Mededeling (uitstel antwoord) : Uitstel beantwoording vragen van de leden Van Nispen en Van Toorenburg over de excuses en schadevergoeding voor slachtoffers van Zusters van de Goede Herder
Vragen van de leden Van Nispen (SP) en Van Toorenburg (CDA) aan de Minister voor Rechtsbescherming over de excuses en schadevergoeding voor slachtoffers van Zusters van de Goede Herder (ingezonden 10 maart 2020).
Mededeling van Minister Dekker (Rechtsbescherming) (ontvangen 14 april 2020).
Vraag 1
Bent u bekend met het artikel dat vrouwen die als meisje dwangarbeid moesten verrichten
bij de Zusters van de Goede Herder zich nog altijd niet erkend voelen in hun leed,
nu zij de schadevergoeding voor slachtoffers te mager vinden?1
Vraag 2
Kunt u zich voorstellen dat vele slachtoffers teleurgesteld zijn met de door u voorgestelde
regeling?
Vraag 3
Heeft u kennisgenomen van de brief van slachtoffers van 24 februari 2020, die ook
aan u is gestuurd, waarbij in de bijlage zeer teleurgestelde reacties van verschillende
slachtoffers te lezen zijn? Kunt u deze teleurstelling begrijpen?2,
3,
4,
5
Vraag 4
Waarom heeft u ervoor gekozen om de afwikkeling van de schadevergoeding van deze slachtoffers
gelijk te trekken met de slachtoffers van geweld in de jeugdzorg, zoals door u beschreven
in reactie op het rapport van de Commissie-De Winter?
Vraag 5
Deelt u de mening dat de beide slachtoffergroepen, zoals in vraag 4 beschreven, zeer
verschillen, qua omvang, schade, rol van de overheid bij het veroorzaken van het leed,
de bewijslast van wat gebeurd is en de urgentie vanwege de gemiddelde leeftijd van
de slachtoffers?
Vraag 6
Erkent u dat de slachtoffers van de Goede Herder andere noden hebben dan de slachtoffers
van geweld in de jeugdzorg, bijvoorbeeld het ontbreken van een behoefte aan begeleiding
aan mensen die reeds op leeftijd zijn?
Vraag 7
Acht u een gelijkschakeling qua financiële genoegdoening van de slachtoffers van kinderdwangarbeid
bij de Goede Herder en slachtoffers van geweld in de jeugdzorg gerechtvaardigd?
Vraag 8
Welke waardering geeft u aan het feit dat de slachtoffers van de Goede Herder mede
hun recht tot onderwijs is onthouden met alle, onder meer economische, gevolgen van
dien voor de rest van hun leven?
Vraag 9
Heeft u het gevoel dat de door u aangekondigde maatregelen voldoende tegemoetkomen
aan het erkennen en de noodzakelijke genoegdoening voor wat de slachtoffers van jarenlange
kinderdwangarbeid is aangedaan?
Vraag 10
Waarom heeft u gekozen voor een bedrag van 5.000 euro per persoon, terwijl het kan
gaan om vrouwen die als meisje tussen hun veertiende en eenentwintigste jaar kinderdwangarbeid
onder vreselijke omstandigheden hebben moeten verrichten en geen onderwijs aangeboden
hebben gekregen? Op basis waarvan is dat bedrag berekend en vastgesteld? Erkent u
dat dit in geen verhouding staat tot de bedragen die in andere landen voor dezelfde
feiten zijn vastgesteld?
Vraag 11
Bent u bereid te bezien of de voorgestelde schadevergoeding voor de slachtoffers van
kinderdwangarbeid wel passend is? Bent u bereid een regeling te overwegen, waarbij
de schadevergoeding verhoogd kan worden en afhankelijk wordt van hoe lang het verblijf
en de kinderdwangarbeid bij de Goede Herder heeft geduurd?
Vraag 12
Bent u het met de slachtoffers eens dat de zaak nu een zeer snelle afhandeling verdient,
vooral vanwege de leeftijd van de slachtoffers die dit achter zich willen laten, rust
willen vinden en het laatste deel van hun leven niet alleen maar met de Goede Herder
bezig kunnen en willen zijn?
Vraag 13
Deelt u de mening dat een eerlijke regeling de noodzaak bij slachtoffers om tegen
de overheid en/of de congregatie De Goede Herder te procederen zou kunnen verminderen,
en dat dit voor iedereen te prefereren is, vooral ook omdat de overheid de eigen verantwoordelijkheid
moet erkennen voor de bijdrage aan de kinderdwangarbeid?
Vraag 14
Deelt u voorts de mening dat een rechtszaak van slachtoffers tegen de Staat en/of
de congregatie wegens de verjaringstermijnen voor civielrechtelijke claims, zeker
op de korte termijn een onzekere afloop heeft, terwijl de meeste slachtoffers juist
behoefte hebben aan snelle duidelijkheid en afsluiting, voor zover mogelijk, middels
een rechtvaardige regeling?
Vraag 15
Betreurt u de onduidelijkheid die is ontstaan rondom de afspraak tussen u en de slachtoffers
op 23 maart 2020 en de verwarring met een eerdere bijeenkomst met andere slachtoffers?
Hoe heeft dat kunnen gebeuren?
Vraag 16
Kunt u deze vragen afzonderlijk en vóór 17 maart 2020 beantwoorden?
Mededeling
Hierbij deel ik u mede dat de schriftelijke vragen van de leden Van Nispen (SP) en
Van Toorenburg (CDA), van uw Kamer aan de Minister voor Rechtsbescherming over de
excuses en schadevergoeding voor slachtoffers van Zusters van de Goede Herder (ingezonden
10 maart 2020) niet binnen de gebruikelijke termijn kunnen worden beantwoord, aangezien
nog niet alle benodigde informatie is ontvangen.
Ik streef ernaar de vragen zo spoedig mogelijk te beantwoorden.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S. Dekker, minister voor Rechtsbescherming
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.