van ziekte of om een andere geldige reden is verhinderd
bij de resultaatverbeteringstoets, de directeur hem of haar de gelegenheid zal geven
om de resultaatverbeteringstoets alsnog af te leggen.
De leden van de CDA-fractie vragen om te bevestigen dat leerlingen die nu gezondheidsklachten
hebben (bijvoorbeeld een verkoudheid) minder kansen hebben op het halen van het schoolexamen
omdat zij daar niet aan mogen deelnemen dan leerlingen zonder klachten die wel mogen
deelnemen. Het uitgangspunt is dat leerlingen die nadelige gevolgen ondervinden bij
de afname van het schoolexamen als gevolg van gezondheidsklachten gebruik kunnen maken
van de regelingen die er onder normale omstandigheden ook zijn voor leerlingen die
door ziekte aan onderdelen van het schoolexamen niet kunnen deelnemen. In het PTA
zijn herkansingsmogelijkheden opgenomen. De scholen hebben nu veel meer tijd om het
PTA inclusief de herkansingsmogelijkheden af te ronden. Daarnaast voorziet het Besluit
eindexamens voortgezet onderwijs 2020 er in dat in gevallen van onbillijkheden van
overwegende aard de leerlingen een extra RV-toets kunnen afleggen.
De leden van de CDA-fractie vragen of kan worden bevestigd dat gezonde leerlingen
drie kansen hebben op het halen van schoolexamen, te weten nu, medio juni en medio
augustus en dat de leerlingen die nu niet aan deze eerste ronde kunnen meedoen maar
twee kansen hebben, te weten de inhaalronde van medio juni en medio augustus? Zo ja,
dan vragen ze hoe we dit zien in het kader van kansengelijkheid? De periodes zoals
genoemd in de vraag zijn gebaseerd op de tijdvakken voor het CE. Aangezien het CE
is komen te vervallen en de tijd die scholen nu hebben voor de afname van het SE is
verruimd, is er een andere situatie ontstaan. De herkansingsmogelijkheden voor leerlingen,
voor zover het de SE-onderdelen betreft die door de school worden afgenomen, zijn
opgenomen in het PTA. Scholen ronden het PTA, inclusief herkansingen, uiterlijk 4 juni
af. In de periode vanaf 5 juni tot aan de start van de zomervakantie worden leerlingen
in de gelegenheid gesteld om voor maximaal twee vakken een resultaatverbeteringstoets
te maken. Hiermee krijgen leerlingen die gezakt zijn op basis van de schoolexamens
en leerlingen die hun cijfers willen verbeteren de mogelijkheid om hun eindcijfers
te verbeteren.
De leden van de CDA-fractie vragen hoe de schoolexamens, ook na het gewijzigde Programma
van Toetsing en Afsluiting (hierna: PTA), de verplichte eindtermen moeten afdekken
zoals blijkt uit zijn brief van 24 maart in het licht van het gegeven dat het schoolexamen
lang niet altijd deze eindtermen toetst. Bij sommigen is het misverstand ontstaan
dat scholen nu in het schoolexamen ook de eindtermen van het centraal examen (CE)
moeten afdekken. Dit is niet het geval. Scholen maken conform het bestaande programma
van toetsing en afsluiting (PTA) de schoolexamens af. In het PTA zijn minimaal de
verplichte eindtermen gedekt. Dit zijn de eindtermen die in de examenprogramma’s worden
voorgeschreven voor het schoolexamen. Het alsnog toevoegen van extra eindtermen aan
het PTA (bijvoorbeeld die uit het CE) is dus niet nodig.
De leden van de CDA-fractie vragen hoe de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
de mbo-sector gaat informeren bij een verandering van de situatie na 6 april. Hier
heeft de Minister de mbo-sector reeds over geïnformeerd, door het aanpassen en updaten
van het servicedocument mbo-aanpak Coronavirus COVID-19. Dit heeft zij in nauwe afstemming
gedaan met de MBO Raad, NRTO, JOB, de vakbonden en de Onderwijsinspectie, en met betrokkenheid
van de SBB. Daarnaast heeft de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap samen
met de MBO Raad en met betrokkenheid van de voornoemde partners een handreiking Verantwoord
Diplomabesluit opgesteld. Beide documenten zijn gepubliceerd op de websites van de
MBO Raad en het Kennispunt MBO. De Minister heeft deze documenten onlangs ook met
uw Kamer gedeeld. De aanpak in het mbo kan veranderen naarmate de Coronacrisis langer
duurt. Het servicedocument en de handreiking zullen wederom worden voorzien van een
update, indien daar aanleiding voor is, en bevatten dus de meest recente informatie.
Voor wat betreft de handreiking Verantwoord Diplomabesluit, heeft JOB het initiatief
genomen om het document om te werken naar een studentvriendelijke versie. Deze versie
is beschikbaar op hun website: jobmbo.nl/regels-over-examens-en-diploma-tijdens-corona/.
Deze leden vragen ook hoe er gehandeld gaat worden om zoveel mogelijk studievertraging
te voorkomen bij mbo-studenten die voor hun diploma afhankelijk zijn van een stage
in een sector die stilligt. Voor vragen die betrekking hebben op dit onderwerp, verwijst
de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap u naar het servicedocument mbo-aanpak
Coronavirus COVID-19 en de handreiking Verantwoord Diplomabesluit. Het servicedocument
gaat onder andere in op de invulling van afstandsonderwijs, toetsen en examens, beroepspraktijkvorming
en stages, en aanmeldingen, intakegesprekken, het bindend studieadvies en inschrijvingen.
Daarnaast biedt het servicedocument informatie over onder meer financiële gevolgen,
inburgering, educatie, medezeggenschap en Staatexamens Nt2.
Deze leden geven aan dat de instroom naar het mbo en de doorstroom van mbo naar het
hbo niet door de Coronacrisis mag worden bemoeilijkt. Daarnaast vragen de leden wat
de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap kan zeggen tegen studenten die zich
zorgen maken om studievertraging. De Minister doet er alles aan om de overgang van
leerlingen en studenten die dit jaar examen doen en overstappen naar een vervolgopleiding,
ondanks de huidige omstandigheden, zo soepel mogelijk te laten verlopen. Dat betekent
dat er afspraken zijn gemaakt over de toelatingsvoorwaarden en dat de data voor aanmelding
(1 april voor mbo en 1 mei voor het hoger onderwijs) beide met een maand zijn uitgesteld.
Dit geeft scholen en onderwijsinstellingen de tijd om intake en kennismakingsactiviteiten
anders vorm te geven. Voor leerlingen die overstappen naar het mbo verwacht de Minister
van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap vooralsnog geen studievertraging. Zij kunnen,
als de crisismaatregelen zijn opgeheven, gewoon begin augustus starten met hun mbo-opleiding.
Mbo-4-studenten die normaliter dit studiejaar een diploma zouden behalen, krijgen
de kans voor 1 januari 2021 een diploma te behalen. Tegelijkertijd geldt voor diegenen
die door willen stromen naar een AD- of hbo-opleiding, maar nog een beperkt deel van
de mbo-opleiding moeten afronden en dus niet tijdig voldoen aan de toelatingsvoorwaarden,
dat zij tot 1 januari 2021 de mogelijkheid hebben hun mbo-4-diploma te verwerven.
Tegelijkertijd mogen zij al wel vanaf 1 september 2020 beginnen aan hun studie in
het hoger beroepsonderwijs. Het afronden van de mbo-4-opleiding kan een uitdaging
zijn met mogelijk studievertraging tot gevolg, maar dat moet per student worden bekeken.
Helaas is niet voor alle studenten studievertraging uit te sluiten, maar we doen er
met elkaar alles aan om dit zoveel mogelijk te beperken.
Verder vragen deze leden of er indien nodig regelingen in de maak zijn, en zo ja welke,
om mbo-studenten te compenseren bij vertraging. Alle inzet is erop gericht om mbo-studenten
die dit studiejaar een diploma zouden behalen, ook zo snel als mogelijk, en uiterlijk
voor 1 januari 2021, een diploma te laten behalen. Het verzorgen van afstandsonderwijs
en examinering voor deze groep studenten heeft grote prioriteit bij scholen. Met het
hbo zijn daarnaast afspraken gemaakt om studenten waarvan de verwachting is dat zij
voor 1 januari 2021 het mbo-diploma zullen behalen, gewoon op 1 september 2020 te
laten starten met een hbo-opleiding. Dit om vertraging zoveel mogelijk te voorkomen.
In het servicedocument mbo-aanpak Coronavirus COVID-19 is beschreven hoe met financiële
effecten wordt omgegaan. Het kabinet inventariseert op dit moment de verdere gevolgen
van de Coronacrisis, waaronder de gevolgen voor die studenten die ondanks alle inzet
van de mbo-scholen toch vertraging oplopen.
De leden van de CDA-fractie vragen of de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
de zorgen over studenten van de entree-opleiding deelt en of er extra aandacht wordt
besteed aan deze groep.
De Minister deelt de zorgen over de meest kwetsbare groepen, waaronder veel entreestudenten.
Cruciaal is dat deze jongeren goed in beeld blijven, dat we voorkomen dat ze uitvallen,
dat ze terecht kunnen bij de school voor structuur en hulp en dat ze ook op afstand
onderwijs kunnen volgen. Het is van groot belang om in goed contact te blijven met
jongeren. Dit geldt voor alle jongeren, maar het is vooral bij jongeren in een kwetsbare
positie van belang om te weten wat er bij hen speelt. Bijvoorbeeld bij kwetsbare jongeren
met multiproblematiek die extra risico op voortijdige schooluitval kennen. Voor deze
potentiële voortijdige schoolverlaters kan extra ondersteuning nodig zijn. Indien
de school geen contact kan krijgen met de student, constateert dat hij ondanks geboden
ondersteuning het onderwijsprogramma niet volgt en vermoedt dat hij hier geen geldige
reden voor heeft, kan de school een melding doen van het verzuim bij het verzuimregister.
De leerplicht- of RMC-ambtenaar kan onderzoeken waarom de student het programma niet
volgt en kan het gesprek tussen de student en de school stimuleren. De Minister van
Onderwijs, Cultuur en Wetenschap zal dit verder uitwerken in een update van het servicedocument
met de mbo-sector. De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft met de mbo-sector
de afspraak gemaakt dat mbo-instellingen hun locaties mogen openen voor begeleiding
van jongeren die geen veilige thuissituatie hebben of onvoldoende mogelijkheden voor
afstandsonderwijs. De MBO Raad deelt naar behoefte van scholen kennis en informatie
over de begeleiding van kwetsbare jongeren via het Kennispunt Passend Onderwijs en
via de Bedrijfstakgroep Entree voor jongeren in de entreeopleiding. De MBO Raad heeft
voor deze jongeren in de entreeopleiding recentelijk extra aandacht gevraagd. De Minister
van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft met de mbo-sector in het servicedocument
afspraken gemaakt waar afstandsonderwijs aan moet voldoen (Servicedocument mbo-aanpak
Coronavirus COVID-19). Uitgangspunt is dat studenten weten waar ze terecht kunnen,
wat ze kunnen verwachten en dat er gebruik gemaakt kan worden van goede didactische
werkvormen. Bijvoorbeeld een webinar voor meerdere studenten/groepen tegelijk en een
telefonisch spreekuur met docenten voor lesinstructie.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft ook afspraken gemaakt met de
mbo-sector over hoe het onderwijs voor studenten in een kwetsbare positie zo goed
mogelijk vorm kan krijgen. Samen met de mbo-sector wordt nauw de vinger aan de pols
gehouden en daar waar nodig worden nieuwe afspraken gemaakt.
De leden van de CDA-fractie vragen wat voor mogelijkheden er zijn voor (mbo-)studenten
die geen goede thuissituatie hebben, bijvoorbeeld door huiselijk geweld. Met gemeenten
is afgesproken dat zij – als er echt sprake is van spoedeisende onveilige thuissituaties –
regie nemen over de opvang van jongeren en het initiatief nemen voor betrokkenheid
van onder meer onderwijs, wijkteams en jeugdgezondheidszorg, Veilig Thuis, gecertificeerde
instellingen voor jeugdbescherming en jeugdhulpaanbieders. De Minister van Onderwijs,
Cultuur en Wetenschap heeft veel contact met mbo-scholen en zij doen hun uiterste
best om jongeren zo goed mogelijk in beeld te houden en ondersteuning te bieden waar
nodig, om te voorkomen dat studenten uitvallen. Voor het mbo zijn afspraken gemaakt
met de sector, zoals gemeld in de brief van 17 maart jl. aan uw Kamer, zodat het onderwijs
voor studenten in een kwetsbare positie zo goed mogelijk vorm kan krijgen en er zo
min mogelijk verschillen zullen ontstaan in de voortgang van studenten. Samen met
de mbo-sector houdt de Minister vinger aan de pols en daar waar nodig worden nieuwe
afspraken gemaakt met de sector. De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
heeft afspraken gemaakt met mbo-instellingen dat zij hun locaties open kunnen stellen
voor begeleiding, en veel gaan daar ook mee aan de slag. Met de mbo-sector is ook
afgesproken dat ook voor studenten die niet over voldoende digitale middelen beschikken
om afstandsonderwijs volgen, onderwijs kan worden aangeboden op locatie, in kleine
groepen en met inachtneming van de richtlijnen van RIVM. Indien mogelijk en noodzakelijk
kan een school studenten ook tijdelijk helpen aan een werkplek met internettoegang
en een computer of laptop. Schoolbesturen hebben in belangrijke mate zelf oplossingen
kunnen vinden voor leerlingen zonder beschikking over de benodigde apparatuur. Daarbij
is samenwerking gezocht met gemeenten en lokale initiatieven. In aanvulling hierop
hebben wij aan SIVON een bedrag van € 2,5 miljoen verstrekt, waarmee circa 6800 apparaten
voor leerlingen zijn gekocht en verdeeld over de schoolbesturen in het po, vo en mbo.
De verspreiding van de aangeschafte apparaten naar leerlingen en studenten die deze
het hardst nodig hebben loopt inmiddels. Deze voorzieningen/fondsen zijn beschikbaar
voor minder- en meerderjarige mbo’ers.
De leden van de CDA-fractie vragen hoe leerlingen worden geholpen die thuis geen digitale
faciliteiten hebben voor het kunnen volgen van afstandsonderwijs. We vinden het belangrijk
dat leerlingen toegang tot onderwijs op afstand hebben. Schoolbesturen hebben in belangrijke
mate zelf oplossingen kunnen vinden voor leerlingen zonder beschikking over de benodigde
apparatuur. Daarbij is samenwerking gezocht met de gemeente en lokale initiatieven.
Daarnaast hebben maatschappelijke organisaties als Stichting Leergeld, Nationaal Fonds
Kinderhulp en het Jeugdeducatiefonds zich in de afgelopen periode ingezet om leerlingen
uit gezinnen met een laag inkomen waar nodig van devices en internettoegang te voorzien.
Het initiatief van SIVON is hier aanvullend op. Schoolbesturen konden tot en met 26 maart
aanvragen indienen voor devices. SIVON heeft voor een bedrag van € 2,5 miljoen circa
6.800 apparaten voor leerlingen gekocht en verdeeld over de schoolbesturen in het
po, vo en mbo. De verspreiding van aangeschafte apparaten is gaande. Er is echter
nog altijd vraag naar devices in verschillende regio’s. Daarom zijn we blij met verschillende
initiatieven in de samenleving en het bedrijfsleven om leerlingen te helpen. We werken
samen met de Minister van BZK, met zijn aanpak op digitale inclusie en de Alliantie
Digitaal Samenleven, NLdigital, NL2025, de sectorraden, Kennisnet en SIVON, om het
aanbod van deze andere partijen te verbinden met de vraag vanuit het scholenveld.
Voor het indienen van een aanvraag konden schoolbesturen terecht op de website van
SIVON. Aanvullend bieden telecomaanbieders kosteloos tijdelijke internetverbindingen
aan voor leerlingen die thuis nog geen toegang tot internet hebben. T-Mobile, KPN
en VodafoneZiggo hebben gezamenlijk al vele duizenden huishoudens van internet voorzien.
We waarderen het zeer dat deze en andere private partijen en maatschappelijke organisaties
hun steentje bijdragen. De telecomaanbieders overleggen met de sectorraden over knelpunten
rond internetverbindingen bij leerlingen thuis.
Tot slot vragen deze leden op welke wijze extra aandacht besteed wordt aan leerlingen
die zich in een lastige thuissituatie bevinden. Voor deze kinderen is maatwerk nodig
op lokaal niveau. Gemeenten en scholen identificeren de kinderen die dit betreft en
kunnen in overleg met betrokken partijen tot een oplossing komen. Samen met de VNG,
de PO-Raad en de VO-raad benaderen we gemeenten en scholen om ervoor te zorgen dat
deze kinderen in beeld zijn en de begeleiding krijgen die ze nodig hebben.
Antwoord op de inbreng van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie vragen aan de Ministers duidelijkheid te geven over wanneer
de scholen weer open gaan. Het kabinet heeft besloten om scholen fysiek te sluiten
tot en met de meivakantie. Dit betekent dat leerlingen in het primair en voortgezet
onderwijs tot en met de meivakantie geen les meer krijgen op school. Scholen geven
onderwijs op afstand. Studenten in het mbo en ho hebben geen onderwijs op locatie
tot en met 28 april. Onderwijsinstellingen geven zo veel mogelijk onderwijs op afstand.
