Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over de initiatiefnota van het lid Sneller over het recht van burgeramendement
35 340 Initiatiefnota van het lid Sneller over het recht van burgeramendement
Nr. 3 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 9 april 2020
De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken heeft een aantal vragen en opmerkingen
voorgelegd aan de initiatiefnemer over de initiatiefnota van het lid Sneller van 18 november
2019 over het recht van burgeramendement (Kamerstuk 35 340, nr. 2).
De vragen en opmerkingen zijn op 27 januari 2020 aan de initiatiefnemer voorgelegd.
Bij brief van 9 april 2020 zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie, Ziengs
De adjunct-griffier van de commissie, Hendrickx
Inhoudsopgave
Blz.
I.
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
2
1. Inleiding
2
2. Achtergrond
3
3. Voorstel en beslispunten
5
4. Maatschappelijke effecten
7
II.
Reactie initiatiefnemer
8
I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
1. Inleiding
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de initiatiefnota
van het lid Sneller inzake het recht van burgeramendement, waarmee burgers invloed
kunnen uitoefenen op het debat over een concreet wetsvoorstel in de Tweede Kamer.
Graag willen deze leden enkele opmerkingen maken en de indiener een aantal vragen
stellen.
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de initiatiefnota van het lid
Sneller over het recht van burgeramendement. Over dit voorstel hebben deze leden een
aantal vragen aan de initiatiefnemer.
De leden van de D66-fractie hebben met grote belangstelling kennisgenomen van de initiatiefnota
van het lid Sneller over het recht van burgeramendement. Zij onderstrepen de noodzaak
om constant te zoeken naar manieren om onze democratie te herijken en te verrijken.
Daarom juichen zij dit voorstel dan ook toe. De leden hebben op dit moment geen vragen
aan de initiatiefnemer, en zien uit naar de mondelinge behandeling van deze initiatiefnota.
De leden van de GroenLinks-fractie hebben met bijzondere interesse kennis genomen
van de initiatiefnota van het lid Sneller inzake een burgeramendement. Deze leden
gaan graag het gesprek aan over de mogelijkheid om burgers meer invloed te geven op
het wetgevingsproces en zien in een burgeramendement een potentieel interessante aanvulling
op de representatieve democratie en op een eventueel mogelijk later in te voeren correctief
bindend referendum. Bij een correctief bindend referendum, waar op korte termijn afzonderlijk
over gesproken zal worden bij het initiatiefvoorstel van het lid Van Raak, zouden
burgers de mogelijkheid krijgen om achteraf de volksvertegenwoordiging te corrigeren.
Om een goed besluit te nemen is het van belang dat burgers ook voorafgaand aan een
stemming over een wetsvoorstel zo goed mogelijk betrokken worden. Het is daarom dat
de leden van de GroenLinks-fractie de gedachte van een burgeramendement interessant
vinden. Zij hebben naar aanleiding van de voorliggende initiatiefnota nog een aantal
vragen aan de indiener. Zij zijn benieuwd of de figuur van een burgeramendement (of
een vergelijkbare) in andere representatieve democratieën al bestaat en zo ja, wat
de ervaringen daarmee zijn?
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de
initiatiefnota van het lid Sneller over het recht van burgeramendement. Zij danken
de indiener en zijn ondersteuning voor het initiatief tot schrijven van deze nota.
Zij spreken hun waardering uit voor het feit dat de indiener actief op zoek is gegaan
naar manieren om de inhoudelijke representatie in onze vertegenwoordigende democratie
te verbeteren. De zoektocht van de indiener mondt uit in het instrument burgeramendement.
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben hierbij een aantal vragen aan de indiener.
2. Achtergrond
De leden van de VVD-fractie begrijpen dat met het introduceren van het burgeramendement
iedereen het initiatief kan nemen om concrete wijzigingen voor een wetsvoorstel voor
te stellen aan de Tweede Kamer. Zo wordt burgers meer invloed op het wetgevingsproces
gegeven, zo stelt de indiener. Maar wat voegt het instrument burgeramendement in feite
toe daar burgers ook nu al, zonder dat het instrument formeel bestaat, zich tot de
politiek kunnen wenden met voorstellen voor amendementen? Is dat laatste in feite
niet veel laagdrempeliger dan een regeling met 2 bepaalde voorwaarden waaraan moet
worden voldaan wil een burgeramendement voorgedragen kunnen worden bij de Tweede Kamer? Overigens verwachten de
leden van de VVD-fractie dat burgers gewoon brieven en e-mails met voorstellen zullen
blijven sturen zonder gebruik te maken van het instrument burgeramendement. Hoe verhoudt
het burgeramendement zich tot het recht van petitie? Hoe beoordeelt de indiener in
dezen de zgn. participatie-paradox? Zal niet een bepaalde groep, met name de hoger
opgeleiden, diegenen die tijd hebben om een amendement voor te bereiden en de organisaties
die toch al de weg naar het parlement weten te vinden, het meest gebruik maken van
dit instrument? Gaarne krijgen de leden van de VVD-fractie een reactie van de indiener.
Daar het primaat van de vertegenwoordigende democratie blijft bestaan is de vraag
in hoeverre met het burgeramendement aan het hogere doel, te weten meer betrokkenheid
van burgers bij de politiek en het bestuur, tegemoet wordt gekomen. Niet is gegarandeerd
dat één van de Kamerleden het voorstel voor het amendement overneemt. Ook is niet
zeker of het amendement wordt aanvaard en of het ingediende (burger-)amendement ongewijzigd de eindstreep haalt. Worden er dan geen verwachtingen gewekt, die
niet waar kunnen worden gemaakt, met alle negatieve gevolgen van dien? In hoeverre
krijgt de burger met het voorgestelde amendement echt inspraak? De leden van de VVD-fractie
krijgen graag een reactie van de indiener op deze vragen en opmerkingen.
De leden van de CDA-fractie begrijpen dat de indiener het burgeramendement ziet als
een manier om een bijdrage te leveren aan het verminderen van het gevoel bij mensen
dat zij geen invloed hebben op de politiek. De indiener constateert dat dit gevoel
sterker leeft onder lager opgeleiden dan onder hoger opgeleiden. De indiener benadrukt
dat het burgeramendement geen instrument moet worden dat alleen wordt gebruikt en
ondersteund door burgers die de weg naar de politiek al kennen. Het is momenteel al
mogelijk voor burgers om wetsvoorstellen te bespreken met een Kamerlid en wijzigingen
voor te stellen, die een Kamerlid vervolgens kan indienen als amendement. Wat voegt
het voorstel van de initiatiefnemer daaraan toe, zo vragen deze leden. Welke problemen
met deze praktijk denkt de indiener weg te nemen door middel van een recht van burgeramendement?
Hoe denkt de indiener dat het burgeramendement het gevoel van machteloosheid gaat
wegnemen, gezien de grote afstand die de doelgroep heeft tot politiek? Overigens vragen
deze leden of het begrip «burgeramendement» wel correct is. Kamerleden blijven immers
een rol spelen omdat het recht van amendement in de Grondwet aan Kamerleden voorbehouden
is.
De leden van de CDA-fractie vragen ook naar de uitvoerbaarheid van het voorstel in
het licht van de specifieke juridische en inhoudelijke kennis die nodig is om een
amendement te formuleren. Kamerleden kunnen daarvoor rekenen op ondersteuning door
Bureau Wetgeving. Welke ondersteuning is er voor burgers in welk stadium van de procedure?
Deelt de initiatiefnemer de mening van de leden van de CDA-fractie, dat het opstellen
van een amendement zelfs voor burgers die de weg naar de politiek al kennen geen sinecure
is?
De initiatiefnemer stelt dat het burgeramendement als direct-democratisch instrument
nog relatief onbekend is. De leden van de CDA-fractie vragen naar welke ervaringen
met het burgeramendement de indiener in dit verband verwijst.
De leden van de CDA-fractie vragen de indiener of hij de stelling onderschrijft dat
het belang van een politieke partij is gelegen in hun rol in het representatieve proces,
als intermediair tussen samenleving en staat. Zij brengt opvattingen, wensen, belangen
en dergelijke die in de maatschappij leven in het politieke domein. Hoe verhoudt het
voorliggende voorstel zich tot de rol van politieke partijen, zo vragen deze leden.
De indiener beschrijft, zo lezen de leden van de ChristenUnie-fractie, dat bij met
name mensen met een lagere opleiding en, in mindere mate, bij mensen met een laag
inkomen, gevoelens van politieke ondervertegenwoordiging leven. Het burgeramendement
zou een manier zijn om een bijdrage te leveren aan het verminderen van het gevoel
van mensen dat zij geen invloed hebben op de politiek, door een goed toegankelijk
kanaal te graven van mensen naar het centrum van de politieke besluitvorming in de
Tweede Kamer.
Zoals in het vervolg van de initiatiefnota benoemd, spreekt de Staatscommissie Parlementair
Stelsel over de participatie-paradox. Dit is het fenomeen dat juist mensen «die toch
al vertegenwoordigd worden en actief deelnemen aan maatschappelijke activiteiten»
gebruik maken van de mogelijkheden tot burgerparticipatie. Is de indiener van mening
dat het recht op burgeramendement een daadwerkelijk goed toegankelijk kanaal zou kunnen
zijn voor de groep burgers die zich nu ondervertegenwoordigd voelt? Houdt de indiener
het voor mogelijk dat een burgeramendement bij uitstek een instrument zou kunnen zijn dat vooral door de participatie-elite
zal worden aangewend, waardoor afgehaakte burgers wellicht zelfs wel een bredere kloof
zullen ervaren?
