Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Van Nispen en Groothuizen over de betrouwbaarheid en volledigheid van zelfonderzoek door eigen advocaten van bedrijven
Vragen van de leden Van Nispen (SP) en Groothuizen (D66) aan de Minister van Justitie en Veiligheid over de betrouwbaarheid en volledigheid van zelfonderzoek door eigen advocaten van bedrijven (ingezonden 6 maart 2020).
Antwoord van Minister Grapperhaus (Justitie en Veiligheid) (ontvangen 8 april 2020).
Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2019–2020, nr. 2248.
Vraag 1
Kent u het artikel in FD over de zaak van de heer Clawer?1
Antwoord 1
Ja, ik heb kennisgenomen van het artikel in het Financieel Dagblad.
Vraag 2
Wat zijn op dit moment de kaders van «zelfonderzoek» door eigen advocaten van bedrijven
die ergens van verdacht of beschuldigd worden?
Antwoord 2
Het Openbaar Ministerie (OM) schrijft bedrijven geen specifiek kader voor zelfonderzoek
voor. Zoals eerder aangegeven2 is de waarde die aan een dergelijk zelfstandig onderzoek wordt gehecht wel afhankelijk
van de mate waarin deze onderzoeken voldoende diepgaand, volledig en juist zijn. Hiervoor
dient het onderzoek inzichtelijk en toetsbaar te worden gepresenteerd. Bij de Fiscale
Inlichtingen- en Opsporingsdienst (FIOD) worden de door de verdachten aangeleverde
onderzoeksresultaten daarop ook altijd gecontroleerd en door het OM vervolgens geverifieerd.
Verder is en blijft het OM verantwoordelijk voor een strafrechtelijk onderzoek en
beslist over het inzetten van strafvorderlijke bevoegdheden en over de vervolging.
Voorts dienen, als (eigen) advocaten worden ingeschakeld voor zelfstandige onderzoeken,
zij zich te houden aan de voor hen geldende beroeps- en gedragsregels, zoals onder
andere neergelegd in de kernwaarden genoemd in artikel 10a van de Advocatenwet. Zo
dienen zij bij het uitvoeren van het onderzoek voldoende onafhankelijkheid te betrachten
ten opzichte van hun opdrachtgever. De naleving van deze regels wordt geborgd door
het voor de beroepsgroep geldende tuchtrecht.
Vraag 3
Wordt inmiddels bijgehouden in hoeveel strafrechtelijke onderzoeken zelfonderzoek
wordt aangedragen en in hoeveel gevallen dit heeft geleid tot strafvermindering? Zo
nee, waarom niet? Hoe kan dan zicht worden gehouden op eventueel onwenselijke effecten
van deze manier van werken door het openbaar ministerie (OM)? Wat zijn de plannen
van het OM op het gebied van het overlaten van feitenonderzoek aan advocaten van bedrijven
zelf?
Antwoord 3
Het aantal strafrechtelijke onderzoekszaken waarbij zelfstandige onderzoeken zijn
aangedragen en in hoeveel gevallen dit heeft geleid tot strafvermindering, worden
niet als zodanig geregistreerd bij het OM. Leidend is het aantal strafrechtelijke
onderzoeken, een zelfonderzoek wordt daarin meegenomen. Nu een zelfstandig onderzoek
door de verdachte zelf altijd door de FIOD wordt gecontroleerd en door het OM wordt
geverifieerd, wordt zicht gehouden op eventueel onwenselijke effecten.
Het OM wil in de toekomst vaker gebruik maken van onafhankelijk onderzoek door professionals,
waaronder advocaten of (forensisch) accountants, die door verdachte bedrijven zelf
zijn ingehuurd, waarbij voornoemde randvoorwaarden te allen tijde in acht dienen te
worden genomen.
Vraag 4, 5
Erkent u dat er grote risico’s zitten aan dit soort zelfonderzoek, tenminste het risico
dat de beschuldigde rechtspersoon zichzelf probeert vrij te pleiten middels onderzoek
door eigen advocaten, waarbij mogelijk niet de volledige waarheid op tafel komt, doordat
bijvoorbeeld geen adequate hoor en wederhoor plaatsvindt, en mogelijk zelfs de schuld
in de schoenen van anderen geschoven kan worden?