Op 21 april neemt het kabinet opnieuw een besluit over de het gehele pakket aan maatregelen
dat nu loopt tot en met 28 april en wordt duidelijk wat dit betekent voor het onderwijs.
Deze leden vragen ook hoe het besluitvormingsproces rond het openen van scholen eruit
ziet en hoe het risico voor leraren hierin wordt meegenomen. Op 21 april neemt het
kabinet opnieuw een besluit over de maatregelen en wordt duidelijk wat dit betekent
voor het onderwijs. Momenteel wordt zoals in alle sectoren gewerkt aan protocollen
om de scholen, wanneer zij weer open zouden gaan, veilig te laten openen.
De leden van de D66-fractie stellen, gelijk aan het CDA, de vraag of het mogelijk
is om het schooladvies nog te heroverwegen nu de eindtoets is geannuleerd. Dit is
niet het geval. Leerlingen hebben de afgelopen weken al het schooladvies ontvangen.
Dit advies wordt nu het definitieve advies voor de middelbare school.
Deze leden vragen tevens of de situatie waarin het schooladvies niet meer kan worden
heroverwogen vraagt om een ruim dekkend aanbod van brede brugklassen, ook met inachtneming
van de afspraken in het regeerakkoord. Een dekkend aanbod van brede brugklassen is
inderdaad, juist in deze omstandigheden, goed om leerlingen ook op een later moment
nog te plaatsen op een bij hen passend niveau. Scholen hebben alle ruimte om te werken
met brede brugklassen, zodat leerlingen meer tijd hebben om door te stromen naar een
bij hen passend onderwijsniveau.
Verder vragen deze leden wat de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media
gaat doen om het aanbod brede brugklassen te bevorderen. In overleg met de PO-Raad,
VO-raad en Ouders & Onderwijs werkt de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs
en Media aan een totaalbeeld van maatregelen die scholen kunnen nemen voor een soepele
overgang van het po naar het vo. Op 16 april heeft de Minister alle po- en vo-scholen
geïnformeerd over deze mogelijkheden met een brief waarin hij een beroep doet op hun
gezamenlijke verantwoordelijkheid voor een goede overgang van po naar vo voor leerlingen
die nu in groep 8 zitten.23 Het aanbod van brede brugklassen is hier onderdeel van, evenals de mogelijkheden
voor samenwerking tussen categorale scholen en brede scholengemeenschappen. Zodoende
is er meer ruimte voor op- of afstroom van leerlingen over de grenzen van scholen
heen.
De leden van D66-fractie vragen waarom er niet direct op maandag 23 maart duidelijkheid
is geboden aan alle eindexamenkandidaten en de mensen die daar nauw bij betrokken
zijn? De ministeriële commissie crisisbeheersing (MCCb) heeft op 23 maart ingestemd
met het besluit om het centraal examen dit schooljaar niet door te laten gaan. Daarbij
is afgesproken dat dit besluit pas de volgende ochtend zou worden gecommuniceerd.
Hierdoor was het ook mogelijk om de Kamer gelijktijdig te informeren met de Kamerbrief
over dit besluit.24
De leden van de D66-fractie vragen hoe scholen ervoor kunnen zorgen dat de leerlingen
die het centraal eindexamen nodig hebben om te kunnen slagen een eerlijke kans hebben.
Daarnaast vragen zij of leerlingen nog cum laude kunnen slagen. Om leerlingen die
op basis van hun SE-resultaten zouden zijn gezakt zoveel mogelijk de kans te geven
om alsnog een diploma te behalen, mogen zij voor twee vakken (vmbo-bb en -kb voor
drie vakken) een resultaatverbeteringstoets maken. Deze toets telt voor 50% mee, en
vormt een aanvulling op de mogelijkheid om schoolexamens te herkansen. De details
rondom de resultaatverbeteringstoets zijn te vinden in het servicedocument waarin
de regels voor dit jaar worden toegelicht. Leerlingen kunnen nog steeds cum laude
slagen. De reguliere voorwaarden worden toegepast op de eindcijfers die op basis van
het schoolexamencijfer worden vastgesteld.
Wanneer is voor alle leerlingen definitief bekend of ze gezakt of geslaagd zijn, zo
vragen de leden van de D66-fractie? De leerlingen die het reguliere eindexamen doen
horen uiterlijk 4 juni of zij geslaagd zijn. De leerlingen die nog niet geslaagd zijn,
maar nog wel zouden kunnen slagen door het maken van één of meer resultaatverbeteringstoetsen,
doen deze toetsen tussen 4 juni en de start van de zomervakantie. Dat betekent dat
alle leerlingen die het reguliere examen maken, uiterlijk de dag voor de zomervakantie
definitief weten of ze zijn geslaagd of niet. Kandidaten die staatsexamen doen, waaronder
veel leerlingen in het vso, horen in principe kort na het afleggen van het college-examen
van een bepaald vak wat het resultaat voor dat vak is. Kort na hun laatste college-examen
horen zij of ze geslaagd of gezakt zijn voor het volledige diploma. De college-examens
vinden plaats in de periode van 25 mei tot 1 augustus 2020. Van 17 tot 29 augustus
2020 vinden de herkansingen plaats voor deze leerlingen.
De leden van de D66-fractie vragen of voor leerlingen, die in het voorexamenjaar al
een aantal vakken afsluiten, ook geldt dat voor deze vakken het schoolexamencijfer
telt en ze volgend jaar centraal eindexamen doen voor de overgebleven vakken. Dit
is inderdaad het geval. Voor leerlingen die gespreid examen doen geldt dat voor het
vak of de vakken waarin zij dit schooljaar examen doen het eindcijfer tot stand komt
op basis van de SE-resultaten. Dit is ook weergegeven in de slaag-zak regeling zoals
die voor dit schooljaar is vastgesteld. Dit cijfer geldt dan dus als eindcijfer voor
het examen in het betreffende vak. Voor de overige vakken maken leerlingen volgend
jaar zowel het school- als centraal examen.
De leden van de D66-fractie vragen of ook PTA’s van leerlingen in het voorexamenjaar
gewijzigd mogen worden. Als er aanpassingen nodig zijn, als gevolg van de huidige
situatie, in het PTA van leerlingen die nu in het voorexamenjaar zitten, kunnen scholen
deze wijzigingen doorvoeren na de hiervoor geldende procedure te hebben gevolgd.
De leden van de D66-fractie vragen welke termijnen de Wet medezeggenschap op scholen
stelt aan de instemming van de MT bij een aanpassing van het PTA en hoe dit zich verhoudt
tot de urgentie van de aanpassingen in de huidige situatie. In de wet op de medezeggenschap
scholen (WMS) staat geen termijn genoemd waarbinnen de MR haar goedkeuring moet verlenen.
Zoals wij in de brief aan uw Kamer van 24 maart hebben aangegeven, vertrouwen wij
op de medewerking van scholen, leraren, ouders en leerlingen om in het belang van
de eindexamenkandidaten de afronding van de schoolexamens tot een goed einde te brengen.
Daarmee vertrouwen wij ook op een snelle reactie van de MR op voorgestelde aanpassingen
in het PTA.
De leden van de D66-fractie vragen of het haalbaar is voor een school om alle eindtermen
in de schoolexamens af te dekken aangezien een deel normaliter wordt afgesloten in
het centraal examen. Zij vragen of dit een haalbare voorwaarde is voor scholen en
leerlingen. Bij sommigen is het misverstand ontstaan dat scholen als gevolg van het
besluit om het centraal examen dit schooljaar niet door te laten gaan nu in het schoolexamen
ook de eindtermen van het centraal examen moeten afdekken. Dit is niet het geval.
Scholen ronden conform het bestaande programma van toetsing en afsluiting (PTA) de
schoolexamens af. In het PTA zijn minimaal de verplichte eindtermen van het schoolexamen
gedekt. Dit zijn de eindtermen die in de examenprogramma’s worden voorgeschreven voor
het schoolexamen. Het alsnog toevoegen van extra eindtermen aan het PTA (bijvoorbeeld
die uit het centraal examen) is dus niet nodig.
De leden van de D66-fractie of het aan de scholen is om te bepalen of, hoe en wanneer
de schoolexamens worden afgenomen. Het is aan de scholen om te bepalen hoe en wanneer
zij de schoolexamens afronden, met dien verstande dat het schoolexamen conform het
PTA voor 4 juni afgerond moet te zijn.
Voornoemde leden van de D66-fractie vragen of nader toegelicht kan worden wat de gevolgen
zijn voor eindexamenkandidaten in het volwassenonderwijs (vavo) die in 2019 alleen
gezakt zijn omdat ze niet de 5,5 gemiddeld hebben gehaald op het centraal examen?
Kandidaten die vorig jaar zijn gezakt op de 5,5 regel en nu onderwijs volgen bij het
vavo hebben dit jaar, afhankelijk van hun resultaten vorig jaar, voor één of meerdere
vakken schoolexamenresultaten behaald op het vavo. Voor deze kandidaten wordt de uitslag
bepaald op basis van deze resultaten. Voor vakken die niet zijn open gebroken en waarvoor
leerlingen dit jaar geen resultaten hebben gehaald op het vavo, blijft het eindresultaat
van vorig jaar staan.
Deze leden van de D66-fractie vragen voorts wat de gevolgen zijn voor kandidaten in
het volwassenonderwijs die een of enkele vakken volgen om te voldoen aan de vereisten
van de vervolgopleiding. Net als andere jaren kunnen kandidaten die deze vakken dit
jaar (op basis van de resultaten van het schoolexamen) met goed gevolg afleggen hiermee
toegang krijgen tot het vervolgonderwijs. Het diploma dat dit jaar behaald wordt heeft
dezelfde waarde als altijd.
De leden van de D66-fractie vragen te verduidelijken wat de gevolgen zijn voor het
voortgezet speciaal onderwijs en de staatsexamens. Zij lezen dat voorlopig de college-examens
doorgaan, maar vinden dat dit weinig houvast biedt voor leerlingen, ouders en leraren
in het speciaal onderwijs. Zij zijn van mening dat op deze wijze de leerlingen zich
niet goed kunnen voorbereiden op de college-examens in deze spannende onzekere tijd.
De volledige college-examens gaan door, zoals in de brief aan uw Kamer van 8 april
en in de tweede versie van het servicedocument is aangegeven. Daarmee is de duidelijkheid
gecreëerd waar u terecht aan hecht.
De leden van de D66-fractie vragen duidelijkheid te bieden aan het vso en om maatwerk
te bieden bij de examens van deze groep leerlingen. Zij vragen of het bijvoorbeeld
mogelijk is om waar nodig de college-examens te laten afnemen door de docenten, in
plaats van door DUO. De college-examens worden zoals elk jaar afgenomen door bevoegde
vo-docenten, niet door medewerkers van DUO. Zoals altijd is dat niet de eigen docent
van de leerlingen. Wel zijn het docenten die zijn getraind in het afnemen van mondelinge
examens en zijn opgeleid om daarbij ook met bijvoorbeeld kandidaten met autisme of
communicatieproblemen om te gaan. Gezien de omstandigheden dit schooljaar wordt er
bij de afname van het college-examen extra aandacht besteed aan de afnamecondities,
zodat de afname voor de kandidaat zo prettig mogelijk verloopt. In de afname wordt
zo veel mogelijk maatwerk geboden aan de kandidaten, waarbij maximaal rekening wordt
gehouden met de beperkingen en specifieke behoeften van elke individuele kandidaat.
Voorafgaand aan de afname van het staatsexamen bij vso-leerlingen wordt in contact
tussen de voorzitter van de locatie en de contactpersoon van de vso-school per individuele
kandidaat besproken hoe de afname van het college-examen zo goed mogelijk bij de behoeften
van een leerling kan aansluiten. De contactpersoon van de vso-school fungeert als
tussenpersoon tussen de kandidaat en ouders/verzorgers en de examinatoren bij het
vormgeven van de afname van het examen voor een kandidaat. Op die manier is de examinator
goed op de hoogte van de specifieke situatie van de leerling en kan daar op worden
ingespeeld, waardoor de kandidaat zo goed mogelijk kan laten zien wat hij of zij in
huis heeft.
De leden van de D66-fractie willen weten wanneer er duidelijkheid komt voor de leerlingen
in andere delen van het koninkrijk. Hoe worden de mondelinge examen voor de leerlingen
die staatsexamen doen, georganiseerd? Voor het onderwijs in Caribisch Nederland wordt
zoveel mogelijk de lijn gevolgd voor Europees Nederland. Waar nodig en mogelijk worden
oplossingen gezocht die beter passen bij de Caribische context. Ook de andere landen
van het koninkrijk willen zo veel mogelijk de Europees Nederlandse lijn volgen. In
nauw contact wordt momenteel bekeken hoe de slaag-zakregeling 2019–2020 kan worden
toegepast in het Caribisch deel van het Koninkrijk.
Deze leden van de D66-fractie vragen wanneer scholen en leerlingen de nadere informatie
over de slaag-zakregeling en de mogelijkheid tot herkansen kunnen verwachten. Op 8 april
is de nadere informatie verstrekt.
Deze leden van de D66-fractie vragen wie er betrokken is bij de besluitvorming over
invulling van de slaag-zakregeling. De besluitvorming over de invulling van slaag-zakregeling
is tot stand gekomen in overleg en met behulp van vele partijen uit het veld, namelijk:
CvTE, Inspectie, VO-raad, Stichting Cito, CNV Onderwijs, AOb, FvOv, LAKS, Ouders en
Onderwijs, NRTO, PO-Raad, MBO Raad, VH en VSNU.
De leden van de D66-fractie vragen wat het beleid op dit moment is voor het mbo en
wat er sinds vorige week is gewijzigd. Voor vragen die betrekking hebben op dit onderwerp,
verwijst de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap graag naar het antwoord
dat zij gegeven heeft aan de leden van het CDA. Het onlangs aangepaste en geüpdatete
servicedocument mbo-aanpak Coronavirus COVID-19 biedt hier handvatten voor.
Deze leden vragen ook of de examens van het mbo nog doorgaan en zo ja, waarom hier
een afwijkend beleid is van het voortgezet onderwijs. Zoals gemeld in de brief van
17 maart jl. aan uw Kamer, gaan de examens voor mbo-studenten die dit studiejaar kunnen
diplomeren zoveel mogelijk door.25 Zoals gemeld in de brief van 2 april jl. aan uw Kamer, krijgen mbo-scholen wel meer
mogelijkheden voor het toepassen van maatwerk in de diplomering, zodat de examinering
anders ingericht kan worden of kan worden gebaseerd op al aanwezige bewijzen van het
vereiste bezit aan kennis en kunde bij de student.26 In het mbo gaan de centrale examens, in tegenstelling tot die in het voortgezet onderwijs
wel door. Echter, dit is ook mogelijk omdat de afnames hiervan flexibel zijn, bijvoorbeeld
waar het gaat om het aantal afnamemomenten. Verder zijn in overleg met het CVTE de
afnameperiodes voor de centrale examens verruimd.
Verder vragen deze leden waarom de aanmelddatum voor het mbo niet, net als voor het
hoger onderwijs, naar 1 juni is verplaatst. De reguliere data voor aanmelding verschillen
ook één maand (1 april voor mbo en 1 mei voor het hoger onderwijs). Voor beide sectoren
is de aanmelddatum met een maand uitgesteld. Dit geeft scholen de tijd om intake,
kennismakingsactiviteiten en, indien van toepassing, selectieactiviteiten anders vorm
te geven.
De leden van de D66-fractie vragen de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
waarom het beleid rond het bindend studieadvies (BSA) in het mbo afwijkt van dat in
het hoger onderwijs. De Minister roept beide sectoren (mbo en hoger onderwijs) op
maximaal gebruik te maken van de ruimte die de huidige wetgeving rond het BSA biedt.
De wetgeving verschilt echter per sector. Mbo-scholen hebben tot uiterlijk twaalf
maanden na de start van de opleiding (bij meerjarige opleidingen) de tijd om een advies
te geven. In het hoger onderwijs mag het advies worden uitgesteld tot de propedeutische
fase, die zich uit kan strekken tot in het tweede studiejaar. Het mbo kent geen propedeuse.
Ook vragen deze leden wat de gevolgen zijn voor mbo-studenten die komend schooljaar
naar het hbo willen. De overgrote meerderheid van mbo-4-studenten zal naar verwachting
hun diploma voor de zomer halen en kan daarmee doorstromen naar het hbo. Dit zal echter
niet voor alle studenten gelden. Voor mbo-4-studenten, die door willen stromen naar
een AD- of hbo-opleiding, maar nog een beperkt deel van de mbo-opleiding moeten afronden
en dus niet tijdig voldoen aan de toelatingsvoorwaarden, geldt dat zij tot 1 januari
2021 de mogelijkheid hebben hun mbo-4-diploma te verwerven. Deze studenten mogen wel
al vanaf 1 september 2020 beginnen aan hun studie in het hoger beroepsonderwijs.