Terecht noemt de indiener dat er al verschillende manieren zijn waarop burgers en
burgercollectieven hun voorstel voor wijziging van een aanhangig wetsvoorstel onder
de aandacht van (leden van) de Kamer kunnen brengen. Is dit een weg die naar de indruk
van de indiener door de beschreven groep momenteel veel bewandeld wordt? Indien het
antwoord hierop ontkennend is, heeft indiener reden om aan te nemen dat dit wel het
geval zal zijn als de Nederlandse wet het indienen van een burgeramendement mogelijk
zou maken?
Indiener spreekt ook van een mogelijke leemte tussen het burgerinitiatief enerzijds
en een eventueel referendum anderzijds. Kan indiener aangeven in hoeverre zo’n dergelijke
leemte daadwerkelijk door burgers wordt ervaren? In het bijzonder vragen de leden
van de ChristenUnie-fractie zich af of indiener inzichtelijk heeft of de door hem
beoogde groep een dergelijke leemte ervaart. Is bij de totstandkoming van dit initiatief
bijvoorbeeld ook gesproken met mensen die het gevoel hebben geen invloed te hebben
op de politiek en kwam daaruit naar voren dat een dergelijke leemte werd ervaren?
In de initiatiefnota wordt gesteld dat het burgeramendement een aanvulling op de representatieve
democratie is en nadrukkelijk het primaat van de representatieve democratie respecteert,
aangezien de uiteindelijke beslissing over het burgeramendement bij de Tweede Kamer
ligt. De leden van de ChristenUnie-fractie hechten grote waarde aan onze representatieve
democratie en artikel 81 van de Grondwet, waar gesteld wordt dat de vaststelling van
wetten door de regering en de Staten Generaal gezamenlijk geschiedt. De leden van
de ChristenUnie-fractie vragen de indiener nader uit te werken in hoeverre het burgeramendement
als een aanvulling van onze representatieve democratie gezien moet worden. Ook vragen
zij de indiener om toe te lichten hoe het instrument van het burgeramendement zich
verhoudt tot het grondwettelijk primaat dat amendering voorbehoudt aan leden van de
Tweede Kamer. Daarbij vragen zij de indiener nader in te gaan op de vraag of het verspreiden
van een amendement een kwalitatief zelfde handeling is als het indienen van een burgerinitiatief.
Is het verspreiden en aanbieden van een amendement niet een specifieke handeling binnen
het wetgevingsproces, en daarmee naar analogie van artikel 84 Grondwet een recht dat
uitsluitend toekomt aan leden van de Tweede Kamer?
3. Voorstel en beslispunten
De indiener stelt voor, zo begrijpen de leden van de VVD-fractie, om eerst met het
instrument burgeramendement te experimenteren, voor een periode van twee jaar, alvorens
te besluiten over een reglementaire en/of wettelijke verankering. Stel dat de Kamer
akkoord met de initiatiefnota gaat, hoe wordt er dan gedurende die twee jaar uitvoering
aan het instrument gegeven? Kan er formeel uitvoering aan het burgeramendement worden
gegeven zonder een regeling? Waar moet de Kamer en waar moeten de indieners van een
burgeramendement zich gedurende die periode aan houden? Welke regels, voorwaarden
en drempels gelden er in die periode? Gaarne krijgen de leden van de VVD-fractie een
reactie van de indiener.
De indiener stelt dat elk lid van de Tweede Kamer vanaf het moment dat een burgeramendement
is verspreid een daadwerkelijk amendement mag indienen, dat gelijkluidend is aan het
burgeramendement. Hoe verhoudt dat zich tot het Reglement van Orde van de Tweede Kamer
(artikel 96 lid 1) waarin is geregeld dat, vanaf het tijdstip dat een voorstel van
wet in handen van een commissie is gesteld, ieder lid amendementen mag indienen? Dat
betekent dus dat er ook amendementen kunnen worden ingediend die gelijkluidend zijn
dan wel raakvlakken hebben met het burgeramendement, want mocht er een initiatief
voor een burgeramendement worden gestart, dan is dat meteen bekend en kan één van
de Leden al een amendement indienen. Hoe wordt voorkomen dat niet al snel in het wetgevingsproces
een amendement wordt ingediend, terwijl de initiatiefnemers nog bezig zijn om handtekeningen
te verzamelen? En kan een lid van de Kamer wel het recht worden ontzegd om dan een
amendement in te dienen? Waarom zou de Kamervoorzitter het aangebrachte burgeramendement
indienen? De Kamervoorzitter heeft immers een onafhankelijke rol en kan overigens,
net als andere Kamerleden, niet worden gedwongen een amendement in te dienen. De leden
van de VVD-fractie vragen de indiener op deze vragen en opmerkingen te reageren.
De indiener stelt voor om de eerste mogelijkheid om een burgeramendement op een wetsvoorstel
aan te dragen gelijk te laten zijn aan die voor «gewone» amendementen, namelijk vanaf
het tijdstip dat een voorstel in handen van een commissie is gesteld. Betekent dat
dat burgers, los van het formele instrument en voordat de termijn is gesloten, geen
voorstellen voor amendementen meer mogen aandragen bij Kamerleden? Dat zouden de leden
van de VVD-fractie toch een vreemde gang van zaken vinden. Gaarne krijgen zij een
reactie van de indiener. De indiener stelt voorts voor om het aantal benodigde ondersteuningsverklaringen
voor een burgeramendement vast te stellen op de kiesdrempel van de laatstgehouden
Tweede Kamerverkiezingen (ca. 70.000). In hoeverre is er met deze formele regel sprake
van een inperking van de mogelijkheden van burgers om zich met allerlei voorstellen
tot de leden van de Tweede Kamer te wenden? Waarom zou een burger zich door dat aantal
benodigde handtekeningen laten leiden en laten tegen houden? In hoeverre is het voorgestelde
instrument nu daadwerkelijk een aanvulling op het primaat van de representatieve democratie?
Gaarne krijgen de leden van de VVD-fractie een reactie van de indiener.
De verhouding tussen de aandrager van het burgeramendement en het Kamerlid dat het
amendement indient, roept vragen op bij de leden van de CDA-fractie. Nadat een burger
voldoende ondersteunings-verklaringen heeft verzameld, wordt het amendement verspreid
onder de leden. Op welke manier is de betrokkenheid van de aandrager bij het indienen
geborgd, los van de gelegenheid om het amendement voorafgaand toe te lichten, wanneer
de daadwerkelijke indiening wordt verzorgd door een Kamerlid dat de inhoudelijke strekking
onderschrijft? Voorts vragen deze 5 leden wat de rol van de aandrager is, wanneer
blijkt dat een Kamerlid bij nader inzien de strekking van het burgeramendement niet
ondersteunt of zijn beweegredenen afwijken van die van de aandrager? Ook vragen deze
leden wat er gebeurt wanneer een aandrager het amendement wil intrekken nadat een
Kamerlid het amendement heeft overgenomen.
De indiener geeft aan zeer weinig additionele inhoudelijke of procedurele eisen te
stellen aan een burgeramendement. Welke additionele eisen is de indiener voornemens
wel te stellen een burgeramendement, zo vragen de leden van de CDA-fractie.
Een van de redenen voor intrekking van de Wet raadgevend referendum was de onduidelijkheid
voor de burger over wat de Kamer zou doen met de uitslag. De indiener stelt dat het
onvermijdelijk is dat indieners van een burgeramendement soms teleurgesteld zullen
zijn over de wijze waarop hun amendement in de beraadslaging wordt betrokken, hoe
dit door middel van een subamendement gewijzigd wordt of om een andere reden. De leden
van de CDA-fractie vragen hoe de bedoelde kritiek op het raadgevend referendum zich
verhoudt tot het burgeramendement, waarvan de indiener zelf constateert dat onduidelijk
is op welke wijze de Kamer het amendement zal betrekken bij de behandeling van het
betreffende wetsvoorstel.
De initiatiefnemer stelt, dat via de site van de Tweede Kamer het traject dat wetsvoorstellen
afleggen thans relatief goed te volgen is. De leden van de CDA-fractie trekken uit
de formulering «relatief goed» de conclusie dat er ruimte is voor verbetering. Deelt
de initiatiefnemer die conclusie?
De indiener stelt voor, zo lezen de leden van de GroenLinks-fractie, om een experimenteerperiode
van twee jaar in te voeren waarin een burgeramendement op basis van vrijwilligheid
door een Kamerlid in te laten dienen. De leden van de fractie van GroenLinks kunnen
zich hier gezien de nieuwe vorm van deze figuur in vinden. Zij vragen de indiener
wel om nader in te gaan op de potentiele risico’s van een dergelijk vrijblijvend experiment.
Wat moet er volgens de indiener bijvoorbeeld gebeuren als geen der Kamerleden zich
vrijwillig meldt om het amendement in te dienen? En kan de indiener nader ingaan op
de precieze procedure van aanmelding en toelichting van een burgeramendement door
de betreffende burgers? Is ook voor deze experimenteerperiode (beslispunten 1, 2 en
3) geen enkele wijziging van het Reglement van Orde van de Tweede Kamer noodzakelijk?
De indiener stelt voor om een drempel voor indiening van een burgeramendement in te stellen op de kiesdrempel van de laatstgehouden Tweede Kamerverkiezingen.
