Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Segers en Yesilgöz-Zegerius over de beantwoording tijdens het mondelinge vragenuur van dinsdag 18 februari 2020 over het bericht ‘Meeste antisemitische incidenten in Nederland in dertig jaar tijd
Vragen van de leden Yesilgöz-Zegerius (VVD) en Segers (ChristenUnie) aan de Minister van Justitie en Veiligheid over de beantwoording tijdens het mondelinge vragenuur van dinsdag 18 februari 2020 over het bericht «Meeste antisemitische incidenten in Nederland in dertig jaar tijd» (ingezonden 4 maart 2020).
Antwoord van Minister Grapperhaus (Justitie en Veiligheid) (ontvangen 17 april 2020).
Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2019–2020, nr. 2222.
Vraag 1
Herinnert u zich de beantwoording tijdens het mondelinge vragenuur van dinsdag 18 februari
2020 over het bericht «Antisemitische incidenten in Nederland» en dan specifiek de
beantwoording rondom de vragen over antisemitische incidenten in Amsterdam op de Albert
Cuypmarkt en in het restaurant HaCarmel?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Staat u nog steeds achter uw beantwoording dat de gebeurtenis waarin marktkoopman
Tarik E. in 2019 twee joodse collega-marktkoopmannen neerstak op de Amsterdamse Albert
Cuypmarkt dat deed vanuit antisemitische motieven? Zo ja, waarom oordeelde zowel het
openbaar ministerie (OM) als de rechtbank eind vorig jaar dat daar juist geen sprake
van was? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 2
Ik deed mijn uitspraak in antwoord op een vraag van het Kamerlid Van Dijk, die vroeg
hoe ik ervoor ging zorgen dat elke melding van antisemitisme serieus zou worden opgepakt.
Ik benadrukte toen dat we elke aanwijzing dat sprake is van een antisemitisch motief
serieus moeten nemen. Om die reden is bijvoorbeeld het Joods politieoverleg (beter
bekend als Joods politienetwerk) ingesteld, dat tevens dient om het begrip voor slachtoffers
van antisemitisme onder agenten te vergroten. Tijdens het vragenuur gaf ik daarbij
ook aan dat ik contact heb gezocht met het Joods politienetwerk kort na de steekpartij
op de Albert Cuypmarkt. Op het moment dat dit feit plaatsvond moest de mogelijkheid
worden opengehouden dat er sprake was van antisemitische motieven. Juist omdat die
mogelijkheid moest worden opengehouden, heb ik toen contact gezocht met het Joods
politienetwerk. Mijn uitspraak tijdens het vragenuur moet daarom worden opgevat als
een verwijzing naar het vermoeden dat onmiddellijk na het steekincident was gerezen,
dat hier sprake kon zijn van antisemitische motieven. Ik lees in het vonnis dat de
rechtbank op basis van het dossier uiteindelijk niet heeft kunnen vaststellen dat
de verdachte een discriminatoir motief had. Tegen dit vonnis is beroep ingesteld bij
het Hof.
Vraag 3
Staat u nog steeds achter uw beantwoording dat de vernieling van het Joods restaurant
HaCarmel in 2017 een aanslag is geweest? Zo ja, waarom sloot de politie destijds een
terroristisch motief uit? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 3
In de beantwoording van de vorige vraag heb ik toegelicht in welke context ik deze
uitspraak deed. Ik noemde de HaCarmel-zaak als illustratie van de functie van het
Joods politienetwerk, dat dient om het begrip voor slachtoffers van antisemitische
incidenten te vergroten, zodat elke aanwijzing van antisemitische motieven ook door
de politie serieus wordt genomen. In de HaCarmel-zaak leefde bij de slachtoffers het
gevoel dat zij slachtoffer waren van antisemitisme. Dat gevoelen moest naar mijn mening
serieus worden genomen en was voor mij de reden om contact te zoeken met het Joods
politienetwerk. Met de term aanslag heb ik slechts uitdrukking willen geven aan het
gevoel dat bij de slachtoffers leefde. Het OM heeft bij de bepaling van de strafeis
overigens ook rekening gehouden met een discriminatoir motief. Dat laat onverlet dat
de politie, het OM en de rechter op basis van het dossier uiteindelijk niet hebben
kunnen vaststellen dat er sprake was van een terroristisch motief.