De leden van de D66-fractie vragen tot wanneer de matchingsactiviteiten en voorbereidingsprogramma’s
van de leerlingen en studenten, die zich al hebben ingeschreven bij een vervolgopleiding,
zijn uitgesteld. Ho-instellingen hebben de afgelopen weken hard gewerkt om de studievoorlichtingsactiviteiten,
studiekeuzechecks en matchings- en voorbereidingsprogramma’s (in onlinevorm) door
te laten gaan. De activiteiten zijn niet uitgesteld, maar worden nu waar nodig op
een andere manier ingevuld. Het lukt daarmee alle opleidingen om studenten die zich
voor of op 1 mei aanmelden een digitale studiekeuzecheck aan te bieden. Voor sommige
studiekeuzeactiviteiten is dit lastiger omdat er alternatieven moeten worden bedacht
voor (grootschalige) fysieke bijeenkomsten. Instellingen wisselen hierover onderling
ervaringen en best practices uit. De verwachting is dat het zal lukken om voor het
overgrote deel van de studenten die zich uiterlijk op 1 mei aanmelden (alternatieve)
studiekeuzeactiviteiten te organiseren. Ook voor de studenten die zich voor 1 juni
aanmelden, spannen instellingen zich in om hen zo goed mogelijk voor te lichten en
waar mogelijk te nodigen voor matchingsactiviteiten.
Deze leden vragen ook hoe het zit met de toelatingstoetsen voor de pabo in het kader
van toegankelijkheid van deze opleiding. De toegankelijkheid van de opleidingen blijft
ook nu van groot belang. De afnames van de toelatingstoetsen pabo in de toetsvensters
van juni, juli en augustus voor de instroom per 1 september 2020 kunnen (op dit moment
nog steeds) doorgaan. Omdat het toetsvenster van maart/april is vervallen, plant Cito
per toetsvenster in de zomer extra afnamedagen in. De pabo’s kunnen aan de hand hiervan
hun reserveringen aanpassen en verruimen. Voor de voorbereiding op de toetsen wordt
voor aspirant-studenten extra online ondersteuning verzorgd, en zal er een «zomercursus»
gegeven worden.
Verder vragen deze leden of er landelijke afspraken zijn voor het beleid van pabo’s,
bijvoorbeeld rond het lopen van stage op dit moment. De stages die pabostudenten lopen
kunnen afhankelijk van het curriculum per opleiding anders georganiseerd zijn. Over
afspraken voor het stagebeleid wordt daarom binnen en tussen de instellingen het gesprek
over gezamenlijke afspraken en oplossingen gevoerd.
De leden van de D66-fractie vragen wat de effecten van alle genomen maatregelen zijn
op de kansengelijkheid van leerlingen. Voor kinderen met een hoog risico op achterstanden
en kinderen die thuis minder kansen hebben om zich te ontwikkelen, is de continuïteit
van hun leerproces het meeste in het geding. De fysieke sluiting van de scholen zal
kansenongelijkheid met zich meebrengen. Scholen doen hun best om dit zoveel mogelijk
te voorkomen. We onderzoeken nu hoe leerlingen kunnen worden geholpen om leerachterstanden
in te lopen, als de scholen weer open gaan. We denken daarbij onder andere aan zomerscholen
of andere vormen van extra onderwijstijd. De Onderwijsraad heeft hierover geadviseerd
en wij zullen de bevindingen uit dit advies benutten.27
Deze leden vragen ook om meer vertrouwen naar scholen en checks achteraf in plaats
van vooraf, in het kader het initiatief van SIVON voor het ter beschikking stellen
van devices. Zoals aangegeven in het antwoord op de vraag van CDA-fractieleden over
het ter beschikking stellen van decives, vinden we het belangrijk dat leerlingen toegang
tot onderwijs op afstand hebben. Schoolbesturen hebben in belangrijke mate zelf oplossingen
kunnen vinden voor leerlingen zonder beschikking over de benodigde apparatuur. Voor
aanvullende toelichting op de initiatieven, zie het antwoord op de vraag van de leden
van de CDA-fractie.
De leden van de D66-fractie vragen wat scholen en instellingen kunnen doen als zij
het contact met een leerling of student verliezen. Hierover is het volgende afgesproken:
scholen kunnen dit melden bij leerplicht. Vervolgens kan de leerplichtambtenaar, een
gezinscoach, iemand van het wijkteam of een andere hulpverlener een bezoek aan de
deur brengen, om het contact met de leerling te herstellen. Afhankelijk van de situatie
blijft het lokale team, Veilig Thuis of de jeugdhulpverleningsketen vervolgens ook
betrokken bij het kind of de jongere.
Verder vragen deze leden naar het waarborgen van kansengelijkheid voor kinderen die
mogelijk een bijgesteld schooladvies zouden hebben gekregen als gevolg van de eindtoets.
Zowel po-scholen als vo-scholen hebben verschillende mogelijkheden om bij te dragen
aan een reële, kansrijke instroom voor leerlingen in het vo. Een warme overdracht
tussen de po-school en de vo-school, extra mogelijkheden voor leerlingen om in te
stromen in brede brugklassen en een kansrijke plaatsing als daartoe aanleiding is
op basis van het onderwijskundig rapport, kunnen hier bijvoorbeeld aan bijdragen.
Op 16 april heeft de Minister van Basis en Voortgezet Onderwijs en Media de scholen
hierover door middel van een brief geïnformeerd.28
De leden van de D66-fractie vragen beide Ministers wat deze situatie voor effect heeft
op het inspectietoezicht, met name op het gebied van resultaten. Deze leden vragen
de Ministers tevens of de inspectie rekening gaat houden met de situatie en met coulance
toezicht gaat houden. De inspectie heeft op haar website gemeld hoe het inspectietoezicht
tot de zomervakantie er op hoofdlijnen uitziet. Tot de zomervakantie start de inspectie
geen nieuwe vierjaarlijkse onderzoeken bij besturen en hun scholen/opleidingen en
bij samenwerkingsverbanden waar bezoeken op locatie (op scholen en bij opleidingen)
of rondetafelgesprekken (bij samenwerkingsverbanden) onderdeel van zijn. Verder lopen
toezichttrajecten in de periode tot de zomervakantie door, daar waar dat nodig en
ook mogelijk is. De inspectie bekijkt momenteel hoe zij haar onderwijsresultatenmodellen
gebruikt, nu de centrale eindtoets in het primair onderwijs en het centraal examen
in het voortgezet onderwijs daarin ontbreken. Hierover zijn wij met de inspectie in
overleg. Waar dat opportuun is, zal de inspectie uiteraard rekening houden met de
gevolgen van de coronacrisis voor het onderwijs. Dit geldt bijvoorbeeld ten aanzien
van onderwijstijd.
Antwoord op de inbreng van de leden van de GroenLinks-fractie
De leden van de GroenLinks-fractie vragen aan de Minister van Onderwijs, Cultuur en
Wetenschap hoe zij aankijkt tegen de verschillende keuzes van leer-werkbedrijven om
stages al dan niet door te laten gaan in niet-vitale sectoren. In het servicedocument
mbo-aanpak Coronavirus COVID-19 heeft de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
de te volgen werkwijze aangegeven voor mbo-scholen. Uit het feit dat dit document
tot stand is gekomen met steun van de besturen van de MBO Raad, NRTO, JOB, AOb, BVMBO,
CNV Onderwijs, FNV Overheid, UnieNFTO en van de Onderwijsinspectie, blijkt dat de
aanpak uit het servicedocument breed gedragen wordt. Gezien de grote verscheidenheid
van scholen en opleidingen is ervoor gekozen om binnen de te volgen werkwijze ruimte
te laten voor een maatwerkaanpak door schoolbesturen. In het antwoord aan de leden
van het CDA wordt een toelichting gegeven op het servicedocument mbo-aanpak Coronavirus
COVID-19.
Deze leden vragen ook naar de voor- en nadelen van het stilleggen van alle stages
(de beroepspraktijkvorming), met uitzondering van stages in de vitale sectoren. De
beroepspraktijkvorming kan doorgaan, op voorwaarde dat de ontvangende organisatie
of school dat toestaat, handelt conform de richtlijnen van de overheid en het onderwijs
plaatsvindt op een wijze die past bij de richtlijnen van RIVM en GGD. Het kan natuurlijk
voor komen dat een leerbedrijf desondanks de stage moet stilleggen vanwege de economische
effecten van deze crisis. Het grote nadeel daarvan is dat dit in het uiterste geval
kan leiden tot studievertraging van studenten, wat kan leiden tot inkomensverlies,
wanneer studenten later toetreden tot de arbeidsmarkt of vertraging bij een vervolgstudie.
In het servicedocument mbo-aanpak Coronavirus COVID-19 wordt echter ruimte geboden
en zijn mogelijkheden opgenomen om zoveel mogelijk te voorkomen dat dit gebeurt.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen naar het effect van het stilleggen van niet-vitale
stages op de volksgezondheid. Die effecten laten zich pas op lange termijn aanzien.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap kan daar nu nog geen uitspraken over
doen.
Verder vragen deze leden of de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap zich
het treffen van een dergelijke maatregelen op termijn kan voorstellen en zo ja, of
dit op een manier gedaan worden met zo min mogelijk studievertraging. Of de beroepspraktijkvorming
op termijn wel stilgelegd moet worden, is afhankelijk van hoe de Coronacrisis zich
ontwikkelt en is op dit moment niet in te schatten. Mocht daar aanleiding toe zijn,
dan zullen passende maatregelen worden genomen. Daarbij zal het zoveel mogelijk beperken
van studievertraging een belangrijk doel zijn.
Deze leden vragen ook wat de verwachting is voor wat er gaat gebeuren met de examinering
na de time out die de MBO Raad heeft geadviseerd tot 6 april. Met de MBO Raad is afgesproken
dat vanaf 7 april de examinering weer zoveel mogelijk doorgang zal vinden, met in
acht neming van de voorschriften van het RIVM, en voor zover dit nodig is voor het
kunnen diplomeren van de studenten die nog dit studiejaar het diploma kunnen behalen.
Verder vragen deze leden of er na 6 april weer praktijkexamens gaan plaatsvinden.
Zoals aangegeven in het antwoord op de voorgaande vraag, vinden ook deze examens weer
plaats. Daarbij worden de richtlijnen van het RIVM uiteraard in acht genomen.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen hoe wordt voorkomen dat studenten studievertraging
oplopen als gevolg van het niet doorgaan van beroepsgerichte examens. De mbo-instellingen
spannen zich op dit moment in om voor alle studenten die dit studiejaar hun diploma
willen behalen goede oplossingen te vinden. Dit gebeurt bijvoorbeeld door examens
te verplaatsen naar later in het studiejaar, ze af te nemen in andere bedrijven die
zijn stilgelegd, of door examens op de school zelf te laten plaatsvinden. Daarnaast
is er de mogelijkheid om eerder verzamelde bewijzen in te zetten voor de diplomering.
Hiermee wordt geprobeerd om studievertraging zoveel mogelijk te voorkomen.
Deze leden vragen ook hoe mbo-instellingen en leer-werkbedrijven naar mogelijkheden
zoeken om vervangende opdrachten aan te bieden aan studenten die niet op hun leer-werkbedrijf
terecht kunnen voor het afronden van hun examenopdracht. Zoals aangegeven in het antwoord
op de vorige vraag, wordt dan bijvoorbeeld gezocht naar het afnemen van examens op
een andere locatie of op school.
Verder vragen deze leden hoe de regering, de SBB, MBO Raad en JOB de leer-werkbedrijven
en mbo-instellingen kunnen ondersteunen bij het aanbieden van vervangende opdrachten
aan studenten die niet (meer) op hun leer-werkbedrijf terecht kunnen voor het afronden
van hun examenopdracht. Het servicedocument mbo-aanpak Coronavirus COVID-19, dat onder
meer met steun van de MBO Raad en JOB tot stand is gekomen, biedt handvatten voor
de mbo-instellingen. Zoals ook vermeld in het servicedocument, biedt SBB praktische
ondersteuning wanneer een vervangende stageplek nodig is. Studenten, ouders of de
school kunnen in dit geval een melding doen bij SBB, waarna een adviseur van SBB samen
met de school kijkt of er een vervangende reeds erkende stageplek in de buurt beschikbaar
is. In het antwoord aan de leden van het CDA wordt een toelichting gegeven op het
servicedocument mbo-aanpak Coronavirus COVID-19.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
hoe zij aankijkt tegen de verschillen in heropeningsdata per mbo-instelling. Op 31 maart
jl. heeft het kabinet besloten dat alle onderwijsinstellingen tot en met 28 april
gesloten blijven. De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap gaat ervan uit
dat de mbo-scholen dit besluit zullen volgen. Op 21 april beoordeelt het kabinet wat
er in de periode daarna nodig is.
Deze leden vragen ook om helderheid over de heropeningsdata, in overleg met de MBO
Raad en JOB. Inmiddels is er helderheid op dit punt. Hierover is ook overleg gevoerd
met de MBO Raad en JOB. Alle onderwijsinstellingen blijven tot en met 28 april gesloten.
Op 21 april beoordeelt het kabinet wat er in de periode daarna nodig is. De Minister
van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap houdt hierover nauw contact met de MBO Raad en
JOB.
Verder vragen deze leden hoe in de besluitvorming rekening wordt gehouden met de brede
studentenpopulatie in het mbo. Het servicedocument mbo-aanpak Corinavirus COVID-19
is in nauwe samenwerking opgesteld met partijen die ook het volwassenenonderwijs vertegenwoordigen.
In het servicedocument is een aparte paragraaf opgenomen over educatie. Aanvullende
vragen en antwoorden over dit onderwerp staan op de website van de MBO Raad.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen of het kabinet voornemens is om het mbo
uitzonderlijk te bekijken in de besluitvorming over de heropening van scholen. Het
kabinet heeft op 31 maart jl. besloten dat alle scholen in het primair, voortgezet
en middelbaar beroepsonderwijs tot en met 28 april gesloten blijven.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen specifieke aandacht voor het vso. Omdat
vso-scholen niet over een examenlicentie beschikken zijn veel leerlingen in het vso
aangewezen op staatsexamens. Zij vragen of het is mogelijk om het afnemen van de mondelinge
examens te spreiden over een langere tijdsperiode in plaats van de drie of vier dagen
die nu gebruikelijk zijn.
De volledige college-examens gaan door, zowel de schriftelijke, de mondelinge als
de praktische examens. Daarbij wordt goed rekening gehouden met de doelgroep, zoals
hierboven is uiteengezet in het antwoord op de vraag van D66. Het spreiden van de
mondelinge examens over een langere tijdsperiode is niet mogelijk vanwege de organisatie
van het staatsexamen, onder andere de beschikbaarheid van examinatoren. Wel bestaat
voor vso-kandidaten die het diploma behalen via het staatsexamen de mogelijkheid om
het afsluiten van vakken over meerdere jaren spreiden.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen of er voor vso-leerlingen die zijn aangewezen
op staatsexamens extra herkansingsmogelijkheden komen. Ja. Het aantal herkansingen
is uitgebreid. Staatsexamenkandidaten kunnen dit schooljaar meerdere onderdelen van
de college-examens van maximaal twee vakken herkansen. Daarbij hebben kandidaten de
volgende mogelijkheden:
• twee mondelinge en/of twee schriftelijke onderdelen, of
• één mondeling, één schriftelijk en/of één praktisch onderdeel.
Deze herkansingsmogelijkheid wordt geboden aan kandidaten die gezakt zijn en door
middel van deze herkansing alsnog het diploma in dit schooljaar kunnen halen. Dat
betekent dat het net als andere jaren niet mogelijk is om de college-examens te herkansen
voor kandidaten die dit schooljaar niet opgaan voor het volledige diploma. Deze leerlingen
kunnen volgend schooljaar opnieuw examen afleggen in een vak zonder dat de resultaten
van andere vakken vervallen (zoals dat wel het geval is in het regulier onderwijs).
De herkansingen worden, net als in de reguliere situatie, afgenomen in het 3e tijdvak,
dat loopt van 17 t/m 29 augustus 2020.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen of er meer maatregelen worden genomen om
juist de vso-leerlingen die zijn aangewezen op staatsexamens extra te ondersteunen,
zoals bijvoorbeeld het vrij maken van examinatoren om te oefenen met deze kinderen
voor de examens, zodat zij zich goed kunnen voorbereiden. Het voorbereiden van deze
vso-leerlingen op de staatsexamens is de verantwoordelijkheid van de school. Daarnaast
wordt er bij de college-examens extra rekening gehouden met de doelgroep, zoals hierboven
is uiteengezet in het antwoord op een vraag van de leden van de D66-fractie hierover.
De leden van de GroenLinks-fractie zouden specifiek ook willen weten of er aandacht
is voor leerlingen die verbaal niet zo sterk zijn. Nu het centraal schriftelijk examen
vervalt, zijn mondelinge vaardigheden immers extra belangrijk. Zij vragen of het mogelijk
is om deze leerlingen meer duidelijkheid te geven over wat er van hen wordt verwacht.
De eisen die aan leerlingen worden gesteld in de college-examens zijn niet anders
dan andere jaren. De docenten die de examens afnemen, zijn bovendien getraind in het
afnemen van mondelinge examens en zijn opgeleid om daarbij ook met kandidaten met
bijvoorbeeld communicatieproblemen om te gaan. Daarnaast is er in de voorbereiding
van de afname van de college-examens overleg tussen de contactpersoon van de school
en het staatsexamen over de (ondersteunings)behoeften van individuele leerlingen.
Zo kan per leerling worden bepaald wat er nodig is om de afname van het college-examen
zo goed mogelijk te laten verlopen en de leerling kan laten zien wat hij of zij in
huis heeft. Ook zijn er extra herkansingsmogelijkheden als leerlingen de examens niet
in één keer halen. Op deze manier is er veel aandacht voor deze leerlingen.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen hoe wordt gegarandeerd dat het oordeel over
de cijfers van de leerlingen die verbaal niet zo sterk zijn zo objectief mogelijk
gegeven wordt. De beoordeling van college-examens gebeurt altijd zo objectief mogelijk.