De leden van de fractie van GroenLinks vinden dit op zichzelf gelet op de toelichting
van de indiener een logisch aantal. Wel vragen zij zich af of dit aantal voor een
experimenteerperiode niet te hoog is? Juist omdat in het begin dit instrument nog
erg onbekend zal zijn en de kans groot is dat er in de experimenteerperiode maar weinig
burgeramendement zullen worden ingediend. En in dat geval is het lastig om het experiment
goed te kunnen evalueren. Kan de indiener hier op reflecteren?
De leden van de ChristenUnie-fractie lezen dat de indiener voorstelt om eerst meer
ervaring op te doen met het nieuwe en relatief onbekende burgeramendement middels
een tweejarig experiment. De leden van de ChristenUnie-fractie vragen of de indiener
zou kunnen toelichten welke zaken omtrent het burgeramendement naar mening van de
indiener bij dit experiment de aandacht zouden moeten krijgen. Welke onderdelen of
factoren van het burgeramendement zouden onderzocht en geëvalueerd dienen te worden?
Voorts lezen de leden van de ChristenUnie-fractie dat de indiener het mogelijk acht
om deze experimenten middels een wijziging van het Reglement van Orde te laten plaatsvinden.
Genoemde leden constateren 6 dat voorliggend voorstel in essentie een uitbreiding
van het grondwettelijk recht op amendement beoogt. Zij vragen de indiener derhalve
om een onderbouwing voor dit voorstel en of indiener van mening is dat deze route
passend is, om een vergaand voorstel als het burgeramendement middels een wijziging
van het Reglement van Orde tot stand te doen komen.
Daarnaast hebben de leden van de ChristenUnie-fractie uit de nota de indruk gekregen
dat initiatiefnemer een meer vergaande werking van het burgeramendement voorstaat,
dan momenteel in de beslispunten is vervat. Kan de initiatiefnemer aangeven wat deze
uiteindelijk voor zich ziet?
De leden van de ChristenUnie-fractie lezen dat de indiener voorstelt om een burgeramendement
dat het benodigde aantal ondersteuningsverklaringen behaalt, te verspreiden onder
de leden van de Tweede Kamer waarna het aan de leden is om op basis van vrijwilligheid
mogelijk een gelijkluidend amendement in te dienen. De leden van de ChristenUniefractie
snappen hoe indiener op pragmatische gronden tot deze uitwerking is gekomen, maar
zien daarin tegelijkertijd een bevestiging van de complexiteit van het voorstel in
relatie tot het grondwettelijk recht op amendement dat aan leden van de Tweede Kamer
is voorbehouden. Denkbeeldig zijn de situaties waar geen van de leden het burgeramendement
wil indienen middels een gelijkluidend amendement of waar het burgeramendement op
onderdelen aanzienlijk gewijzigd wordt ingediend, eveneens is denkbeeldig dat leden
een amendement besluiten over te nemen, nog voordat burgers het amendement hebben
kunnen toelichten. De leden van de ChristenUnie-fractie vragen de indiener om nader
op de hierboven genoemde situaties in te gaan en aan te geven in hoeverre het voorstel
op dit punt knelpunten bevat, mede gezien het beoogde doel van het instrument van
burgeramendement en de verwachtingen die bij burgers gewekt worden. Voorts vragen
de leden van de ChristenUnie-fractie wat nu in de praktijk het verschil is tussen
een burgeramendement dat via de door initiatiefnemer voorgestane route wordt ingediend,
en een amendement dat door een collectief van burgers bij één of meerdere leden onder
de aandacht wordt gebracht en wordt ingediend. Zien zij het juist dat dit enkel de
mogelijkheid tot toelichting van het amendement betreft?
Tot slot op dit punt vragen de leden van de ChristenUnie-fractie hoe het burgeramendement
zou kunnen functioneren in een spoedwetgevingstraject.
4. Maatschappelijke effecten
De leden van de ChristenUnie-fractie lezen dat de indiener als aandachtspunt benoemt
welke burgergroepen of belangenorganisaties gebruik zullen maken van de mogelijkheid
tot het indienen van een burgeramendement en op welke wijze dit gebeurt. «Het moet
geen instrument worden dat alleen door burgers wordt gebruikt en ondersteund die de
weg naar de politiek al kennen. Het burgeramendement moet breed toegankelijk zijn
en juist ook ideeën en initiatieven naar de politiek brengen die anders niet of onvoldoende
gehoord zouden worden.» De leden van de ChristenUnie-fractie vragen de indiener toe
te lichten hoe het bovenstaande naar zijn mening onderzocht en beoordeeld zou kunnen
worden.
II. Reactie initiatiefnemer
De initiatiefnemer wil de leden van de fracties van VVD, CDA, D66, GroenLinks en de
ChristenUnie hartelijk bedanken voor de gestelde vragen. De initiatiefnemer behandelt
alle gestelde vragen zo volledig mogelijk. Waar deze op hetzelfde onderwerp zien,
geeft de indiener geclusterd antwoord.
Toegevoegde waarde burgeramendement
Algemeen
De leden van de VVD-fractie en CDA-fractie vragen wat het burgeramendement toevoegt
aan de bestaande mogelijkheid voor burgers om Tweede Kamerleden te spreken, mailen
of per brief aan te schrijven in het kader van (een voorstel tot wijziging van) wetsvoorstellen.
Dit is laagdrempeliger dan een regeling met bepaalde voorwaarden waaraan moet worden
voldaan voor voordracht, aldus de VVD-fractie.
Indiener kan dit laatste beamen. Het burgeramendement bouwt inderdaad voort op wat
nu soms al gebeurt. Onderdeel van het voorstel is een beperkt aantal procedurele plichten
voor de initiatiefnemer van een burgeramendement. Tegenover die plichten staan echter
extra rechten die daar naar het oordeel van indiener ruimschoots tegen opwegen. Het
burgeramendement is daarmee niet laagdrempeliger dan een «mailtje aan een Kamerlid»,
maar wel krachtiger. Juist daarin zit de toegevoegde waarde van het instrument. Indiener
licht dat hieronder graag nader toe.
Een concreet idee voor wijziging van een wetsvoorstel kan dankzij het recht van burgeramendement
breder kenbaar worden en meer belangstelling krijgen, dan via de laagdrempelige mogelijkheden
die vragenstellers noemen. Ten eerste zal het enkele feit dat dit instrument bestaat
naar de verwachting van indiener zowel voor Kamerleden als het bredere publiek een
extra stimulans bieden om oog te hebben voor, en aandacht te besteden aan, aanzetten
om tot een burgeramendement te komen. Zo krijgt het (concept-)burgeramendement een
publiek element en kan iemands idee onderdeel van het publieke debat worden, terwijl
thans e-mails aan en gesprekken met politici onbekend blijven voor anderen. Burgerbrieven
aan de vaste Kamercommissie hebben een meer open karakter. Ze zijn in de regel echter
niet breed bekend buiten de Kamer en worden veelal ter kennisgeving aangenomen in
de procedurevergadering. Hierdoor ontbreekt een vliegwielfunctie.
Ten tweede kan het bij de huidige informele mogelijkheden gemakkelijk gebeuren dat
diverse mensen individueel contact zoeken met politici met een soortgelijk idee, maar
dat dit politiek onbeantwoord blijft. De eventuele aanwezigheid van bredere publieke
steun blijft immers ongewis. Vergaart een voorstel tot wetswijziging daarentegen als
burgeramendement de nodige aandacht en publieke steun, dan geeft dat een krachtig
signaal af aan de politiek: dat een onderwerp niet slechts bij een aantal individuen
leeft, maar ook bij de vele ondertekenaars die anders wellicht niet zelf contact hadden
gezocht of weten te vinden. Dit geldt nog veel sterker als een initiatief voor een
burgeramendement het benodigde aantal handtekeningen behaalt. In dat geval krijgt
de succesvolle aanbrenger, zoals nader uiteengezet in de initiatiefnota, de gelegenheid
om dit mondeling toe te lichten aan het begin van het debat over het desbetreffende
wetsvoorstel. Geen enkel informeel instrument biedt die kans. Het burgeramendement
is daarmee een transparant, toegankelijk kanaal voor alle kiesgerechtigde Nederlanders
dat kan dienen als katalysator – en «kanalisator» – van ideeën uit de samenleving.
Tegenover de huidige beperkte slagkracht van individuele burgers staat de krachtigere
professionele aanpak van georganiseerde belangenorganisaties en lobbyisten. Zij proberen
voor hun opdrachtgever of achterban de politiek te beïnvloeden, onder meer bij het
wetgevingsproces. Dit contact is veelal informeel en beperkt transparant. Wie wanneer
welke invloed op (amendering van) wetgeving heeft gehad of geprobeerd te hebben, is
zelden inzichtelijk. Het burgeramendement lost dit natuurlijk niet zomaar op. Wel
zet het er een open democratisch kanaal naast dat een alternatief biedt buiten de
geprofessionaliseerde, maar slechts beperkt bereikbare en transparante paden. Zo kan
het burgerinitiatief daadwerkelijke politieke invloed voor burgers toegankelijker
maken, terwijl het meer voorwaarden kent. Het door de leden van de CDA-fractie benoemde
gevoel van machteloosheid dat voortkomt uit de grote afstand tot de politiek kan hiermee
volgens indiener verminderen. Indiener koestert niet de illusie dat het burgeramendement
de gevoelde onvrede en machteloosheid bij een deel van de bevolking geheel zal wegnemen.
