Voorstel van wet : Voorstel van wet
35 428 Wijziging van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek teneinde te voorzien in een adviesrecht voor gemeenten bij de procedure rond beschermingsbewind wegens problematische schulden
ARTIKEL I
Nr. 2
VOORSTEL VAN WET
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau
enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is dat Boek 1 van het Burgerlijk
Wetboek wordt gewijzigd, teneinde te voorzien in een adviesrecht voor gemeenten bij
de procedure rond beschermingsbewind wegens problematische schulden;
Zo is het dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen
overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden
en verstaan bij deze:
ARTIKEL I
Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 431 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid komt als volgt te luiden:
1. De kantonrechter kan een bewind instellen over één of meer van de goederen die een
meerderjarige als rechthebbende toebehoren of zullen toebehoren
a. voor een bepaalde of onbepaalde tijdsduur indien de meerderjarige tijdelijk of duurzaam
niet in staat is ten volle zijn vermogensrechtelijke belangen behoorlijk waar te nemen
als gevolg van zijn lichamelijke of geestelijke toestand, dan wel
b. voor een bepaalde tijdsduur indien de meerderjarige tijdelijk niet in staat is ten
volle zijn vermogensrechtelijke belangen behoorlijk waar te nemen als gevolg van verkwisting
of het hebben van problematische schulden.
2. Na het vierde lid wordt een lid toegevoegd, luidende:
5. Onder aan de meerderjarige toebehorende goederen zijn in deze titel begrepen goederen
die behoren tot zijn huwelijksgemeenschap of gemeenschap van geregistreerd partnerschap
en die niet uitsluitend onder het bestuur van zijn echtgenoot dan wel geregistreerd
partner staan.
B
Na artikel 432 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 432a
1. Dit artikel is van toepassing indien het college van burgemeester en wethouders van
de gemeente waar de rechthebbende woonplaats heeft, schriftelijk aan de griffier van
de ingevolge artikel 266 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering bevoegde
rechtbank kenbaar heeft gemaakt dat het advies wenst uit te brengen over de vraag
of een voldoende behartiging van de belangen van rechthebbenden kan worden bewerkstelligd
met een meer passende en minder verstrekkende voorziening dan met de voortzetting
van bewind, totdat het college deze verklaring schriftelijk intrekt.
2. De rechter verplicht de bewindvoerder binnen drie maanden na de instelling van een
bewind wegens verkwisting of het hebben van problematische schulden afschrift van
de boedelbeschrijving, bedoeld in artikel 436, eerste lid, en een plan van aanpak
te zenden aan het college.
3. De rechter kan de bewindvoerder verplichten binnen drie maanden na de instelling
van een bewind wegens een lichamelijke of geestelijke toestand afschrift van de bescheiden,
bedoeld in het tweede lid, te zenden aan het college indien tevens sprake is van problematische
schulden.
4. Indien de rechter de bewindvoerder verplicht de bescheiden, bedoeld in het tweede
lid, te zenden aan het college, kan het college aan de rechter een advies als bedoeld
in het eerste lid uitbrengen. De bewindvoerder bericht het college binnen een week
na de instelling van het bewind over de instelling.
5. Het college verstrekt het advies aan de griffier, de rechthebbende en de bewindvoerder
binnen vier weken na ontvangst van de bescheiden, bedoeld in het tweede lid.
6. Indien het college adviseert dat een voldoende behartiging van de belangen van de
rechthebbende kan worden bewerkstelligd met een meer passende en minder verstrekkende
voorziening, beslist de rechter of het bewind wordt voortgezet dan wel beëindigd.
De griffier zendt afschrift van de beschikking aan het college. In afwijking van artikel
806, eerste lid, onderdeel a, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering staat
voor het college geen hoger beroep open tegen de beschikking.
7. Gelet op artikel 9, tweede lid, onderdeel b, van de Algemene Verordening Gegevensverwerking
is het verbod om gegevens over de gezondheid van de rechthebbende te verwerken niet
van toepassing indien de verwerking noodzakelijk is in het kader van het verstrekken
van een advies als bedoeld in het eerste lid.
ARTIKEL II
Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat
voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries,
autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering
de hand zullen houden.
Gegeven,
De Minister voor Rechtsbescherming,
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.