De examinatoren worden hiertoe getraind. Juist het feit dat college-examens niet door
de eigen docent worden afgenomen, garandeert een grote mate van objectiviteit in het
oordeel.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen of deze opties mogelijk zijn voor alle leerlingen
in het vso. De geschetste mogelijkheden voor de college-examens staan open voor alle
vso-leerlingen die opgaan voor het diploma via het staatsexamens. Bij mondelinge examens
wordt altijd rekening gehouden met de specifieke beperkingen en behoeften van de kandidaat.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen hoe het kabinet er samen met scholen voor
zorgt dat deze leerlingen niet buiten de boot vallen? Voor het antwoord verwijzen
we naar het antwoord op de vraag van leden van de D66-fractie over maatwerk voor vso-leerlingen.
De leden van de GroenLinks-fractie zien dat de ontstane situatie in algemene zin zorgt
voor extra onrust bij veel leerlingen op het vso omdat zij vaak baat hebben bij rust
en structuur. Zij vragen of overwogen is om toe te staan dat er uitzonderingssituaties
komen en deze leerlingen op school kunnen worden opgevangen? Indien dit niet het geval
is, vragen de leden van de GroenLinks-fractie waar ouders zich kunnen wenden voor
meer ondersteuning. Kortheidshalve verwijzen wij naar de brief aan uw Kamer van 3 april
jl. waarin staat dat in het speciaal onderwijs de zorg voor leerlingen met ernstige
gedragsstoornissen en psychiatrische problematiek zo goed als dat kan doorgaat, voornamelijk
in digitale vorm. Ouders kunnen, zoals ook in de brief van 3 april is aangegeven,
terecht bij de gemeente. Scholen kiezen er in sommige gevallen voor om deze kinderen
op te vangen. Het gaat om een enkele leerling tot circa 15 leerlingen per school.
We hebben met gemeenten en met scholen afgesproken dat er begeleiding is voor alle
kinderen in een kwetsbare positie. Eerder hebben we globaal geschetst voor welke kinderen
de sluiting van de scholen met name problematisch is: het gaat om kinderen voor wie
vanwege bijzondere problematiek of moeilijke thuissituatie maatwerk nodig is. Voorbeelden
hiervan zijn kinderen voor wie het wegvallen van de structuur van school teveel vraagt,
of voor wie de dagelijkse zorg en begeleiding teveel vraagt van ouders. Dit kunnen
kinderen met een verstandelijk, lichamelijke of zintuigelijke beperking, chronische
ziekte, psychische aandoening of gedragsproblematiek zijn. Om te zorgen dat het goede
werk voor deze kinderen wordt voortgezet en om te voorkomen dat er kinderen tussen
wal en schip vallen, hebben we samen met de VNG, de sectorraden, LECSO, de samenwerkingsverbanden
passend onderwijs en Ingrado aanvullende afspraken gemaakt over de ondersteuning van
deze leerlingen.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen of leerkrachten en surveillanten op de scholen
die nog wel fysiek onderwijs geven of schoolexamens afnemen extra worden beschermd.
Het is aan scholen om zorg te dragen voor eventuele bescherming van leerkrachten en
surveillanten. Zij zijn verantwoordelijk voor de hygiëne op school. Dat gebeurt in
de eerste plaats door de richtlijnen van het RIVM in acht te nemen. Een school kan
er verder voor kiezen om bijvoorbeeld desinfecterende gel beschikbaar te stellen of
andere maatregelen te nemen.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen of er een specifieke instructie volgt door
specialisten voorafgaand aan de examens? Vervolgens vragen de leden van de GroenLinks-fractie
dat indien dat niet het geval is, hoe het kabinet ervoor zorgt dat onderwijspersoneel
weet wat er van hen wordt verwacht. Scholen houden zich bij de afname van de schoolexamens
aan de richtlijnen van het RIVM. Bij de voorbereiding op en de afname van het schoolexamen
zijn de richtlijnen van het RIVM leidend. In de brieven die naar scholen zijn verstuurd,
wordt aangegeven dat de eerste stap daartoe is om zoveel mogelijk onderwijs op afstand
te verzorgen. Op die manier wordt ervoor gezorgd dat er zo min mogelijk mensen tegelijk
op school zijn. We zien in de praktijk dat scholen creatief zijn in het bedenken van
manieren om te voldoen aan de richtlijnen van het RIVM. Er wordt vanuit het ministerie
en het RIVM informatie beschikbaar gesteld, zie bijvoorbeeld het servicedocument dat
naar besturen is gestuurd. Ook andere organisaties, zoals Stichting School en Veiligheid
en het Nationaal Jeugdinstituut, hebben informatie en handreikingen beschikbaar.
Daarnaast willen de leden van GroenLinks-fractie graag weten of er een extra mogelijkheid
komt voor leerlingen die op basis van de schoolexamens niet slagen, om op een later
moment via het staatsexamen wel hun diploma te halen. Leerlingen die zakken op basis
van de vastgestelde eindcijfers krijgen, naast deelname aan maximaal twee resultaatverbeteringstoetsen
op hun eigen school, geen extra herkansingsmogelijkheid via het staatsexamen in hetzelfde
schooljaar.
Leerlingen die in schooljaar 2019–2020 zakken voor het diploma in het reguliere vo
hebben dezelfde mogelijkheden als voorheen om alsnog hun diploma halen. Dat kan volgend
schooljaar via hun eigen school, via het vavo of via het staatsexamen.
De voornoemde leden van GroenLinks vragen hoe wordt aangekeken tegen de keuzevrijheid
van scholen om zelf te bepalen op welk moment de schoolexamens afgenomen worden en
of dit via afstandsonderwijs plaatsvindt of toch op school en de onduidelijkheid die
de verschillende manieren van aanpak kunnen geven bij ouders en leerlingen. De leden
van GroenLinks vragen of hier zicht op wordt gehouden? En de leden van GroenLinks
vragen welke rol de Inspectie hierbij speelt? De oproep aan scholen is om de schoolexamens
zoveel mogelijk op afstand plaats te laten vinden. Aangezien de situaties op scholen
kunnen verschillen, hebben de scholen de vrijheid om op een voor hen zo passend mogelijke
manier te examineren. Scholen maken in overleg met docenten, ouders en leerlingen
hier een eigen afweging in. Overigens zijn er in een normale situatie ook verschillen
tussen scholen, aangezien zij een eigen programma van toetsing en afsluiting (PTA)
opstellen waar de MR instemmingsrecht op heeft. Bij aanpassingen in het programma
van toetsing en afsluiting (PTA) dient de MR instemming te geven. Tevens meldt de
school de aanpassing aan de Inspectie.
De leden van de GroenLinks-fractie willen graag weten of het kabinet een indicatie
kan geven van het vervolgtraject. Zij vragen wanneer de aangepaste slaag-zakregeling
wordt verwacht? Op 8 april is de nadere informatie over het vervolgtraject en de aangepaste
slaag-zakregeling verstrekt in de vorm van een servicedocument aan scholen. De slaag-zakregeling
voor schooljaar 2019–2020 wordt zo snel mogelijk, maar uiterlijk 1 mei gepubliceerd.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen hoe dit traject eruit gaat zien en wie erbij
worden betrokken? Hierover bent u per Kamerbrief op 8 april geïnformeerd.
De leden van de GroenLinks-fractie willen weten wat er wordt gedaan om studenten te
motiveren om zich voor de oude aanmelddatum aan te melden bij het vervolgonderwijs.
Voor zowel de studenten als voor de hogescholen en universiteiten is het het beste
als zij zich zo snel mogelijk aanmelden, het liefst nog voor of op 1 mei. Dat geeft
hogescholen en universiteiten de ruimte om voor hen een studiekeuzecheck te organiseren.
Vanuit het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de ho-instellingen moet
de boodschap aan de studenten helder worden gecommuniceerd: meld je zo snel mogelijk
aan. Daarnaast wordt Studiekeuze123 gevraagd hierover actief te communiceren om de
boodschap bij aspirant-studenten te laten landen.
De leden van de Groen-Links-fractie vragen wat het kabinet doen om kansenongelijkheid
in deze situatie tegen te gaan. We hebben u in onze brieven van 20 maart jl. en 3 april
jl. geïnformeerd over wat we doen voor kinderen in kwetsbare posities en voor kinderen
die thuis niet de begeleiding kunnen krijgen die zij nodig hebben.29 We hebben met scholen en gemeenten afgesproken dat voor deze kinderen extra aandacht
is. Ook als straks de scholen weer open gaan, hebben we hier aandacht voor. De Onderwijsraad
is gevraagd advies uit te brengen over hoe kinderen «bijgespijkerd» kunnen worden
als de scholen weer open gaan.
Deze leden wijzen ook op leerlingen die geen toegang tot afstandsonderwijs hebben
door een gebrek aan digitale middelen. In onze brief van 20 maart jl. hebben wij u
hierover geïnformeerd.30 Duizenden kinderen zijn inmiddels geholpen aan devices en diverse telecomaanbieders
bieden tijdelijk kosteloos internetverbindingen aan voor leerlingen die thuis nog
geen toegang tot internet hebben. We blijven hieraan werken.
Deze leden vragen in hoeverre met deze kansenongelijkheid rekening wordt gehouden
in de genomen besluiten en de verdere besluitvorming over het dichthouden van scholen.
Gezondheid en veiligheid staat voorop in de besluitvorming over de maatregelen om
de verspreiding van corona terug te dringen. We volgen hierbij adviezen van het RIVM.
Binnen deze kaders doen we wat mogelijk is om kansenongelijkheid tegen te gaan.
Verder vragen deze leden hoe scholen en instellingen ondersteund kunnen worden bij
het leveren van goed afstandsonderwijs. Op verschillende manieren wordt ondersteuning
geleverd – zowel in onderwijsinhoudelijke zin, door handvatten te geven bij prioriteiten
in het curriculum, als in praktische zin. Op www.lesopafstand.nl zijn voor zowel po, vo als mbo, voor verschillende onderdelen van het onderwijsproces,
tips en ondersteuning te vinden.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen of de Minister van Onderwijs, Cultuur en
Wetenschap mogelijkheden ziet om gemeenten in staat te stellen bestaande fondsen en
initiatieven gericht op 18+ studenten, ook open te stellen voor studenten onder de
18 jaar? Zoals aangegeven in reactie op de vraag van de CDA-fractie, heeft de Minister
veel contact met mbo-scholen en zij doen hun uiterste best om jongeren zo goed mogelijk
in beeld te houden en ondersteuning te bieden waar nodig, om te voorkomen dat studenten
uitvallen. Voor het mbo zijn afspraken gemaakt met de sector, zoals gemeld in de brief
van 17 maart jl. aan uw Kamer, zodat het onderwijs voor studenten in een kwetsbare
positie zo goed mogelijk vorm kan krijgen en er zo min mogelijk verschillen zullen
ontstaan in de voortgang van studenten.31 De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft afspraken gemaakt met mbo-instellingen
dat zij hun locaties open kunnen stellen voor begeleiding, en veel gaan daar ook mee
aan de slag. Met de mbo-sector is ook afgesproken dat ook voor studenten die niet
over voldoende digitale middelen beschikken om afstandsonderwijs volgen, onderwijs
kan worden aangeboden op locatie, in kleine groepen en met inachtneming van de richtlijnen
van RIVM. Indien mogelijk en noodzakelijk kan een school studenten ook tijdelijk helpen
aan een werkplek met internettoegang en een computer of laptop Schoolbesturen hebben
in belangrijke mate zelf oplossingen kunnen vinden voor leerlingen zonder beschikking
over de benodigde apparatuur. Daarbij is samenwerking gezocht met gemeenten en lokale
initiatieven. In aanvulling hierop hebben wij aan SIVON een bedrag van € 2,5 miljoen
verstrekt, waarmee circa 6800 apparaten voor leerlingen zijn gekocht en verdeeld over
de schoolbesturen in het po, vo en mbo. De aangeschafte apparaten worden komende dagen
verspreid. Deze voorzieningen/fondsen zijn beschikbaar voor minder- en meerderjarige
mbo’ers.
Deze leden ontvangen zorgelijke berichten over studenten in een onveilige thuissituatie
en vragen wat het kabinet doet in samenwerking met onderwijsinstellingen, gemeenten
en organisaties als Veilig Thuis om leerlingen en studenten voor wie onderwijs en
stages een uitvlucht uit een onveilige thuissituatie waren, nu extra te ondersteunen.
Deze signalen ontvangen wij ook. In onze brief van 20 maart jl. hebben wij u geïnformeerd
over welke afspraken wij hebben gemaakt voor deze kinderen en jongeren.32 Gemeenten nemen hiertoe, in opdracht van de Veiligheidsregio, het initiatief, met
betrokkenheid van onder meer onderwijs, kinderopvang, wijkteams en jeugdgezondheidszorg,
Veilig Thuis, de Raad voor de Kinderbescherming, de gecertificeerde instellingen voor
jeugdbescherming en jeugdreclassering en jeugdhulpaanbieders. Uiteraard kan de school
ook zelf handelen. De opvang of de school stemt dit af met de gemeente, die regie
heeft. Bij zorgen over de veiligheid van een kind thuis dient de professional in het
belang van de veiligheid van het kind contact op te nemen met Veilig Thuis volgens
de meldcode.
De leden van de GroenLinks-fractie hebben een aantal vragen gesteld over hygiëne op
scholen. Voor wat betreft de algemene hygiëne op scholen heeft het Landelijk Centrum
voor Hygiëne en Veiligheid (LCHV) de hygiënerichtlijn basisscholen opgesteld. Daarin
wordt uitgebreid omschreven welke normen rond hygiëne, schoonmaak en welke randvoorwaarden
er zijn voor basisscholen. Deze richtlijnen zijn ook goed bruikbaar voor scholen in
het voortgezet onderwijs. Naast de ondersteuning en informatie over hygiëne op school
vanuit de GGD’s kunnen scholen, die dat nodig achten, binnen het project De Gezonde
School expliciet aan de slag met het thema hygiëne. Ook nemen scholen aanvullende
hygiënemaatregelen. Zoals gezegd zijn er voor het onderwijs algemene hygiënerichtlijnen,
en gelden er daar bovenop momenteel extra adviezen om de verspreiding van het coronavirus
tegen te gaan. Een goede hygiëne op school is zowel in het belang van de nu nog aanwezige
leerling als het onderwijspersoneel. Scholen zijn verantwoordelijk voor de veiligheid
van de leerlingen en het personeel. Ook vanuit die zorgplicht nemen scholen de hygiëne
momenteel extra serieus.
Deze leden vragen ook hoe de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media
ervoor zorgt dat er voldoende hygiënemiddelen aanwezig zijn. Scholen hebben, vanuit
de normale hygiëne richtlijnen, de nodige hygiënemiddelen in huis om te zorgen voor
een hygiënische omgeving. Zoals gezegd is de leerlingpopulatie die momenteel aanwezig
zijn op scholen beperkt. Dit maakt dat de hoeveelheid zeep, schoonmaakmiddelen, papieren
handdoekjes etc. ook met de aangescherpte hygiëne adviezen toereikend zou moeten zijn.
Verder vragen deze leden of er aan medische voorlichting wordt gedaan naar scholen
toe en hoe leraren worden geholpen in het herkennen van een leerling met besmettingsverschijnselen.
Op de website van het RIVM is medische voorlichting voor scholen te vinden. Via de
website van het RIVM kunnen scholen meer leren over infectieziekten, weerstand en
immuniteit en het belang van hygiëne in het bestrijden van infectieziekten. De informatie
is tot stand gekomen in samenwerking met de GGD. Dit kan leraren ook helpen bij het
herkennen van een leerling met besmettingsverschijnselen.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen wanneer wordt besloten dat een leerling
beter naar huis kan gaan. Scholen mogen zelf besluiten wanneer een leerling beter
naar huis kan gaan. Hierbij volgen scholen de algemene richtlijn van de RIVM. Een
leerling met klachten gaat niet naar school, een leerling waarvan een gezinslid klachten
heeft, gaat niet naar school. Ook nu scholen alleen bepaalde groepen leerlingen opnemen,
geldt deze richtlijn.
Deze leden vragen ook hoe wordt beoordeeld dat een leerling klachtenvrij is. De school
kan contact opnemen met de GGD voor een beoordeling van de fase waarin het kind zich
bevindt en of de leerling klachtenvrij is.
De leden van de GroenLinks-fractie stellen tot slot een aantal vragen rondom de communicatie
over de maatregelen. De leden vragen waar leerkrachten en leerlingen naartoe kunnen
met algemene vragen over de schoolexamens, vragen over de verspreiding van het virus
en vragen over mogelijkheden voor financiële ondersteuning bij de aanschaf van digitale
leermiddelen. De website van de rijksoverheid is het centrale communicatiepunt. Hier
is de actuele informatie te vinden over de aanpak van het coronavirus. Specifieke
informatie voor het onderwijs is te vinden op de pagina www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/coronavirus-covid-19/veelgestelde-vrag…, waaronder vragen en antwoorden over de schoolexamens en mogelijkheden voor financiële
ondersteuning bij de aanschaf van digitale leermiddelen. Deze vragen en antwoorden
worden continue geactualiseerd. Kennisnet heeft daarnaast in samenwerking met het
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de verschillende onderwijsorganisaties
in het primair onderwijs, voortgezet onderwijs en het middelbaar beroepsonderwijs,
het platform www.lesopafstand.nl ontwikkeld. De website kan scholen helpen om onderwijs te kunnen blijven geven nu
veel leerlingen niet meer fysiek naar school kunnen. Scholen, leraren, schoolleiders
en onderwijsondersteuners zijn vol energie aan de slag om het onderwijs op hun school
op afstand te organiseren. Inspirerende voorbeelden van andere leraren zijn te vinden
op de website www.leraar.nl.
