Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Sjoerdsma, Belhaj en Groothuizen over een Nederlandse bijdrage aan een gereactiveerde ‘Sophia-missie’
Vragen van de leden Sjoerdsma, Belhaj en Groothuizen (allen D66) aan de Ministers van Buitenlandse Zaken en van Defensie en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid over een Nederlandse bijdrage aan een gereactiveerde «Sophia-missie» (ingezonden 3 februari 2020).
Antwoord van Minister Blok
(Buitenlandse Zaken) en van Minister Bijleveld-Schouten (Defensie), mede namens de
Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid (ontvangen 3 april 2020) Zie ook Aanhangsel
Handelingen, vergaderjaar 2019–2020, nr. 1919
Vraag 1
Heeft u kennis genomen van de resultaten van de Libië-top in Berlijn?
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2, 3 en 4
Hoe duidt u de gemaakte afspraken?
Bent u het ermee eens dat de Europese Unie (EU) een belangrijke bijdrage dient te
leveren op het gebied van vrede en veiligheid in haar directe geografische omgeving?
Ben u nog steeds van mening, zoals gesteld in de kabinetsbrief van 9 september 2016,
dat een bijdrage aan een stabiel Libië een bijdrage is aan een veilig Europa?1 Zo nee, waarom niet?
Antwoord 2, 3 en 4
Tijdens de internationale conferentie over Libië, die op 19 januari jl. plaatsvond
in Berlijn, werd door de aanwezige landen en organisaties een breed pakket aan afspraken
gemaakt met als doel de de-escalatie van het conflict in Libië. Het kabinet verwelkomt
de uitkomsten van de Berlijn conferentie en benadrukt het belang van volledige implementatie,
met in de eerste plaats een duurzaam staakt-het-vuren, volledige naleving van het
VN-wapenembargo en geloofwaardige stappen op het politieke spoor.
Voortdurende instabiliteit in Libië heeft directe gevolgen voor Europa, bijvoorbeeld
op het gebied van migratie, maar zorgt er ook voor dat terroristische groeperingen
en georganiseerde misdaad voet aan de grond krijgen. Het kabinet dringt al langere
tijd in EU-verband aan op een sterk en verenigd optreden van de EU in Libië.
Vraag 5 en 8
Bent u het ermee eens dat het controleren van de naleving van het wapenembargo van
groot belang is voor de veiligheid van Libië en van Europa? Zo nee, waarom niet? Zo
ja, op welke wijze kan de EU en Nederland daaraan bijdragen?
Hoe staat u tegenover het idee van de Hoge Vertegenwoordiger van de EU voor buitenlands
beleid, Borrell, om de EU op de Middellandse Zee het Libische wapenembargo te laten
monitoren? Hoe staat u tegenover zijn voorstel om met onder andere dat doeleinde de
maritieme tak van de EU-missie «Sophia» te reactiveren?
Antwoord 5 en 8
Het conflict in Libië is meer dan ooit onderhevig aan buitenlandse inmenging. De toevoer
van militaire middelen aan de Libische partijen komt een politieke oplossing niet
ten goede. Het kabinet acht strikte naleving van het wapenembargo daarom noodzakelijk
en benadrukt onder andere het belang van een Europese rol op dit gebied. De EU heeft
met dit doel EUNAVFOR MED operatie Irini gelanceerd op 31 maart jl. De nieuwe operatie
komt ter opvolging van EUNAVFOR MED operatie Sophia en heeft als hoofdtaak het implementeren
van het VN-wapenembargo. Voor deze taak zullen observatiemiddelen, zoals satellietbeelden
en verkenningsvluchten en schepen worden ingezet.
Vraag 6 en 7
Ben u het ermee eens dat verdere destabilisering van Libië aanzienlijke humanitaire
gevolgen kan hebben? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke wijze kan de EU en Nederland
bijdragen aan het mitigeren van deze gevolgen?
