Verslag van een schriftelijk overleg : Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over de geannoteerde agenda voor de extra Raad Buitenlandse Zaken Handel inzake COVID-19 van 16 april 2020
2020D14027 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Binnen de algemene commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking
hebben de onderstaande fracties de behoefte vragen en opmerkingen voor te leggen aan
de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking over de brief inzake
Geannoteerde agenda voor de extra Raad Buitenlandse Zaken Handel inzake COVID-19 van
16 april 2020 (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2145).
De voorzitter van de commissie, De Roon
De adjunct-griffier van de commissie, Meijers
Inhoudsopgave
blz.
I.
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
2
Algemeen
2
De gevolgen van COVID-19 voor de handelsbetrekkingen
2
Versterken houdbaarheid van wereldwijd geïntegreerde waardeketens
4
Acties van de Commissie
6
Overig
7
II.
Antwoord/Reactie van de Minister
8
I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Algemeen
De leden van de VVD-fractie danken de Minister voor de toegezonden geannoteerde agenda.
Zij hebben hier nog enkele vragen over.
De leden van de D66-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de geannoteerde
agenda voor de extra Raad Buitenlandse Zaken Handel inzake COVID-19 van 16 april 2020
en hebben nog enkele vragen.
De leden van de GroenLinks-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda
van de Minister. Zij danken haar voor haar inspanningen en kunnen de voornomen inzet
van het kabinet steunen.
De leden van de SP-fractie hebben de onderliggende stukken gelezen en bestudeerd en
hebben daarover de volgende vragen en opmerkingen.
De leden van de PvdA-fractie hebben met instemming kennisgenomen van de geannoteerde
agenda voor de informele RBZ Buitenlandse Zaken inzake Handel van 16 april aanstaande.
Ook wensen zij gezien de raakvlakken enkele vragen te stellen over de beantwoording
van het schriftelijk overleg inzake de RBZ Buitenlandse Zaken betreffende Ontwikkelingssamenwerking.
De leden van de Tweede Kamerfractie van de ChristenUnie hebben met interesse kennisgenomen
van de geannoteerde agenda van de Raad Buitenlandse Zaken met betrekking tot handel.
Zij hebben daarover enkele vragen en opmerkingen.
De gevolgen van COVID-19 voor de handelsbetrekkingen
Allereerst de lessen van COVID-19 voor de internationale handelsbetrekkingen. Het
importeren van bepaalde medische goederen is cruciaal voor de aanpak van de coronacrisis.
Hoewel binnenlandse productie van bepaalde goederen zoals mondmaskers op gang komt,
blijft de Nederlandse gezondheidszorg afhankelijk van uit het buitenland geïmporteerde
goederen. De leden van de VVD-fractie menen dat in dit kader de toenemende export
beperkende regels die wereldwijd worden gehanteerd zeer zorgelijk zijn. Zo werd recent
bekend dat onder andere de Verenigde Staten dergelijke maatregelen overweegt voor
bijvoorbeeld beademingsapparatuur, waardoor leveringen van dergelijke apparatuur bemoeilijkt
zal worden. Is de Minister bereid om tijdens de Raad het belang van het beperken van
exportbelemmeringen op medische apparatuur aan te kaarten? Op welke wijze voorziet
zij mogelijkheden om een Europees antwoord op dergelijke maatregelen te formuleren?
En deelt zij de mening van de bovengenoemde leden dat er op Europees niveau gecoördineerd
gewerkt moet worden om de export van medische goederen zoals beschermingsmiddelen
gaande te houden?
De leden van de VVD-fractie lezen in de geannoteerde agenda dat de Minister de inzet
van de Commissie deelt om handelsbelemmeringen richting derde landen zoveel mogelijk
te beperken of af te schaffen. Is zij met de bovengenoemde leden van mening dat dergelijke
versoepelingen wel op basis van wederkerigheid dienen te gebeuren? En deelt zij in
dat verband de zorgen van de bovengenoemde leden over berichten dat zendingen van
reeds bestelde medische goederen onderweg naar hun eindbestemming geconfisqueerd worden
door overheden van andere landen? Zo ja, kan zij dit aankaarten?