Deze leden vragen ook of het mogelijk is om op de site van de rijksoverheid een aparte
pagina aan te maken over het coronavirus en het onderwijs. Op de site van de rijksoverheid
is op een aparte pagina de informatie over het coronavirus en het onderwijs te vinden.
De verschillende onderwijssectoren zijn op overzichtelijke wijze onderverdeeld zodat
leerkrachten, schoolleiders, leerlingen, studenten en ouders daar snel het antwoord
op hun vraag kunnen vinden. Daarnaast is er ook een aparte pagina over examens ingericht
zodat die informatie snel en eenvoudig te vinden is. Zie ook https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/coronavirus-covid-19/veelgeste….
Tot slot vragen de leden van de GroenLinks-fractie vragen of deze informatie tevens
actie gecommuniceerd kan worden richting leerkrachten, leerlingen, docenten en studenten.
Leerkrachten, leerlingen, docenten en studenten worden via hun onderwijsinstelling
geïnformeerd over actuele ontwikkelingen. Het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en
Wetenschap faciliteert de sectorraden, belangenorganisaties en de onderwijsinstellingen
daarbij met actuele informatie zoals nieuwsberichten, servicedocumenten en Q&A’s.
Daarnaast verstuurt het ministerie nieuwsbrieven per onderwijssector over actuele
onderwerpen. De OCW-accounts op sociale media platforms zoals Facebook, Instagram,
LinkedIn en Twitter dragen daarnaast bij aan een breed bereik van de informatie onder
leerkrachten, leerlingen, docenten en studenten. Bij deze verschillende informatiebronnen
wordt steeds verwezen naar de aparte onderwijspagina op de site van de rijksoverheid
waar de informatie continu wordt geactualiseerd. Zie ook https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/coronavirus-covid-19/veelgeste….
Antwoord op de inbreng van de leden van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie vragen of de scholen dicht blijven tot de uitslag van het
onderzoek in Noord-Brabant bekend is. Het kabinet heeft besloten om de scholen fysiek
te sluiten tot en met de meivakantie. Op 21 april neemt het kabinet opnieuw een besluit
over de maatregelen en wordt duidelijk wat dit betekent voor het onderwijs.
De leden van de SP-fractie vragen net als de leden van de D66-fractie en CDA-fractie,
welke mogelijkheden er nog zijn voor het bijstellen van het schooladvies zonder de
uitslag van de eindtoets. Ook vragen de leden wat de Minister voor Basis- en Voortgezet
Onderwijs en Media vindt om alle kinderen nog eens na te lopen en bij twijfelgevallen
het kind het voordeel van de twijfel te geven. Het schooladvies is gebaseerd op de
ontwikkeling van het kind over de afgelopen jaren. Het advies van leraren is normaal
gesproken al leidend en zal nu ook bepalen op welk niveau een kind start op de middelbare
school. Omdat er geen eindtoets wordt gemaakt, kan het schooladvies niet worden heroverwogen.
Het is ook niet mogelijk om alle leerlingen nog eens na te lopen en het voordeel van
de twijfel te geven. Leerlingen hebben de afgelopen weken al het schooladvies ontvangen.
Dit advies wordt nu het definitieve advies voor de middelbare school.
De leden van de SP-fractie vragen verder net als de leden van de CDA-fractie, welke
afspraken de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media van plan is te
maken met het voortgezet onderwijs om te bekijken of leerlingen in het nieuwe schooljaar
op de juiste plek zitten. Er wordt op dit moment, in overleg met de PO-Raad, VO-raad
en Ouders & Onderwijs, gewerkt aan de nadere invulling van de verantwoordelijkheid
die po- en vo-scholen hebben voor het verzorgen van een zo soepel mogelijke overgang.
Op 16 april heeft de Minister van Basis en Voortgezet Onderwijs en Media de scholen
hierover door middel van een brief geïnformeerd.33
De leden van de SP-fractie vragen hoe de algehele instructie aan de Nederlandse bevolking
«blijf thuis waar mogelijk» zich verhoudt tot het besluit om de schoolexamens alsnog
door te laten gaan, ondanks dat scholen hier extra tijd voor krijgen. Zij vragen of
het kabinet hun zorgen deelt dat dit tot zeer complexe en mogelijk riskante situaties
voor leraren en leerlingen kan leiden, ook nu scholen tot juni de tijd hebben om dit
te organiseren. Voor het antwoord op deze vraag verwijzen we naar het antwoord op
de eerdere vragen van de CDA-fractie over hoe de maatregelen van het doorgaan van
de schoolexamens zich verhoudt tot de aangescherpte maatregelen van 23 maart en of
nader toegelicht kan worden dat er op scholen wel grotere groepen mogen samenkomen.
De leden van de SP-fractie vragen geven of hun zorg gedeeld wordt dat het organiseren
van sociale distantie bij vakken als Engels, Nederlands en Wiskunde praktisch onmogelijk
is, als zo geld als elke eindexamenkandidaat toegang moet verkrijgen tot de school
om het schoolexamen te maken. Bij vakken waar veel leerlingen schoolexamens in doen,
is het uiteraard lastiger om sociale distantie te realiseren dan bij vakken waar het
gaat om een handjevol leerlingen. Het is echter niet onmogelijk. Het vraagt van scholen
dat ze goed nadenken over de manier waarop zulke schoolexamens gepland worden. Zijn
er mogelijkheden om schoolexamens op afstand te doen? Kunnen de examens beter gespreid
worden in de tijd? Zeker op grotere scholen zijn er vaak meerdere gebouwen of meerdere
ingangen. Door daar slim gebruik van te maken, is het ook bij wat grotere groepen
mogelijk de richtlijnen van het RIVM te volgen.
De leden van de SP-fractie vragen in hoeverre scholen worden ondersteund in het organiseren
van het op afstand afnemen van schoolexamens. Nu veel scholen hun leerlingen en studenten
hebben kunnen bereiken, rijst de vraag hoe het afstandsonderwijs zo goed mogelijk
kan worden ingevuld, passend bij de onderwijskundige visie van de school. Het is en
blijft aan de scholen om te bepalen welke lesstof zij op welke wijze aan hun leerlingen
aanbieden, maar voor scholen die hier gebruik van willen maken is www.lesopafstand.nl het centrale punt voor informatie, voorbeelden en ondersteuning. Omdat het voor de
meeste scholen niet haalbaar is om op afstand alle lesstof te behandelen zoals dat
op school gedaan zou worden, is de SLO, expertisecentrum leerplanontwikkeling, gevraagd
om scholen die daar behoefte aan hebben te helpen bij prioritering van de onderwijsinhoud.
Welke onderdelen van het curriculum zijn het meest relevant en waar kan de nadruk
op liggen? De eerste handreikingen komen deze week beschikbaar, volgende week wordt
dit aangevuld. Verschillende leermiddelenmakers en uitgevers bieden uitwerkingen van
methodes voor afstandsonderwijs en suggesties voor prioritering.
Daarnaast is op de website van de VO-raad een pagina te vinden met betrekking tot
het examen 2020, waar verwezen wordt naar diverse helpdesks, onder meer die van het
Cito, om docenten te ondersteunen bij het samenstellen van (digitale) examens.
De leden van de SP-fractie vragen of niet juist in een regio met veel besmettingen
het afnemen van schoolexamens, waarin scholen nog altijd vrij zijn om dit op hun eigen
manier te regelen, een te vermijden risico is. Daarnaast vragen deze leden wat de
afweging is om niet te kiezen voor het opschorten van alle schoolexamens in ieder
geval tot 6 april, zoals veel scholen doen, tenminste in gebieden met een hoger risico.
Daarnaast vragen zij wat de gevolgen zijn voor de schoolsluiting tot ten minste 6 april
nu het centraal eindexamen niet doorgaat. Scholen hebben meer ruimte gekregen in het
afnemen van de schoolexamens. Het staat ze vrij om de extra tijd te gebruiken om de
examinering meer te spreiden. Ook kunnen ze ervoor kiezen de schoolexamens te verplaatsen
naar een moment ná 6 april.
De leden van de SP-fractie ook wat de gevolgen voor het afnemen van de schoolexamens
zijn als het onderzoek van het RIVM over de verspreiding van het coronavirus onder
jongeren nog niet klaar is. Om deze duidelijkheid te krijgen, wordt onderzoek gedaan
naar de verspreiding van het coronavirus onder jongeren in Noord-Brabant. In ieder
geval totdat de uitkomsten van dit onderzoek duidelijk zijn, gelden de richtlijnen
van het RIVM zoals die eerder gecommuniceerd zijn en eerder hierboven uiteengezet.
Op deze wijze is het mogelijk de schoolexamens op verantwoorde en veilige manier af
te nemen.
Specifiek voor de moderne vreemde talen vragen deze leden van de SP-fractie of voor
deze vakken een extra leesvaardigheidstoets afgenomen moet worden. Er wordt voor deze
vakken geen extra leesvaardigheidstoets afgenomen. De eindexamenleerlingen ronden
conform het PTA de schoolexamens af. In het PTA dienen minimaal de verplichte eindtermen
van het schoolexamen (de eindtermen die in de examenprogramma’s voor de verschillende
vakken zijn voorgeschreven voor het schoolexamen) te zijn opgenomen. De eindtermen
die normaal gesproken in het centraal examen worden getoetst hoeven, nu het centraal
examen komt te vervallen, niet aan het PTA te worden toegevoegd.
Wat betreft de staatsexamens, vragen deze leden van de SP-fractie of er voor de deelnemers
hieraan ook een speciale regeling wordt getroffen nu hun cijfer enkel gebaseerd wordt
op het college-examen. Voor het antwoord verwijzen we naar de antwoorden op vragen
van de leden van de GroenLinks-fractie over de staatexamens voor vso-leerlingen en
hun herkansingmogelijkheden en hun beoordeling.
De leden van de SP-fractie vragen wat er gebeurt als blijkt dat ook de college-examens
niet afgenomen kunnen worden vanwege uitbreiding en/of verlenging van de maatregelen
omtrent het coronavirus? Binnen de huidige maatregelen als gevolg van het coronavirus
gaat het volledige college-examen, dus inclusief de mondelinge, schriftelijke en praktische
college-examens, dit schooljaar door. Mochten de college-examens toch niet door kunnen
gaan als gevolg van een uitbreiding van de maatregelen, dan worden de staatsexamenkandidaten
tijdig geïnformeerd. Op de gevolgen hiervan kunnen we nu nog niet vooruitlopen.
De leden van de SP-fractie vragen of vo-scholen en mbo-instellingen verplicht zijn
om lessen te verzorgen op school ter voorbereiding op de schoolexamens aan leerlingen
waarvan hun ouders niet werkzaam zijn in één van de vitale beroepen indien afstandsonderwijs
niet mogelijk is. Scholen mogen alleen opengesteld worden voor zover de noodverordeningen
van de veiligheidsregio’s dat toestaan. Dat kan bijvoorbeeld het geval zijn bij leerlingen
waarvoor, vanwege bijzondere problematiek of moeilijke thuissituatie, onderwijs op
afstand niet de aangewezen weg is. Scholen zijn echter niet onder alle omstandigheden
verplicht om deze leerlingen op school voor te bereiden op de schoolexamens. Dit zal
namelijk niet in alle gevallen haalbaar zijn, bijvoorbeeld als veel leraren ziek zijn
of als de veiligheidsmaatregelen onvoldoende in acht kunnen worden genomen. Van scholen
wordt verwacht dat zij hun leerlingen en studenten zo goed mogelijk voorbereiden op
de schoolexamens, maar slechts binnen de mogelijkheden die zij hiervoor hebben en
met inachtneming van de noodverordeningen.
De leden van de SP-fractie vragen of er op dit moment voldoende personeel is om bovengenoemde
eventuele lessen te verzorgen en te surveilleren bij examens en/of deze af te nemen.
Zij vragen of het onderwijspersoneel verplicht mag worden om deze werkzaamheden of
andere werkzaamheden op de school uit te voeren. Wij hebben geen signalen dat er op
dit moment te weinig personeel is om eventuele lessen te verzorgen en om te surveilleren.
Deelname aan de onderwijs- en examenactiviteiten op school is niet verplicht. Voor
het onderwijspersoneel worden hierover op schoolniveau afspraken gemaakt.
De leden van de SP-fractie vragen of leerlingen die klachtenvrij zijn, maar waarvan
een van de gezinsleden een kwetsbare gezondheid heeft of in de risicogroep valt alsnog
verplicht kunnen worden om deel te nemen aan de eventuele voorbereiding op examen
op school en/of de examens op school te maken. Zo niet, dan vragen zij of dit door
ons naar scholen gecommuniceerd kan worden om misverstanden te voorkomen, en zo ja,
of wij bereid zijn om de maatregel zodanig aan te passen dat deze leerlingen thuis
mogen blijven? Zoals in de brief van 24 maart al is aangegeven, geldt ook hier dat
deelname aan de onderwijs- en examenactiviteiten op school niet verplicht is. Als
hierdoor het PTA niet afgerond kan worden, mag een school dat aanpassen. Zie verder
het antwoord op de vraag van het CDA over de scenario’s als scholen de schoolexamens
niet meer op een goede manier vorm kunnen geven.
De leden van de SP-fractie vragen of we het verantwoord vinden om, in ieder geval
in Noord-Brabant, de schoolexamens en praktijkexamens te laten plaatsvinden, aangezien
scholen niet kunnen garanderen dat na schooltijd leerlingen en studenten niet met
elkaar in contact komen en zo het virus alsnog kan verspreiden. Zij vragen hoe scholen
worden ondersteund in het voorkomen dat dit gebeurt. Ja, dat achten wij verantwoord,
ervan uitgaande dat scholen goed nadenken voor welke schoolexamens het noodzakelijk
is dat leerlingen naar school komen, zij die examens zo goed mogelijk spreiden over
de beschikbare tijd en daarbij de richtlijnen van het RIVM in acht nemen. Zoals hierboven
is aangegeven, is het op die manier mogelijk de schoolexamens op een verantwoorde
en veilige manier af te nemen. In antwoorden op vragen van de VVD en het CDA is ook
ingegaan op de ondersteuning die scholen daarbij krijgen en op de informatievoorziening.
De leden van de SP-fractie vragen hoe mbo-scholen om moeten gaan met stages. Voor
vragen die betrekking hebben op dit onderwerp, verwijst Minister van Onderwijs, Cultuur
en Wetenschap graag naar het antwoord dat zij gegeven heeft aan de leden van het CDA.
Het servicedocument mbo-aanpak Coronavirus COVID-19 biedt hier handvatten voor.
Deze leden vragen ook in hoeverre praktijkexamens moeten worden afgenomen op school
of op een andere locatie, indien de student niet meer naar zijn of haar stage kan
en/of gezondheidsklachten heeft. Praktijkexamens kunnen op veel verschillende plekken
worden afgenomen, bijvoorbeeld op het stagebedrijf van de student, een ander bedrijf
of op school. Als de examens niet op de stageplek afgenomen kunnen worden, terwijl
dit wel nodig is voor diplomering van de student, dan zal dit op een andere locatie
moeten gebeuren. Bij gezondheidsklachten geldt uiteraard de richtlijn van het RIVM
om binnen te blijven, waardoor de student geen examens kan afleggen. Er zal dan in
overleg tussen de student en de school gezocht worden naar andere oplossingen.
De leden van de SP-fractie vragen, net als de leden van de D66-fractie, naar het waarborgen
van kansengelijkheid voor kinderen die mogelijk een bijgesteld schooladvies zouden
hebben gekregen als gevolg van de eindtoets. Zowel po-scholen als vo-scholen hebben
verschillende mogelijkheden om bij te dragen aan een reële, kansrijke instroom voor
leerlingen in het vo. Een warme overdracht tussen de po-school en de vo-school en
een kansrijke plaatsing als daartoe aanleiding is op basis van het onderwijskundig
rapport, kunnen hier bijvoorbeeld aan bijdragen.
De leden van de SP-fractie vragen of de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs
en Media hun zorgen deelt voor wat betreft de prikkel richting leerlingen om thuis
te blijven met klachten. Deelname aan de onderwijs- en examenactiviteiten op school
is niet verplicht in deze periode. Voor het onderwijspersoneel worden hierover op
schoolniveau afspraken gemaakt. Tegelijkertijd mag er van leerlingen worden verwacht
dat zij als er geen gezondheidsklachten zijn, deelnemen aan de schoolexamens die worden
afgenomen. Zij mogen er op vertrouwen dat scholen zich aan alle voorschriften van
het RIVM houden. Echter, leerlingen moeten niet uit angst voor het niet behalen van
hun diploma zich gedwongen voelen naar school te gaan. Indien leerlingen ziek zijn,
in thuisquarantaine zitten of een kwetsbare gezondheid hebben dan zullen scholen deze
leerlingen op een later moment in staat stellen het schoolexamen af te ronden, zoals
ook gemeld in de brief aan uw Kamer van 24 maart jl.34
Deze leden vragen ook hoe docenten ondersteund worden bij het bepalen of een leerling
wel of geen toegang krijgt tot school. Docenten worden op dit moment geïnformeerd
bij het bepalen of een leerling wel of geen toegang krijgt tot de school met de handreiking
«Informatie over ziektebeelden voor basisscholen» van het Landelijk Centrum Hygiëne
en Veiligheid. Deze handreiking over ziektebeelden voor basisscholen is opgesteld
door het Landelijke Coördinatie Infectieziektebestrijding (LCI) van het RIVM. Op de
website van de RIVM wordt dit steeds aangevuld met actuele informatie over het Coronavirus.