Het gaat hier om een veelsoortig probleem met uiteenlopende oorzaken en het burgeramendement
biedt geen totale oplossing. Indiener is het van harte eens met de vragenstellers
die daarop wijzen, maar hij meent ook dat een dergelijke «oplossing» in het geheel
niet bestaat. Hij ziet hierin echter geen argument tégen het burgeramendement, maar
juist een argument ervoor: het is immers een extra reden om te experimenteren met
manieren om onderdelen van de oplossing te vinden. Het burgeramendement zou naar zijn
stellige overtuiging namelijk wel kunnen bijdragen aan het vergroten van de politieke
invloed en betrokkenheid van brede groepen burgers.
Het verschil tussen het burgeramendement en een amendement dat door een groep onder
de aandacht wordt gebracht van Kamerleden is dan ook breder dan enkel de mogelijkheid
tot toelichting bij een debat, zoals de leden van de ChristenUnie-fractie zich afvragen.
Vooropgesteld dient te worden dat de mogelijkheid voor initiatiefnemers om in de Tweede
Kamer voorafgaand aan het daadwerkelijke debat een mondelinge toelichting te kunnen
geven een prominent podium biedt om het voorstel onder de aandacht te brengen. Dit
dient qua impact niet te worden onderschat. Maar het gaat volgens indiener om de optelsom
die invoering van het recht op burgeramendement zo sterk maakt: de activerende en
motiverende werking die uitgaat van het bestaan van dit formele instrument als zodanig,
het publieke en transparante karakter ervan, de procedurele eisen die eraan worden
gesteld, de legitimatie die een voorstel aan het behalen van het benodigde aantal
ondersteuningsverklaringen ontleent, de rechten die aan een succesvolle initiatiefnemer
worden toegekend en de status die een burgeramendement aan deze combinatie van factoren
kan ontlenen. Bovendien kenmerkt het burgeramendement zich door de openheid en toegankelijkheid
voor alle burgers. Het hoeft niet altijd van een reeds daarvoor verenigde groep mensen
of al bestaande organisatie te komen.
Ten opzichte van bestaande instrumenten
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben indiener voorts gevraagd of hij de indruk
heeft dat de wijzen waarop burgercollectieven momenteel een voorstel voor wijziging
van een aanhangig wetsvoorstel onder de aandacht van een Kamerlid kunnen brengen een
weg is die veel bewandeld wordt. Daarnaast hebben de leden van de VVD-fractie gevraagd
hoe het burgeramendement zich verhoudt tot het recht van petitie.
Voor de helderheid acht indiener het goed om allereerst te benoemen dat nagenoeg alle
wijzen waarop burgercollectieven een voorstel bij een Kamerlid onder de aandacht kunnen
brengen, vallen onder het grondwettelijk recht van petitie. Dit recht, neergelegd
in artikel 5 van de Grondwet, luidt: «Ieder heeft het recht verzoeken schriftelijk
bij het bevoegd gezag in te dienen.» Hieronder vallen dus zowel brieven en mails van
burgers (al dan niet collectief), het burgerinitiatief alsook de mogelijkheid om een
petitie aan te bieden aan de Tweede Kamer.
Wat betreft de informele kanalen verwijst indiener graag naar zijn beantwoording hierboven
van de vragen van de leden van de VVD-fractie, CDA-fractie en ChristenUnie-fractie.
Goed georganiseerde collectieven leveren informeel regelmatig input aan in gesprekken
of per e-mail. Dit loopt uiteen van standpunten tot concrete voorstellen tot wijziging.
Hoeveel dit precies gebeurt, is voor indiener niet te zeggen juist vanwege het «afgeschermde»
karakter ervan.
Ook van de mogelijkheid om een petitie aan te bieden aan de Tweede Kamer wordt met
enige regelmaat gebruikgemaakt. In 2019 ging het om minder dan 200 petities. Vergeleken
met andere landen is dit – ook naar inwonersaantal – erg weinig. Zo werden in Duitsland
in 2018 maar liefst 13.189 petities bij het parlement, de «Bundestag», ingediend.1 Het petitieportaal van de commissie is met meer dan 2,6 miljoen geregistreerde gebruikers
(volgens een eigen verslag2) verreweg de meest succesvolle website van de Duitse Bondsdag. En in het Verenigd
Koninkrijk zijn er in de periode 2017–2019 in totaal 8.154 petities gepubliceerd die
aan het parlement zijn gericht.3 Een verklaring voor het grote verschil met beide landen kan mede worden gevonden
in het feit dat zij beide een speciale (overheids)website hebben waarop petities kunnen
worden gestart die zijn gericht aan het parlement.4 In Nederland ontbreekt een dergelijke publieke voorziening, maar zijn er wel private
initiatieven om petities op te verzamelen. De petitie-aanbieding is derhalve in Nederland
formeel wel een openbaar instrument (als commissie-activiteit), maar in de praktijk
vaak zeer beperkt toegankelijk voor publiek. De openbaarheid en kenbaarheid is helemaal
beperkt in vergelijking met het kunnen geven van een toelichting op een burgeramendement
in de plenaire zaal met een livestream op de website, app en soms zelfs op een televisiekanaal
alsmede opname in de Handelingen. Voorts constateert indiener, op basis van eigen
onderzoek, dat de petitie-aanbieding meestal wordt gebruikt voor (i) de agendering
van een onderwerp of standpunt of (ii) een voorstel tot het nemen van een besluit.
Het kent daarmee een breder toepassingsbereik dan het burgeramendement beoogt, en
is zelden in een gelijke mate verbonden met een aanhangig wetsvoorstel. Het burgeramendement
en de mogelijkheid tot petitie-aanbieding kunnen daarom volgens de indiener goed naast
elkaar bestaan, en beide op een eigen manier bijdragen aan de politieke invloed van
burgers.
Tot slot vragen de leden van de ChristenUnie-fractie aan indiener in hoeverre burgers
daadwerkelijk een leemte ervaren tussen het burgerinitiatief enerzijds en een eventueel
referendum anderzijds. Indiener merkt daarbij op dat het momenteel lastig is om als
burger een leemte te ervaren tussen een instrument waarover je wel kunt beschikken
(burgerinitiatief) en een instrument waarover je niet kunt beschikken (referendum). Voor
zover dit toch mogelijk is, heeft indiener een aantal aanwijzingen voor de behoefte
aan een dergelijk direct-democratisch instrument. Ten eerste blijkt dit uit de berichten
die Kamerleden en vaste Kamercommissies ontvangen, zoals die ook worden omschreven
in de vragen van leden van verschillende fracties, waarin concrete suggesties worden
gedaan voor amendementen. Ten tweede waren de bezwaren van initiatiefnemers van referenda
vaak specifiek gericht tegen een aantal aspecten van het betreffende wetsvoorstel.
Zo benadrukten de initiatiefnemers van het referendum over de Wet op de inlichtingen-
en veiligheidsdiensten (Wiv) dat zij niet tegen een wet over inlichtingendiensten
waren. Initiatiefnemer Tijn de Vos zei hierover onder meer: «Wij willen de wet niet
van tafel, we willen hem anders. De wet bevat fouten.»5 Hun oogmerk was dan ook niet zozeer het geheel verwerpen van het wetsvoorstel, als
wel het bewerkstelligen van enkele gerichte aanpassingen.
In het (correctief bindende) referendum zoals dat door de Staatscommissie Remkes is
aanbevolen, is dit echter niet mogelijk. Uit het onderzoek «Referenderen en delibereren»
blijkt dat in verschillende landen vanuit ditzelfde onbevredigende gevoel is gezocht
naar aanvulling met elementen uit de deliberatieve democratie, waarbij bijvoorbeeld
ook «constructieve» suggesties kunnen worden gedaan. Neem het zogeheten «Volksbegehren»
in Duitsland, waarbij inwoners een eigen alternatief tegenover beleid of regelgeving
van de overheid kunnen zetten.6
Over de tekortkomingen van het burgerinitiatief in zijn huidige vormgeving heeft indiener
in zijn initiatiefnota al opgemerkt dat een evaluatie door de Raad voor het Openbaar
Bestuur constateerde dat de inhoudelijke en procedurele criteria «behoorlijk beperkend»
zijn en «hoge drempels opwerpen» en dat er belangrijke verschillen zijn in het toepassingsbereik
tussen het nationale burgerinitiatief aan de voorkant van de beleidscyclus en het burgeramendement dat gedurende een wetgevingstraject kan worden aangebracht (zie verder: kamerstuknummer 35 340, nr. 2, pp. 3–4).
Voorts heeft de Staatscommissie Parlementair Stelsel in 2018 in haar 384 pagina’s
tellende eindrapport helder uiteengezet dat ons stelsel met zijn huidige instrumentarium
op dit moment onvoldoende in staat is om een aanzienlijke groep burgers op een adequate
manier te vertegenwoordigen.7 Daarnaast is uit onderzoek van het Sociaal Cultureel Planbureau gebleken dat burgers
politieke invloed missen. Zo was bijvoorbeeld 55% van de respondenten het eens met
de stelling dat «burgers meer invloed zouden moeten hebben op het beleid», terwijl
slechts 10% het daarmee oneens was.8 Indiener acht het daarom vanuit democratisch oogpunt wenselijk meer mogelijkheden
te creëren om invloed uit te oefenen op het wetgevingsproces. Aan de voorkant van
het beleidsproces kan dit al door middel van het (agenderende) burgerinitiatief. Aan
de achterkant, als noodrem, zou dit kunnen door middel van een (corrigerend) bindend
referendum. Daar tussenin bestaat nu nog geen publiek, transparant instrument voor
burgers om in het wetgevingstraject (bijsturend) politieke invloed uit te oefenen.