Naast corona-gerelateerde handelsbelemmeringen nemen ook het aantal handelspolitieke
maatregelen dat niet toeziet op medische goederen toe. De leden van de VVD-fractie
hebben dit al eerder geagendeerd, onder meer via de motie Weverling/Amhaouch (Kamerstuk
21 501-02, nr. 2123). Kan de Minister delen op welke wijze tot dusver uitvoering is gegeven aan deze
motie? Op welke termijn wordt de Kamer conform de motie uitgebreider geïnformeerd
over de impact van het coronavirus op de wereldhandel?
Wereldwijd worden steeds meer exportverboden voor bijvoorbeeld (agro-)grondstoffen
ingesteld, hetgeen vaak negatief doorwerkt in allerlei sectoren van de economie die
als onderdeel van een waarde- of productieketen gebruik maken van dergelijke grondstoffen.
Naar de mening van de leden van de VVD-fractie zijn dergelijke maatregelen zeer nadelig
voor de wereldwijde economie en de stand van de wereldhandel, die als gevolg van de
coronacrisis toch al een flinke klap krijgt. De bovengenoemde leden vernemen dan ook
graag van de Minister hoe dergelijke maatregelen vanuit een Europees verband tegengegaan
kunnen worden. Kan de Minister delen in hoeverre er vanuit de Unie druk wordt uitgeoefend
op landen die dergelijke maatregelen nemen? Kan zij delen op welke wijze wordt gemonitord
of dergelijke maatregelen binnen de afgesproken handelsafspraken van de Wereldhandelsorganisatie
(WTO) vallen? Als dat niet het geval is, wordt daar door de Unie op geacteerd?
De leden van de CDA-fractie vragen de Minister waar op dit moment de grootste handelsbeperkingen
liggen en met welke landen dat is. Tevens vragen deze leden of de handelsverdragen
die afgelopen jaren zijn afgesloten op enige manier van nut zijn in de bestrijding
van deze crisis. Anderzijds vragen deze leden of de Minister kan aangeven of handelsakkoorden zijn geschonden.
Tijdens de Raad zal gesproken worden over de afhankelijkheid van derde landen voor
medische producten en medicijnen. De leden van de CDA-fractie vragen de Minister eveneens
aan te geven hoe dat binnen de EU zit en op welke manier de waardenketens tussen de
lidstaten in stand zijn gebleven.
De leden van de CDA-fractie vragen de Minister op te brengen de exportbeperkingen
richting Afrika op te heffen en waar mogelijk handel met Afrika te stimuleren. Tevens
vragen deze leden de Minister om aan te geven welke barrières het grootst zijn in
de handel met Afrika. De leden van de CDA-fractie vragen voorts aan de Minister om
in te brengen hoe Afrika ondersteund kan worden met de benodigde (betaalbare) medische
apparatuur en gezondheidszorg materialen en voedsel in relatie tot COVID-19.
De leden van de D66-fractie horen graag van de Minister of de WTO-top in Kazachstan
in juni doorgang zal vinden en of hier anders alternatieven voor worden gezocht.
De aan het woord zijnde leden horen ook graag van de Minister of er positieve ontwikkelingen
te melden zijn binnen de WTO hervormingsagenda van de EU in het licht van de COVID-19 crisis. Ook vragen de leden of de Minister
mogelijkheden ziet om in EU-verband tijdens deze crisis eerdere EU-voorstellen kracht
bij te zetten.
Versterken houdbaarheid van wereldwijd geïntegreerde waardeketens
Ten tweede de problematiek rondom het beschermen van internationale waarde- en productieketens.
In dit verband delen de leden van de VVD-fractie de zorgen van de Minister over de
kwetsbaarheid van dergelijke ketens, zeker in tijden van crisis. Zij steunen de Minister
dan ook in de stellingname dat geanalyseerd moet worden welke impact de afhankelijkheid
van bepaalde landen ten aanzien van de productie van bepaalde medische goederen heeft.
Kan de Minister verder toelichten wat er concreet voorgesteld wordt met «de mogelijkheid
om afspraken te maken binnen het raamwerk van de WTO om te verzekeren dat in tijden
van crisis de internationale handel in schaarse medische goederen gereguleerd wordt»?
Hoe voorziet zij in een mogelijke volgende crisis dat dergelijke afspraken op korte
termijn gehandhaafd worden, wanneer de nood aan de man is? Deelt zij ook ten aanzien
van dit punt de stellingname van bovengenoemde leden dat het opheffen of voorkomen van handelsbeperkingen
van bepaalde medische goederen op basis van wederkerigheid tussen de Unie en derde
landen dient plaats te vinden?