Op de website van het RIVM is ook een specifieke pagina voor het onderwijs beschikbaar
met een groot aantal vragen en antwoorden. Verder volgen scholen de algemene richtlijn
van de RIVM. Een leerling met klachten gaat niet naar school, een leerling waarvan
een gezinslid klachten heeft, gaat niet naar school. Ook nu scholen alleen bepaalde
groepen leerlingen opnemen, geldt deze richtlijn.
Tot slot vragen de leden van de SP-fractie of de school leerlingen mag weigeren waarvan
het vermoeden bestaat dat zij klachten hebben of vanwege hun omgeving mogelijk besmet
zijn, en hoe scholen hierin ondersteund worden. Wanneer een school vermoedt dat een
leerling klachten heeft of ziek is, of vanwege hun omgeving mogelijk besmet zijn,
mag de school uiteraard de leerling weigeren of naar huis sturen. Ook hier volgt de
school de richtlijnen van het RIVM. Scholen worden hierin ondersteund door de informatie
van het RIVM.
Antwoord op de inbreng van de leden van de PvdA-fractie
De leden van de PvdA-fractie vragen of de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs
en Media niet alleen wil melden dat de scholen langer gesloten zullen zijn, maar ook
wanneer de scholen, onder voorbehoud van onvoorziene omstandigheden of bevindingen,
weer open zullen gaan. Het kabinet heeft besloten om de scholen fysiek te sluiten
tot en met de meivakantie. Op 21 april neemt het kabinet opnieuw een besluit over
de maatregelen en wordt duidelijk wat dit betekent voor het onderwijs. Het is volgens
de experts van het RIVM op dit moment niet mogelijk langer vooruit te kijken dan tot
en met 28 april.
De leden van de PvdA-fractie vragen of verklaard kan worden, waarom het bericht pas
op dinsdagochtend 24 maart bekend werd gemaakt? Ze vragen of dit niet eerder had gekund,
bijvoorbeeld tijdens de persconferentie van maandagavond 23 maart, waarbij de premier
en andere bewindspersonen nieuwe kabinetsmaatregelen bekendmaakten, zodat op de dinsdagochtend
examenkandidaten een onnodige tocht naar school, met alle besmettingsgevaar van dien,
bespaard had kunnen blijven? Voor het antwoord op deze vraag verwijzen we naar het
antwoord dat is gegeven op de vraag van de D66-fractie waarom er niet direct op maandag
23 maart duidelijkheid is geboden.
De leden van de PvdA-fractie vragen of kan worden toegelicht wanneer er meer informatie
komt over een in te stellen beroepscommissie en een aangepaste slaag-zakregeling?
Deze informatie is op 8 april verstrekt.
De leden van de PvdA-fractie menen dat bij de organisatie van examens de veiligheid
van zowel leraren als examenkandidaten en hun familieleden gegarandeerd moet zijn.
Zij hopen dat scholen op creatieve manieren in staat zullen zijn om de examenkandidaten
te toetsen op hun beheersing van de schoolexamenstof. Zij vragen in hoeverre wij hiervoor
de scholen nog handreikingen gaat doen. Voor het antwoord op deze vraag verwijzen
we naar het antwoord op de eerdere vraag van het CDA over in hoeverre scholen vanuit
het RIVM en het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap worden geholpen bij
het voldoen aan de richtlijnen van het RIVM.
De leden van de PvdA-fractie vragen wat we gaan doen met het pleidooi van onder meer
de onderwijsvakbonden en Ouders & Onderwijs voor meer duidelijkheid over hoe nu verder
te gaan met de schoolexamens in het licht van aangescherpte corona-maatregelen. Zij
vragen hoe wordt aangekeken tegen hun pleidooi staat om de komende tijd, minstens
tot 6 april, geen schoolexamens meer af te nemen die fysieke aanwezigheid op school
vereisen. Zoals we ook hebben aangegeven in het antwoord op vergelijkbare vragen van
de SP, hebben scholen meer ruimte gekregen in het afnemen van de schoolexamens. Het
staat ze vrij om de extra tijd te gebruiken om de examinering meer te spreiden. Ook
kunnen ze ervoor kiezen de schoolexamens te verplaatsen naar een moment ná 6 april.
De leden van de PvdA-fractie vragen hoe er toezicht wordt gehouden op scholen en scholen
worden geholpen bij naleving van de nu geldende RIVM-protocollen. Voor het antwoord
op deze vraag verwijzen we naar het antwoord op de eerdere vraag van het CDA over
in hoeverre gegarandeerd kan worden dat het de scholen zal lukken te handelen zoals
de richtlijnen van het RIVM voorschrijven en of hier ook op wordt toegezien.
De leden van de PvdA-fractie vragen hoe scholen de komende tijd ondersteund worden
bij het aanbod van bijles op afstand, ook voor leerlingen zonder digitale leermiddelen
of die verkeren in een onveilige of onrustige thuissituatie, of leerlingen met een
beperking. Het belangrijkste aandachtspunt dat we scholen willen meegeven in deze
tijd is om oog te hebben voor kinderen en jongvolwassenen in een kwetsbare positie.
Voor hen en voor hun ouders en/of verzorgers heeft de huidige crisis nog meer impact.
Waar voorheen het onderwijs of de dagopvang structuur en zorg bood, valt dit nu weg.
De begeleiding van deze kinderen en jongvolwassenen is minstens zo belangrijk als
de continuïteit van het onderwijs aan alle leerlingen. In sommige gemeenten en op
sommige scholen gaat dit goed. Niet alle kinderen en jongeren zijn echter nog in beeld
en voor lang niet ieder van hen is al een oplossing gevonden. We verwachten van gemeenten
en scholen dat zij ieder kind in beeld brengen en sporen hen aan zoveel mogelijk oplossingen
te bieden aan kinderen die dat nodig hebben. Voor kinderen met een hoog risico op
achterstanden en kinderen die thuis minder kansen hebben om zich te ontwikkelen, is
de continuïteit van hun leerproces het meeste in het geding. We verwachten van scholen
dat ze hun best doen om zich ook in de huidige omstandigheden voor deze kinderen in
te spannen. In de brief aan uw Kamer van 3 april wordt uitgebreid in gegaan op kansengelijkheid
en begeleiding van kinderen die dat nodig hebben.
De leden van de PvdA-fractie vragen wat we verwachten dat de scholen tussen 6 april
en 1 juni kunnen doen, nu hen tot begin juni ruimte is geboden om de schoolexamen
af te ronden? De scholen kunnen doorgaan met het afnemen van de schoolexamens mits
de scholen de richtlijnen van het RIVM. De oproep aan scholen is om de schoolexamens
zoveel mogelijk op afstand plaats te laten vinden. Scholen kunnen de afweging over
de vorm van de toetsen in overleg met hun personeel, leerlingen en ouders, en met
begrip voor ieders situatie, maken.
De leden van de PvdA-fractie vragen in hoeverre de Minister mogelijkheden ziet om
maatwerk mogelijk te maken voor examenkandidaten die nu buiten hun schuld toch in
de problemen dreigen te geraken. Het kan voorkomen dat leerlingen door hun persoonlijke
omstandigheden ernstig benadeeld worden door de manier waarop scholen toepassing hebben
gegeven aan de examenregels, zoals die dit jaar gelden. Daarom is er in de slaag-zakregeling
voor schooljaar 2019–2020 een clausule opgenomen die scholen de gelegenheid geeft
om leerlingen in individuele gevallen een extra mogelijkheid tot een resultaatverbeteringstoets
te bieden. Er moet dan sprake zijn van een «onbillijkheid van overwegende aard». Dat
betekent dat de toepassing van de regels onevenredig uitpakt voor de individuele leerling
in de ogen van het bevoegd gezag. Daarnaast is in de slaag-zakregeling geregeld dat
als een kandidaat ten gevolge van ziekte of om een andere geldige reden bij de resultaatverbeteringstoets
is verhinderd, de directeur hem of haar de gelegenheid zal geven om de resultaatverbeteringstoets
alsnog af te leggen. Ook kan de directeur een leerling met een beperking de resultaatverbeteringstoets
geheel of gedeeltelijk laten afleggen op een wijze die is aangepast aan de mogelijkheden
van die leerling. Daarbij blijven de eisen zoals geformuleerd in het PTA, alsmede
de landelijke slaag-zakregeling, wel van kracht.
De leden van de PvdA-fractie vragen of nader toegelicht kan worden in hoeverre examenkandidaten
nog zeker kunnen zijn van herkansingsregelingen? In het programma van toetsing en
afsluiting (PTA) van de school is het beleid rond de herkansingen voor de schoolexamens
beschreven. Van deze herkansingen kunnen examenkandidaten net als andere jaren gebruik
maken. Daarnaast is er voor leerlingen die op basis van de schoolexamenresultaten
zijn gezakt of zijn geslaagd maar hun resultaten willen verbeteren voor maximaal twee
vakken een zogeheten resultaatverbeteringstoets (RV-toets). Vmbo bb- en kb-leerlingen
mogen daarnaast ook voor hun beroepsgerichte profielvak een RV-toets maken, dus in
totaal voor drie vakken. Scholen kunnen de periode na 4 juni tot de aanvang van de
zomervakantie benutten om deze RV-toetsten af te nemen.
Voornoemde leden van de PvdA-fractie vragen of deze mogelijkheden per school kunnen
gaan verschillen of dat er uniforme afspraken hiervoor komen die gaan gelden voor
examenkandidaten in het gehele voortgezet onderwijs? Zij vragen op welke wijzen de
kansengelijkheid hierbij gewaarborgd kan worden? Deze herkansingsmogelijkheden voor
de schoolexamens kunnen verschillen per school, aangezien dit, zoals gebruikelijk,
onderdeel is van het PTA dat per school wordt vastgesteld. Naast de herkansingen die
zijn opgenomen in het PTA en per school verschillen, is er een uniforme afspraak die
ook wordt vastgelegd in de regelgeving, dat alle leerlingen voor maximaal twee vakken
een zogeheten resultaatverbeteringstoets kunnen maken. Daarbovenop mogen vmbo bb-
en kb-leerlingen ook voor hun beroepsgerichte profielvak een RV-toets maken, zoals
ik hierboven heb toegelicht.
De leden van de PvdA-fractie merken op dat jongeren die een staatsexamen afleggen,
bijvoorbeeld vanuit het voortgezet speciaal onderwijs, nu half juni moeten deelnemen
aan de college-examens. Deze gaan vooralsnog door. Of zij slagen of zakken zal nu
geheel afhangen van hun resultaten voor deze college-examens. Deze leden vragen of
deze college-examens zo worden vormgegeven dat de betrokken jongeren, behoudens de
centrale examens, onder dezelfde condities een diploma kunnen behalen als wanneer
de coronacrisis niet was uitgebroken, zowel wat betreft de financiële kant van de
zaak, als de kennis, het inzicht en de vaardigheden die zij moeten tonen. De college-examens
gaan in hun geheel door. Behoudens het niet doorgaan van de centrale examens kunnen
de betrokken jongeren dus onder dezelfde condities hun diploma halen. Uiteraard heeft
de coronacrisis invloed op deze jongeren. Het is op zichzelf al een spannende tijd.
Daarom wordt bij de college-examens maximaal rekening gehouden met de beperkingen
en specifieke behoeften van elke individuele kandidaat. In het antwoord op de vraag
van de leden van de D66-fractie over maatwerk voor de college-examens wordt hier verder
op ingegaan. Overigens zijn de staatsexamens voor vso-leerlingen gratis.
De leden van de PvdA-fractie vragen of zij het goed begrijpen dat de leerlingen van
het vso in het voorstel dat er nu ligt, een diploma moeten zien te behalen gebaseerd
op één cijfer gebaseerd op één mondeling per vak. Zij vragen voorts of we mogelijkheden
zien om de examinering voor deze examenkandidaten meer passend te maken. Dat klopt,
met als enige toevoeging dat de college-examens voor een aantal vakken bestaat uit
een mondeling examen aangevuld met een schriftelijk examen. Zoals in het antwoord
op de vraag van de leden van de D66-fractie over maatwerk voor de college-examens
is uiteengezet, wordt er wel maximaal aandacht besteed aan de beperkingen en de specifieke
behoeften van elke individuele kandidaat bij de afname van het college-examen. Ook
zijn er extra herkansingsmogelijkheden, met uitzondering van leerlingen die deelexamen
doen en dit schooljaar nog niet opgaan voor het volledige examen.
De leden van de PvdA-fractie hebben ook zorgen of de opzet van de college-examens
geen risico betekent dat betrokken examenkandidaten onbedoeld worden benadeeld. Zij
vragen of wij hun zorg delen dat leerlingen in het vso die over het gehele examenjaar
geen schoolexamens doen, maar bij het college-examen – anders dan bij de reguliere
schoolexamens – een geheel vreemde docent voor hun neus krijgen met een geheel eigen
vraagstelling minder goed presteren of zelfs uit angst dichtslaan. Zij vragen of we
het met hen eens zijn dat juist deze groep scholieren gebaat is bij duidelijkheid
en herkenbaarheid. Zij vragen ook hoe wij denken over een uitzondering waarbij voor
deze leerlingen de schoolcijfers over het gehele examenjaar gaan gelden als het eindcijfer.
Met de brief van 8 april en de tweede versie van het servicedocument is de nodige
duidelijkheid verschaft. Het gebruik van de schoolcijfers over het gehele examenjaar
als eindcijfer is niet mogelijk. De vso-scholen waarvan de leerlingen opgaan voor
het staatsexamen hebben zelf geen examenlicentie en kunnen geen schoolexamens afnemen.
Zie voor de mate waarin wordt tegemoetgekomen aan de zorgen voor de leerlingen in
het vso verder het antwoord op de vraag van de leden van de D66-fractie naar maatwerk
voor vso-leerlingen.
Deze leden van de PvdA-fractie vragen verder wat het besluit van ons gaat betekenen
voor de positie van vavo-studenten, van wie de eindcijferlijst straks deels zal bestaan
uit cijfers inclusief een centraal examen en deels uit cijfers van het schoolexamen
voor de vakken die zij nog dit jaar moeten behalen om hun lijst compleet te maken?
Zij vragen of dit door ons verduidelijkt kan worden. Leerlingen kunnen via het vavo
resultaten uit verschillende schooljaren inzetten om een diploma te behalen. De samenstelling
van de eindcijfers verschilt in schooljaar 2019–2020 van eerdere en latere schooljaren,
vanwege het vervallen van de centrale examens, maar aangezien het allemaal vastgestelde
eindcijfers zijn, kan de uitslag gewoon worden vastgesteld. Als een leerling in schooljaar
2019–2020 het diploma behaalt via het vavo door middel van de inzet van eerder behaalde
resultaten, dan worden deze vastgestelde eindcijfers in zijn geheel ingezet (zowel
SE als CE). En voor vakken die in 2019–2020 worden afgesloten dus alleen het SE-cijfer.
Daarnaast hoeven leerlingen, die het diploma in een later schooljaar dan 2019–2020
willen behalen, niet alsnog het CE af te leggen voor de vakken die in schooljaar 2019–2020
zijn afgesloten.
De leden van de PvdA-fractie vragen de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
of zij bereid is ruimte te bieden voor maatwerk wanneer voor sommige leerlingen of
studenten de aanmelddata (die met een maand zijn verschoven) toch te vroeg blijken
te zijn. Voor beide sectoren is de aanmelddatum met een maand uitgesteld. Voor het
mbo naar 1 mei, voor het hoger onderwijs naar 1 juni. Dit geeft scholen en onderwijsinstellingen
de tijd om intake, kennismakingsactiviteiten en, indien van toepassing, selectieactiviteiten
anders vorm te geven. Die activiteiten dragen ook bij aan het keuzeproces van leerlingen
en studenten. Een tijdige aanmelding garandeert dat de aspirant-student kan beginnen
aan een opleiding, ook wanneer de student verandert van keuze want zijn/haar aanmelding
was dan op tijd. Het maatwerk vindt dus plaats na aanmelding.
Deze leden van de PvdA-fractie vragen ook of het niet verstandiger is om tot in elk
geval 6 april helemaal te stoppen met fysiek onderwijs door toetsen zoveel mogelijk
digitaal af te nemen en indien dit geen optie is om deze uit te stellen. Zoals aangegeven
in reactie op de vraag van GroenLinks, zal er in de komende periode geen fysiek onderwijs
plaatsvinden, behalve in uitzonderingen zoals voor studenten voor wie vanwege bijzondere
problematiek of moeilijke thuissituatie maatwerk nodig is. Daarnaast is vanaf 7 april
het onderwijs op afstand en de examinering voor studenten die dit studiejaar het diploma
kunnen behalen, weer aangevangen.
