Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over Bedrijfslevenbeleid (Beantwoording vragen met betrekking tot COVID-19)
32 637 Bedrijfslevenbeleid
35 420
Noodpakket banen en economie
Nr. 416
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 20 april 2020
De vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat heeft een aantal vragen en opmerkingen
voorgelegd aan de Minister en Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat over
de brieven Invest-NL: staatssteungoedkeuring Europese Commissie (Kamerstuk 35 123, nr. 33), Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (Kamerstuk 26 485, nr. 313), Rapport «Ruimte voor economische activiteit tot 2030 (Kamerstuk 34 682, nr. 31), Stand van zaken evaluatie Wet betaaltermijnen grote bedrijven (Kamerstuk 32 637, nr. 388), Ontwikkelingen op het gebied van Internationaal Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen(IMVO)
(Kamerstuk 26 485, nr. 320), Reactie op het verzoek van het lid Futselaar, gedaan tijdens de Regeling van Werkzaamheden
van 28 november 2019, over het aangekondigde massaontslag bij Tata Steel (Kamerstuk
29 826, nr. 121), Nederlandse Extractive Industries Transparency Initiative (EITI) rapport (Kamerstuk
32 852, nr. 110), Start Invest-NL (Kamerstuk 35 123, nrs. 34 en 35), Aanvullende Overeenkomst en investeringsbedragen Invest-NL (Kamerstuk 28 165, nr. 320) en CBS Rapportage Internationale Kenniswerkers (Kamerstuk 30 573, nr. 179).
De vragen en opmerkingen zijn 2 april 2020 aan de Minister en Staatssecretaris van
Economische Zaken en Klimaat voorgelegd. Bij brief van 17 april 2020 zijn de vragen,
die betrekking hebben op COVID-19, beantwoord. De overige vragen zullen op een later
tijdstip worden beantwoord.
De voorzitter van de commissie, Diks
De griffier van de commissie, Nava
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie van de bewindspersonen
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
47
Tot slot zijn de leden van de CDA-fractie benieuwd naar de uitvoering van de motie
van de leden Amhaouch en Wiersma over een onderzoek naar de Nederlandse maakindustrie
(Kamerstuk 35 300 XIII, nr. 42). Wanneer kan de Kamer dat onderzoek verwachten?
48
Is de Minister bereid om, in het licht van de coronacrisis, aanvullend op deze motie
te laten onderzoeken hoe de Nederlandse maakindustrie en haar ketens in de huidige
tijd functioneren en waar de zwak en afhankelijkheden van derden zitten?
Antwoord op vraag 47 en 48
Om een beter inzicht te krijgen in de aard en kwaliteit van de internationale verwevenheid
van de Nederlandse economie, met name met de positie van de Nederlandse maakindustrie
in mondiale waardeketens, was sinds begin dit jaar vanuit mijn ministerie al gestart
met de voorbereidingen van data analyse en onderzoek, in lijn met en naar aanleiding
van de motie van de leden Amhaouch en Wiersma. De coronacrisis heeft dit onderzoek
in een ander daglicht gesteld en de analyse naar de positie van de industrie in waardeketens
zal nu in die actualiteit geplaatst worden. Tijdens de coronacrisis zijn kwetsbaarheden
aan het licht komen in de internationale waardeketens waarin de Nederlandse industrie
in verweven is. Dit stelt de vraag centraal naar de wijze waarop we de Nederlandse
economie weerbaarder kunnen maken tegen kwetsbaarheden in mondiale waardeketens en
externe schokken zonder de mondiale waardeketens onnodig te ontkoppelen. Het uitgangspunt
is en blijft dat open markten ons welvaart brengen en dat onderlinge verwevenheid
bijdraagt aan mondiale stabiliteit en veiligheid, de inzichten uit de coronacrisis
zullen daarbij worden meegenomen. Na de zomer zal ik uw Kamer hierover informeren.
49
Is de Minister ook bereid om de rol van de Nederlandse maakindustrie ten tijde van
crisissituaties te onderzoeken teneinde de veiligheid, gezondheid en voedselvoorziening
te borgen?
50
Meer in het bijzonder, hoe kan worden gekomen tot een governancestructuur om deze
kritische bedrijven proactief te informeren en te laten participeren, vrijwillig en/of
met aanwijzing?
51
Is bekend welke de kritische bedrijven zijn die hier een belangrijke rol kunnen spelen
in het voorzien van grondstoffen, materialen en fabricage?
52
Wat betekent het bovenstaande voor de «reshoring» van maakbedrijven terug naar Nederland
en/of Europa?
Antwoord op vraag 49, 50, 51, 52
Ten aanzien van de rol van de maakindustrie in deze crisis wil ik in de eerste plaats
opmerken dat ik grote bewondering heb voor de wijze waarop de industrie zich inzet
om in te springen op de acute leveringsproblemen in de gezondheidssector. De industrie
is bereid en in staat gebleken op zeer korte termijn met tal van innovatieve oplossingen
te komen en productieprocessen om te schakelen om aan de ergste noden tegemoet te
komen. We zijn overweldigd door de bereidheid van Nederlandse bedrijven en ondernemers
om zich in deze crisistijd in te zetten voor de productie van medische hulpmiddelen.
Binnen het Landelijk consortium hulpmiddelen is hiervoor een centraal aanspreekpunt
gecreëerd dat wordt ondersteund door een team vanuit het Ministerie van Economische
Zaken en Klimaat (EZK). Waar nodig worden bedrijven en experts met elkaar in contact
gebracht om zo kennis, materialen en grondstoffen bijeen te brengen opdat de slaagkans
van een voorstel vergroot kan worden. Waar logistieke uitdagingen liggen, wordt bekeken
of er geholpen moet worden (met luchttransport). Met alle relevante en haalbare initiatieven
is door dit team contact opgenomen ter verduidelijking van de business case en/of
ter toetsing van de kwaliteit. Inmiddels zijn rond de 400 aanbiedingen ontvangen van
initiatieven: veel rondom mondmaskers, beademingsapparatuur en overige beschermingsmiddelen
(bijvoorbeeld spatbrillen en 3D-prints). Dit gaat van naaiateliers die kleine hoeveelheden
mondkapjes in elkaar willen zetten, tot internationale bedrijven die nieuwe geautomatiseerde
productielijnen in Nederland willen opzetten. Deze week is bekend gemaakt dat de productie
van mondmaskers door drie in Nederland gevestigde consortia en bedrijven wordt gestart,
waaronder Afpro en Auping. De eerste leveringen worden verwacht vanaf eind april 2020.
Ook is besloten dat een aantal initiatieven worden doorgezet naar de volgende fase,
namelijk Operation Air (AirOne) en het zelfbouwbeademingssysteem-initiatief van de
TU-Delft en FreeBreathing, het medium care beademingssysteem van Radboud UMC.
In de huidige fase van de coronacrisis is alle inzet er op gericht om het virus zoveel
mogelijk onder controle te krijgen en te houden. Wanneer het kabinet daar in geslaagd
is, komt ook een periode om te reflecteren op – en lessen te trekken uit – de manier
waarop deze bedrijven een rol hebben gespeeld in het voorzien van grondstoffen, materialen
en fabricage, en de manier waarop de coördinatie en governance heeft gefunctioneerd.
Het zal daarbij overigens zeer lastig zijn om de effecten van deze ingrijpende crisis
op structurele economische ontwikkelingen als offshoring en reshoring op korte termijn
goed te kunnen duiden. Het is nu nog te vroeg om hier op vooruit te lopen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie
60
De leden van de GroenLinks-fractie zijn blij dat getroffen ondernemers gebruik kunnen
maken van een Tegemoetkoming Ondernemers Getroffen Sectoren (TOGS). Inmiddels heeft
het kabinet de regeling dan ook al uitgebreid. Maar deze leden zien nu al weer een
groep die uitgesloten is van deze regeling, Hoe heeft het kabinet in eerste instantie
de sectoren die schade ondervinden vastgesteld?
61
Welke argumenten werden hiervoor gebruikt?
62
Waarom koos het kabinet er uiteindelijk toch voor de regeling uit te breiden?
63
Zijn de bewindspersonen het met deze leden eens dat er nu niet te overzien is wie
wel en niet geraakt zal worden door de coronacrisis?
Antwoord op vraag 60, 61, 62 en 63
Het doel van de TOGS is om ondernemers die een dominant effect zien op hun bedrijfsvoering
door het wegblijven van de consument als direct gevolg van de kabinetsmaatregelen,
snel ondersteuning te bieden in de dekking van hun vaste kosten, zoals de huur van
een bedrijfspand. Bij de oprichting is aangegeven dat indien blijkt dat deze maatregel
niet toereikend is, in een latere fase besloten kan worden om meer sectoren voor de
eenmalige tegemoetkoming in aanmerking te laten komen.In eerste instantie is bij het
bepalen van de doelgroep gekeken naar sectoren die direct getroffen waren door de
volgende drie overheidsmaatregelen: gedwongen sluiting van bepaalde bedrijven, het
verbod op het organiseren van bijeenkomsten en evenementen en het negatieve reisadvies
van het Ministerie van Buitenlandse Zaken.