De leden van de CDA-fractie vragen de Minister een lijst met voor Nederland strategische
producten en productiecapaciteiten binnen Europa op te stellen. Deze leden zijn van
mening dat een volgende pandemie of andere wereldwijde crisis om heel andere producten
kan vragen dan nu het geval is. Daarom achten deze leden het van belang dat de industrie
flexibel wordt ingericht en eenvoudig van productielijn kan veranderen om zo direct
aan een veranderende behoefte te kunnen voldoen. De leden van de CDA-fractie vragen
of de Minister deze zienswijze deelt en eveneens van mening is dat een dergelijke
weerbaarheid van de industrie op Europees niveau vorm gegeven moet worden. Deze leden
vragen de Minister daarom in kaart te brengen hoe essentiële producten ten alle tijden
in de EU voorradig zijn of met spoed geproduceerd kan worden. Deze leden vragen de
Minister haar Europese collega’s te verzoeken om in EU-verband direct te starten met
het ontwikkelen van een strategie voor de diversificatie van de waardenketen.
De leden van de CDA-fractie vragen de Minister of er een EU draaiboek is met governance
structuur en richtlijnen om in tijden van crisissen als deze de vitale (markt)partijen
snel te kunnen verbinden en materiaal (en/of medicijnen) vraag kunnen uitzetten.
De leden van de D66-fractie merken op dat crisissituaties afhankelijkheid van de EU
binnen bepaalde sectoren bloot leggen, zoals bijvoorbeeld binnen de medische sector
of bij vitale communicatie-infrastructuur. De leden van de D66-fractie hebben China
al vaker aangeduid als systeemrivaal van de EU. Kan de Minister aangeven of zij deze
analyse herkent en welke sectoren in een crisis als deze het meest kwetsbaar blijken?
Is zij bereid de Commissie te vragen de geleerde lessen van deze crisis aan te grijpen
om een analyse te maken van de wederkerige afhankelijkheid tussen China en de EU?
Bovengenoemde leden zien momenteel dat waardeketens wereldwijd onder druk staan en
dat dit zal betekenen dat er in de toekomst anders moet worden gewerkt en geproduceerd.
Graag horen de aan het woord zijnde leden van de Minister of de huidige crisis kan
worden aangegrepen om de Green Deal centraal te zetten in toekomstig EU-handelsbeleid.
De leden van de SP-fractie delen de zorgen over de problemen in de globale handelsketen
als gevolg van de coronapandemie zoals uiteengezet door de Minister in de geannoteerde
agenda. De leden steunen dan ook de inzet van het kabinet om op korte termijn de handelsbarrières
voor medische hulpmiddelen op te lossen. De leden van de SP-fractie vragen echter
ook of er nagedacht kan worden over structurele oplossingen op lange termijn. Hier
wordt al een aanzet gegeven door het belang van de «diversificatie van waardenketens»
te benoemen, maar het kabinet komt daarbij niet verder dan voorstellen voor WTO regulering
tijdens (volgende) crises. Zodoende vragen de leden aan de Minister ook te kijken
naar de diepere oorzaken van de problemen in de handelsketen, namelijk de deregulering
van handel. Is de Minister het met de leden van de SP-fractie eens dat er in de afweging
van het economisch belang, de veiligheid en de volksgezondheid wereldwijd in de toekomst
moet worden meegenomen dat afhankelijkheid ook kan worden verminderd door de productieketens
te verkorten en te verduurzamen?
Wat betreft duurzame handel, zijn de leden van de SP-fractie blij dat de Minister
het belang van het onderschrijven van de richtlijnen voor multinationale ondernemingen
van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) benoemt, maar
de leden vragen zich af hoe de Minister dat concreet gaat maken?
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen zich af of er WTO-bepalingen zijn die
diversificatie en het tegengaan van strategische afhankelijkheid in de weg staan.
Zo ja, welke bepalingen zijn dat en kan het kabinet er niet op inzetten dat dergelijke
bepalingen ter discussie gesteld worden? Hoe denkt de Minister erover om ook in Europees
verband hier op aan te dringen?
Het lijkt de leden van de ChristenUnie-fractie van groot belang een analyse te maken
van de afhankelijkheid van enkele landen of leveranciers binnen de voor de EU strategische
waardeketens. Is de Minister van plan een dergelijke analyse aan de Kamer te doen
toekomen, niet alleen op het punt van afhankelijkheden in waardeketens ten aanzien
van de volksgezondheid – zoals die nu pijnlijk blijken als gevolg van de coronacrisis
– maar op alle gebieden die van strategisch belang zijn, bijvoorbeeld, maar niet uitsluitend,
op het terrein van ICT? Op welke termijn denkt zij zo’n analyse aan de Kamer te kunnen
sturen?
