Voorstel van wet : Voorstel van wet
35 429 Aanpassing van enkele wetten ter uitvoering van de Verordening (EU) 2017/1939 van de Raad van 12 oktober 2017 betreffende nauwere samenwerking bij de instelling van het Europees Openbaar Ministerie («EOM») (PbEU 2017, L 283) (Invoeringswet EOM)
ARTIKEL I
ARTIKEL II
ARTIKEL III
ARTIKEL IV
ARTIKEL V
ARTIKEL VI
ARTIKEL VII
ARTIKEL VIII
ARTIKEL IX
Nr. 2 VOORSTEL VAN WET
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau,
enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat aanpassing van wetgeving nodig is ter uitvoering
van de Verordening (EU) 2017/1939 van de Raad van 12 oktober 2017 betreffende nauwere
samenwerking bij de instelling van het Europees Openbaar Ministerie («EOM») (PbEU
2017, L 283);
Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen
overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden
en verstaan bij deze:
ARTIKEL I
In artikel 80, tweede lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen wordt «Het
bestuur doet de processen-verbaal betreffende strafbare feiten, ter zake waarvan inverzekeringstelling
of voorlopige hechtenis is toegepast dan wel een woning tegen de wil van de bewoner
is binnengetreden, met de inbeslaggenomen voorwerpen onverwijld toekomen aan de bevoegde
officier van justitie.» vervangen door:
«Het bestuur doet de processen-verbaal betreffende strafbare feiten,
a. als bedoeld in de artikelen 22 en 25 van de Verordening (EU) 2017/1939 van de Raad
van 12 oktober 2017 betreffende nauwere samenwerking bij de instelling van het Europees
Openbaar Ministerie («EOM») (PbEU 2017, L 283), of
b. ter zake waarvan inverzekeringstelling of voorlopige hechtenis is toegepast dan wel
een woning tegen de wil van de bewoner is binnengetreden, met de inbeslaggenomen voorwerpen,
onverwijld toekomen aan de bevoegde officier van justitie.».
ARTIKEL II
In artikel 11:3, tweede lid, van de Algemene douanewet wordt «De inspecteur doet de
processen-verbaal betreffende strafbare feiten, ter zake waarvan inverzekeringstelling
of voorlopige hechtenis is toegepast dan wel een woning tegen de wil van de bewoner
is binnengetreden, met de in beslag genomen voorwerpen onverwijld toekomen aan de
bevoegde officier van justitie.» vervangen door:
«De inspecteur doet de processen-verbaal betreffende strafbare feiten,
a. als bedoeld in de artikelen 22 en 25 van de Verordening (EU) 2017/1939 van de Raad
van 12 oktober 2017 betreffende nauwere samenwerking bij de instelling van het Europees
Openbaar Ministerie («EOM») (PbEU 2017, L 283), of
b. ter zake waarvan inverzekeringstelling of voorlopige hechtenis is toegepast dan wel
een woning tegen de wil van de bewoner is binnengetreden, met de inbeslaggenomen voorwerpen,
onverwijld toekomen aan de bevoegde officier van justitie.».
ARTIKEL III
De Overleveringswet wordt als volgt gewijzigd:
A
Aan artikel 1 wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel n door
een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:
o. Verordening EOM:
de Verordening (EU) 2017/1939 van de Raad van 12 oktober 2017 betreffende nauwere
samenwerking bij de instelling bij de instelling van het Europees Openbaar Ministerie
(«EOM») (PbEU 2017, L 283).
B
Na artikel 1 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 1a
In afwijking van de onderdelen b, i en j van artikel 1 wordt voor de toepassing van
hoofdstuk II van deze wet ten behoeve van de uitoefening van de taken van het Europees
Openbaar Ministerie als bedoeld in artikel 4 van de Verordening EOM, gelezen voor:
– Europees aanhoudingsbevel:
de schriftelijk vastgelegde beslissing op grond van artikel 33, tweede lid, van de
Verordening EOM strekkende tot de aanhouding en de overlevering van een persoon door
de justitiële autoriteit van een andere lidstaat;
– uitvaardigende justitiële autoriteit:
de justitiële autoriteit van een lidstaat van de Europese Unie, krachtens het nationale
recht bevoegd tot het afgeven van een Europees aanhoudingsbevel of de gedelegeerd
Europese aanklager bedoeld in artikel 13 van de Verordening EOM;
– uitvaardigende lidstaat:
de lidstaat van de Europese Unie waar de uitvaardigende justitiële autoriteit of de
gedelegeerd Europese aanklager bedoeld in artikel 13 van de Verordening EOM werkzaam
is.
C
In artikel 7, eerste lid, onderdeel a, wordt na «een door autoriteiten van de uitvaardigende
lidstaat» ingevoegd: «of het Europees Openbaar Ministerie bedoeld in artikel 1 van
Verordening EOM,».