Ziet u ook dat, gelet op de omstandigheid dat advocaten een vertrouwensrelatie met
hun cliënten hebben en dan ook per definitie partijdig zijn, dit op gespannen voet
kan staan met waarheidsvinding, omdat bedrijven en hun bestuurders juist schadelijke
publiciteit willen vermijden, en dat het dan ook onwenselijk is dat het OM fraudeonderzoek
overlaat aan de te onderzoeken partij zelf? Zo nee, kunt u uitleggen waarom u dit
wel wenselijk acht?
Antwoord 4, 5
De afweging om wel of niet (eigen) advocaten in te schakelen ten behoeve van een zelfstandig
onderzoek is aan bedrijven zelf. Gelet op de eerder genoemde randvoorwaarden waaraan
dergelijke onderzoeken door (eigen) advocaten dienen te voldoen, ben ik van mening
dat de eventueel onwenselijke risico’s aan dit soort onderzoeken in voldoende mate
worden gemitigeerd.
Vraag 6
Vindt u het niet opzienbarend dat juist de advocaten die in deze kwestie (1) bekritiseerd
worden de aanjagers zijn van de ontwikkeling dat bedrijven juist vaker zelfonderzoek
door eigen advocaten uit zouden moeten laten voeren?3
Antwoord 6
Dat het OM juist samen met de advocatuur de mogelijkheden beziet hoe vaker gebruik
kan worden gemaakt van zelfstandige onderzoeken, waarbij voornoemde randvoorwaarden
te allen tijde in acht dienen te worden genomen, vind ik in z’n algemeenheid een goede
zaak. De bekritisering van de advocaten in deze kwestie is nu onderwerp van een lopende
tuchtrechtelijke procedure. Het is aan de tuchtrechter om zich een oordeel te vormen
over de vraag of de advocaten in strijd met het tuchtrecht hebben gehandeld.
Vraag 7
Deelt u de mening dat in het geval een feitenonderzoek door de verdachte zelf deel
uitmaakt van het dossier van het OM, de FIOD altijd moet verantwoorden op welke manier
zij dit zelfonderzoek heeft gecontroleerd en op bruikbaarheid heeft beoordeeld? Zo
ja, hoe gaat u dit formeel vormgeven? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 7
Ja, voor het OM moet duidelijk zijn op welke manier de FIOD een zelfstandig onderzoek
heeft gecontroleerd op voldoende diepgang, volledigheid en juistheid. Tussen de FIOD
en het OM bestaan hierover goede werkafspraken.
Vraag 8
Deelt u de mening dat, daar waar u in antwoord op eerdere vragen van de leden Groothuizen
en Van Nispen leek te bevestigen dat, wanneer iemand meewerkt aan een onderzoek dit
kan leiden tot strafvermindering, er een verschil zit tussen «meewerken aan een onderzoek»
en zelf onderzoek doen en dat onderzoek dan aan het OM presenteren als de waarheid?
Zo ja, kunt u verduidelijken of voor dat laatste ook strafvermindering bedongen kan
worden en waarom u dat dan wenselijk acht?4
Antwoord 8
Ik ben van mening dat de mate en manier van «meewerken» kan verschillen. De hoogte
van de strafeis van het OM voor een verdachte is daarom altijd afhankelijk van alle
feiten en omstandigheden van het geval. Indien een verdachte meewerkt in een strafproces
is dat een omstandigheid die door het OM in de regel positief wordt meegewogen bij
het bepalen van de strafeis. Die afweging kan ook plaatsvinden bij een zelfstandig
onderzoek zolang het onderzoek voldoende diepgang heeft en juist en volledig is. Wanneer
een strafzaak aan de rechter wordt voorgelegd beslist de rechter over eventuele strafverminderende
(of -verzwarende) omstandigheden.
Vraag 9
Kunt u deze vragen beantwoorden voor het Algemeen Overleg financieel-economische criminaliteit?
Antwoord 9
Daaraan heb ik bij deze voldaan.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
F.B.J. Grapperhaus, minister van Justitie en Veiligheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.