Na analyse van de sinds vrijdag 27 maart 2020 gedane aanvragen voor de TOGS en de
recente acute, negatieve ontwikkelingen van de winkelomzetten, heeft het kabinet zaterdag
28 maart 2020 aangekondigd dat ondernemers in de non-food retail (inclusief non-food
markthandel) vanaf 30 maart 2020 ook aanspraak kunnen maken op de eenmalige tegemoetkoming,
mits ze aan de overige gestelde vereisten voldoen. Ondernemers in de sector non-food
retail kunnen weliswaar openblijven, maar zien hun inkomsten sterk teruglopen als
direct gevolg van de kabinetsaanwijzing om 1,5 meter afstand te houden en zoveel mogelijk
thuis te blijven. Het betreft eveneens bedrijven die direct getroffen worden door
het wegblijven van consumenten als gevolg van de kabinetsaanwijzingen.
Naast de verwerking van bovengenoemd besluit is op dinsdag 7 april jl. ook aan de
Kamer gecommuniceerd dat er wordt voorzien in een tweede aanvulling met een aantal
sectoren, waarvan gegeven de huidige economische ontwikkelingen aannemelijk is dat
deze ook direct door de kabinetsmaatregelen zijn getroffen, zoals kampeerterreinen,
monumentenzorg (uitbating van monumentale panden), vervoer per taxi, dierentuinen
en fysiotherapeuten.
Middels de brief die op dinsdag 7 april jl. aan de Kamer is gestuurd (Kamerstuk 35 420, nr. 16), maken we duidelijk wie er wel en niet in aanmerking komen voor de TOGS. De lijst
met toegevoegde sectoren is bij de brief gevoegd. Op de website van de Rijksdienst
voor Ondernemend Nederland (RVO.nl) wordt tevens de volledige lijst van sectoren die
in aanmerking komen gecommuniceerd.
64
Is bij het vormgeven van TOGS gekeken naar andere noodmaatregelingen, zoals de Noodmaatregel
Overbrugging Werkgelegenheid (NOW) waarbij gekeken wordt naar het omzetverlies in
plaats van een SBI-code?
65
Wanneer er sprake is van een minimaal 20% omzetverlies kan men aanspraak maken op
deze regeling.
Antwoord op vraag 64 en 65
De enige manier om zo veel mogelijk rechthebbenden in deze crisis snel van een tegemoetkoming
te voorzien, is deze geautomatiseerd, langs eenvoudige beslisregels toe te kennen.
Daarom is er bij de vormgeving van de TOGS besloten om ondernemers aan de hand van
hun hoofdactiviteit (SBI-code) en aanvullende voorwaarden, in aanmerking te laten
komen voor de tegemoetkoming.
66
De leden van de GroenLinks-fractie zien ook dat veel van de getroffen ondernemers
innovatieve startups zijn. Wat doet het kabinet om deze specifieke groep te beschermen?
Antwoord
Het kabinet vindt het belangrijk om te investeren in het behoud en de versterking
van het startup-ecosysteem. Startups en scale-ups zijn van groot belang voor het verdienvermogen
en de innovatiekracht van Nederland. Jonge innovatieve bedrijven werken vaak aan oplossingen
voor maatschappelijke uitdagingen, waaronder oplossingen die bijdragen aan de strijd
tegen corona. Startups en scale-ups hebben we dus nú en na de crisis hard nodig.
Startups en scale-ups komen in aanmerking voor een aantal van de maatregelen uit het
noodpakket voor economie en banen1. In aanvulling daarop is een aantal specifieke maartgelen genomen voor startups,
scale-ups en andere non-bancair gefinancierde innovatieve mkb-bedrijven2. Het kabinet maakt het voor deze bedrijven mogelijk om een overbruggingskrediet aan
te vragen bij de Regionale Ontwikkelingsmaatschappijen (ROM’s). Het kabinet stelt
hiervoor in eerste instantie 100 miljoen euro ter beschikking. De verwachting is dat
deze regeling in de vierde week van april 2020 open zal gaan.
In aanvulling op deze overbruggingskredieten heeft het kabinet nog een aantal andere
maatregelen bekend gemaakt in de brief van 7 april jl. die behulpzaam zijn voor startups
en scale-ups. Ten eerste kunnen non-bancaire financiers zich accrediteren om hun bestaande
klanten te financieren onder de coronamodule van de BMKB. Hierdoor kunnen ook alternatieve
financiers overbruggingskredieten verstrekken. Dit is behulpzaam voor niet-bancair
gefinancierde bedrijven, waaronder startups en scale-ups. Ten tweede zijn voor innovatieve
bedrijven – waaronder startups en scale-ups – die gebruik maken van de vroegefasefinanciering
en het innovatiekrediet de aflossingen en rentebetalingen uitgesteld en is de renteverplichting
opgeschort. Ten derde is de uitfasering van de groeifaciliteit opgeschort tot 1 juli
2021. Met de Groeifaciliteit krijgt de financier van een onderneming 50% overheidsgarantie
op achtergestelde leningen en op aandelen van participatiemaatschappijen. Dit kan
scale-ups helpen bij het aantrekken van financiering.
Tot slot werken de ROM’s, Invest-NL en TechLeap.NL aan een gezamenlijk programma gericht
op de verstrekking van overbruggingskredieten in de vorm van (converteerbare) leningen
aan startups en scale-ups.
Het kabinet monitort voortdurend hoe het pakket van maatregelen voor diverse economische
actoren – waaronder startups en scale-ups – uitwerkt. Indien nodig zal het kabinet
aanvullende maatregelen nemen.
67
Wat is de reden dat het kabinet motorrijlessen verboden heeft terwijl deze ondernemers
wel zouden kunnen overleven als dit niet het geval zou zijn?
Antwoord
De genomen maatregelen van het kabinet zijn allemaal bedoeld om het COVID-19 virus
zoveel mogelijk in te dammen. Bij het geven van motorrijlessen kan niet gegarandeerd
aan de 1,5m-afstandseis worden voldaan. Daarnaast heeft het kabinet opgeroepen zoveel
mogelijk thuis te blijven. Om ondernemers, zoals de motorrijschoolhouders, tegemoet
te komen, heeft het kabinet de TOGS-regeling opgesteld, die de ondernemers snel ondersteuning
biedt in de dekking van hun vaste kosten, zoals de kosten van lesvoertuigen.
68
Aanvragen van de middelen uit de TOGS. Het gaat hierbij voornamelijk om ondernemers
die ogenschijnlijk vanuit huis werken en dus op het eerste gezicht minder kosten zouden
hebben. Veel ondernemers zijn wel bij de Kamer van Koophandel (KvK) ingeschreven op
hun woonadres, maar werken om allerhande redenen buiten de deur, bijvoorbeeld als
autorijschoolinstructeurs die nu geen les kunnen geven maar wel verzekerings- en leasekosten
hebben voor hun lesauto. Dit blijkt een bottleneck voor de aanvragen van deze ondernemers.
Dit geldt ook voor ondernemers waarvan de werkruimte zakelijk gefinancierd is maar
wel op het woonperceel staat, zoals bij veel fysiotherapeuten. Kunnen de bewindspersonen
aangeven of zij in deze korte tijd nog meer praktische bezwaren tegen zijn gekomen
69
En hoe zij met deze en de genoemde belemmeringen omgaan?
Antwoord op vraag 68 en 69
Na opening van het loket op vrijdag 27 maart 2020 zijn er verschillende signalen over
de TOGS regeling binnen gekomen. Het door u genoemde bezwaar omtrent de vestigingsvereiste
is daar één van. In de brief die we op dinsdag 7 april jl. naar de Kamer hebben gestuurd
zijn we ingegaan op deze vestigingsvereiste en is gecommuniceerd dat er sectorspecifieke
criteria gehanteerd worden om te voorkomen dat ondernemers die ook omvangrijke vaste
lasten, anders dan personeelslasten, hebben maar staan ingeschreven op het woonadres,
door de vestigingsvereiste tussen wal en schip vallen. Om ook die ondernemers in aanmerking
te laten komen voor de TOGS, zal er van hen een aanvullende verklaring worden gevraagd,
waaruit moet blijken dat de bedrijfsactiviteiten van de aanvrager een zekere minimale
omvang hebben. Verder moet worden opgemerkt dat deze tegemoetkoming geenszins voldoende
zal zijn om de gevolgen van de coronacrisis voor alle ondernemers te mitigeren. Het
kabinet heeft tot een breed pakket aan maatregelen besloten om ondernemers en bedrijven
op verschillende manieren te ondersteunen, met bijvoorbeeld een voorziening gericht
op het doorbetalen van lonen aan werknemers, een regeling voor zzp’ers, het vergemakkelijken
van kredietverstrekking door de banken en de overige maatregelen zoals hierboven beschreven.
Het is dus goed mogelijk dat ondernemers die weliswaar niet in aanmerking komen voor
de TOGS, wel een beroep kunnen doen op andere regelingen.
Daarnaast kunnen ondernemers die, op basis van hun hoofdactiviteit, menen in aanmerking
te komen voor een tegemoetkoming, maar zien dat zij geregistreerd staan onder een
verkeerde SBI-code, dit melden bij RVO.nl. RVO.nl zal deze verzoeken dan per geval
bekijken op redelijkheid en billijkheid, dan wel toetsen aan de economische activiteit
waarmee de onderneming in het Handelsregister staat ingeschreven. Tegelijkertijd zullen
er gevallen zijn die zich aan deze logica onttrekken. Ook zullen er aanvragen worden
afgewezen, terwijl het gevoel naar toekenning uitgaat. Echter, de enige manier om
zo veel mogelijk rechthebbenden in deze crisis snel van een tegemoetkoming te voorzien,
is deze geautomatiseerd, langs eenvoudige beslisregels toe te kennen. Individuele
beoordeling is in de gegeven tijdspanne, en gezien de verwachte aantallen, geen haalbare
kaart. Het kabinet hecht er zeer aan dat de tegemoetkoming bij de ondernemers terecht
komt die er recht op hebben. Daarom zal er achteraf gecontroleerd worden of er geen
misbruik is van de regelingen is geweest.