Het burgeramendement kan hiervoor uitkomst bieden en zo bijdragen aan de politieke
betrokkenheid van de mensen die een dergelijke instrument nu nog missen.
Toegankelijkheid burgeramendement
De leden van de VVD-fractie en ChristenUnie-fractie hebben aan de indiener gevraagd
hoe het burgeramendement zich verhoudt tot de participatie-paradox, die eerder werd
geschetst door de Staatscommissie Parlementair Stelsel.
De indiener heeft zich rekenschap gegeven van de waarschuwing van de Staatscommissie
voor de participatie-elite en de participatie-paradox, zoals uitgebreider uiteengezet
in de toelichting op zijn initiatiefnota (kamerstuknummer 35 340, nr. 2, p. 9). Het recht van burgeramendement is zo opgezet dat het goed kenbaar, toegankelijk
en laagdrempelig kan zijn voor iedereen. Niet slechts voor de al relatief goed vertegenwoordigde,
maatschappelijk actieve burger. De indiener heeft mede om deze reden bewust geen nadere
inhoudelijke eisen of voorschriften verbonden aan het burgeramendement. Als iemand
een burgeramendement wil maken, hoeft diegene alleen aan te geven op welk punt hij
of zij een wetsvoorstel wil aanpassen, en daarbij kort toe te lichten waarom dit wenselijk
is. Verlenen vervolgens genoeg mensen online hun steun aan dit idee, dan kan de initiatiefnemer
het amendement aanbrengen bij de Tweede Kamer, waarna het wordt verspreid onder de
Kamerleden. Het burgeramendement is verder vormvrij. Daarbij verdient het vermelding
dat veel amendementen van Kamerleden ook een eenvoudige, sobere toelichting kennen.
Vaak omvatten deze slechts een paar regels, geen betogen. Wil een Kamerlid het betreffende
burgeramendement «omzetten» in een eigen amendement, dan kunnen wetstechnische mankementen
worden hersteld met behulp van de Kamerondersteuning cq. Bureau Wetgeving. Te denken
valt bijvoorbeeld aan de keuze voor een onjuist wetsartikel of lid daarvan. Net als
momenteel het geval is wanneer een Kamerlid zich meldt bij de Kamerondersteuning met
slechts de inhoudelijke strekking van een gewenste wetswijziging, zonder gedetailleerde
juridische uitwerking daarvan. Een juridische achtergrond is dus absoluut geen must.
Een initiatiefnemer van een burgeramendement zal natuurlijk wel van het betreffende
wetsvoorstel moeten hebben gehoord en daarna enige tijdmoeten stoppen in het maken
van het amendement. Ook zullen initiatiefnemers tijd moeten besteden aan het verzamelen
van (digitale) ondersteuningsverklaringen, maar hiervoor staan verschillende manieren
open waaronder het gebruik van reeds bestaande online fora. Naast de opsteller moet
immers tevens een grote groep mensen het burgeramendement willen ondersteunen. Bij
eerdere referenda is gebleken dat de ondersteuningsverklaringen vanuit een brede groep
in de samenleving kwamen. Juist door de benodigde steun, zou het burgeramendement
dus aan een brede betrokkenheid kunnen bijdragen. Indiener verwacht daarom geen grotere
kloof, zoals door de VVD-fractie werd gevraagd, maar staat zeker open voor suggesties
van deze leden om de toegankelijkheid van het recht van burgeramendement nog verder
te vergroten. Bij de evaluatie van het door indiener voorgestelde experiment met een
burgeramendement lijkt het indiener overigens raadzaam om te kijken wie gebruik heeft
gemaakt van het recht op burgeramendement en wie meer betrokken zijn geraakt door
het ondersteunen van een burgeramendement. Mocht het burgeramendement de slechter
vertegenwoordigde groep niet voldoende weten te bereiken, dan kan dit een reden zijn
de oorzaken daarvan voor het vervolg aan te pakken, bepaalde randvoorwaarden te creëren
om dit voor de toekomst te verbeteren of het experiment geen vervolg te geven. Indiener
zou het echter een gemiste kans vinden, als het experiment op basis van een aanname
vooraf niet eens zou worden geprobeerd.
Ondersteuning bij opstellen burgeramendement
De leden van de CDA-fractie vragen indiener of hij de mening deelt dat het opstellen
van een amendement zelfs voor burgers die de weg naar de politiek al kennen geen sinecure
is, maar specifieke juridische en inhoudelijke kennis vereist. De initiatiefnemer
onderschrijft deze stelling voor zover het de wetstechnische component betreft. Zonder
juridische kennis is het lastig om een «volgens de regelen der kunst geformuleerd»
wetsartikel of lid te schrijven of te zien op welke plek in een aanhangig wetsvoorstel
een toevoeging precies het beste zou passen. Indiener zou hier, onparlementair geformuleerd,
aan toe willen voegen: vraag het maar eens aan elk Kamerlid dat weleens betrokken
is geweest bij het opstellen van een amendement! Maar zoals indiener eerder al toelichtte,
is de juridische correctheid of volmaaktheid géén eis voor het burgeramendement. Het
burgeramendement moet een voorstel tot aanpassing van een wetsvoorstel bevatten plus
enige toelichting, waarbij in de huidige praktijk van amendementen een aantal alinea’s
vaak al volstaan. Als dit voldoende overtuigend is voor ongeveer 70.000 mensen om
hun steun aan te verlenen, dan kan het worden aangebracht bij de Kamer. Als een Kamerlid
het aangebrachte burgeramendement vervolgens vóór aanvang van de mondelinge behandeling
wil overnemen en indienen, dan kan het Kamerlid contact opnemen met de initiatiefnemer
om nadere toelichting te verkrijgen. Anders krijgt initiatiefnemer bij aanvang van
het debat waarin het wetsvoorstel wordt behandeld de gelegenheid om een mondelinge
toelichting te geven op hun burgeramendement. Daarbij wordt Kamerleden tevens de gelegenheid
geboden om vragen te stellen als zij verdere verduidelijking wensen. Mocht het handig
of nodig blijken om wetstechnische verbeteringen door te voeren ten opzichte van het
aangebrachte burgeramendement, dan kan in dit stadium Bureau Wetgeving voor assistentie
worden ingeschakeld, zodat het amendement ook juridisch helemaal op orde is. Een nieuw
concept-amendement kan door een Kamerlid vervolgens weer worden voorgelegd aan initiatiefnemer(s)
om te borgen dat dit in lijn is met de bedoeling, maar dit wordt door indiener verder
niet gereguleerd en aan de vrijheid en verantwoordelijkheid van elk individueel Kamerlid
gelaten.
Wat betreft inhoudelijke kennis is de indiener het niet geheel met de CDA-fractie
eens. In sommige gevallen is inderdaad specialistische kennis vereist om wetgeving
in zijn details en consequenties te doorgronden; maar ook voor de meest technisch-complexe
materie is het vaak mogelijk om vanuit een bepaalde overtuiging of een bepaald belang
een voorstel tot wijziging van een wetsvoorstel te formuleren zonder die kennis. Een
initiatiefnemer hoeft de finesses van de wetgeving op het gebied van hoger onderwijs
bijvoorbeeld niet te doorgronden om te vinden dat het beter is als de selectiecriteria
en procedure voor een studie voortaan op het niveau van die individuele studie worden
vastgesteld, in plaats van op het niveau van de onderwijsinstelling als geheel.9 Of om te vinden dat het in het kader van de screening van ambtenaren van politie
en politie-externen disproportioneel is om hun kinderen van twaalf jaar of ouder te
onderzoeken.10 Dit is des te meer het geval voor het burgeramendement zoals door indiener voorgesteld,
waar immers geen inhoudelijke eisen aan worden gesteld. Zoals toegelicht kan vervolgens,
indien gewenst in samenspraak met de initiatiefnemer(s), tot een juridisch-inhoudelijk
kloppende formulering worden gekomen om die opvatting om te zetten in een daadwerkelijk
amendement. Bovendien zal de mogelijkheid van het aanbrengen van een burgeramendement
er naar verwachting van indiener ook toe leiden dat belangstellenden en belanghebbenden
meer geneigd zullen zijn zich in wetgeving te verdiepen. Dit kan ook betekenen het
lezen van en luisteren naar mensen met specialistische kennis over dat thema om daar
vervolgens zelf een concept-burgeramendement van te maken.
Vindbaarheid van aanhangige wetsvoorstellen
De leden van de CDA-fractie vragen de indiener of hij met deze leden van mening is
dat er ruimte is voor verbetering van de mogelijkheid om het traject van wetsvoorstellen
te volgen via de website van de Tweede Kamer. De initiatiefnemer kan dit bevestigen.
De website van de Tweede Kamer biedt voor iemand met algemene kennis over wetgevingstrajecten
een helder overzicht, met duidelijke tijdlijnen en goedwerkende zoekfuncties. Hier
heeft de Tweede Kamer de afgelopen jaren ook duidelijk verbetering in aangebracht.