Is de Minister het met deze leden eens dat goederen die van strategisch belang zijn
in voldoende mate geproduceerd moeten kunnen worden binnen de EU? Zo ja, is zij van
mening dat dit nu ook gewaarborgd is? Zo nee, waarom niet?
Is de Minister het met deze leden eens dat het beter is te streven naar zo kort mogelijke
waardeketens, ook om uit het oogpunt van milieu en klimaat inefficiënte transporten
te verminderen? Op welke manier maakt dit streven deel uit van het Nederlandse beleid?
Hoe denken haar Europese collega’s hierover?
Mede vanuit het oogpunt van internationaal maatschappelijk verantwoordelijk ondernemen,
hechten de leden van de ChristenUnie-fractie groot belang aan het concept van een
leefbaar loon. Zij zouden in dat verband aan de Minister willen vragen in hoeverre
zij de toedeling van productie aan landen die concurrerend zijn als gevolg van lage
lonen – lonen die zelfs volgens lokale maatstaven onder het leefbaar loon liggen –
«efficiënt» acht? Is zij het met deze leden eens dat dit eigenlijk een vorm van oneerlijke
concurrentie is en dat de EU producten die op deze manier gemaakt worden zou moeten
kunnen weren? Kan de Minister haar antwoord toelichten?
Deze leden vragen de Minister verder of er volgens haar wel een eerlijke en efficiënte
toedeling van de wereldwijde productie van beschermingsmiddelen en medische hulpmiddelen
plaats zal vinden als er helemaal geen handelsbeperkende maatregelen worden ingevoerd?
Is zij van mening dat er in dat geval een eerlijke verdeling naar behoefte plaats
zal vinden? De leden van de ChristenUnie gaan er eerder vanuit dat in dat geval de
hoogste bieders zichzelf zullen kunnen voorzien van deze middelen. Is de Minister
dat met hen eens? Zo nee, waarom niet?
Acties van de Commissie
Ten derde vragen de leden van de VVD-fractie aandacht voor de kwetsbare positie van een aantal bedrijven in vitale sectoren, welke als gevolg van de
coronacrisis en de daarbij behorende koersdalingen kwetsbaarder zijn geworden voor
eventuele overnames. Bovengenoemde leden menen dan ook dat het terecht is dat de Commissie
wijst op deze mogelijkheid en lidstaten aanraadt om investeringsscreening zo spoedig
mogelijk op orde te krijgen. De Minister schrijft dat zij inzet op «een balans tussen
openheid van de EU voor directe buitenlandse investeringen» en «het zorgdragen voor
behoud van strategische weerbaarheid». Kan de Minister toelichten hoe deze balans
wat haar betreft ligt? Is zij het met de bovengenoemde leden eens dat hoewel het vrije
verkeer van kapitaal en de openheid van de Nederlandse economie zeer belangrijk en
zeer waardevol zijn, het bijzondere tijdsvlak waarin wij ons nu bevinden en de invloed
daarvan op de economie en de kwetsbaarheid van bepaalde bedrijven wellicht vragen
om het leggen van deze balans op een andere wijze dan voor de coronacrisis verstandig
en proportioneel zou zijn geweest? Herkent zij hierin een verschil met de lijn van
de Commissie? Maakt Nederland op dit moment voldoende en volledig gebruik van de bestaande
screeningsmechanismen om bedrijven in vitale sectoren te beschermen?
De leden van de CDA-fractie vragen de Minister of er sprake is van vijandige overnames
of pogingen daartoe op cruciale industrie in de bestrijding van COVID-19 door derde
landen en in hoeverre nationale en Europese wetgeving toereikend is om cruciale industrie
en producten in de EU te behouden.
De leden van de D66-fractie zien dat de Nederlandse economie en industrie sterk verweven
is met de andere EU-lidstaten. Landen die hard (economisch) getroffen worden door
de COVID-19 crisis worden kwetsbaarder voor directe buitenlandse investeringen in
strategische en medische industrieën. Dit brengt risico’s voor vitale (medische) infrastructuur
binnen de EU en Nederland. De aan het woord zijnde leden vragen de Minister toe te
lichten welke lidstaten nog niet voldoen aan de screeningsverordening voor directe
buitenlandse investeringen (FDI), en of deze lidstaten actief bezig zijn met het implementeren
van screeningmechanismes.
