Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Bergkamp over het voorkomen van vechtscheidingen met mogelijke ouderverstoting tot gevolg
Vragen van het lid Bergkamp (D66) aan de Minister voor Rechtsbescherming over het voorkomen van vechtscheidingen met mogelijke ouderverstoting tot gevolg (ingezonden 4 maart 2020).
Antwoord van Minister Dekker (Rechtsbescherming) (ontvangen 3 april 2020) Zie ook
Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2019–2020, nr. 2217
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «Na scheiding het huis behouden wordt makkelijker»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Denkt u dat deze maatregel zou kunnen leiden tot minder zogeheten vechtscheidingen
doordat de hypotheek eventueel een minder groot struikelblok binnen de scheiding zou
zijn? Zo ja, ziet u een rol voor de regering weggelegd om te stimuleren dat hypotheekverstrekkers
een dergelijke regeling ook implementeren voor huizen die niet onder de nationale
hypotheekgarantie vallen?
Antwoord 2
Het gezamenlijke bezit van een koopwoning kan een complicerende factor zijn in een
scheiding. De wijziging in de voorwaarden en normen van Nationale Hypotheek Garantie
maakt het eenvoudiger voor een van de partners om na de scheiding in de woning te
blijven wonen. De Autoriteit Financiële Markten (AFM) heeft in 2013 verduidelijkt
hoe kredietverstrekkers bij een relatiebreuk kunnen omgaan met de hypotheekregels.
Uitgelegd is dat kredietverstrekkers door gebruikmaking van maatwerk bij de achterblijvende
ex-partner kunnen toetsen of deze de werkelijke woonlasten kan dragen. Uitgangspunt
is hierbij dat een bestendige financiële situatie wordt gecreëerd, omdat overkreditering
voorkomen moet worden. Het is mijn beeld dat veel kredietverstrekkers gebruikmaken
van de mogelijkheden die er zijn om maatwerk toe te passen. De manier waarop zij dit
doen valt onder de verantwoordelijkheid van de kredietverstrekker. Ik zie hierin geen
rol voor de overheid.
Vraag 3
Kunt u toelichten wat de laatste stand van zaken is rondom de pilot om kinderen beter
te betrekken bij het ouderschapsplan? Zijn de resultaten van het wetenschappelijk
onderzoek onder begeleiding van de Vrije Universiteit Amsterdam en Universiteit Tilburg
binnen? Kunt u deze aan de Tweede Kamer sturen en welke conclusies trekt u hieruit?
Antwoord 3
De pilot bij de rechtbank Overijssel is afgerond per 1 mei 2019. Het wetenschappelijk
onderzoek zal naar verwachting eind mei 2020 worden opgeleverd. Het Landelijk Overleg
Vakinhoud Familie- en Jeugdrecht zal op basis van de conclusies van de onderzoekers
een besluit nemen over eventueel landelijk gebruik van de werkwijze. Ik zal uw Kamer
hierover informeren in de voortgangsrapportage van het programma Scheiden zonder Schade.
Vraag 4
Heeft u zicht op hoeveel kinderen, als gevolg van een vechtscheiding tussen de ouders,
geconfronteerd worden met het verschijnsel ouderverstoting, waarbij de ene ouder het
contact van het kind met de andere ouder stelselmatig ondermijnt hetgeen kan leiden
tot verstoting?
Antwoord 4
Er zijn cijfers beschikbaar over contactverlies tussen (een van de) ouders en kinderen
na een scheiding. In de Agenda voor actie «Scheiden en de kinderen dan?» staat dat
15 procent van alle kinderen van gescheiden ouders na de scheiding geen contact met
een van de ouders meer heeft.2 Deze cijfers zijn afgeleid van het WODC-onderzoek uit 2017 over verblijfsarrangementen
na scheiding en van de rapporten van de Kinderombudsman, zoals het rapport «Verkenning
naar de kindvriendelijke advocatuur.3 Uit onderzoek blijkt bovendien dat contactverlies doorwerkt in de volwassenheid:
20 procent van de volwassen kinderen heeft na ouderlijke scheiding geen contact met
hun vader en 5 procent ziet hun moeder niet meer – in intacte gezinnen betreft dit
respectievelijk 2 procent en 1 procent van de kinderen.4
Voornoemde rapporten maken duidelijk dat aan het ontstaan van contactverlies na scheiding
een complex van factoren ten grondslag kan liggen. Een complex van factoren dat bovendien
moeilijk kwantificeerbaar is. Contactverlies na scheiding valt niet per definitie
samen met ouderverstoting. Dat geldt evenmin voor onttrekking aan het ouderlijk gezag,
waarover wel cijfers beschikbaar zijn (zie het antwoord van vraag5. Bovendien hebben we in termen van «harde cijfers», wel zicht op gerechtelijke procedures,
maar is er vrijwel geen informatie beschikbaar over de samenwoners die uit elkaar
gaan en niet de gang naar de rechter maken. Voor het vaststellen van harde cijfers
over het verschijnsel ouderverstoting waarnaar in de vraagstelling wordt verwezen,
is allereerst een eenduidig begrip daarvan nodig. Die definitie is er op dit moment
niet. Vorig jaar is op verzoek van uw Kamer het expertteam ouderverstoting/complexe
omgangsproblematiek ingericht. Ik verwacht dat hun bevindingen aangrijpingspunten
bevatten om meer zicht te krijgen op de omvang van de problematiek.
