Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Bruins en Van der Graaf over het weigeren door Knab van religieuze organisaties als zakelijke klant
Vragen van de leden Bruins en Van der Graaf (beiden ChristenUnie) aan de Ministers van Financiën, van Justitie en Veiligheid en van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over het weigeren door Knab van religieuze organisaties als zakelijke klant (ingezonden 13 maart 2020).
Antwoord van Minister Hoekstra (Financiën), mede namens de Ministers van Justitie
en Veiligheid en van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (ontvangen 14 april
2020).
Vraag 1
Bent u bekend met het acceptatiebeleid voor zakelijke klanten bij Knab, waarin wordt
gesteld dat religieuze organisaties niet worden geaccepteerd als klant?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Zijn deze acceptatiecriteria in lijn met Nederlandse en Europese regelgeving? Kunt
u dit toelichten?
Antwoord 2
Het uitgangspunt is dat het banken vrij staat om hun klantenbestand te baseren op
een door de bank zelf bepaalde ondernemersstrategie en het door de bank gewenste risicoprofiel.
Hierbij spelen verschillende factoren een rol die door banken zelf worden gewogen,
zoals het bestaande kader van wet- en regelgeving, evenals de door banken gewenste
risicobereidheid en de door hen opportuun geachte strategie. Een bank kan besluiten
zich te willen richten op een bepaald klantensegment in de zakelijke dan wel consumentenmarkt.2
Het is banken op grond van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van
terrorisme (Wwft) niet toegestaan om een bepaald type organisatie integraal als klant
te weigeren. De Wwft maakt het weigeren van cliënten beperkt mogelijk. Alleen als
de risico’s op witwassen en financieren van terrorisme onvoldoende kunnen worden gemitigeerd,
mag dienstverlening worden geweigerd. Het uitvoeren door de bank van een (al dan niet
verscherpt) cliëntenonderzoek zoals bedoeld in de Wwft, houdt in dat per geval moet
worden beoordeeld of de risico’s in dat concrete geval kunnen worden ondervangen.
Banken zijn verplicht om de beoordeling van die risico’s vast te leggen. Ook de Europese
anti-witwasrichtlijn, die hoofdzakelijk is geïmplementeerd in de Wwft, staat niet
toe dat een financiële instelling religieuze organisaties als klant weigert, zonder
dat er voorafgaand aan die weigering een individuele risicobeoordeling heeft plaatsgevonden.
De afgelopen jaren is er door overheden, toezichthouders en internationale organisaties
het nodige gedaan om banken, andere financiële instellingen en beroepsgroepen bij
te staan bij het adequaat toepassen van geldende wet- en regelgeving. Zij stellen
bijvoorbeeld richtlijnen op. Zo is in november 2017 door de Financial Action Task
Force (FATF) een richtlijn gepubliceerd over hoe financiële inclusiviteit te bewerkstelligen
en tegelijkertijd regels met betrekking tot het tegengaan van witwassen en terrorismefinanciering
correct toe te passen.3 Daarnaast publiceren zowel het Ministerie van Financiën als de zes Wwft-toezichthouders
leidraden voor de uitvoering van de wettelijke verplichtingen voor het voorkomen van
witwassen en anti-terrorismefinanciering.4 Het doel van dergelijke handreikingen en toelichtingen is om de toepassing en naleving
van de wet- en regelgeving voor instellingen zo veel mogelijk te vergemakkelijken.
Vraag 3
Zijn deze acceptatiecriteria in lijn met de Algemene wet gelijke behandeling en het
Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, die het maken van onderscheid op basis
van religie verbieden? Kunt u dit toelichten?
Antwoord 3
Discriminatie is op grond van artikel 1 van de Grondwet verboden. Dit artikel is nader
uitgewerkt in verschillende wetten. De Algemene wet gelijke behandeling (Awgb) verbiedt
om bij het aanbieden van diensten ongerechtvaardigd onderscheid te maken op grond
van godsdienst. Dat betekent dat het verboden is om onderscheid te maken tussen godsdienstige
organisaties op grond van de religie waartoe zij behoren. Ook het maken van onderscheid
tussen organisaties met en zonder religieus karakter, valt onder het verbod.