De leden van de SP-fractie zijn enigszins verbaasd over de oproep tot «waakzaamheid»
met betrekking tot het risico op vijandige overnames van essentiële onderdelen van
onze maatschappij, zoals gezondheidssystemen, vanwege de lage aandelenkoersen. De
leden vragen wat de Minister bedoelt met waakzaamheid en op welke manier zij daar
handen en voeten aan wil geven? Zijn concrete beschermende maatregelen mogelijk of
is dit in strijd met het huidige handelssysteem van de WTO? Zijn er maatregelen die
de Minister nu wel zou willen nemen, maar waar zij momenteel in wordt belemmerd door
de huidige mondiale of Europese regels? Is het wel mogelijk om deze vijandige overnames
tegen te houden, waarvan het belang zeker nu groot is, vragen de leden? Ziet de Minister
een kans om deze crisis te gebruiken belemmerende regels aan te passen?
De leden van de ChristenUnie-fractie stellen hun eerder vragen ook in verband met
de maatregel investeringsscreening die de EU neemt. Is die maatregel ook niet een
– volgens deze leden terechte – maatregel die weliswaar de handel kan belemmeren,
maar er juist voor bedoeld is om te voorkomen dat een bepaalde partij alle noodzakelijke
beschermingsmiddelen en medische hulpmiddelen in handen zou kunnen krijgen? Is de
Minister niettemin van mening dat de verdeling van goederen altijd eerlijker en efficiënter
zal zijn als er zo min mogelijk handelsbelemmeringen zijn? Kan zij dit dan toelichten?
Als laatste zouden deze leden graag weten welke screeningsmechanisme Nederland kent.
Overig
De leden van de CDA-fractie vragen de Minister een update te geven van belangrijke
lopende zaken die naar de achtergrond zijn verdrongen door de COVID-19 crisis. Te
denken valt aan de verlamming van de WTO, Nederlandse staalindustrie, onderhandelingen
handelsverdragen of het handelsconflict met de Verenigde Staten.
De leden van de CDA-fractie vragen de Minister aan te geven hoe het staat met de onderhandelingen
met het Verenigd Koninkrijk over een toekomstig handelsverdrag.
De leden van de CDA-fractie vragen de Minister, nu de EU een nieuw plan voor de industriepolitiek
heeft gepresenteerd, hoe deze wordt vertaald naar de individuele landen en wat dit
betekent voor re-shoring van Europese bedrijven in bijvoorbeeld Azië terug naar Europa.
De leden van de CDA-fractie vragen de Minister hoe de invloed van China en Rusland
op lidstaat niveau is toegenomen door toenemende afhankelijkheid van medische producten.
Ten slotte vragen de leden van de CDA-fractie de Minister in het verslag ook kort
weer te geven wat ze namens Nederland precies heeft ingebracht in de drie minuten
spreektijd die ze heeft.
De leden van de GroenLinks-fractie maken graag van de gelegenheid gebruik om enkele
vragen te stellen over de door de Minister aangekondigde verruiming van de exportkredietverzekeringen
(ekv’s).
De leden van de GroenLinks-fractie vragen of de Kamer inzicht kan krijgen in de budgettaire
consequenties van de aangekondigde verruiming van de ekv’s. Wordt hiervoor extra budget
gereserveerd, en zo ja, van welke post is dit geld afkomstig? Beschikt de Minister
over uitgewerkte prognoses aan wat de uitbreiding van de ekv’s de schatkist gaat kosten,
en wordt daarin rekening gehouden met de ernstig volatiele economische situatie wereldwijd?
De leden van de GroenLinks-fractie vragen de Minister nader toe te lichten wat zij
precies bedoelt met «verruiming van de mogelijkheden voor binnenlandse dekking, wordt
het landenbeleid flexibeler en is voor meer landen dekking te verkrijgen. Ook worden
procedures verruimd en versneld en wordt een hoger percentage werkkapitaal gedekt.»1 Kan de Minister per maatregel specifiek aan de Kamer beschrijven wat de maatregel
precies inhoudt?