ARTIKEL IV
Aan artikel 2 van het Wetboek van Strafvordering wordt een lid toegevoegd, luidende:
3. De bevoegdheid tot kennisneming in eerste aanleg van strafbare feiten die op grond
van de Verordening (EU) 2017/1939 van de Raad van 12 oktober 2017 betreffende nauwere
samenwerking bij de instelling bij de instelling van het Europees Openbaar Ministerie
(«EOM») (PbEU 2017, L 283) worden vervolgd, berust bij de rechtbank Amsterdam, de
rechtbank Oost-Brabant, de rechtbank Overijssel en de rechtbank Rotterdam.
ARTIKEL V
Aan artikel 3 van de Wet op de bijzondere opsporingsdiensten wordt, onder vervanging
van de punt aan het slot van onderdeel d door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd,
luidende:
e. de opsporing van strafbare feiten als bedoeld in de artikelen 22 en 25 van de Verordening
(EU) 2017/1939 van de Raad van 12 oktober 2017 betreffende nauwere samenwerking bij
de instelling van het Europees Openbaar Ministerie («EOM») (PbEU 2017, L 283).
ARTIKEL VI
De Wet op de rechterlijke organisatie wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 1 wordt, onder verlettering van onderdeel h tot onderdeel i, een onderdeel
ingevoegd, luidende:
h. de Verordening EOM:
de Verordening (EU) 2017/1939 van de Raad van 12 oktober 2017 betreffende nauwere
samenwerking bij de instelling bij de instelling van het Europees Openbaar Ministerie
(«EOM») (PbEU 2017, L 283);
B
Na artikel 144 wordt een hoofdstuk ingevoegd, luidende:
HOOFDSTUK 4A. BEPALINGEN TER UITVOERING VAN DE VERORDENING EOM
Artikel 144a
1. Alle bevoegdheden die naar Nederlands recht toekomen aan de officier van justitie,
de advocaat-generaal en het openbaar ministerie, komen toe aan de gedelegeerd Europees
aanklager, bedoeld in artikel 13 van de Verordening EOM, ten behoeve van de uitoefening
van de taken van het Europees Openbaar Ministerie als bedoeld in artikel 4 van de
Verordening EOM.
Artikel 144b
Bij toepassing van artikel 28, vierde lid, van de Verordening EOM heeft de Europese
aanklager, bedoeld in artikel 12 van de Verordening EOM, dezelfde bevoegdheden als
de gedelegeerd Europese aanklager op grond van artikel 144a.
Artikel 144c
De functie van gedelegeerd Europees aanklager wordt vervuld door een rechterlijk ambtenaar
die werkzaam is bij het functioneel parket.
Artikel 144d
1. Het hoofd van het functioneel parket draagt zorg voor de noodzakelijke voorzieningen
voor de gedelegeerd Europees aanklager, bedoeld in artikel 13 van de Verordening EOM,
ten behoeve van de uitvoering van de taken, bedoeld in artikel 4 van de Verordening
EOM.
2. Tot de noodzakelijke voorzieningen bedoeld in het eerste lid behoren in ieder geval:
a. ambtelijke ondersteuning van de gedelegeerd Europese aanklager, en
b. huisvesting van de gedelegeerd Europese aanklager en de ambtenaren belast met diens
ondersteuning.
3. Het hoofd van het functioneel parket houdt bij de verdeling van werkzaamheden rekening
met de werkzaamheden die de ambtenaren die de gedelegeerd Europese aanklager ondersteunen
moeten verrichten. Deze ambtenaren zijn wat betreft de uitoefening van hun taken op
grond van de Verordening EOM uitsluitend verantwoording verschuldigd aan de gedelegeerd
Europese aanklager.
Artikel 144e
Onze Minister doet namens Nederland de voordracht als bedoeld in artikel 16, eerste
lid, en artikel 17, eerste lid, van de Verordening EOM, gehoord het College van procureurs-generaal.
ARTIKEL VII
De Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren wordt als volgt gewijzigd:
A
Aan artikel 41 wordt een lid toegevoegd, luidende:
5. Het hoofd van het parket waarbij rechterlijke ambtenaren werkzaam zijn die tevens
zijn benoemd als gedelegeerd Europese aanklager als bedoeld in artikel 13 van de Verordening
(EU) 2017/1939 van de Raad van 12 oktober 2017 betreffende nauwere samenwerking bij
de instelling bij de instelling van het Europees Openbaar Ministerie («EOM») (PbEU
2017, L 283), deelt aan deze rechterlijke ambtenaren slechts werkzaamheden toe als
hen dat niet belet te voldoen aan de verplichtingen die krachtens de verordening op
hen rusten.
B
Aan artikel 42 wordt een lid toegevoegd, luidende:
6. Het eerste en tweede lid zijn niet van toepassing als artikel 113, derde lid, van
de Verordening (EU) 2017/1939 van de Raad van 12 oktober 2017 betreffende nauwere
samenwerking bij de instelling bij de instelling van het Europees Openbaar Ministerie
(«EOM») (PbEU 2017, L 283) van toepassing is.
ARTIKEL VIII
Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat
voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.
ARTIKEL IX
Deze wet wordt aangehaald als: Invoeringswet EOM.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries,
autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering
de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister van Justitie en Veiligheid,
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.