Voor iemand zonder die kennis kan de website echter behoorlijk ingewikkeld zijn en
daarmee ook niet uitnodigen om aan een burgeramendement te beginnen. Het proces, de
termen en de taal kunnen voor sommige mensen onbekend zijn, terwijl die soms wel als
bekend worden verondersteld. Om te zorgen dat het burgeramendement de brugfunctie
tussen burger en politiek optimaal kan vormen, kan de informatie over aanhangige wetsvoorstellen
niet helder en toegankelijk genoeg zijn. De afdeling communicatie van de Tweede Kamer
zou dit (binnen bestaande budgetten), overigens ook via andere communicatiekanalen
dan de website, kunnen faciliteren.
Betrokkenheid en verwachtingen bij aandrager en derden
Betrokkenheid van de aandrager
De leden van de CDA-fractie hebben indiener allereerst gevraagd op welke manier de
betrokkenheid van de aandrager bij het indienen van het amendement is geborgd. Meer
in het bijzonder in geval het indienende Kamerlid de strekking van het burgeramendement
bij nader inzien niet ondersteunt, zijn beweegredenen afwijken van die van de aandrager
of als de aandrager het burgeramendement na «overname» door het Kamerlid wil intrekken.
In het experiment dat indiener voorstelt, is de aandrager van het burgeramendement
hoofdzakelijk betrokken in de stappen voorafgaand aan de scenario’s die de CDA-fractie schetst. De aandrager maakt het burgeramendement,
publiceert het op het daartoe geschikte platform of verzamelt op een andere wijze
ondersteuningsverklaringen en kan het bij voldoende geldige steunverklaringen aandragen
bij de Tweede Kamer. Vervolgens zal het burgeramendement worden verspreid onder de
Kamerleden, waarna een Kamerlid bereid moet blijken te zijn het amendement in te dienen
om daadwerkelijk in stemming te kunnen worden gebracht. Gelet op het breed gevonden
draagvlak, gelijk aan de kiesdeler, is het aannemelijk dat Kamerleden die het amendement
goed bij hun opvattingen vinden passen hierin geïnteresseerd zullen zijn. Maar er
kunnen ook andere redenen zijn voor Kamerleden om het burgeramendement om te zetten
in een gewoon amendement. Het ligt daarbij in de rede dat zij contact opnemen met
de aandrager van het amendement; voor overleg, en mede omdat de aandrager sowieso
de gelegenheid zal krijgen om het amendement voorafgaand aan de plenaire behandeling
toe te lichten. De aandrager is dus in het proces tot aan de verspreiding betrokken,
mag spreken voorafgaand aan de plenaire behandeling en heeft ook een gerede kans om
tot de plenaire behandeling te worden betrokken door het Kamerlid. Die betrokkenheid
door het overnemende Kamerlid is echter geen garantie, maar er zijn dus enkele (zelf-)corrigerende elementen.
De kans dat de aandrager en het indienende Kamerlid niet op één lijn zitten, of later
niet langer op één lijn zitten wat betreft het amendement acht de indiener dan ook
afhankelijk van die wisselwerking. In het (hypothetische) geval dat het Kamerlid het
amendement na indiening toch niet langer ondersteunt, is intrekking natuurlijk mogelijk.
Overeenkomstig artikel 84 Grondwet fungeert het Kamerlid immers als daadwerkelijk
indiener van het amendement. Daar komt bij dat het Kamerlid beschikt over een zogeheten
vrij mandaat. Een Kamerlid kan niet gedwongen worden diens naam te verbinden of verbonden
te laten aan een amendement. Overigens zij opgemerkt dat ander Kamerlid in zo’n geval
alsnog zou kunnen «inspringen». Mocht de aandrager zijn of haar eigen burgeramendement
willen intrekken, ligt dit na indiening door een Kamerlid dus ook niet langer in het
bereik van de aandrager. Het staat een Kamerlid immers volledig vrij een amendement
in te dienen in de vorm en met de toelichting die het zelf wenst. Kamerleden blijven
dus ook vrij om een deels gelijkluidend of zeer gelijkend amendement in te dienen,
zoals zij dat ook nu reeds mogen doen in vergelijk met elkaars amendementen onderling.
Dit recht kan hen niet worden ontzegd, zo antwoordt indiener de leden van de VVD-fractie.
Ook beschouwt indiener dit, aldus antwoordt hij in de richting van de leden van de
fractie van de ChristenUnie, niet als een knelpunt van onderhavig voorstel. Dit is
allemaal onderdeel van het publieke en politieke debat.
De leden van de CDA-fractie hebben voorts gevraagd hoe kan worden voorkomen dat een
Kamerlid al snel in het wetgevingsproces een amendement indient dat gelijkluidend
is aan een bepaald burgeramendement, terwijl men nog bezig is om daarvoor de benodigde
handtekeningen te verzamelen. Ook de leden van de ChristenUnie-fractie vragen zich
af in hoeverre dit volgens de indiener een knelpunt van zijn voorstel is. Indiener
ziet dit scenario niet per se als onwenselijk. Het zou juist betekenen dat het (concept
van het) burgeramendement leeft én door een Tweede Kamerlid wordt opgepikt. Hier zou
bovendien uit blijken dat Kamerleden blij zijn met de ideeën die indirect dankzij
dit nieuwe instrument voortkomen vanuit de samenleving en hier dankbaar hun voordeel
mee willen doen. Het doel van een indieners van burgeramendementen mag worden geacht
te zijn om politiek iets te veranderen. Als een burgeramendement wordt overgenomen
door een Kamerlid wordt dat doel dichterbij realisatie gebracht en zal dat waarschijnlijk
juist tot tevredenheid stemmen van de aanbrenger(s).
Verwachtingen bij burgers
Tot slot hebben de leden van de fracties van de VVD, GroenLinks en de ChristenUnie
vragen gesteld aan de indiener over het scenario dat geen enkel Kamerlid het burgeramendement
zou willen indienen middels een gelijkluidend amendement. De VVD-fractie en ChristenUnie-fractie
vragen zich af of in dat geval geen verwachtingen zijn gewekt die niet kunnen worden
waargemaakt. De GroenLinks-fractie vraagt in te gaan op de potentiële risico’s van
het vrijblijvende experiment en wil weten wat er volgens indiener moet gebeuren als
geen Kamerlid zich vrijwillig meldt voor indiening.
Om onjuiste verwachtingen te voorkomen, acht indiener het van groot belang dat (voorafgaand
aan en) tijdens het experiment duidelijk wordt gecommuniceerd over de status van het
burgeramendement. Het moet zowel de initiatiefnemers als degenen die het ondersteunen
duidelijk worden gemaakt dat het gaat om het aanbrengen van een concreet idee, dat kán worden overgenomen, maar niet verplicht hóeft te worden
overgenomen door Kamerleden. Expliciete, duidelijke communicatie op het platform voor
burgeramendementen is op dit punt zeer wenselijk. Dat geldt tevens voor het feit dat
een overgenomen amendement niet altijd door de Kamer wordt aangenomen. Indiener heeft
in zijn initiatiefnota ook getracht zo nauwgezet mogelijk te beschrijven welke verwachtingen
volgens hem realistisch zijn. Hij is zich er terdege van bewust dat het welslagen
van voorgesteld experiment valt of staat met welke indruk alle Kamerleden gezamenlijk
en de bredere maatschappelijke discussie rondom dit initiatief wekken ten aanzien
van wat gerechtvaardigde verwachtingen zijn. Zowel te hoge als te lage verwachtingen
kunnen funest zijn; daarom heeft indiener geprobeerd een zo feitelijk mogelijke beschrijving
te geven van de door hem voorgestelde voorwaarden waar een burgeramendement aan moet
voldoen en welke rechten daaraan kunnen worden ontleend. Niet meer en niet minder.
Als het verwachtingsmanagement en de heldere communicatie voldoende worden geborgd,
denkt de indiener dat het experiment voor burgers een interessant instrument kan bieden,
waarvan velen de waarde en functie zullen waarderen.
Verhouding tot de representatieve democratie
De leden van de CDA-fractie hebben indiener gevraagd of hij de stelling onderschrijft
dat het belang van een politieke partij is gelegen in hun rol in het representatieve
proces, als intermediair tussen samenleving en staat. Indiener ziet het inderdaad
als een kernfunctie van politieke partijen om binnen onze representatieve democratie
samen zorg te dragen voor een goede vertegenwoordiging van «het gehele Nederlandse
volk». Daarbij beschikken de individuele Eerste- en Tweede Kamerleden overigens wel
over een vrij mandaat en stemmen zij zonder last, terwijl fracties als zodanig geen
(Grond)wettelijke status hebben. Het voorliggende voorstel sluit volgens indiener
mooi aan bij de rol van politieke partijen. Het burgeramendement biedt burgers een
nieuw instrument, waarmee zij een concreet idee tijdens het wetgevingsproces onder
de aandacht van «de politiek» kunnen brengen. Is er voldoende steun verkregen en wordt
het amendement dus onder de Tweede Kamerleden verspreidt, dan is (nadat deze mondeling
is toegelicht) de wetgever aan zet. Een Kamerlid van een groep of fractie die zich
achter de strekking van burgeramendement kan scharen, kan besluiten het amendement
over te nemen. Zo kan een concreet voorstel dat kan rekenen op serieuze steun vanuit
de maatschappij – al dan niet in partijverband – door een Kamerlid in het politieke
domein, de plenaire behandeling, worden gebracht.
Zowel de leden van de ChristenUnie-fractie als de VVD-fractie wensen voorts toelichting
over de verhouding van het burgeramendement tot het grondwettelijk primaat van onze
representatieve democratie, dat amendering voorbehoudt aan leden van de Tweede Kamer.