Of in dit geval sprake is van verboden onderscheid is niet aan het kabinet om te beoordelen.
Het staat een afgewezen religieuze organisatie overigens wel vrij bij het College
voor de Rechten van de Mens een verzoek in te dienen om te beoordelen of sprake is
van discriminatie. Ook kan men andere geëigende instrumenten aanwenden zoals het doen
van een melding van discriminatie bij een ADV of het doen van aangifte bij de politie.
Vraag 4
Hoe verhoudt deze situatie zich tot de eerdere situaties, zoals bij het bedrijf Payleven
dat de Navigators Studentenvereniging in Amsterdam weigerde als klant in 20175, en het bedrijf SumUp dat de Tabernakelkerk in Apeldoorn weigerde als klant in 2018?
Antwoord 4
Knab schrijft in de acceptatiecriteria dat sommige typen klanten om verschillende
redenen niet worden geaccepteerd als zakelijke klant. Nu er niet wordt uitgeweid over
de achterliggende redenen is het niet mogelijk om deze casus een-op-een te vergelijken
met de eerdere situaties die worden genoemd.
Vraag 5
Weet u hoeveel bedrijven religieuze organisaties weigeren als klant? Komt dit breder
voor dan in de banken- en betaalsector?
Antwoord 5
Ik ben niet bekend met andere casussen waarbij religieuze organisaties zouden worden
geweigerd als klant.
Vraag 6
Kan er meer worden gedaan dan een verwijzing naar de individuele route voor de gedupeerden
naar het College voor de Rechten van de Mens?
Antwoord 6
Naast het indienen van een klacht bij het College voor de Rechten van de Mens, kan
een mogelijke gedupeerde ook aangifte doen bij de politie of een melding doen bij
de lokale anti-discriminatievoorziening. De anti-discriminatievoorzieningen bieden
gratis advies en bijstand aan personen die zich gediscrimineerd voelen. Zij kunnen
het gesprek aangaan met, in dit geval, de bank, of bijstand bieden bij een gang naar
het College voor de Rechten van de Mens. De zaak kan ook aanhangig gemaakt worden
bij de rechtbank. De rechter kan oordelen over de vraag of het gemaakte onderscheid
in lijn is met de Awgb.
Indien een cliënt zich niet kan vinden in de handelwijze van een bank of andere financiële
onderneming, kan ook een klacht worden ingediend bij het Klachteninstituut financiële
dienstverlening (Kifid).
Vraag 7
Is het toegestaan dat een gemiddeld bedrijf zelf beoordeelt wanneer sprake is van
een religieuze organisatie? Bestaat er regelgeving hierover of een definitie hiervan?
Zo nee, in hoeverre leidt het beleid religieuze organisaties te weigeren tot willekeur?
Antwoord 7
Het beginsel van scheiding tussen kerk en staat brengt met zich dat de overheid geen
geloof of wijze van geloofsbelijdenis mag voorschrijven of voortrekken. De overheid
stelt zich neutraal op. Dat betekent ook dat de staat zich niet of zeer terughoudend
zal bezighouden met de interpretatie van religie en zich niet zal bemoeien met interne
geloofsaangelegenheden en/of aangelegenheden van religieus institutionele aard. Het
is dan ook niet aan de overheid om te definiëren wat heeft te gelden als een religieuze
organisatie. De instelling bepaalt zelf wanneer zij een cliënt aanmerkt als een religieuze
organisatie. Bij het bepalen of er sprake is van een religieuze organisatie dienen
instellingen voor alle godsdienstige stromingen dezelfde criteria te hanteren.
Overigens zullen in de praktijk de meeste organisaties hun religieuze karakter en/of
religieuze achtergrond zelf uitdragen. Organisaties verwijzen hier bijvoorbeeld naar
op hun website. Op basis van die informatie kan een bedrijf bepalen of het om een
religieuze organisatie gaat.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
W.B. Hoekstra, minister van Financiën -
Mede namens
K.H. Ollongren, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties -
Mede namens
F.B.J. Grapperhaus, minister van Justitie en Veiligheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.