Verder vragen deze leden of het servicedocument zal worden geüpdatet en wanneer en
of hierin wordt meegenomen dat er een time-out is aangekondigd in het mbo en het vavo
voor wat betreft de fysieke examens. Hiervoor geldt dat het servicedocument inmiddels
is geüpdatet en dat de bijgestelde versie per brief op 2 april aan uw Kamer is aangeboden.
In het antwoord aan de leden van het CDA wordt een toelichting gegeven op het servicedocument
mbo-aanpak Coronavirus COVID-19. Voor wat betreft de reactie op de time-out, verwijst
de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap naar het antwoord op de voorgaande
vraag.
De leden van de PvdA-fractie vragen of de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
herkent dat studenten ouder dan 18 jaar, die onvoldoende digitale hulpmiddelen bezitten,
doorgaans geen toegang hebben tot de gangbare onderwijsondersteunende fondsen. Zij
vragen hoe de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap deze groep studenten hierin
tegemoet kan komen. Het is inderdaad een belangrijk vraagstuk hoe we ervoor kunnen
zorgen dat alle leerlingen en studenten toegang krijgen tot het onderwijs op afstand.
Er is op lokaal niveau hard gewerkt om leerlingen en studenten van de benodigde apparatuur
te voorzien, als zij daar thuis niet de beschikking over hebben. Schoolbesturen hebben
in belangrijke mate zelf oplossingen kunnen vinden voor deze leerlingen en studenten
en hebben daarvoor waar nodig samenwerking gezocht met de gemeente en lokale initiatieven
die kunnen voorzien in faciliteiten voor onderwijs op afstand. Aanvullend hebben school-
en instellingsbesturen uit het po, vo en mbo afgelopen week circa 12.500 aanvragen
gedaan bij SIVON. SIVON heeft voor het bedrag van € 2,5 miljoen bijna 6.800 apparaten
voor leerlingen en studenten gekocht en verdeeld over de aanvragen. De aangeschafte
apparaten worden komende dagen verstrekt. In totaal zijn er 306 apparaten toegekend
aan mbo-scholen.
Deze leden vragen ook hoe mbo-scholen om moeten gaan met stages. Voor vragen die betrekking
hebben op dit onderwerp, verwijst de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
graag naar het antwoord dat zij gegeven heeft aan de leden van het CDA. Het meest
recente servicedocument mbo-aanpak Coronavirus COVID-19 biedt hier handvatten voor.
De leden van de PvdA-fractie vragen of er speciaal beleid is voor studenten die wegens
een beperking of chronische aandoening extra problemen ondervinden om mee te doen
middels thuisonderwijs. Het goed kunnen meedoen van studenten met een beperking of
chronische aandoening met thuisonderwijs is zeer belangrijk. Ik ben hierover in gesprek
met instellingen en koepels om te bezien of hier nog specifieke maatregelen voor nodig
zijn.
Tot slot vragen de leden van de PvdA-fractie een verklaring waarom het RIVM-onderzoek
naar de rol van kinderen en jongeren bij de verspreiding van het coronavirus pas zo
laat was gestart. De eerste resultaten van het onderzoek van het RIVM naar COVID-19
onder gezinnen in Nederland worden nog in april verwacht, omdat de resultaten van
het onderzoek zes weken na de eerste test in een gezin bekend zijn. De opzet van het
onderzoek wordt verder toegelicht in de Kamerbrief van 31 maart jl.35
Antwoord op de inbreng van de leden van de ChristenUnie-fractie
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen hoe we kijken naar de verschillen tussen
scholen ten aanzien van de omgang met schoolexamens. Zij geven aan dat elke school
hierin zijn eigen werkwijze heeft en er forse verschillen zijn in de strengheid en
striktheid ten aanzien van het schoolexamen. Zij geven hierbij scholen als voorbeeld
waar leerlingen gemiddeld veel hoger scoren op het schoolexamen dan op het centraal
examen. Daarnaast vragen de leden van de ChristenUnie-fractie of er rekening wordt
gehouden met verschillen tussen scholen op dit punt en op welke manier kunnen we zorgen
dat we toch alle leerlingen zoveel mogelijk gelijk behandelen? Elk jaar zijn er verschillen
in de manier waarop scholen omgaan met de schoolexamens, dus daar kijken wij niet
anders tegenaan dan in andere jaren. De beslissing dat het centraal examen dit schooljaar
niet doorgaat hebben wij niet lichtvaardig genomen, aangezien het centraal examen
bijdraagt aan de objectieve waarde van het diploma. Door het wegvallen van het centraal
examen is het helaas niet mogelijk om rekening te houden met verschillen tussen scholen
als leerlingen hoger scoren op het schoolexamen dan het centraal examen. Overigens
komt een groot verschil tussen SE-CE de afgelopen jaren nog maar zelden voor, zoals
wij hebben aangegeven bij een eerdere vraag van het CDA.
Scholen maken conform hun programma van toetsing en afsluiting (PTA) de schoolexamens
af. In het PTA zijn minimaal de verplichte eindtermen gedekt, waar de schoolexamens
van alle leerlingen in ieder geval aan moeten voldoen. Deze voorwaarde zorgt ervoor
dat alle leerlingen in ieder geval op de verplichte eindtermen worden getoetst. Zie
verder ook de antwoorden die zijn gegeven op eerdere vragen hierover van het CDA hierboven
over de beoordeling van de schoolexamens door de scholen zelf. Daarnaast wordt dit
schooljaar een mogelijkheid geboden om na afronding en vaststelling van de eindcijfers
van het schoolexamen voor twee vakken een zogenaamde resultaatverbeteringstoets af
te leggen. Hiermee krijgen leerlingen de mogelijkheid om de eindcijfers van het schoolexamen
te verbeteren.
Deze leden van de ChristenUnie-fractie vragen wat het schrappen van het centraal examen
betekent voor de toelating tot vervolgopleidingen die een numerus fixus hanteren en
die naar de gemiddelde cijfers van leerlingen kijken. Vervolgopleidingen die een selectieprocedure
hanteren kunnen alsnog naar de gemiddelde eindcijfers van de leerlingen kijken. Alleen
zijn de eindcijfers enkel gebaseerd op schoolexamens en niet op centrale examens.
Overigens staat het centraal examen voor de meeste opleidingen los van de decentrale
selectie. Plaatsingsnummers voor de numerus fixusopleidingen worden normaliter 15 april
bekend gemaakt. Dan is normaal gesproken het centraal examen nog niet geweest.
Voornoemde leden van de ChristenUnie-fractie vragen wat de gevolgen zijn voor leerlingen
die vanwege ziekte (al dan niet door het coronavirus) het schoolexamen niet goed kunnen
afronden.
Zoals we op een eerdere vraag van de leden van de PvdA-fractie hebben geantwoord,
zijn er herkansingsmogelijkheden in het PTA van de school beschreven en komen er resultaatverbeteringstoetsen
voor leerlingen. Daarnaast is er in de slaag-zakregeling voor schooljaar 2019–2020
geregeld dat als een kandidaat ten gevolge van ziekte of om een andere geldige reden
is verhinderd bij de resultaatverbeteringstoets, de directeur hem of haar de gelegenheid
zal geven om de resultaatverbeteringstoets alsnog af te leggen. Leerlingen die langdurig
ziek zijn of andere bijzondere omstandigheden hebben, mogen hun eindexamens zoals
gewoonlijk over twee jaar spreiden. Scholen melden uiterlijk 11 mei bij de Inspectie
welke leerlingen gespreid examen doen. Als deze leerlingen dit jaar vakken afronden,
hoeven zij volgend jaar het CE van deze vakken niet alsnog te doen.
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen of er aan scenario’s wordt gewerkt voor
het geval de pandemie langer duurt en het moeilijk wordt om het schoolexamen goed
af te ronden. Er is nu extra tijd voor scholen om het schoolexamen af te ronden, maar
als de scholen langer dicht blijven en het niet verantwoord is om schoolexamens fysiek
af te nemen, kan dit ervoor zorgen dat de schoolexamens niet volledig afgerond kunnen
worden. Zij vragen hoe wij hiernaar kijken en welke scenario’s er zijn op dit punt.
Scholen hebben tot 4 juni de ruimte om de schoolexamens af te ronden en daarmee te
voldoen aan hun PTA. Zij krijgen daarbij de ruimte om het PTA aan te passen als dat
nodig is als gevolg van de huidige situatie, waarmee het onder andere mogelijk is
om toetsen in een andere vorm, af te nemen, bijvoorbeeld via (beeld)bellen. Aanpassing
in het PTA gebeurt met instemming van de MR en er wordt melding van gemaakt bij de
Inspectie. Als een school voorziet dat het niet mogelijk is om voor alle examenleerlingen
het schoolexamen af te ronden, meldt de school zich uiterlijk 28 mei bij de Inspectie.
In overleg wordt gekeken naar een mogelijke oplossing.
Antwoord op de inbreng van de leden van de PvdD-fractie
De leden van de PvdD-fractie vragen hoe als gevolg van het schrappen van de eindtoets
rekening wordt gehouden met leerlingen die mogelijk te maken hebben met onderadvisering.
Het is voor alle leerlingen in het vo belangrijk dat zij onderwijs volgen op een niveau
dat past bij hun capaciteiten en mogelijkheden. Dit geldt zowel voor leerlingen bij
wie mogelijk sprake is van onderadvisering als voor leerlingen die zich op een later
moment ontwikkelen. Voor de leerlingen die dit jaar de overstap maken naar het vo,
is het extra belangrijk dat gemonitord wordt of zij op de juiste plek zitten. Hieraan
wordt vanzelfsprekend ook aandacht besteed wanneer po- en vo-scholen nader geïnformeerd
worden over de maatregelen.
De leden van de PvdD-fractie vragen of het, gezien de aangescherpte maatregelen omtrent
samenscholing – zoals aangekondigd op de persconferentie van 23 maart – dan wel mogelijk
is om op verantwoorde wijze schoolexamens te organiseren. Het roept bij deze leden
vragen en zorgen op over de risico’s inzake de volksgezondheid. Voor het antwoord
op deze vraag verwijzen we naar het antwoord op de eerdere vraag van de SP over of
het verantwoord is om de schoolexamens en praktijkexamens te laten plaatsvinden.
De leden van de PvdD-fractie vragen of het klopt dat het in de praktijk nog steeds
mogelijk is dat van leerlingen en leraren gevraagd wordt om in groepen samen te komen
op school om schoolexamens af te nemen. Zij vragen in welk opzicht de risico’s bij
deze situatie anders zijn dan de risico’s bij het organiseren van bijvoorbeeld een
feest of sportwedstrijd. Ook vragen zij wat het advies van het RIVM hierover was.
Dat is mogelijk. In overleg met het RIVM is er besloten dat examens door mogen gaan.
Zoals hiervoor al is aangegeven, dienen scholen wel zorg te dragen dat de aantallen
mensen die tegelijk op school zijn zo laag mogelijk zijn en dat de richtlijnen van
het RIVM worden nageleefd. Gezien de gecontroleerde omgeving waarin examens plaatsvinden
is het naleven van de richtlijnen en het toezicht hierop beter te realiseren dat in
andere sociale situaties.
De leden van de PvdD-fractie vragen of kan worden toegelicht welke veiligheidsgaranties
er kunnen worden afgegeven bij de schoolexamens. Voor het antwoord op deze vraag verwijzen
we naar het antwoord op de eerdere vraag van het CDA over in hoeverre gegarandeerd
kan worden dat het de scholen zal lukken te handelen zoals de richtlijnen van het
RIVM voorschrijven en of hier ook op wordt toegezien.
De leden van de PvdD-fractie vragen of er bepaalde instructies of adviezen beschikbaar
zijn voor scholen zodat ze bij het organiseren van schoolexamens de veiligheid maximaal
kunnen organiseren. Zij vragen ook in hoeverre het mogelijk wordt gemaakt dat succesvolle
voorbeelden op dit punt worden uitgewisseld tussen scholen. Voor het antwoord op deze
vragen verwijzen we naar het antwoord op de eerdere vraag van het CDA over in hoeverre
scholen vanuit het RIVM en het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap worden
geholpen bij het voldoen aan de richtlijnen van het RIVM.
De leden van de PvdD-fractie vragen waarom er voor gekozen is om de college-examens
van de staatexamens, onder andere relevant voor leerlingen uit het vso, vooralsnog
wel door te laten gaan. Zoals ook voor de rest van het vo geldt, moet een diploma
wel gebaseerd zijn op een examen. Nu de centrale examens niet doorgaan, is het eindcijfer
in het reguliere vo gebaseerd op de schoolexamens. Voor leerlingen die opgaan voor
het staatsexamen geldt dat zij geen schoolexamen afleggen gedurende het schooljaar,
maar deelnemen aan het college-examen. Het college-examen bij het staatsexamen vervangt
daarmee het schoolexamen. Het eindcijfer wordt dan ook gebaseerd op het college-examen.
De leden van de PvdD-fractie vragen wanneer daar uiterlijk over besloten zal worden.
Met de brief van 8 april en de tweede versie van het servicedocument is duidelijkheid
verschaft.
De leden van de PvdD-fractie vragen welke extra regelruimte gecreëerd kan worden voor
het vso. In het antwoord op de vraag van de leden van de D66-fractie naar maatwerk
voor vso-leerlingen wordt ingegaan op de ondersteuning die is gerealiseerd voor vso-leerlingen.
Er zijn verschillende vormen van maatwerk mogelijk. Om de waarde van het diploma te
behouden moet wel worden vastgehouden aan de centraal bepaalde regels.
De leden van PvdD-fractie vragen wat op de scholen in het Caribische deel van het
Koninkrijk (op Sint Eustatius na) de ervaringen zijn met de nieuwe situatie? Alle
scholen in het Caribisch deel van het Koninkrijk zijn inmiddels door de lokale autoriteiten
gesloten, nadat op 30 maart jl. die maatregel ook op Sint Eustatius is getroffen.
De ervaringen zijn vergelijkbaar met die in het Europees deel van het Koninkrijk:
scholen, leerlingen en ouders moeten hun weg vinden in het op afstand voortzetten
van het onderwijs. Dat is voor alle betrokkenen wennen. Er wordt een mix van digitale
en fysieke middelen ingezet om daar vorm aan te geven. De mate waarin scholen reeds
gewend zijn om met digitale hulpmiddelen te werken en de mogelijkheden van ouders
om hun kinderen bij te staan in het leerproces verschillen wel van die in Europees
Nederland. Gemiddeld genomen zijn de scholen daar minder ver in en beschikken ze over
minder faciliteiten. Voor de vele ouders met een laag inkomen geldt dat het niet vanzelfsprekend
is dat zij over internet en of devices beschikken om de kinderen online huiswerk te
laten maken. Gelet op het gemiddeld genomen lagere opleidingsniveau van de ouders
wordt verwacht dat zij minder goed in staat zullen zijn hun kinderen te begeleiden
bij het maken van het (t)huiswerk. Ook zijn er zorgen over een groter deel van de
leerlingen dat in kwetsbare thuissituaties verkeert.
De leden van de PvdD-fractie vragen of de Minister al meer kan vertellen over het
aangekondigde overleg met de scholen in het Caribisch deel van het Koninkrijk? Onze
medewerkers van de afdeling OCW Caribisch Gebied op Bonaire en Sint Eustatius zijn
in nauw contact met de schoolbesturen en de openbare lichamen om hen zoveel mogelijk
te ondersteunen. Ook zijn wij ambtelijk in contact met Curaçao, Aruba en Sint Maarten
over de actuele situatie m.b.t. de maatregelen op onder meer het onderwijsterrein.
De leden van de PvdD-fractie vragen of wij erkennen, de onrustige omstandigheden waaronder
de schoolexamens en andere toetsvormen momenteel worden afgenomen, zijn weerslag kan
hebben op de resultaten? Wij hebben er alle begrip voor dat dit voor leerlingen een
onrustige periode is. Tegelijk weten wij dat scholen hun uiterste beste doen om goede
examinering op te zetten, waarbij rekening wordt gehouden met de situatie van de leerlingen.
Ook is het in dit verband goed te vermelden dat een groot deel van het schoolexamen
al eerder in het lopende schooljaar of zelfs al in het jaar ervoor onder normale omstandigheden
heeft plaatsgevonden. Desondanks is het mogelijk dat de huidige omstandigheden effect
kunnen hebben op de resultaten voor het schoolexamen. In de slaag-zakregeling 2019–2020
wordt daarom aan leerlingen de mogelijkheid geboden om voor twee vakken een resultaatverbeteringstoets
af te leggen om het behaalde resultaat op de schoolexamens te verbeteren.
De leden van de PvdD-fractie vragen wat er al verteld kan worden over de aangekondigde
slaag-zakregeling? Inmiddels hebben wij u hier op 8 april over geïnformeerd.
De leden van de PvdD-fractie vragen of wij hun mening delen dat de slaag-zakregeling,
gezien de omstandigheden, de nodige coulance zou moeten bevatten? Zo nee, waarom niet?