70
De leden van de GroenLinks-fractie maken zich ook grote zorgen over nog een andere
groep die buiten de boot dreigt te vallen, te weten ondernemers die al voornemens
waren om hun bedrijfsvoering op te heffen. Hoe gaat het kabinet rekening houden met
deze groep ondernemers?
71
Heeft het kabinet een berekening gedaan, waarbij het een vergelijking heeft gemaakt
tussen enerzijds de kosten van het nu ruimhartig compenseren met een «financiële uitgeleide»
van deze groep ondernemers waardoor zij hun bedrijf op korte termijn waardig kunnen
stopzetten en anderzijds de kosten van het behouden van overheidssteun tot na de crisis
en wanneer deze ondernemers dan alsnog hun bedrijf gaan beëindigen?
Antwoord op vraag 70 en 71
De noodmaatregelen van de overheid richten zich erop om de economie in deze onzekere
tijden zoveel mogelijk draaiende te houden en in de kern gezonde bedrijven overeind
te houden. TOGS maakt onderdeel uit van dat pakket maatregelen. De regeling richt
zich niet op ondernemers die voor de coronacrisis toch al van plan waren om vrijwillig
te stoppen of in een latere fase dat als nog doen. Doch deze groep is niet te detecteren.
Daarom is het ondoenlijk om een dergelijke berekening te maken.
74
Ook vragen deze leden op welke manier de Staatssecretaris dit operationele vermogen
kan bevorderen.
75
Er wordt in verschillende media bijvoorbeeld gesuggereerd dat een sectoraanpak sneller
en daarmee beter zou werken dan een bedrijfsspecifieke aanpak. Kan worden ingegaan
op de voor- een nadelen van beide manieren?
76
Op dit punt vragen de leden van de GroenLinks-fractie de Staatssecretaris tenslotte
in te gaan op overige uitdagingen die de uitvoering van de verruimde BMKB-regeling
parten spelen en de stappen die zij zet om deze te adresseren.
Antwoord op vraag 74, 75, en 76
De Nederlandse Vereniging van Banken (NVB) geeft aan dat banken op korte termijn grote
aantallen kredieten kunnen verstrekken die voor de BMKB verruimd met coronaluik (BMKB-C)
in aanmerking komen. De NVB denkt actief met mij mee over het optimaliseren van de
financiering onder de BMKB-C. Het is onvermijdelijk dat banken naar individuele ondernemingen
kijken hoeveel krediet zij nodig hebben en kunnen dragen. Uiteraard kijken banken
naar de impact van corona per sector om het liquiditeitstekort te kunnen beoordelen.
Een toets per bedrijf is echter niet te vermijden.
77
Daarnaast vragen de leden van de GroenLinks-fractie hoe het kabinet het te billijken
vindt dat er in deze buitengewone omstandigheden een provisie geldt van 3,9% die soms
op kan lopen tot 3.500 euro aan extra kosten per individueel krediet.
78
Welke stappen heeft het kabinet reeds gezet
79
En is het kabinet op korte termijn bereid te zetten om hier ondernemers in te ondersteunen
in plaats van te dwarsbomen?
Antwoord op vraag 77, 78 en 79
Zoals het kabinet in de brief van 7 april jl.3 heeft aangegeven, verlaagt het kabinet de provisie naar 2%. Bij die provisie is rekening
gehouden met staatssteunregels en de maximale hoogte van het leenbedrag. Die bepalen
mede of de staatssteun onder de zogenaamde toegestane de-minimisdrempel blijft. Met
deze verlaging wordt financiering toegankelijker voor ondernemers.
80
Ook vragen de leden van de GroenLinks-fractie of, in het contact met banken en andere
financiële instellingen, het kabinet overweegt om de mogelijkheid te benutten om de
revisierente voor de afkoop van lijfrente tot nader orde op te schorten.
81
Vele middenstanders die door de coronacrisis in de problemen zijn gekomen moeten namelijk
hun spaarcenten aanspreken om rond te kunnen komen. Dit doen zij onder andere door
het afkopen van lijfrentes die eigenlijk als oudedagsreserve waren bedoeld. De leden
van de GroenLinks-fractie vragen wat het kabinet doet om te voorkomen dat deze ondernemers
tweemaal gestraft worden.
Antwoord op vraag 80 en 81
Het kabinet is niet van plan om de revisierente in geval van afkoop van een lijfrente
op te schorten. De verschillende steunmaatregelen zijn bedoeld om deze lastige maanden
door te komen. Lijfrentes zijn bedoeld als oudedagsvoorziening die in de toekomst
aan het levensonderhoud bij moet dragen. Het ligt dan niet voor de hand om deze voorziening
nu af te kopen, daardoor kunnen mensen namelijk later in problemen komen. Ook wordt
een afgekochte lijfrente als inkomen aangemerkt en dat kan leiden tot het vervallen
van het recht op toeslagen.
Verder zou het opschorten van revisierente een generieke maatregel zijn, terwijl de
voorgestelde regeling eigenlijk alleen voor een specifieke groep (middenstanders)
is bedoeld. Het specifieker maken van de regeling zal naar verwachting leiden tot
uitvoeringstechnische problemen bij de Belastingdienst én bij verzekeraars. Het is
daarom beter om voor ondersteuning van ondernemers andere regelingen te benutten.
Bij dezen merk ik op dat er al mogelijkheden bestaan voor afkoop van een lijfrente
zonder of met minder revisierente. Zo is er voor revisierente een tegenbewijsregeling
in geval de lijfrente is bedongen minder dan tien jaar voor het jaar van afkopen.
De verschuldigde revisierente kan dan lager uitvallen, afhankelijk van de ingelegde
premies en de belastingrente. Voor deze technische berekening staat op de website
van de Belastingdienst een rekenhulp waarmee belastingplichtigen dit kunnen uitrekenen.4 Daarnaast kan een kleine lijfrente met een waarde van maximaal € 4.475 zonder revisierente
worden afgekocht. In beide situaties is wel inkomstenbelasting over het afgekochte
bedrag verschuldigd.
82
De leden van de GroenLinksfractie vragen of de Staatssecretaris inzicht heeft in de
tarieven die banken op dit moment voor BMKB-coronaluik-kredieten rekenen.
83
In hoeverre zijn die marktconform gegeven het relatief lagere risico dat banken lopen
door de overheidsgarantie?
84
Is het onderdeel van het gesprek met banken om de billijkheid van die tarieven in
de gaten te houden?
Antwoord op vraag 82, 83 en 84
Het coronaluik onder de BMKB is pas een drietal weken geopend. Zoals geantwoord bij
vraag 37 verwachten we een hoog gebruik. Banken hebben aangegeven actief informatie
te willen delen met betrekking tot kredietverlening in deze coronacrisis en meer specifiek
het gebruik van de overheidsinstrumenten gerelateerd aan de coronacrisis. Welke gegevens
dit precies zijn wordt op dit moment door de banken nader uitgewerkt. Separaat van
deze actie spreek ik de banken geregeld aan om het lagere risico als gevolg van overheidsborgstelling
door te vertalen naar de ondernemer.
85
Als laatste wat betreft de BMKB, brengen deze leden onder de aandacht dat zij horen
dat diverse banken weigeren nieuwe relaties met MKB-bedrijven aan te gaan of heel
erg strenge eisen stellen. Veel gezonde bedrijven hadden nog geen kredietrelatie,
maar hebben deze door de uitzonderlijke situatie wel nodig. Bedrijven hebben hierdoor
geen toegang tot de middelen van de BMKB. Wat doet het kabinet om deze normaliter
gezonde bedrijven te steunen?
Antwoord
Ik ben bekend met dit signaal dat door de GroenLinks-fractie naar voren wordt gebracht.
Banken geven aan een groep klanten die nog geen kredietrelatie heeft en een groep
klanten die een kleine financiering zoekt onvoldoende te kunnen bedienen in deze tijd.
Het kabinet heeft naast Qredits ook een actie opgezet om non-bancair gefinancierde
partijen te kunnen helpen (zie Kamerstuk 35 420, nr. 16). Ook ben ik met banken in gesprek om te onderzoeken hoe zij deze groep bedrijven
toch kunnen ondersteunen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
92
De leden van de SP-fractie zouden willen vragen wat nu precies de redenering was om
oorspronkelijk een groot deel van de «non-food retail» uit te sluiten van de TOGS.
Deze leden constateren echter dat er verschillende economische sectoren lijken te
zijn die buiten de boot dreigen te vallen ondanks de verliezen die zij op dit moment
lijden.
93
Daarnaast zijn deze leden benieuwd waarom het kabinet daarop besloot om binnen 48
uur de regeling aan te passen en te verbreden, een stap die de leden overigens verwelkomen.
Antwoord op vraag 92 en 93
Hiervoor verwijzen wij u naar het antwoord op vraag 60, 61, 62 en 63.
94
De leden van de SP-fractie wijzen erop dat ook na de uitbreiding van de TOGS-regeling
met een serie SBI-codes in de «non-food retail», er nog altijd ondernemingen zijn
die getroffen worden door de crisismaatregelen maar geen gebruik kunnen maken van
de regeling. Zo wijzen deze leden er -puur als voorbeeld- op dat buiten de regeling
valt SBI-code 85.51.9 (overig sport en recreatieonderwijs). Hieronder vallen onder
andere yoga-instituten die in deze omstandigheden ook niet op normale wijze kunnen
functioneren. Is het kabinet bereid op zijn minst voor specifieke groepen -ook wanneer
zij geen eigen bedrijfsruimte hebben maar deze bijvoorbeeld huren- een uitzondering
te maken?