Vraag 5 en 6
Welke opdracht is het expertteam «Ouderverstoting»6 meegegeven?
Is het expertteam enige beperking opgelegd aangaande hun mogelijke aanbevelingen of
kunnen zij bijvoorbeeld ook adviseren om bepaalde wettelijke bepalingen te schrappen
c.q.toevoegen of nieuwe overheidsinstellingen op te richten?
Antwoord 5 en 6
Het expertteam heeft, conform de motie van Uw Kamer, de opdracht om concrete oplossingen
voor de problematiek te laten uitwerken in samenwerking met ervaringsdeskundigen door:
de methodieken om signalen van ouderverstoting te herkennen adequaat in kaart te brengen
voor de verschillende (juridische en gedragswetenschappelijke) professionals;
de benodigde kennis (en de lacunes daarin) bij de betrokken professionals te inventariseren;
een plan op te stellen om de lacunes te dichten;
de interventies te beschrijven om tijdig (voorkomen) en effectief (in zaken waar ouderverstoting
zich voordoet) in te kunnen grijpen.7
Vraag 7
Ligt het expertteam op schema en komen zij derhalve op 1 juli 2020 met hun aanbevelingen?
Antwoord 7
De voorzitter van het expertteam heeft in een eerder stadium laten weten rond de zomer
met een rapportage te zullen komen.8 Vanwege de maatregelen die het kabinet noodzakelijkerwijs heeft moeten nemen in de
aanpak van het coronavirus, verwacht ik dat hierin vertraging zal optreden, zodat
de bevindingen in het najaar naar buiten zullen komen.
Vraag 8 en 10
Vindt u dat de handhaving van afspraken of rechterlijke beslissingen op sociaal terrein,
waaronder omgangsregelingen, in Nederland op dit moment goed geregeld is? Zo ja, kunt
u uitleggen waarom? Zo nee, waarom niet?
Zou een landelijk instelling, naar analogie van het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen,
zoals voorgesteld door vechtscheidingshulp9 een mogelijke oplossingsrichting kunnen zijn voor de problematiek rondom ouderverstoting?
Zo ja, bent u bereid dit voorstel expliciet onder de aandacht van het expertteam te
brengen? Zo nee, kunt u uitleggen waarom u dit geen goed idee vindt?
Antwoord 8 en 10
Ik ben mij ervan bewust dat (niet) naleving van afspraken of rechterlijke beslissingen
inzake een scheiding een bron van conflicten kan vormen. Om deze reden is daarvoor
veel aandacht binnen het programma Scheiden zonder Schade en het expertteam. Het voorstel
voor een bureau naar analogie van het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen
is bekend bij het expertteam. Ik wacht hun advies daarover af.
Vraag 9
Hoe vaak is in 2017, 2018 en 2019 bij de politie een melding binnengekomen van het
misdrijf «onttrekking ouderlijk gezag», ook wel artikel 279 van het Wetboek van Strafrecht?
Hoe vaak heeft dit geleid tot een onderzoek van het openbaar ministerie? Hoe vaak
heeft dit geleid tot een strafzaak en hoe vaak tot een veroordeling?
Antwoord 9
Er zijn bij de politie geen gegevens beschikbaar over het aantal aangiften/meldingen
betreffende onttrekking aan het ouderlijk gezag omdat deze in de systemen van de politie
niet kunnen worden gedetecteerd. Wel is bekend dat de afgelopen drie jaar er steeds
ongeveer 200 zaken per jaar zijn geweest waarvan een dossier aangaande een verdachte
ter zake van art. 279 van het Wetboek van Strafrecht door de politie is ingezonden
naar het Openbaar Ministerie. Dit heeft de afgelopen drie jaar geleid tot 100 tot
150 OM-afdoeningen per jaar. Cijfers van de rechtspraak tonen dat de afgelopen drie
jaar ongeveer 60 strafopleggingen per jaar hebben plaatsgevonden waarin onttrekking
ouderlijk gezag in elk geval één van de ten laste gelegde delicten was.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S. Dekker, minister voor Rechtsbescherming
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.