Vraag 4
Kunt u de discrepantie tussen uw kwalificatie van de incidenten en de kwalificaties
van de politie en het OM verklaren? En wat betekent deze discrepantie, hoe duidt u
dit?
Antwoord 4
Zie de beantwoording van de vragen 2 en 3.
Vraag 5
Deelt u de mening dat het belangrijk is om antisemitische incidenten als zodanig te
herkennen en te erkennen, zodat de zaken ook echt worden gezien als wat ze zijn en
er sprake kan zijn van correcte opvolging?
Antwoord 5
Ja, die mening onderschrijf ik ten volle. Daarom investeert het kabinet in Antidiscriminatievoorzieningen
(ADV’s), terwijl ook de politie en het OM maatregelen nemen om te waarborgen dat er
bij de opsporing en vervolging oog is voor een eventueel discriminatoir motief. Zo
wordt bij de politie bij alle eenheden het al aangehaalde Joods politienetwerk uitgerold.
Dit netwerk functioneert als intermediair tussen de Joodse gemeenschap en de politieorganisatie
en helpt politiemedewerkers antisemitisme beter te herkennen en aanwijzingen daarvan
beter op te volgen, net zoals bijvoorbeeld Roze en Blauw helpt bij de bestrijding
van discriminatie van seksuele minderheden. Ook werkt de politie nauw samen met de
Anne Frank Stichting om politiemensen te laten zien hoe belangrijk het is om antisemitisme
te herkennen. Het OM beschikt over een Landelijk Expertise Centrum Discriminatie (LECD)
dat bestaat uit twee officieren van justitie en drie medewerkers, die gespecialiseerd
zijn in het herkennen van discriminatiezaken en in de wijze waarop deze voor de rechter
kunnen worden gebracht. Daarnaast zijn bij alle parketten discriminatieofficieren
aangesteld. Het LECD voert met de politie en ADV’s – en soms ook met gemeenten of
belangenorganisaties – op lokaal en regionaal niveau overleg over trends, incidenten
en de gewenste aanpak.
Vraag 6
Deelt u de mening dat het herkennen en erkennen van een antisemitisch karakter van
een incident een hele belangrijke stap is richting slachtoffers en dat zij zich nu
te vaak ongehoord voelen?
Antwoord 6
Ja, het is van belang dat bij het opsporen en vervolgen van strafbare feiten aanwijzingen
dat sprake is van een discriminatoir motief goed worden opgevolgd. Ik kan mij daarbij
overigens goed voorstellen dat individuele slachtoffers zich nu soms nog ongehoord
kunnen voelen. Dat betekent overigens niet dat slachtoffers van antisemitische incidenten
structureel niet gehoord zouden worden. Juist ADV’s, politie en OM is er veel aan
gelegen om de juiste opvolging te geven aan aanwijzingen, meldingen en aangiftes,
waaronder die met een antisemitisch karakter. Zoals ik hiervoor al aangaf, worden
er ook concrete maatregelen genomen om dit te verbeteren.
Vraag 7
Op welke manier gaat u in uw gesprekken met de politie en het OM aandacht besteden
in de verschillen in de beoordeling van antisemitisme door de politie, het OM en de
rechter? Kunt u de Kamer voor het mei-reces informeren over de voortgang van deze
gesprekken, met name over hoe meldingen van antisemitische incidenten beter gestroomlijnd
kunnen worden?
Antwoord 7
De aanpak van discriminatiedelicten en delicten met een discriminatoir motief, zoals
antisemitische incidenten, zijn in het verleden verschillende malen in mijn overleggen
met het OM en de politie aan de orde gesteld. Ook in de toekomst blijft de afhandeling
van dergelijke incidenten daar op de agenda staan. Een gedeelte van de extra ter beschikking
gestelde gelden om antisemitisme tegen te gaan, zal ik inzetten om naast reeds bestaande
voorzieningen zoals Slachtofferhulp, ook ADV’s beter in staat te stellen om slachtoffers
van antisemitisme en andere vormen van discriminatie bij te staan en eventueel te
ondersteunen bij het doen van aangifte.
Vraag 8
Kunt u alle vragen afzonderlijk beantwoorden?
Antwoord 8
Ja, dat heb ik hierbij gedaan.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
F.B.J. Grapperhaus, minister van Justitie en Veiligheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.