Antwoord
Op dinsdag 7 april jl. is een uitbreiding van de lijst met sectoren die in aanmerking
komen voor de TOGS aan uw Kamer gestuurd. Yoga-instituten kunnen door deze uitbreiding
een aanvraag indienen vanaf 15 april 2020. Naast deze uitbreiding is er ook gecommuniceerd
dat we sector specifieke criteria gehanteerd worden om te voorkomen dat ondernemers
met omvangrijke vaste lasten, anders dan personeelslasten, maar staan ingeschreven
op het woonadres door de vestigingsvereiste tussen wal en schip vallen.
95
Een andere groep die doorgaans geen bedrijfsruimte heeft maar wel hoge vaste lasten
heeft is die van taxichauffeurs. Het kabinet heeft opgeroepen terughoudend te zijn
met taxivervoer, maar de taxiverzekering en kosten voor het voertuig (vaak in leaseconstructie)
lopen gewoon door. In een vergelijkbare situatie zitten de rijschoolhouders: geen
bedrijfspand, maar wel hoge vaste lasten door onder andere het wagenpark. Ziet het
kabinet in deze omstandigheden geen reden om ook deze groepen onder de TOGS te laten
vallen?
Antwoord
Zie antwoord bij vraag 94
96
Een verdere groep met problemen is die van de marktkooplui. Ook zij hebben geen bedrijfspand
en zien om begrijpelijke redenen hun inkomsten teruglopen of zelfs geheel verdwijnen
in het geval van gesloten markten. Tegelijkertijd moeten zij wel marktgeld blijven
betalen, al krijgen ze uitstel omdat het een vorm van gemeentelijke belastingen betreft.
Hun inkomsten vallen dus weg, maar de kosten blijven, ook na uitstel. De leden vragen
de Staatssecretaris of zij de billijkheid erkent van een regeling voor deze groep.
Antwoord
De SBI-codes van de markthandel zijn opgenomen in de TOGS. De regeling is bedoeld
om ondernemers te ondersteunen die te maken hebben met omvangrijke, terugkerende vaste
lasten en om die reden wordt een vestigingsvereiste gehanteerd. In de brief van dinsdag
7 april jl. is toegelicht dat we aan de hand van sectorspecifieke criteria ondernemers
die staan ingeschreven op hun huisadres en te maken hebben met significante, periodiek
terugkerende vaste lasten tegemoetkomen als het gaat om het vestigingsvereiste. Voor
de sector ambulante handel is het kenmerkend dat ondernemers een fysieke inrichting
of fysieke productiemiddelen hebben buiten de woning. Daarom is deze sector uitgesloten
van de eis dat het woonadres gescheiden moet zijn van het vestigingsadres.
97
De leden constateren dat de culturele sector in het bijzonder zeer hard getroffen
is door de maatregelen. Voor veel zelfstandigen en productiebedrijven zijn de inkomsten
geheel weggevallen. De leden herinneren de Staatssecretaris aan de oude regeling werk
en inkomsten kunstenaars, zoals deze vroeger bestond en die bijverdiensten mogelijk
maakt die aan het eind van het jaar verrekend worden met de uitkering. Is de Staatssecretaris
bereid om met de ministers van Sociale Zaken en Onderwijs, Cultuur en Wetenschap te
bezien of een dergelijke regeling tijdelijk kan worden opengezet?
Antwoord
De generieke maatregelen als aangekondigd door het kabinet op 12 en 17 maart 2020
helpen ook ondernemers in de creatieve en culturele sector. Het kabinet blijft deze
maatregelen monitoren en aanpassen waar nodig. Zo zijn er extra SBI-codes toegevoegd
aan de lijst ten behoeve van de TOGS. Voor de Culturele en de Creatieve Industrie
zijn de volgende relevante SBI-codes toegevoegd:
Openbare bibliotheken
91.01.1
Kunstuitleencentra
91.01.2
Overige culturele uitleencentra en openbare archieven
91.01.9
Monumentenzorg
91.03
Productie van films (geen televisiefilms)
59.11.1
Productie van televisieprogramma’s
59.11.2
Facilitaire activiteiten voor film- en televisieproductie
59.12
Distributie van films en televisieproducties
59.13
Maken en uitgeven van geluidsopnamen
59.20
Fotografie
74.20.1
Ontwikkelwinkels
74.20.2
Ontwikkelcentrales
74.20.3
Daarnaast zijn de zes Rijkscultuurfondsen aan het bezien of ze meer kunnen betekenen
voor individuele makers binnen hun bestaande middelen waarbij aandacht is voor alle
onderdelen van de keten en beziet de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
(OCW) of aanvullend nog specifieke maatregelen noodzakelijk zijn. Het kabinet overweegt
niet om specifiek voor deze sector de Wet werk en inkomen kunstenaars opnieuw in te
stellen.
98
Daarnaast zijn er op dit moment grote verliezen voor wat betreft afgezegde theatervoorstellingen
of festivals. Hiervoor zijn vaak al grote investeringen gedaan. Ziet de Staatssecretaris
mogelijkheden om door middel van een steunfonds te voorkomen dat we ook hier faillissementen
gaan zien, zo vragen de leden van de SP-fractie.
Antwoord
De Creatieve en Culturele sectoren, gekenmerkt door veel zzp’ers (60%) en kleinere
bedrijven, worden hard geraakt door de maatregelen om het coronavirus in te dammen.
Het kabinet beoogt met het pakket van (nood)maatregelen de economische klap voor alle
bedrijven en zelfstandigen te verzachten. De generieke maatregelen als aan gekondigd
door het kabinet op 12 (Kamerstuk 35 420, nr. 1) en 17 maart 2020 (Kamerstuk 35 420, nr. 2) helpen ook ondernemers in de creatieve en culturele sector. Het kabinet blijft deze
maatregelen monitoren en aanpassen waar nodig. Daar waar mogelijk kijkt het kabinet
naar aanvullende maatregelen, naast de coulancemaatregelen van de Minister van OCW
in de brief van 27 maart jl. (Kamerstuk 32 820, nr. 349). En zo heb ik samen met de Minister van OCW en de Autoriteit Consument en Markt
(ACM) gewerkt aan een voucherregeling voor onder andere festivals en podia, overeenkomstig
de reisbranche. Deze is erop gericht om consumenten die recht hebben op geld terug
een voucher of tegoedbon te bieden. Hiermee behouden bedrijven hun liquiditeit. Zouden
consumenten massaal hun geld terugvragen dan leidt dit onvermijdelijk tot faillissementen
vanwege liquiditeitsproblemen. Het gaat er hierbij om dat een regeling zowel recht
doet aan het recht van consumenten op terugbetaling, maar ook rekening houdt met de
huidige situatie van ondernemers ten gevolge van de coronacrisis.
Het kabinet houdt de vinger aan de pols en zal blijven kijken welke andere maatregelen
nodig zijn in de huidige situatie die geen precedent kent.
99
Als het gaat om de Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers (Tozo-regeling)
merken de leden op dat er verschillende groepen zelfstandigen zonder personeel (zzp’ers)
zijn, bijvoorbeeld de Gerechtstolken/vertalers, die mede vanwege de aard van hun werkzaamheden
vaak niet aan de vereiste urennorm voldoen omdat de reiskostenvergoeding die bij hun
werk hoort een substantieel deel van hun inkomen is, maar wel in financiële moeilijkheden
komen. De leden vragen of het mogelijk is -al is het maar voor specifieke groepen-
om af te wijken van deze norm.
Antwoord
Bij de vormgeving van de Tozo is zo veel mogelijk aangesloten bij bestaande systemen
om ervoor te zorgen dat de regeling snel open kon worden gesteld en dat bedragen snel
konden worden uitgekeerd. Een van de voorwaarden hiervan is het urencriterium van
ten minste 1.225 uur per jaar (ofwel gemiddeld 23,5 uur per week); het is voor nu
niet mogelijk om voor specifieke groepen af te wijken van deze norm. Het urencriterium
brengt tot uitdrukking dat de uitoefening van het bedrijf of zelfstandig beroep een
reëel karakter dient te hebben.
100
Daarnaast ontvangen de leden van SP-fractie signalen van problemen bij grensoverschrijdend
werk. Bijvoorbeeld een zzp’er met Nederlandse nationaliteit die in Nederland werkt
maar net over de grens met België woont. Deze kan voor een vergoeding noch bij een
Nederlandse gemeente terecht, want daar niet woonachtig, noch bij de Belgische overheid,
want geen verlies van arbeidsuren en inkomsten in België. Ziet de staatsecretaris
mogelijkheden voor dit soort gevallen?
Antwoord
Naar aanleiding van identieke vragen, heeft de Staatssecretaris van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid (SZW) uw Kamer inmiddels geantwoord dat erin voorzien zal gaan
worden dat de zelfstandige die in Nederland woont en buiten Nederland zijn bedrijf
heeft c.q. zijn zelfstandig beroep uitoefent, aanspraak kan maken op bijstand voor
levensonderhoud en andersom (wonen buiten Nederland maar bedrijf/beroep in Nederland)
aanspraak kan maken op bijstand voor bedrijfskapitaal. Op die manier wordt ervoor
gezorgd dat zelfstandig ondernemers die in Nederland woonachtig zijn, dan wel hier
hun bedrijf hebben gevestigd, op goede wijze ondersteund kunnen worden, wat bijdraagt
aan de doelstelling van de Tozo. De Staatssecretaris heeft daarbij aangegeven dat
dit nader zal worden uitgewerkt in een ministeriële regeling op basis van het (binnenkort
te publiceren) Besluit Tozo en dat zij met gemeenten zal overleggen op welke wijze
de uitvoering van de Tozo in grenssituaties het best vorm kan krijgen
101
De leden van de SP-fractie vragen de Staatssecretaris te reageren op de uitspraken
van de topman van Rabobank, die erop wijst dat de verruimde BMKB-regeling als nadeel
heeft dat banken nu elk bedrijf individueel moeten beoordelen, wat tijdrovend is.