De leden van de ChristenUnie-fractie verlangen daarbij een nadere uitwerking van de
vraag in hoeverre het burgeramendement als een aanvulling van de representatieve democratie
moet worden gezien. Indiener zal dit voor de volledigheid nader toelichten. Het burgeramendement
biedt mensen de mogelijkheid om een concreet idee voor aanpassing van een aanhangig
wetsvoorstel onder de aandacht van de volksvertegenwoordiging te brengen. Het burgeramendement
is een publiek kenbaar idee, dat met inachtneming van de voorwaarden en bij voldoende
steun onder de Kamerleden wordt verspreid. Zo creëert het een extra direct-democratische
mogelijkheid om burgers enige invloed tijdens het wetgevingsproces te kunnen bieden. Tegelijkertijd respecteert het burgeramendement
uitdrukkelijk het primaat van de representatieve democratie. De daadwerkelijk indiening
van een amendement blijft namelijk te allen tijde aan de Tweede Kamerleden zelf. Het
voorstel is daarmee in lijn met artikel 84 van de Grondwet dat bepaalt dat het recht
van amendement is voorbehouden aan Kamerleden. Zij zijn geenszins verplicht het burgeramendement
om te zetten in een eigen amendement, en dit op hun naam in te dienen. Het burgeramendement
biedt Kamerleden slechts een serieus gesteunde, concrete voorzet daartoe. Besluit
een Kamerlid het burgeramendement over te nemen en in te dienen, dan blijft het laatste
woord over het wel of niet aannemen hiervan ook voorbehouden aan de Tweede Kamer.
Het is daarmee volledig in overeenstemming met artikel 81 van de Grondwet, dat bepaalt
dat de vaststelling van wetten door de regering en de Staten-Generaal gezamenlijk
geschiedt. Aldus kunnen de gekozen volksvertegenwoordigers via het burgeramendement
vanuit de maatschappij van ideeën worden voorzien, en laat het burgeramendement tegelijk
het primaat van de Tweede Kamer geheel intact.
De indiener gaat tot slot in op de vraag van de leden van de ChristenUnie-fractie
of het verspreiden en aanbieden van een amendement niet geldt als een specifieke handeling
binnen het wetgevingsproces, en daarmee een recht is dat uitsluitend toekomt aan leden
van de Tweede Kamer. Dit is niet het geval. Nadat aan de eerdergenoemde voorwaarden
is voldaan, kan een burgeramendement worden verspreid onder de Kamerleden. Dit kan
via dezelfde kanalen als reguliere amendementen of andere Kamerbrieven. In de praktijk
houdt dit in dat het burgeramendement wordt verspreid via de maillijst van de plenaire
griffie, en wordt geplaatst op Parlis. Dit staat in geen enkel opzicht gelijk aan
indiening van een amendement of enige andere handeling die onderdeel is van het wetgevingsproces
in formele zin, hetgeen aan Kamerleden voorbehouden blijft. De aanbrenger kan aan
de verspreiding zelf dan ook geen formele rechten ontlenen.
De term «burgeramendement»
De leden van de CDA-fractie hebben indiener gevraagd of het begrip «burgeramendement»
correct is, nu Kamerleden een rol blijven spelen omdat het recht van amendement in
de Grondwet aan Kamerleden voorbehouden is. Indiener bevestigt – wellicht ten overvloede –
dat het grondwettelijk recht van amendement voorbehouden blijft aan Kamerleden. Niettemin
acht de indiener de term het meest logisch en juist. Het voorstel van indiener ziet
immers op het stimuleren en kanaliseren van goede ideeën over wetsvoorstellen vanuit
de samenleving. Iedere burger kan hiertoe een aanzet doen. Vindt hij of zij vervolgens
genoeg steun bij andere burgers, dan wordt het burgeramendement als zodanig onder
de Kamerleden verspreid. Als een Kamerlid het amendement vervolgens overneemt, krijgt
de burger de kans om de Kamer toe te lichten wat hij of zij beoogd heeft met het amendement,
dat door vele andere burgers is gesteund. In deze context komt het begrip burgeramendement
indiener juist voor.
Voorwaarden experimenteerperiode en vereiste van formele regeling
De leden van de VVD-fractie hebben aan indiener gevraagd hoe gedurende de door indiener
voorgestelde experimenteerperiode van twee jaar uitvoering aan het instrument wordt
gegeven. Of dit formeel kan zonder een regeling, en waar de indieners van een burgeramendement
zich gedurende deze periode aan moeten houden. Meer in het bijzonder willen zij weten
welke regels, voorwaarden en drempels er gelden in deze periode. De leden van de GroenLinks-fractie
vragen eveneens of voor de experimenteerperiode geen wijziging van het Reglement van
Orde van de Tweede Kamer noodzakelijk is. De leden van de ChristenUnie-fractie vragen
voorts aan indiener of hij het passend vindt een vergaand voorstel als het burgeramendement
middels een wijziging van het Reglement van Orde tot stand te doen komen. De CDA-fractie
vraagt tot slot welke additionele eisen indiener voornemens is te stellen aan het
burgeramendement.
Indiener wil burgers graag de mogelijkheid bieden om middels het aandragen van een
voorstel voor een amendement invloed uit te oefenen op de beraadslaging van de Tweede
Kamer met betrekking tot wetgeving. Het lijkt indiener goed om hier eerst ervaring
mee op te doen in de vorm van een tweejarig experiment. Het gaat immers om een nieuw,
relatief onbekend instrument. Door te beginnen met een experiment kan de benodigde
ervaring worden opgedaan, kan het instrument worden geëvalueerd en kan op basis van
de uitkomsten van de evaluatie worden gekeken naar een eventueel vervolg. Ook biedt
dit de mogelijkheid om het instrument op aspecten aan te passen als dit wenselijk
blijkt. Te denken valt bijvoorbeeld aan de hoogte van de drempels. Het lijkt indiener
derhalve onverstandig om ten behoeve van het experiment deze voorwaarden direct verankeren
in het Reglement van Orde. Een wijziging van het Reglement is naar zijn opvatting
voor de voorgestelde experimenteerperiode ook niet nodig. Mocht een meerderheid van
de Tweede Kamer voorstander blijken te zijn van het door hem voorgestelde experiment
met het recht van burgeramendement, dan lijkt het hem wel raadzaam om middels een
experimenteerregeling meer gedetailleerde «spelregels» vast te leggen. Dit biedt overzicht,
transparantie en duidelijkheid over de voorwaarden, termijnen en duur van het experiment,
zowel voor burgers als voor (nieuwe) Kamerleden. Het gaat hierbij om een benodigd
aantal ondersteuningsverklaringen, de verspreiding van het burgeramendement onder
de Kamerleden en de mogelijkheid voor de aanbrenger om plenair toelichting te geven.
Om het experiment uit te kunnen voeren, volstaat het in beginsel dat de Kamer met
deze spelregels akkoord gaat. Als op basis van de resultaten van dit experiment wordt
geconstateerd dat het permanent maken ervan wenselijk is en hier voldoende draagvlak
voor bestaat binnen de Kamer, dan ligt verankering in het Reglement van Orde inderdaad
voor de hand.
Ervaringen buitenland
De leden van de GroenLinks-fractie en CDA-fractie hebben indiener gevraagd of de figuur
van een burgeramendement of daaraan verwante direct-democratische instrumenten al
voorkomen in andere representatieve democratieën, en welke ervaringen daarmee bestaan.
Indiener heeft getracht een zo accuraat mogelijke beantwoording van deze vragen te
geven, maar denkt desalniettemin dat zijn antwoord niet uitputtend is. Tijdens het
mondelinge notaoverleg kan hij desgewenst nadere toelichting geven. Indiener is geen
instrument tegengekomen dat identiek is aan het burgeramendement. Wel hebben diverse
landen direct-democratische instrumenten die in bepaalde opzichten verwantschap vertonen
met het burgeramendement, en meer mogelijkheden bieden dan ons huidige instrumentarium.
Indiener licht hieronder enkele uit.
Een eerste land met een figuur dat lijkt op het burgeramendement is Estland.11 In Estland kan iedere burger een «collective proposal» maken, met daarin een concreet
voorstel aan het parlement over hoe de regelgeving moet worden gewijzigd of het gemeenschapsleven
kan worden verbeterd. Als 1.000 ondersteuningsverklaringen zijn behaald, zal het bestuur
(presidium) van het parlement een leidende parlementscommissie aanwijzen. Deze commissie
zal vervolgens binnen zes maanden besluiten wat met het voorstel gebeurt. Dit kan
uiteenlopen van een plenaire behandeling tot het opstellen en indienen van een daadwerkelijk
voorstel om de wet te amenderen. Ook Letland kent een speciaal platform waar ideeën
voor wetgevingsinititatieven kunnen worden geplaatst.12 Van de hieruit voortvloeiende voorstellen die ter stemming zijn gebracht in het parlement,
hebben maar liefst 64% tot een positieve uitkomst geleid, met als resultaat dat 22
wetten zijn aangepast.13 De twee hiervoor genoemde instrumenten zijn meer initiërend dan het door initiatiefnemer
voorgestelde burgeramendement, maar zien wel op het aanleveren van een concreet idee
om wetgeving aan te passen. Daarbij zijn ook concrete resultaten behaald, hetgeen
initiatiefnemer met het burgeramendement eveneens voor ogen heeft. Verder kennen deelstaten
in Duitsland ruime voorzieningen voor bottom-up volksstemmingen, zogeheten «Volksbegehren».