Het VO-diploma moet net als in andere jaren zijn waarde en civiel effect hebben. Leerlingen
krijgen dit jaar een volwaardig diploma waarmee toegang tot het vervolgonderwijs wordt
verkregen. De bestaande slaag-zakregeling blijft zo veel mogelijk in stand, bijvoorbeeld
waar het gaat om de kernvakkenregel en het maximum aantal onvoldoendes. Deze regels
hebben dit jaar echter alleen betrekking op het schoolexamen in plaats van op het
samenspel van het schoolexamen en het centrale examen. Dit geldt voor alle regels
behalve voor de regel dat het gemiddelde cijfer van de centrale examens minimaal een
5,5 moet zijn. In het servicedocument, dat als bijlage is meegestuurd bij de Kamerbrief
van 8 april, vindt u een uitgebreidere beschrijving van de slaag-zakregeling voor
schooljaar 2019–2020. Vanwege de uitzonderlijke situatie en het feit dat sommige leerlingen
hadden gerekend op het centrale examen om hun cijfers op te halen, is het mogelijk
om voor twee vakken een resultaatverbeteringstoets te maken. Dit is een verruiming
ten opzichte van de reguliere situatie, waarbij leerlingen in het tweede tijdvak voor
één vak het centraal examen mogen herkansen.
De leden van de PvdD-fractie vragen wat de actuele stand van zaken is omtrent de toetsen
en examens in het mbo. Zoals aangegeven in het antwoord op soortgelijke vragen van
de VVD, GroenLinks en de PvdA, is de examinering vanaf 7 april weer aangevangen, voor
die studenten die dit studiejaar het diploma kunnen behalen.
Deze leden vragen ook of de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap signalen
heeft dat het mbo-scholen lukt om alternatieven te verzinnen voor samenkomsten. Vanuit
onder andere de MBO Raad ontvangt de Minister inderdaad deze signalen.
Verder vragen deze leden naar de stand van zaken omtrent de stages. Het is niet bekend
hoeveel stages geen doorgang kunnen vinden als gevolg van de Coronacrisis. Daarbij
verschilt de situatie enorm per sector. In bijvoorbeeld de supermarkten, de bouw en
de voedingsindustrie werken veel bedrijven door, met inachtneming van de voorschriften
van het RIVM en de GGD. Daarentegen hebben in de horeca, toerisme en de culturele
sector veel ondernemingen de deuren moeten sluiten. Het hangt dus in hoge mate af
van de situatie in de sector of de stage van de student door gaat of dat deze (tijdelijk)
stopgezet wordt.
De leden van de PvdD-fractie vragen of er zicht is op situaties waarbij studenten
in de knel komen. Het is nog te vroeg om hierop al goed zicht te hebben. Uiteraard
maken veel studenten zich zorgen. Met de huidige maatregelen en het servicedocument
kunnen veel vragen alvast beantwoord worden. We houden hierover ook nauw contact met
de studentenbonden.
Deze leden vragen ook hoe die knelpunten bij studenten worden opgelost. De Minister
van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap verwijst hiervoor naar het antwoord op de voorgaande
vraag.
Verder vragen deze leden welke afspraken de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
gaat maken met mbo-scholen en hogeronderwijsinstellingen over de begeleiding van eerstejaars
studenten. De vormgeving en, indien nodig, de intensivering van de begeleiding van
studenten is de verantwoordelijkheid van de onderwijsinstellingen. Vooralsnog verwacht
de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap geen kennisachterstanden bij leerlingen
en studenten die instromen. Daar waar studenten overstappen en nog een deel van hun
vorige opleiding moeten afronden, zoals bij studenten van het mbo die naar het hbo
gaan, zal mogelijk extra begeleiding gewenst zijn. De Minister ziet dat als een gedeelde
verantwoordelijkheid van de mbo- en de hbo-instellingen. Daar waar er zich na de start
van de opleidingen onverhoopt problemen voordoen, zal de Minister daarover met de
onderwijskoepels in gesprek gaan.
De leden van de fractie van de PvdD vragen of de Minister in kan gaan op de ervaringen
in het speciaal basisonderwijs en het (voortgezet) speciaal onderwijs. De Minister
van Basis en Voortgezet Onderwijs en Media ontvangt signalen dat voor sommige van
de kinderen op deze scholen de sluiting van de scholen met name problematisch is,
omdat het wegvallen van de structuur veel impact heeft, of omdat de dagelijkse begeleiding
veel vraagt van ouders. Gemeenten en scholen kunnen maatwerk bieden voor deze leerlingen
en dit gebeurt ook al. Verder is met de samenwerkingsverbanden passend onderwijs afgesproken
dat ook zij in beeld brengen voor welke leerlingen extra begeleiding en/of zorg nodig
is.
Deze leden vragen ook naar uitwisseling van goede voorbeelden van thuisonderwijs en
of er groepen kinderen zijn bij wie het thuisonderwijs minder goed verloopt, bijvoorbeeld
omdat het erg druk is thuis of omdat er sprake is van te weinig begeleidingsmogelijkheden.
Dit verloopt via allerlei platforms, waaronder via www.lesopafstand.nl. Daar wordt ook naar andere platforms doorverwezen.
Deze leden merken vervolgens op dat, des te langer de scholen gesloten blijven, des
te belangrijker het wordt om deze specifieke groepen extra te ondersteunen. Zij vragen
of er geïnventariseerd wordt wat te doen met eventuele leerachterstanden voor specifieke
leerlingen waarbij het om welke reden dan ook niet gelukt is om het thuisonderwijs
in voldoende mate te organiseren? Wij spannen ons nu samen met scholen en gemeenten
in om zoveel mogelijk oog voor deze leerlingen te hebben. Het is echter onvermijdelijk
dat er achterstanden zullen ontstaan. Als de scholen weer open gaan, moet hier aandacht
voor zijn, zeker voor groepen kinderen die thuis minder goed kunnen leren. De Onderwijsraad
is gevraagd hierover advies uit te brengen.
Verder vragen deze leden welke afspraken gemaakt gaan worden met middelbare scholen
over de begeleiding van brugklassers volgend jaar. Op korte termijn zullen scholen
een brief ontvangen waarin zij worden gewezen op de mogelijkheden om te zorgen voor
een goede overdracht van het po naar het vo, met reële kansen passende bij het schooladvies.
Het is uiteindelijk aan de scholen om te beoordelen welk type begeleiding voor welke
leerling wenselijk is en maatwerk te verzorgen afgestemd op wat leerlingen nodig hebben.
Antwoord op de inbreng van de leden van de 50PLUS-fractie
De leden van de 50PLUS-fractie vragen of de vertraging van de uitslag van het onderzoek
in Noord-Brabant van invloed is op de uitgangsdatum van 6 april. Het kabinet heeft
inmiddels besloten om de scholen fysiek te sluiten tot en met de meivakantie. Op 21 april
neemt het kabinet opnieuw een besluit over de maatregelen en wordt duidelijk wat dit
betekent voor het onderwijs.
In de ochtend van 24 maart is bekend gemaakt dat het centraal examen dit jaar komt
te vervallen, zodat de scholen langer de tijd hebben om de schoolexamens af te ronden.
Centraal examens zijn in het leven geroepen zodat elke leerling gelijke kansen heeft.
De leden van 50PLUS vragen hoe de gelijke kansen met deze maatregelen worden gewaarborgd?
Scholen maken conform hun programma van toetsing en afsluiting (PTA) de schoolexamens
af. In het PTA zijn minimaal de verplichte eindtermen gedekt, waar de schoolexamens
van alle leerlingen in ieder geval aan moeten voldoen. Deze voorwaarde zorgt ervoor
dat alle leerlingen in ieder geval op de verplichte eindtermen worden getoetst. Daarnaast
wordt dit schooljaar een mogelijkheid geboden om na afronding en vaststelling van
de eindcijfers van het schoolexamen voor twee vakken een zogenaamde resultaatverbeteringstoets
af te leggen. Hiermee krijgen leerlingen de mogelijkheid om de eindcijfers van het
schoolexamen te verbeteren. Elk jaar zijn er verschillen in de manier waarop scholen
omgaan met de schoolexamens, dus daar kijken wij niet anders tegenaan dan in andere
jaren. De beslissing dat het centraal examen dit schooljaar niet doorgaat hebben wij
niet lichtvaardig genomen, aangezien het centraal examen bijdraagt aan de objectieve
waarde van het diploma. Door het wegvallen van het centraal examen is het helaas niet
mogelijk om rekening te houden met verschillen tussen scholen als leerlingen hoger
scoren op het schoolexamen dan het centraal examen. Overigens komt een groot verschil
tussen SE-CE de afgelopen jaren nog maar zelden voor. Zie verder ook de antwoorden
die we hebben gegeven op eerdere vragen hierover van de CDA-fractie en de ChristenUnie-fractie.
De leden van 50PLUS-fractie vragen of leerlingen genoeg kansen krijgen om hun cijfers
op te halen? Ja, leerlingen krijgen genoeg kansen via de herkansingmogelijkheden opgenomen
in het PTA en via resultaatverbeteringstoetsen. Vanwege de uitzonderlijke situatie
en het feit dat sommige leerlingen hadden gerekend op het centrale examen om hun cijfers
op te halen, is het mogelijk om voor twee vakken een resultaatverbeteringstoets te
maken. Dit is een verruiming ten opzichte van de reguliere situatie, waarbij leerlingen
in het tweede tijdvak voor één vak het centraal examen mogen herkansen.
Verder vragen deze leden hoe fraude voorkomen gaat worden en hoe de kwaliteit van
het diploma gewaarborgd gaat worden? Voor het antwoord op het eerste deel van deze
vraag verwijzen we naar het antwoord op de vraag van de CDA-fractie over of alle schoolexamens
geschikt zijn voor digitale afname vanwege fraudegevoeligheid. Voor wat betreft de
kwaliteit van het diploma geldt dat leerlingen wel nagenoeg het volledige onderwijsprogramma
hebben gehad gedurende hun schoolcarrière en dat ook een groot deel van de schoolexamens
al waren afgerond op het moment dat het kabinet de huidige maatregelen afkondigde,
alhoewel dit kan verschillend per school. Daarbij hebben wij er vertrouwen in dat
scholen hun best doen om de schoolexaminering af te ronden zodat zij op basis van
een representatief beeld van de leerling een besluit kunnen nemen over het diploma,
op basis van de dit jaar geldende slaag-zakregeling.
De leden van de 50PLUS-fractie vragen hoeveel studenten vertraging zullen oplopen
doordat zij door sluiting van het leerbedrijf de leerdoelen en praktijkopdrachten
niet meer af kunnen ronden. Dit is op dit moment niet bekend en zal ook afhankelijk
zijn van de duur van de Coronacrisis.
Deze leden vragen ook wat voor problemen studievertraging oplevert bij studenten.
In het servicedocument mbo Coronavirus COVID-19 is beschreven hoe zo veel mogelijk
kan worden voorkomen dat studenten studievertraging oplopen. Wanneer toch studievertraging
ontstaat, kan dit zonder extra maatregelen bijvoorbeeld gevolgen hebben voor het instromen
in een vervolgopleiding. In het meest recente servicedocument staat beschreven hoe
dit wordt voorkomen. In het antwoord aan de leden van het CDA op een soortgelijke
vraag wordt een toelichting gegeven op het servicedocument mbo-aanpak Coronavirus
COVID-19.
Verder vragen deze leden of studenten die studievertraging oplopen gecompenseerd worden.
In het servicedocument mbo-aanpak Coronavirus COVID-19 is beschreven hoe met financiële
effecten wordt omgegaan.
De leden van de 50PLUS-fractie vragen tevens wat voor alternatieven er mogelijk zijn
voor studenten die niet meer bij hun leerbedrijf terecht kunnen voor hun stage. Het
gaat dan om het voortzetten van de beroepspraktijkvorming bij een ander leerbedrijf.
Voor studenten die al een groot deel van hun stage hebben afgerond, biedt het servicedocument
mbo-aanpak Coronavirus COVID-19 enkele handvatten.
Tot slot vragen de leden van de fractie van 50PLUS of er gegevens bekend zijn over
het afstandsonderwijs en of alle scholen hier op dit moment mee bezig zijn. Uit een
peiling van de Algemene Vereniging Schoolleiders onder 752 schoolleiders bleek dat
vrijwel alle scholen reeds in de eerste week na de sluiting van de scholen een vorm
van afstandsonderwijs hebben georganiseerd. Nu de sluiting van de scholen voortduurt,
is het zaak om afstandsonderwijs ook duurzaam in te richten, zodat leerlingen ook
nieuwe lesstof aangeboden kunnen krijgen. Scholen kunnen daarbij op verschillende
wijzen ondersteund worden, en het centrale punt voor ondersteuning is www.lesopafstand.nl.
Antwoord op de inbreng van de leden van de SGP-fractie
De leden van de SGP-fractie vragen over de mogelijkheid van bezwaar, beroep en geschil
ten aanzien van het schooladvies. Het schooladvies is gebaseerd op de ontwikkeling
van het kind over de afgelopen jaren. Het advies van leraren is normaal gesproken
al leidend en zal nu ook bepalen op welk niveau een kind start op de middelbare school.
Omdat er geen eindtoets wordt gemaakt, kan het schooladvies niet worden heroverwogen.
Leerlingen hebben de afgelopen weken al het schooladvies ontvangen. Dit advies wordt
nu het definitieve advies voor de middelbare school. Ouders die een beoordeling wensen
over de procedurele totstandkoming van het schooladvies kunnen zich wenden tot de
Landelijke Klachtencommissie Onderwijs. Er wordt op dit moment, in overleg met de
PO-Raad, VO-raad en Ouders & Onderwijs, gewerkt aan de nadere invulling van de verantwoordelijkheid
die po- en vo-scholen hebben voor het verzorgen van een zo soepel mogelijke overgang.
Op 16 april heeft de Minister van Basis en Voortgezet Onderwijs en Media de scholen
hierover door middel van een brief geïnformeerd.36
De leden van de SGP-fractie vragen of alle eindexamenleerlingen alle schoolexamens
moeten afronden, ook als op basis van de resultaten reeds duidelijk is dat de leerling
het eindexamen zal halen. Zoals wij in onze brief van 24 maart over dit onderwerp
hebben aangegeven, is de inzet dat scholen zoveel als mogelijk het schoolexamen conform
het PTA afronden.37 Dit geldt voor alle schoolexamens van alle eindexamenleerlingen. In gevallen waarin
het niet mogelijk is om schoolexamens af te nemen (op afstand of op school) is daar
begrip voor. Scholen kunnen dan het PTA aanpassen, mits de verplichte eindtermen van
het schoolexamen gedekt worden.
De leden van de SGP-fractie vragen hoe scholen hun capaciteit optimaal inzetten? Het
is aan de scholen zelf hoe zij hun capaciteit het beste kunnen inzetten, aangezien
zij hier het beste zicht op hebben en dit kan verschillen per school.
Deze leden van de SGP-fractie vragen hoe de mededeling dat er een uniforme slaag-zakregeling
komt te verenigen is met de boodschap dat scholen op basis van het schoolexamen zelf
kunnen bepalen of leerlingen geslaagd zijn. Het SE-cijfer van de examenkandidaten
wordt vastgesteld conform het PTA van de school.
Dit levert per examenkandidaat een set eindcijfers voor het examen op. Of een leerling
met deze cijfers geslaagd is, is vastgelegd in de geldende slaag-zakregeling.
Voornoemde leden van de SGP-fractie vragen waarom er niet in lijn met de beslissing
inzake de eindtoets wordt gekozen voor een doorslaggevend schooladvies op basis van
de schoolexamens? Het schooladvies in het basisonderwijs is al leidend voor de plaatsing
van een leerling in het vo. De rol van de eindtoets is anders dan de rol van het eindexamen
waarbij de diplomering aan regels is gebonden. Het belangrijke verschil tussen de
overgang van de basisschool naar het vo en de afsluiting van het vo is het civiel
effect van het vo diploma. Dat betekent dat aan de uniformiteit van het oordeel meer
eisen mogen worden gesteld.
Deze leden van de SGP-fractie vragen in hoeverre de kernvakkenregeling vertaling krijgt
in de regeling voor het bepalen van resultaten op basis van het schoolexamen. Er wordt
geen centraal examen afgenomen dit schooljaar. De overige voorwaarden waaraan moet
worden voldaan om te slagen voor een diploma of een deelcertificaat blijven gelden,
met uitzondering van de bepalingen over de rekentoets. De kernvakkenregeling blijft
dus van kracht.
Eveneens vragen de leden van de SGP-fractie wanneer scholen duidelijkheid krijgen
over de slaag-zakregeling. Op 8 april is nadere informatie verstrekt over de slaag-zakregeling.
De slaag-zakregeling wordt zo snel mogelijk, maar uiterlijk 1 mei gepubliceerd.
De leden van de SGP-fractie vragen ook of de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs
en Media de mening deelt dat de investering in devices door scholen niet ten koste
mag gaan van andere onderwijsactiviteiten, en dat voor alle scholen ruimhartige ondersteuning
nodig is. De investering van € 2,5 miljoen en de diensten van SIVON voor aanschaf
en verspreiding van devices, zijn aanvullend op acties die op lokaal niveau al worden
ondernomen om alle leerlingen toegang te geven tot onderwijs op afstand, zoals toegelicht
in antwoord op onder meer vragen van de CDA-fractie en de D66-fractie. De daarbij
geformuleerde criteria hebben tot doel om de additionaliteit daarin te waarborgen,
zodat zoveel mogelijk leerlingen die dat nodig hebben over een device kunnen beschikken
en toegang krijgen tot onderwijs op afstand.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
O.C. Tellegen, voorzitter van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap -
Mede ondertekenaar
E.M. Verouden, adjunct-griffier