Deze leden zouden van de Staatssecretaris willen weten of zij iets ziet in zijn suggestie
om bedrijven per groep te beoordelen en op welke termijn dit haalbaar zou kunnen zijn.
102
Zij vragen verder of de provisiekosten voor de BMKB-regeling niet tijdelijk verlaagd
of afgeschaft zouden kunnen worden, zeker gezien de moeilijke positie waarin sommige
bedrijven verkeren.
Antwoord op vraag 101 en 102
Ik kan op basis van het voorstel van de heer Draijer in het programma Buitenhof niet
beoordelen of de sectoraanpak bijdraagt aan het doel van de BMKB, namelijk alle individuele,
in kern gezonde bedrijven helpen. Het is van belang dat kredieten worden gegeven aan
ondernemingen die het ook kunnen dragen. Het is niet in het belang van een individuele
onderneming indien kredieten en borgstellingen worden gegeven als later blijkt dat
de onderneming na de coronacrisis niet levensvatbaar blijkt. In de werkwijze van de
BMKB is om deze redenen belangrijk dat het risico van individuele posten wordt bepaald.
Wel ben ik bezig met een aantal optimalisaties in de uitvoering van de BMKB. Zo wordt
het mogelijk gemaakt om aanvragen in batches aan te melden, dat verlaagt de administratieve
handeling bij banken. Voor het antwoord op de provisiekosten verwijs ik naar het antwoord
op vraag op vraag 38 van GroenLinks.
103
De leden van de SP-fractie vragen of er op kabinetsniveau afspraken zijn gemaakt over
het doorbetalen van bedrijven of zzp’ers waarvan de rijksoverheid de belangrijkste
klant is.
Antwoord
Zoals bekend heeft het kabinet op 17 maart 2020 een pakket maatregelen aangekondigd
voor bedrijven en zzp’ers die door deze crisis getroffen zijn. Deze maatregelen gelden
vanzelfsprekend ook voor leveranciers van het rijk. Met name gaat het hier om de Tijdelijke
Noodmaatregel Overbrugging voor Werkbehoud (NOW). Het uitgangspunt is dat de NOW afdoende
is, ook voor leveranciers van het Rijk. Het kabinet gaat er vanuit dat het niet nodig
is dat voor leveranciers van het rijk aanvullende, specifieke coulancemaatregelen
worden genomen. Dat neemt niet weg dat het nodig kan zijn in bepaalde gevallen op
grond van sociale overwegingen of uit oogpunt van bedrijfsbelang maatregelen te nemen
dan wel maatwerkafspraken te maken met opdrachtnemers van het rijk. Dit geldt des
te meer als opdrachtnemers van het rijk geen gebruik zouden kunnen maken van de NOW.
104
Deze leden kunnen zich voorstellen dat het Rijk ervoor kiest om enkele maanden door
te betalen ondanks terugvallende vraag om de continuïteit van de bedrijven te borgen,
zeker wanneer deze een financieel kwetsbare of essentiële positie hebben. Zij denken
dan bijvoorbeeld aan de verhouding tussen sociale advocatuur en Minister voor Justitie
en Veiligheid (via de Raad voor de Rechtsbijstand). Deze ondernemers kunnen nu geen
inkomen verwerven dor het sluiten van de rechtbanken en hoven, maar lijken buiten
de bestaande regelingen te vallen. Deze leden horen graag of hierover afspraken worden
gemaakt.
Antwoord
De raad voor rechtsbijstand heeft – gelet op zijn wettelijke taak – een beleidsregel
opgesteld en gepubliceerd waarmee de bijzondere voorschotregeling vorm is gegeven
(Stcrt. 2020, nr. 19916). Advocaten en mediators die bij de raad voor rechtsbijstand staan ingeschreven,
kunnen volgens die beleidsregel tot 1 augustus 2020 een extra voorschot vragen van
maximaal € 26.450 (te weten 50% van het huidige voorschot ad € 52.900) om te voorzien
in hun financiële continuïteit. Terugvordering van het voorschot zal pas per 1 januari
2021 gestart worden, verspreid over vier maandelijkse termijnen. Mochten de omstandigheden
door het COVID-19-virus daarom vragen, dan kan de raad voor rechtsbijstand bepalen
dat er een suppletoir voorschot wordt aangeboden, dan wel dat de verrekening over
een langere termijn verspreid of opgeschort wordt.
Nadere informatie hierover is te vinden op de site van de raad voor de rechtsbijstand.
Het Ministerie van Justitie en Veiligheid is op dit moment ook nog in gesprek met
de Nederlandse Orde van Advocaten en de raad voor rechtsbijstand om te bezien of extra
maatregelen voor de advocatuur nodig zijn.
Daarnaast is afgelopen week door het OM en de rechtspraak bezien welke zaken op welke
wijze weer zoveel mogelijk doorgang kunnen vinden. De rechtspraak heeft een lijst
gepubliceerd van de zaken die vanaf 6 april 2020 weer zoveel mogelijk met gebruikmaking
van audiovisuele hulpmiddelen worden behandeld. Uw Kamer is hierover door de Minister
van Justitie en Veiligheid bij brief van 6 april jl. geïnformeerd (Kamerstukken 29 279 en 25 295, nr. 581).
105
De leden van de SP-fractie zien vergelijkbare problemen bij andere sectoren. Zo is
het doelgroepenvervoer afhankelijk van de regelingen die individuele (samenwerkingsverbanden
van) gemeenten treffen. Ook hier zou de sector gebaat zijn bij een landelijke lijn
van zoveel mogelijk doorbetalen. Deze leden vragen de Staatssecretaris of hierover
afspraken kunnen worden gemaakt met lagere overheden.
Antwoord
Het Rijk heeft afspraken met de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG), Zorgverzekeraars
Nederland (ZN) en Zorgkantoren gemaakt gericht op continuïteit van zorg en ondersteuning,
waaronder begrepen het zorgvervoer. De afspraken betreffen de continuïteit van de
voorziening en de als gevolg daarvan direct met COVID-19 verband houdende eventuele
meerkosten. De afspraken betreffen ook de continuïteit van aanbieders in de periode
dat er sprake is van een terugval van vraag. Het uitgangspunt is het bieden van omzetgarantie,
partijen zijn deze afspraken op landelijk niveau verder aan het uitwerken als handreiking
aan de verschillende verstrekkers en aanbieders, waaronder de vervoerders.
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie
115
De leden van de PvdA-fractie vragen de bewindspersonen of zij zich er bewust van zijn
dat er zelfstandigen, ondernemers en bedrijven zijn wier omzet geheel of grotendeels
is weggevallen en die niet in aanmerking komen voor de voorzieningen uit het kosten-
en inkomensondersteuningspakket dat is geïntroduceerd.
116
Zo ja, welke categorieën zijn dat?
117
Wat is de keuzerechtvaardiging om deze buiten de reikwijdte te laten?
Antwoord vraag 115, 116 en 117
Hiervoor verwijzen wij u naar het antwoord op vraag 60, 61, 62 en 63
118
Zijn de bewindspersonen bereid om de reikwijdte te verruimen, zodat bijvoorbeeld ook
alle zelfstandigen, ondernemingen en bedrijven, wier omzet geheel of grotendeels is
weggevallen, onder de werkingssfeer van de regeling komen te vallen, bijvoorbeeld
omdat zij geen fysieke inrichting buitenshuis hebben, waarbij onder meer kan worden
gedacht aan zelfstandigen en ondernemingen die dagbesteding aan cliënten in de GGZ
en Gehandicaptenzorg verlenen, zelfstandigen in het taxibedrijf of zzp’ers die thuis
werken vakgebied van de uiterlijke verzorging en doorlopende vaste kosten hebben?
Antwoord
Zie antwoord op vraag 94
119
In dit kader zouden de leden van de PvdA-fractie er op willen wijzen dat enkel ondernemingen
met bankschulden in aanmerking kunnen komen voor de BMKB-regeling. Echter ook onder
de onderneming die geen schuld aan een bank hebben, kunnen vanwege de coronacrises
eveneens in acute en ernstige liquiditeitsproblemen geraken. De leden van de PvdA-fractie
vragen daarom aandacht voor dit probleem en vragen of er voor dit probleem ook een
snelle en werkbare oplossing kan komen?
120
Zo ja, waar denken de bewindspersonen aan? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 119 en 120
Ook ondernemingen zonder bankschulden kunnen in aanmerking komen voor de BMKB-regeling
via banken of non-bancaire partijen. In de Kamerbrief over de aanvullende maatregelen
van 7 april jl. heb ik verder aangegeven dat ik de non-bancair gefinancierde groep
bedrijven via Qredits en de Regionale Ontwikkelingsmaatschappijen wil bedienen, waar
ondernemers terecht kunnen die geen financieringsrelatie hebben met een bank. Verder
verwijs ik naar het antwoord op vraag 41 van GroenLinks.