De leden van de GroenLinks-fractie gaan er vanuit dat de verruiming van ekv’s niet
betekent dat soepeler zal worden getoetst op normen voor maatschappelijk verantwoord
ondernemen en dat er door Atradius DSB onverkort (zorgvuldige) due dilligence moet worden uitgevoerd. Deze leden vragen de Minister dit te bevestigen.
Tot slot hebben de leden van de SP-fractie een aantal vragen die onbenoemd blijven
in de geannoteerde agenda, namelijk het effect van de huidige problemen in de handelsketen
op voedselzekerheid en de strijd tegen honger. Volgens de Food and Agriculture Organisation
(FAO) van de Verenigde Naties kunnen de maatregelen in strijd tegen het coronavirus
een negatieve impact hebben op de voedselketen.2 Daarnaast zijn de voedselprijzen sterk aan het dalen door de afname van de vraag.3 Deze ontwikkelingen zullen enorme impact hebben op de voedselvoorziening in fragiele
landen, waardoor honger zal toenemen. Is de Minister zich hiervan bewust? Zo ja, hoe
is zij van plan dit te adresseren? Is de Minister bereid dit punt op te nemen met
haar Europese collega’s?
De leden van de PvdA-fractie zijn positief over de per 8 april jongstleden opengestelde
subsidieregeling voor huidige partners uit het maatschappelijk middenveld.4 Kan de Minister aangeven of het instrument op deze manier werkt en op welke termijn
zij verwacht dat betreffende organisaties daadwerkelijk de budgetten versneld en flexibeler
in kunnen zetten?
Helaas neemt dit nog in de verste verte niet de wereldwijde zorgen weg over de situatie
die als gevolg van het COVID-19 virus aan het ontstaan is in lage inkomenslanden.
Vindt de Minister dat de Europese Commissie alsook haar lidstaten afzonderlijk op
dit moment voldoende – binnen hun mogelijkheden – doen om deze landen bij te staan?
In de beantwoording van het schriftelijke overleg over de RBZ Buitenlandse Raad Ontwikkelingssamenwerking
van 7 maart jongstleden (Kamerstuk 2020Z06334) stelde de Minister zich in diverse gremia in te zetten om meer crediteuren te betrekken
bij het betalingsmoratorium. Is de Minister bereid te delen in hoeverre crediteuren
hier tot nu toe gehoor aan hebben gegeven en hoe dit internationaal gemonitord wordt?
En lukt het tevens om hen achter dezelfde voorwaarden te krijgen? Welke aanvullende
mogelijkheden zijn er volgens de Minister om ervoor te zorgen dat crediteuren daadwerkelijk
(tijdelijk) stoppen met innen van geld? Tot slot op dit punt zijn de leden van de
PvdA-fractie benieuwd wat de reactie is op het pleidooi van onder meer de Wereldbank,
het Internationaal Monetair Fonds en Oxfam Novib om over te gaan op een (tijdelijke)
onmiddellijke kwijtschelding van schulden aan deze landen.
In de Kamerbrief van 17 maart jongstleden over het «noodpakket banen en economie»
(Kamerstuk 35 420, nr. 2) schrijft het kabinet «In deze uitzonderlijke tijden roept het kabinet alle ketenpartijen
op om redelijkheid te betrachten in de prijsonderhandelingen, zodat de primaire producent
– die vaak prijsnemer is – niet onevenredig hard wordt getroffen door de gevolgen
van het coronavirus.» Wat betekent dit in de verwachting van het kabinet, en in het
bijzonder deze Minister, van Nederlandse bedrijven ten aanzien van hun internationale
productieketens? Kan daarbij indien van toepassing ook worden ingegaan op het onderscheid
dat daarbij wordt gemaakt tussen bedrijven die momenteel een partnerschap met de overheid
of lening bij de overheid hebben? Hoe gaat de Minister haar verwachtingen overbrengen
aan het bedrijfsleven? Overheidssteun voor het bedrijfsleven, met name grote bedrijven,
zowel in Nederland als elders, moet gepaard gaan met voorwaarden zoals het niet uitkeren
van dividenden of eisen op verduurzaming en klimaatbestendigheid. En erkent de Minister
dat het redelijk is om van bedrijven die overheidssteun ontvangen gedurende deze crisisperiode
naleving van de OESO-richtlijnen met betrekking tot multinationale ondernemingen voorwaardelijk
te stellen?
II. Antwoord/Reactie van de Minister
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
R. de Roon, voorzitter van de algemene commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking -
Mede ondertekenaar
E.A.M. Meijers, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.