Dit zijn referenda met een meer deliberatieve component, waarbij het initiatief vanuit
de burger komt. De «Volksbegehren» stellen burgers die het oneens zijn met beleid
en regelgeving van de (regionale) overheid in staat om hier een eigen alternatief
tegenover te zetten. Daarbij wordt vaak de eis gesteld dat initiatiefnemers ook een
plan bijvoegen voor de financiering van het voorstel.14 Het instrument eindigt in een binair voor of tegen, maar biedt burgers en hun vertegenwoordiging
kans om meer nuance in het initiatief aan te brengen. Dit constructieve, gerichtere
kenmerk deelt het met het burgeramendement. Ook Zwitserland kent een referendum dat
meer dialoog tussen burger en regering bevat. De kantons Bern en Nidwalden bieden
kiezers de mogelijkheid om bij een correctief referendum een tegenvoorstel te doen.
Bij genoeg handtekeningen komt dit voorstel op het stembiljet te staan.15
Voorts kennen onder meer de Verenigde Staten, Verenigd Koninkrijk, Denemarken en Australië
varianten van een zogeheten «deliberative poll».16 Dit is een vorm van publiek debat waarbij de politiek burgers uitnodigt om inbreng
te leveren op een bepaalde beleidskwestie. Willekeurige burgers worden uitgenodigd
om gedurende een weekend deel te nemen aan bijeenkomsten met experts en om in discussie
te gaan met politici en elkaar, onder leiding van een moderator. Van tevoren krijgen
de burgers informatie toegezonden zodat zij zich goed kunnen verdiepen in de materie.
Vaak worden delen van het proces uitgezonden op televisie. De burgers worden zowel
vóór als na de bijeenkomst geïnterviewd over de beleidskwestie, om erachter te komen
of de bijeenkomst de mening heeft beïnvloed. Deze interviews dienen vervolgens als
input voor beleid en wetgeving. Anders dan bij het burgeramendement ligt het initiatief
bij de «deliberative poll» bij de politiek. Wat het instrument gemeen heeft met het
burgeramendement, is dat het de burger een instrument biedt om tot in detail nuanceringen
in het debat aan te kunnen brengen. Daarmee speelt het instrument ook net als het
burgeramendement een rol tijdens het beleids- of wetgevingsproces. De «deliberative poll» biedt hiermee – gelijk aan
het burgeramendement – meer precisie dan grofmazige instrumenten zoals een correctief
referendum.
Hoogte drempel voor aanbrengen burgeramendement
De leden van de GroenLinks-fractie hebben aangegeven het logisch te vinden dat indiener
voorstelt de drempel voor het aanbrengen van een burgeramendement gelijk te stellen
aan de kiesdrempel van de laatste Tweede Kamerverkiezingen. Wel hebben zij indiener
gevraagd of hij kan reflecteren op de vraag of dit voor de experimenteerperiode niet
te hoog is, daar het instrument nog erg onbekend is.
Indiener heeft ervoor gekozen om aan te sluiten bij de drempel die nodig is om één
zetel in de Tweede Kamer te bemachtigen, vanuit het oogpunt van democratische legitimiteit.
Met het burgeramendement kunnen burgers een concreet voorstel aan de Tweede Kamer
doen tot amendering van een voorliggend wetsvoorstel. Het ligt daarom volgens indiener
in de rede aan te sluiten bij het aantal stemmen dat nodig is voor een Kamerzetel,
waaraan het recht van amendement voor elk individueel Lid van de Tweede Kamer is «gekoppeld».
Ook kan het burgeramendement aan deze drempel een deel van zijn kracht ontlenen. Heeft
een burgeramendement de ongeveer 70.000 benodigde handtekeningen behaald, dan blijkt
daaruit immers dat er serieus draagvlak voor het voorstel bestaat onder de bevolking.
Dit zou ook kunnen bijdragen aan de kans dat een Kamerlid het amendement overneemt.
Indiener wijst er ook op dat deze ondersteuningsverklaringen ook digitaal kunnen worden
verzameld. Op grond van het voorgaande zou indiener willen vasthouden aan de door
hem voorgestelde drempel. Mocht tijdens het experiment blijken dat de drempel toch
te hoog is voor een nieuw, relatief onbekend instrument, dan kan de Kamer daarna besluiten
tot verlaging van de drempel beslist. Maar het is te vroeg om daarover nu al te speculeren.
Evaluatie van het experiment
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben indiener gevraagd welke onderdelen of
factoren van het burgeramendement zouden moeten worden onderzocht en geëvalueerd,
in het licht van de experimenteerperiode. Daarbij vragen zij zich voorts af hoe onderzocht
en beoordeeld kan worden of het burgeramendement breed wordt gebruikt of slechts door
bepaalde burgergroepen of belangenorganisaties.
Indiener lijkt het goed het burgeramendement zowel kwalitatief als kwantitatief te
evalueren, op al haar facetten. Kwalitatief is het interessant om te onderzoeken wat
mensen drijft, wat hun motivatie is om een burgeramendement te maken of te ondersteunen,
of inderdaad een brede doorsnede van de bevolking tot de initiatiefnemers dan wel
ondersteuners van burgeramendementen behoort. Ook acht indiener het goed om te onderzoeken
in hoeverre burgers zich hierdoor meer betrokken voelen bij onze representatieve democratie
en of zij zich beter vertegenwoordigd voelen. Daarnaast kan worden onderzocht of de
plenaire behandeling van een overgenomen burgeramendement burgers tevreden stemt.
Verder kan worden gekeken wat burgers graag nog anders zouden willen zien aan het
burgeramendement. Voor de kwantitatieve component zijn een aantal statistieken zeker
interessant: hoe vaak de drempel voor het aanbrengen wordt gehaald, bij welk type
wetten met name burgeramendementen worden opgesteld en aangedragen, hoeveel burgeramendementen
zijn omgezet in gewone amendementen en hoeveel daarvan zijn aangenomen. Het vorenstaande
is geen limitatieve lijst, zo wil indiener graag benadrukken, maar het zijn diverse
facetten die in zijn optiek goed tot de evaluatie zouden kunnen behoren. Dit geldt
eveneens voor het punt wat de ChristenUnie-fractie uitlicht, namelijk wie er precies
gebruikmaakt van het instrument. Indiener ziet zowel kwalitatief als kwantitatief
mogelijkheden dit te onderzoeken. Graag nodigt indiener de leden van alle fracties
uit om tijdens de mondelinge behandeling van deze initiatiefnota ook vooral kenbaar
te maken welke aspecten zij belangrijk vinden om terug te laten komen in de evaluatie,
zodat gedurende het experiment de daarvoor benodigde data kan worden verzameld en
de evaluatie ook gaat over wat zij belangrijk vinden.
Vervolg op het experiment
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben indiener gevraagd wat hij uiteindelijk
voor zich ziet, omdat zij de indruk hebben gekregen dat indiener een meer vergaande
werking van het burgeramendement voorstaat. Indiener zit echter niet zo in de wedstrijd.
Hij ziet zijn voorstel voor een experiment met het burgeramendement thans niet als
een opstapje naar een meer verstrekkende variant daarvan die bijvoorbeeld een Grondwetswijziging
zou vergen. Het voorstel is wat het is. Indiener wil nogmaals expliciet benadrukken
dat hij het primaat van de Tweede Kamer in zijn huidige vorm respecteert en wil behouden.
Het instrument zou natuurlijk wel kunnen worden voortgezet en verankerd in het Reglement
van Orde als het na de experimenteerperiode een succes is gebleken en een Kamermeerderheid
daartoe besluit. Vanzelfsprekend zou dat indiener tevreden stemmen. Een verstrekkendere
variant heeft hij op dit moment echter niet ogen.
Functioneren in spoedwetgevingstraject
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben indiener gevraagd hoe het burgeramendement
zou kunnen functioneren in een spoedwetgevingstraject. Volgens indiener zou daarbij
in beginsel dezelfde procedure kunnen worden gevolgd; spoedwetsvoorstellen zijn immers
in formele zin geen aparte categorie. Het geringe tijdsbestek zou het wel lastiger
maken om de benodigde ondersteuningsverklaringen voor een burgeramendement te behalen.
Het ligt in de optiek van indiener echter niet in de rede om het wetstraject daarop
aan te passen, maar brengt wel de plicht mee voor de Kamer om hier helder over te
communiceren om onnodige teleurstelling te voorkomen. Indiener zou dan ook de hoofdregel
met betrekking tot de deadline voor het aanbrengen in tact willen laten, zoals voorgesteld
in beslispunt 4 – te weten: «dat de termijn voor het aanbrengen van een burgeramendement
wordt gesteld op uiterlijk een week nadat een wetsvoorstel door een vaste Kamercommissie
is aangemeld voor plenaire behandeling of heeft besloten tot het houden van een wetgevingsoverleg».
Gelukkig is wetgeving waarbij de «doorlooptijd» in de Tweede Kamer zo kort is uiterst
gering. Indiener is overigens positief gestemd dat de ChristenUnie-fractie het burgeramendement
al zo concreet in wettelijke procedures voor zich ziet. Bij alle andere wetgevingstrajecten
verwacht indiener geen soortgelijke problematiek.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
E. Ziengs, voorzitter van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken -
Mede ondertekenaar
F.M.J. Hendrickx, adjunct-griffier