121
De leden van de PvdA-fractie begrijpen dat om in aanmerking te komen voor de Tegemoetkoming
Ondernemers Getroffen Sectoren COVID-19 (TOGS) van 4.000 euro een ondernemer de hoofdactiviteit
moet overeenkomt met een van de in de regeling benoemde SBI-codes. Achten de bewindspersonen
het mogelijk dat er ondernemingen zijn die buiten de benoemde SBI-codes vallen maar
wel in identieke of vergelijkbare omstandigheden zijn komen te verkeren als de bedrijven
die wel onder de SBI-codes vallen?
122
Zo ja, kan voor dergelijke gevallen een hardheidsclausule in TOGS worden opgenomen
zodat in voorkomende gevallen ook ondernemers buiten de SBI-codes voor een tegemoetkoming
in aanmerking kunnen komen? Zo nee, waarom is dit niet mogelijk?
Antwoord op vraag 121 en 122
Ondernemers die, op basis van hun hoofdactiviteit, menen in aanmerking te komen voor
een tegemoetkoming, maar zien dat zij geregistreerd staan onder een verkeerde SBI-code,
kunnen dit melden bij RVO.nl. RVO.nl zal deze verzoeken dan bekijken op redelijkheid
en billijkheid, dan wel toetsen aan de economische activiteit waarmee de onderneming
in het Handelsregister staat ingeschreven
123
Deelt het kabinet de opvatting van de leden van de PvdA-fractie dat het ongewenst
is dat bedrijven een beroep kunnen doen op overheidssteun om hun continuïteit niet
in gevaar te brengen tezelfdertijd hun solvabiliteits- en/of liquiditeitspositie verzwakken
door hetzij het uitkeren van dividenden, of uitkeringen onder welke naam of titel
dan ook aan de eigenvermogenverschaffers, hetzij door het uitkeren van bonussen?
124
het kabinet bereid een antisamenloopbepaling als voorwaarde op te nemen in (te treffen)
steunverlenings-maatregelen?
125
Is het kabinet bereid om in navolging van de oproep aan banken om geen dividend uit
te keren een bredere oproep te doen aan het bedrijfsleven om af te zien van dividenduitkeringen
of andere vormen van uitkeringen aan eigenvermogensverschaffers?
126
Is het kabinet bereid om bedrijven uit te sluiten van steunverleningsmaatregelen,
indien zij toch hun liquiditeits- of vermogenspositie verslechteren door doen van
uitkeringen aan eigenvermogensverschaffers?
127
Deelt het kabinet het standpunt van de leden van de PvdA-fractie dat, in het geval
er overheidssteunmaatregelen worden getroffen om ondernemingen te behoeden tegen omvallen,
dit gepaard moet gaan met de voorwaarde dat eigen- en vreemdvermogenverschaffers geen
dan wel niet disproportioneel middelen uit de onderneming mogen onttrekken of bedrijfsmiddelen
mogen bezwaren?
Antwoord op vraag 123, 124, 125, 126 en 127
De TOGS is bedoeld om tegemoet te komen aan de acute problematiek waar mkb’ers voor
komen te staan bij het wegvallen van omzet, door de periodiek terugkerende vaste lasten
die blijven doorlopen. Dit probleem zal naar verwachting dan ook niet spelen bij ondernemers
die voor de TOGS in aanmerking komen. Het kabinet verwacht van ondernemers dat zij
geen misbruik maken van deze regeling, en dat zij hun verantwoordelijkheid in dit
opzicht nemen.
Er is niet voor gekozen om een dergelijke antisamenloopbepaling expliciet in de NOW-regeling
te stellen. Het controleren of dividenden of bonussen binnen een onderneming die zijn
uitgekeerd in 2020, zou de regeling minder eenvoudig maken en voor de uitvoering en
controle op naleving ingewikkelder. Ik heb dan ook eerder een moreel appél gericht
aan werkgevers om alleen een beroep te doen op de NOW als dit noodzakelijk is. Het
uitkeren van dividenden of bonussen tijdens een periode waarin tevens een beroep op
subsidie van de overheid wordt gedaan, past mijns inziens dan ook niet bij elkaar.
Vanuit de GO wordt voor het inpassen van een garantie de eis gesteld dat in de voorafgaande
periode van twaalf maanden niet meer middelen ten behoeve van derden aan de onderneming
zijn onttrokken dan noodzakelijk voor een redelijk te achten bedrijfsvoering en evenmin
een verplichting tot een zodanige onttrekking is aangegaan; Daarmee worden overmatige
onttrekkingen voorkomen. RVO.nl toetst dit bij de uitvoering van de regeling. Bij
de BMKB is er de persoonlijke borgstellingseis die overmatige onttrekkingen mitigeert.
Banken sluiten daarnaast vaak voorwaarden af dat er geen dividend mag worden uitgekeerd
zolang bepaalde solvabiliteitsratio’s niet worden gehaald
128
De hoge kosten van het pakket voeden wel de vraag hoe het pakket vol te houden is.
Kan het kabinet daar een indicatie van geven?
129
Wat zijn de mogelijkheden en beperkingen om de maatregelen wel of niet te kunnen verlengen?
130
Wanneer dient naar het oordeel van het kabinet het reguliere vangnet weer van kracht
te zijn?
131
Is het kabinet bereid tijdig voorgenomen besluiten over verlenging van steunmaatregelen
dan wel de introductie van nieuwe maatregelen de kaders aan de Kamer voor te leggen?
Antwoord op vraag 128, 129, 130 en 131
Het kabinet heeft gekozen voor een massief en breed pakket dat door de potentiele
inzet van miljarden per maand het doel heeft banen te behouden en de economische gevolgen
te beperken. Dit zodat mensen hun inkomen behouden en direct getroffen sectoren, zoals
de horeca en de culturele sector, worden ondersteund in deze moeilijke periode. Het
kabinet benadrukt dat financiële middelen op dit moment geen beperkende factor zijn.
Duidelijk is dat de Nederlandse overheidsfinanciën er momenteel goed voor staan en
er dus voldoende ruimte is om stabiliserend begrotingsbeleid te voeren en te doen
wat nodig is. We hebben de afgelopen jaren in goede tijden buffers opgebouwd, zodat
we in minder goede tijden deze buffers kunnen inzetten. Het kabinet verwijst u graag
naar de Kamerbrief noodpakket banen en economie voor de termijnen waarvoor de huidige
steunmaatregelen vooralsnog van kracht zijn. Bij aanvullende maatregelen of verlenging
van de steunmaatregelen zal uw Kamer hierover te zijner tijd worden geïnformeerd.
132
Ziet het kabinet, zo vragen de leden van de PvdA-fractie, mogelijkheden om middelen
te genereren om een steunpakket voor de meest ernstig getroffen delen van het bedrijfsleven
te verlengen?
133
Is het kabinet bereid om, naar analogie van de werknemersverzekeringen en volksverzekeringen,
te kijken naar het introduceren van vormen van risicosolidariteit, waarbij niet of
minder getroffen onderdelen van het bedrijfsleven bijdragen aan het lenigen van de
nood in de zwaarder getroffen onderdelen van het bedrijfsleven?
Antwoord op vraag 132 en 133
Naast maatregelen die de overheid neemt, is het ook zaak andere partijen hier op hun
verantwoordelijkheid te wijzen en pijn waar mogelijk in de keten te verdelen. Zoals
ook aangegeven in de Kamerbrief van 17 maart jl. roept het kabinet het bedrijfsleven
daarom ook op tot coulance bij het innen van rekeningen van getroffen partijen en
sectoren. Waar nodig organiseert de overheid hiervoor overleg met sectoren. Zo hebben
retailers en vastgoedeigenaren op 10 april jl. besloten om het innen van huur op te
schorten t/m juni. Ook de banken onderschrijven dit akkoord. Dit vervolgakkoord bouwt
verder op de eerdere gezamenlijke oproep om de huur op te schorten tot 20 april a.s.
Dat ondersteunt de liquiditeitspositie van retailers, en geeft tijd om tot maatwerkafspraken
tussen huurders en verhuurders te komen. Na overleg met het kabinet verkennen vertegenwoordigers
van de horeca en brouwers of vergelijkbare afspraken kunnen worden gemaakt.
134
Is het kabinet bereid om, na de acute crisisfase, grondig te bekijken hoe zelfstandigen,
ondernemers en bedrijven weerbaarder gemaakt kunnen worden tegen economische disrupties,
waarvan de kans weliswaar klein kan zijn dat ze zich voordoen, maar die wel voorzienbaar
zijn?
135
Wil het kabinet in dat kader bezien of en in welke mate reserve- of fondsvorming,
verzekeringen en andere vormen van risicoverevening daaraan een bijdrage kan leveren?
136
Deelt het kabinet de opvatting van de leden van de PvdA-fractie dat de actuele crisis
aantoont dat veel zelfstandigen, ondernemers en bedrijven niet dan wel onvoldoende
weerbaar zijn tegen plotseling optredende schokken en dat, na het verstrijken van
de crisisfase, bezien moet worden hoe de weerbaarheid kan worden vergroot door al
dan niet verplichte buffer- of fondsvorming,dan wel verzekeringsvormen, in het licht
van het gegeven dat de kans op het optreden van pandemieën, of andere bedreigingen,
groter dan verwaarloosbaar is?