Ben u het ermee eens dat verdere destabilisering van Libië aanzienlijke gevolgen kan
hebben, bijvoorbeeld door het op gang komen van migratiestromen? Zo nee, waarom niet?
Zo ja, op welke wijze kan de EU en Nederland bijdragen aan het mitigeren van deze
gevolgen?
Antwoord 6 en 7
De mogelijke gevolgen van verdere destabilisering van Libië baren het kabinet zorgen.
Libië, Noord-Afrika, maar ook de EU zijn gebaat bij een politieke oplossing voor het
conflict. Dat betekent in de eerste plaats dat gemaakte afspraken, zoals die tijdens
de internationale bijeenkomst in Berlijn, moeten worden nageleefd. Zoals hierboven
aangegeven, heeft het kabinet meermaals benadrukt dat een actieve rol van de EU hierin
noodzakelijk is.
Aanhoudende instabiliteit in Libië heeft mogelijk ook gevolgen op het gebied van migratie.
Op dit moment heeft het kabinet geen indicaties dat er nieuwe migratiestromen op gang
komen. Daarnaast heeft het kabinet in het najaar 2019 additionele bijdragen aan UNHCR
en IOM in Libië (resp. EUR 3,9 mln. en EUR 2,5 mln.) gedaan om de verslechterde humanitaire
situatie van vluchtelingen en migranten het hoofd te bieden. Deze bijdragen worden
o.a. ingezet voor evacuatie van kwetsbare vluchtelingen middels het nieuwe Emergency Transfer
Mechanism (ETM) in Rwanda, cash assistentie aan ontheemden en vluchtelingen in stedelijke centra en de vrijwillige
terugkeer van migranten.
Vraag 9, 10 en 11
Is Nederland bereid en in staat een daadwerkelijke bijdrage te leveren aan een dergelijke
«gereactiveerde» missie? Zo ja, in welke vorm? Zo nee, waarom niet?
Indien Nederland op dit moment niet in staat is een bijdrage te leveren, bent u dan
bereid een dergelijke bijdrage te prioriteren? Zo nee, waarom niet?
Bent u het ermee eens dat een gereactiveerde Sophia-missie ook kan bijdragen aan het
beschermen van Nederlandse reders en het voorkomen van tragedies op zee? Zo nee, waarom
niet? Zo ja, bent u bereid zich in te spannen voor een breed mandaat waarbij de missie
inzet op het monitoren van het wapenembargo, het tegengaan van mensensmokkel en het
eerbiedigen van het zeerecht? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 9, 10 en 11
Op 31 maart jl. is de EUNAVFOR MED Operatie Irini gelanceerd met als hoofdtaak het
implementeren van het VN-wapenembargo voor Libië (VNVR Resoluties 1970 en 2292). Daarnaast
zal de operatie gericht zijn op het bestrijden van georganiseerde mensensmokkel, capaciteitsopbouw,
training en monitoring van de Libische kustwacht en marine, evenals het tegengaan
van oliesmokkel. Hier heeft het kabinet ook voor gepleit.
Het force generationproces van operatie Irini loopt. Een continuering van een Nederlandse bijdrage met
stafofficieren op het hoofdkwartier in Rome (2–3 militairen, conform Nederlandse bijdrage
aan operatie Sophia) ligt voor de hand, juist om goed geïnformeerd te blijven over
de ontwikkelingen in de missie. Het kabinet beraadt zich nog op een eventuele bijdrage
met andere capaciteiten. Uiteraard zal het kabinet de wenselijkheid en haalbaarheid
van een bijdrage zorgvuldig afwegen in het licht van de situatie op dat moment en
op basis van een militair advies.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S.A. Blok, minister van Buitenlandse Zaken -
Mede namens
A. Broekers-Knol, staatssecretaris van Justitie en Veiligheid -
Mede ondertekenaar
A.Th.B. Bijleveld-Schouten, minister van Defensie
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.