Antwoord op vraag 134, 135 en 136
In de huidige fase van de coronacrisis is alle inzet er op gericht om het virus zoveel
mogelijk onder controle te krijgen en te houden. Wanneer het kabinet daar in geslaagd
is, zal ook een periode komen waarbij bezien wordt wat we breed in de maatschappij
en economie hebben meegemaakt. De weerbaarheid van zelfstandigen, ondernemers en bedrijven
voor economische disrupties hoort daar ook bij. Het is nu nog te vroeg om vooruit
te lopen op welke specifieke instrumenten daarbij geschikt zouden zijn.
137
De disruptieve economische effecten van de coronacrisis kunnen ertoe leiden dat bedrijven
die een sleutelrol hebben in de economie, bijvoorbeeld omdat ze essentiële producten
of diensten leveren, bedrijven die van strategisch belang zijn voor de economie en
bedrijven die beschikken over sleuteltechnologieën gaan omvallen of eigenaren ertoe
dwingt deze te gaan vervreemden.
138
Deelt het kabinet de opvatting dat het ongewenst is dat dergelijke bedrijven voor
Nederland dan wel de EU verloren gaan en/of dat zij in handen of onder controle komen
te vallen van (staats)bedrijven die onder invloed staan van mogendheden die potentieel
een bedreiging vormen voor de Nederlandse economie of staatsveiligheid?
139
Deelt het kabinet de opvatting dat er (wettelijke) voorzieningen moeten worden getroffen
om dit te voorkomen?
140
Deelt het kabinet de opvatting dat het gewenst is een voorziening te treffen waarmee
essentiële bedrijven, productieprocessen, kennis en sleuteltechnologieën opgekocht
kunnen worden om ze te behouden voor Nederland of om te voorkomen dat ze in handen
vallen of onder controle komen te staan van partijen die een bedreiging kunnen vormen
voor de Nederlandse veiligheid of economische belangen?
Antwoord op vraag 137, 138, 139 en 140
Het kabinet hecht veel belang aan de ondersteuning van bedrijven die kampen met de
nadelige economische en financiële gevolgen van de corona-uitbraak. Met het noodpakket
economie en banen, zie de brief van 17 maart 2020, beoogt het kabinet met directe
en indirecte maatregelen te voorkomen dat bedrijven omvallen of dat eigenaren tot
verkoop worden gedwongen als gevolg van het coronavirus. Het kabinet houdt voortdurend
in de gaten of het huidige noodpakket voldoende steun biedt.
Daarnaast ontwikkel ik in samenwerking met de Minister van Financiën criteria voor
overheidssteun in het geval dat voor de Nederlandse maatschappij en economie essentiële
bedrijven in continuïteitsproblemen komen.
De gevolgen van de corona-uitbraak hebben effect op de economie in binnen- en buitenland,
waardoor de kans op een toename van vijandige overnames van Nederlandse ondernemingen
niet per definitie groter wordt. Al is dit scenario niet volledig uit te sluiten.
Vanuit het Nederlandse ondernemingsrecht kunnen ondernemingen zich via een aantal
reguliere beschermingsmaatregelen beschermen tegen vijandige overnames, waaronder
blokkeringsmaatregelen. Veel beursgenoteerde ondernemingen hebben daarnaast aanvullende
beschermingsconstructies. In aanvulling op deze wettelijke kaders, ligt momenteel
in uw Kamer het Wetsvoorstel Bedenktijd door het bestuur van een beursvennootschap
voor. Hiermee kan aanvullende bescherming worden geboden in geval van een vijandige
overname en activistische aandeelhouders. Uw Kamer heeft hier recentelijk het Verslag
over uitgebracht (Kamerstuk 35 367, nr. 5).
Wanneer het ondernemingen betreft die essentiële producten of diensten leveren voor
Nederlandse vitale processen, zijn deze soms al in publieke handen of worden deze
via een aantal sectorspecifieke wettelijke kaders beschermd tegen ongewenste overnames
en investeringen. In aanvulling hierop werkt het kabinet momenteel aan het Wetsvoorstel
Ongewenste Zeggenschap Telecommunicatie, waarover uw Kamer op 21 januari 2020 een
tweede nota van wijzing heeft ontvangen (Kamerstuk 35 153, nr. 9). Ook wordt op dit moment gewerkt aan wetgeving ten aanzien van een breder stelsel
van investeringstoetsing. Over dit traject is uw Kamer geïnformeerd met de brief Investeringstoets
op risico’s voor de nationale veiligheid op 11 november 2019 (Kamerstuk 30 821, nr. 97). In de tussentijd zal ook de Uitvoeringswet voor het Contactpunt FDI-screening aan
uw Kamer worden voorgelegd, waarmee Europese lidstaten informatie kunnen delen over
investeringen en participaties door buitenlandse partijen. Binnen de reikwijdte van
dit stelsel vallen ook ondernemingen die beschikken over sleuteltechnologieën wanneer
deze raakvlakken hebben met de nationale veiligheid.
Tot slot houdt juist in deze bijzondere situatie het kabinet de vinger aan de pols
bij marktontwikkelingen en zal daar gepast op reageren voor zover daar risico’s voor
de Nederlandse publieke belangen door ontstaan.
141
De leden van de PvdA-fractie vragen of bedrijven die eigendom van overheden zijn coulance
betrachten ten aanzien van mkb-bedrijven die hun contractuele verplichtingen aan die
overheidsbedrijven tijdelijk niet kunnen nakomen, bijvoorbeeld het betalen van huur
of andere betalingsverplichtingen.
142
Deze leden zouden graag zien dat het rijk als aandeelhouder van staatsbedrijven en gemeenten en provincies voor andere overheids-vennootschappen hun invloed op die overheidsbedrijven zouden
willen uitoefenen om te bewerkstelligen dat die overheidsbedrijven de gevraagde coulance
gaan betrachten. Deelt u die mening?
143
Zo ja, hoe gaat u dit bewerkstelligen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord op vraag 141, 142 en 143
In algemene zin geldt dat overheidsdeelnemingen private bedrijven zijn, waarin overheden
risicodragend participeren. De overheid staat op afstand van die bedrijven. Het is
uiteindelijk aan deelnemingen zelf om te bepalen welke maatregelen gepast zijn in
de huidige situatie en wanneer coulance voor bijvoorbeeld het betalen van huur nodig
en/of mogelijk is. Dat is maatwerk en het is aan de bestuurders van iedere deelneming
om die afweging per situatie te maken. In de brief Noodpakket banen en economie van 17 maart 2020 heeft het kabinet een oproep gedaan om in deze uitzonderlijke tijden
redelijkheid te betrachten in de prijsonderhandelingen en dat het bedrijfsleven coulance
kan betrachten bij het innen van rekeningen van getroffen partijen en sectoren. Deze
oproep geldt uiteraard ook voor alle overheidsdeelnemingen. De oproep van het kabinet
geldt voor alle bedrijven in Nederland, ook voor de overheidsdeelnemingen. Het is
aan ieder bedrijf (en aan iedere overheidsdeelneming zelf) om per situatie af te wegen
of het mogelijk is gehoor te geven aan deze oproep. Het kabinet zal het willen doen
van een gelijke oproep bij gelegenheid ook uitdragen aan de medeoverheden.
144
De leden van de PvdA-fractie zouden graag aandacht vragen voor «not for profit»-organisaties,
zoals aan (sport)verenigingen, dorpshuizen, podiumaccomodaties die hun inkomsten volledig
zien wegvallen en wel kampen met doorlopende lasten en daardoor ernstig in de problemen
komen. Deze voorzieningen zijn naar de mening van de aan het woord zijn de leden belangrijk
voor de samenleving en kunnen bij doorlopende kosten en wegvallende inkomsten omvallen.
Een deel heeft werknemers in dienst of worden op pachtbasis geëxploiteerd, waarbij
de pachters volledig afhankelijk zijn van de inkomsten. Wat is de rechtvaardigingsbasis
om deze organisaties buiten de reikwijdte van de regelingen te houden
145
Wordt de opvatting gedeeld dat zij redelijkerwijs binnen de regeling moeten vallen?
Zo nee, waarom niet?
Antwoord op vraag 144 en 145
De TOGS-regeling maakt geen onderscheidt tussen profit- en not-for-profit organisaties.
Als zij op de lijst met SBI-codes staan en aan de overige voorwaarden voldoen, dan
komen zij in aanmerking voor de TOGS.
146
De leden van de PvdA-fractie hebben een vraag met betrekking tot de vitale beroepen.
Is het waar dat bedrijven die zich bezighouden met onderhoud en reparatie van IT-apparatuur
niet op de lijst van vitale beroepen staan?
147
Zo ja, waarom niet?
148
In hoeverre acht het kabinet het mogelijk om deze lijst van vitale beroepen aan te
vullen als daar goede redenen voor blijken te zijn?
Antwoord op vraag 146, 147, 148
De lijst van cruciale beroepen en vitale processen geeft inzicht in de belangrijkste
beroepen die we nu nodig hebben om de samenleving draaiende te houden.5 Deze lijst is niet alomvattend. Welke beroepen en/of functies daar precies onder
vallen, is maatwerk. Ook als je een onmisbare facilitaire of ondersteunende functie
(denk aan schoonmaak, beveiliging of onderhoud en reparatie van IT-apparatuur) vervult
ten behoeve van een van deze cruciale beroepsgroepen, kan aanspraak worden gemaakt
op noodopvang voor kinderen en de uitzondering voor gezinsquarantaine worden toegepast.
Het is aan werkgevers, opdrachtgevers en werknemers om de afweging te maken of zij
tot de reikwijdte van de lijst behoren. Deze lijst geldt voor de maatregelen die momenteel
van kracht zijn. Mij zijn op dit moment geen signalen bekend dat er problemen zijn
ten aanzien van noodopvang. Daarom zal de lijst ook niet worden aangepast.
149
De leden van de PvdA-fractie hebben vernomen dat boekingsplatforms voor hotelkamers
zoals Booking.com en Expedia de strenge eisen waar platforms hotels aan houden, met
name als het gaat om annuleringen, ook in deze tijd blijven hanteren. Dit kan hotels
direct in ernstige liquiditeitsproblemen brengen. Koninklijke Horeca Nederland meldt
dat in het geval van annuleringen deze platformen bijvoorbeeld binnen vijf dagen geld
terugeisen, waardoor hoteliers in betaalproblemen komen. Kent de Staatssecretaris
ook u deze signalen (https://www.khn.nl/nieuws/boekingssite-monopolisten-laten-hoteliers-kei…)?
150
Deelt de Staatssecretaris de mening dat de kapitaalkrachtige boekingssites coulance
zouden moeten betonen ten aanzien van de hotels die niet voldoende financiële draagkracht
hebben om deze crisis te overleven?
151
Zo ja, is de Staatssecretaris bereid daarover met deze boekingssites in overleg te
treden? Zo nee, waarom niet?
Antwoord op vraag 149, 150 en 151
Ik ben bekend met de signalen. Deze uitzonderlijke situatie vraagt om een eerlijke
verdeling van de lasten in de keten, waarbij het wenselijk is dat ook de boekingsplatforms
een rol spelen. Koninklijke Horeca Nederland (KHN) gaf aan dat hotels in de problemen
komen, onder andere doordat boekingsplatforms opleggen dat hotels binnen vijf dagen
na annulering geld aan consumenten terugbetalen. Een oplossing hiervoor is dat hotels
naast verplichte terugbetaling ook andere mogelijkheden aan consumenten aan kunnen
beiden. Ik heb dan ook via sociale media een oproep gedaan aan o.a. hotelboekingsplatforms
om het mogelijk te maken aan consumenten vouchers aan te bieden, of kosteloos de boekingsdatum
te wijzigen.
Daarnaast heeft de ACM op basis van een melding van KHN actie ondernomen. De ACM heeft
gesprekken gevoerd met de platforms en KHN. Dit heeft ertoe bijgedragen dat platforms
een aantal maatregelen hebben genomen:
• Voor bestaande boekingen krijgen hotels meer mogelijkheden om met alle consumenten
die annuleren individuele afspraken te maken, zoals een datumwijziging of een voucher.
• Voor nieuwe boekingen geldt dat platforms niet langer zullen eisen dat dat een consument
bij een «non-refundable» boeking zijn geld terugkrijgt als de reis als gevolg van
de coronapandemie niet mogelijk blijkt. Voor bestaande boekingen blijven een «overmacht»
clausule gebruiken, waardoor consumenten ook bij «non-refundable» boekingen recht
hebben om hun geld terug te krijgen.
De afspraken leiden ertoe dat hotels andere opties aan consumenten kunnen bieden dan
alleen een terugbetaling van het geld. Dit moet de financiële positie van hotels verbeteren.
Tegelijkertijd blijft de consument hiermee voldoende beschermt, omdat hij door de
datumwijziging of voucher alsnog op een later moment op reis kan en als dat niet mogelijk
is, alsnog zijn geld kan terugkrijgen. Daarom vind ik dit voor alle betrokken partijen
een redelijke oplossing. Aangezien de platforms na bemiddeling door de ACM hun procedures
hebben aangepast, zie ik voor nu geen reden om hier zelf verder met boekingssites
over in gesprek te gaan. Wel zal ik de ontwikkelingen blijven volgen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de ChristenUnie-fractie
155
Welke mogelijkheden ziet het kabinet om banken te helpen de toegang tot kredietaanvragen
voor dergelijke ondernemingen te versnellen en vereenvoudigen?
Antwoord
We zijn met banken in gesprek over optimalisaties met betrekking tot de coronamodule
van de BMKB, waaronder het aanleveren van meerdere posten tegelijk (batches) en een
omzet toets om de beoordeling van de kredietaanvragen voor de BMKB-C posten te vereenvoudigen.
Dit kan snel worden ingevoerd.
156
Deze leden constateren dat voor productie ook de aanwezigheid van grondstoffen en
onderdelen evident is. Welke mogelijkheden zijn er om Europees in te zetten op een
doorgang van goederenvervoer, zodat aanvoer door kan gaan en ook onnodige opslagkosten
kunnen worden vermeden?
Antwoord
Het kabinet hecht belang aan een ongehinderde doorgang van goederen, binnen de Europese
Unie als onderdeel van de interne markt en daarbuiten. De Europese Commissie zet hierop
eveneens in en heeft verschillende richtsnoeren gepresenteerd waarover uw Kamer separaat
meer gedetailleerd is geïnformeerd. Deze betreffen richtsnoeren gericht op eenduidige
implementatie van de zogeheten Green Lanes. en richtsnoeren met als doel het vrachtvervoer
per lucht doorgang te laten vinden.6 De tijdelijke restricties inzake niet-essentiële reizen gelden voor personen en niet
voor goederen. Het kabinet steunt genoemde richtsnoeren, omdat deze bijdragen aan
een eenduidige uitvoering van controles, goederenverkeer zo min mogelijk hinderen
en de verspreiding van het virus tegengaan. Voor het goederenverkeer buiten de EU
en eventuele exportrestricties van derde landen geldt dat de EU en Nederland hun diplomatieke
instrumentaria inzetten om belemmeringen zo veel mogelijk tegen te houden of op te
heffen.
157
De leden van de ChristenUnie vragen wat het boetebeleid is van de verschillende inspecties
wanneer bedrijven uit de maakindustrie niet kunnen voldoen aan wettelijk vastgelegde
onderhoudsverplichtingen als gevolg van beperkingen in de uitvoering van het werk.
Antwoord
Het signaal dat bedrijven uit de maakindustrie moeite ondervinden bij het voldoen
aan wettelijk vastgelegde onderhoudsverplichtingen als gevolg van beperkingen in de
uitvoering van het werk, is mij bekend. Onderhoudsbedrijven ervaren in sommige gevallen,
door strengere hygiëne-eisen bij klanten, dat monteurs niet worden toegelaten op bedrijfslocaties.
Dat baart mij zorgen. Het is van belang dat alle partijen met elkaar kijken wat nu
wel mogelijk is en op welke manier deze activiteiten door kunnen gaan. Uitgangspunt
is dat apparatuur zoals machines, drukapparatuur, liften enz. ten alle tijde veilig
is voor gebruik. De meeste keuringen of onderhouds- en reparatieactiviteiten kunnen
gewoon doorgaan als gepland, met inachtneming van de overheidsmaatregelen die noodzakelijk
zijn in verband met COVID-19. Daarnaast geeft de wetgeving voldoende ruimte om te
zorgen dat activiteiten die nu niet kunnen worden verricht, bijvoorbeeld omdat apparatuur
tijdelijk buiten gebruik is of processen stil liggen, alsnog binnen de wettelijk gestelde
termijn kunnen plaatsvinden. Ik blijf monitoren waar knelpunten kunnen ontstaan.
158
Deze leden vragen of bedrijven die producten en diensten ter ondersteuning van de
zorg maken (en hun toeleveranciers) als een vitale sector gelden. Zo nee, zou dit
niet het geval moeten zijn?
Antwoord
De lijst van cruciale beroepen en vitale processen geeft inzicht in de belangrijkste
beroepen die we nu nodig hebben om de samenleving draaiende te houden. Bij de cruciale
beroepsgroepen is ook opgenomen: «Zorg, Jeugdhulp en (Maatschappelijke) Ondersteuning,
inclusief productie en transport van medicijnen en medische hulpmiddelen.» 7 Tevens is aangegeven dat indien je een onmisbare facilitaire of ondersteunende functie
vervult ten behoeve van deze cruciale beroepsgroepen, aanspraak kan worden gemaakt
op noodopvang voor kinderen en de uitzondering voor gezinsquarantaine kan worden toegepast.
De bedrijven die producten en diensten ter ondersteuning van de zorg maken (en hun
toeleveranciers) behoren dus tot deze lijst van cruciale beroepen en vitale processen.
159
Welke mogelijkheden het kabinet ziet om zelf te investeren en opdrachten waar de overheid
opdrachtgever is in bijvoorbeeld de bouw naar voren te halen, zodat er enige mate
van bedrijvigheid blijft.
Antwoord
Het is van groot maatschappelijk belang dat de bouwsector, zodra de coronacrisis dit
weer toestaat, op volle slagkracht verder kan blijven investeren in de bouw- en verduurzamingsopgaven
voor de toekomst. Overheidsaanbestedingen van Rijkswaterstaat en het Rijksvastgoedbedrijf
blijven doorlopen. Ook met andere grote opdrachtgevers worden hierover komende tijd
afspraken gemaakt. Daarnaast wordt bevorderd dat de vergunningverlening door provincies,
waterschappen en gemeenten blijft doorgaan. Het Rijk brengt op korte termijn in kaart
welke wettelijke veranderingen op de sector afkomen en hoe daar het beste mee omgegaan
kan worden. Als er door de coronacrisis vertraging in de bouw ontstaat zullen de Rijksopdrachtgevers
zich coulant opstellen bij contractueel opgenomen boeteclausules. Dit moet per geval
worden bekeken. Ook met andere opdrachtgevers zoals corporaties en netbeheerders zal
hier over worden gesproken.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
L.I. Diks, voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat -
Mede ondertekenaar
D.S. Nava, griffier