Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Amhaouch en Palland over het bericht 'Franse treinfabrikant Alstom neemt treinentak Bombardier over'
Vragen van de leden Amhaouch en Palland (beiden CDA) aan de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat over het bericht «Franse treinfabrikant Alstom neemt treinentak Bombardier over» (ingezonden 21 februari 2020).
Antwoord van Staatssecretaris Keijzer (Economische Zaken en Klimaat) (ontvangen 1 april
            2020).
         
Vraag 1
            
Bent u bekend met het bericht «Franse treinfabrikant Alstom neemt treinentak Bombardier
               over»?1
Antwoord 1
            
Ja, hiermee ben ik bekend.
Vraag 2, 5 en 6
            
Hoe kijkt u aan tegen de geplande overname van Bombardier door Alstom, als versterking
               van Alstoms internationale concurrentiepositie? Zou u graag zien dat andere Europese
               bedrijven dit voorbeeld volgen, om beter te kunnen concurreren met »gigabedrijven»
               uit Azië en de Verenigde Staten?
            
Wat betekent een overname van Bombardier door Alstom voor het Europese treinverkeer
               en de Europese spoorindustrie? Verwacht u net als de Franse Minister van Financiën
               dat de overname zal leiden tot een «opwaardering» van de Europese spoorindustrie?
            
Kunt u inschatten of deze overname gevolgen heeft voor de Nederlandse economie? Zo
               ja, welke?
            
Antwoord 2, 5 en 6
            
Het kabinet heeft normaliter geen direct inzicht in de specifieke afwegingen die bedrijven
               maken om al dan niet samen te gaan. Fusies en overnames kunnen mogelijk leiden tot
               kostenbesparingen, nieuwe mogelijkheden voor innovatie of het versterken van de (internationale)
               concurrentiepositie van de betrokken bedrijven. Schaal- en/of synergievoordelen kunnen
               ook de consument ten goede komen. Tegelijkertijd is het van belang dat er in sectoren
               voldoende concurrentie blijft, omdat dit anders kan leiden tot hogere prijzen, lagere
               kwaliteit en verminderde prikkels om te innoveren.
            
Aangezien Nederland vooral een afnemer is van de bij deze concentratie betrokken bedrijven
               profiteert Nederland voornamelijk als de overname leidt tot een gunstigere prijs-kwaliteitverhouding.
               Als de overname leidt tot verminderde concurrentie zal de overname naar verwachting
               nadelig zijn voor Nederlandse afnemers en daarmee ook voor Nederlandse consumenten.
               Het is aan mededingingsautoriteiten om per casus te beoordelen of een overname leidt
               tot een significante beperking van de mededinging.
            
Vraag 3
            
Denkt u dat deze overname het gevolg is van het Frans-Duitse «Manifest voor een Europese
               Industriepolitiek», dat Frankrijk en Duitsland vorig jaar presenteerden? Bent u, in
               lijn met de kabinetspositie internationale concurrentiekracht van 14 mei 2019 en de
               «China-strategie» van 15 mei 2019, nog steeds van mening dat Europese samenwerking
               en investeringen in brede technologie te verkiezen zijn boven het creëren van «Europese
               kampioenen» via het mededingingsbeleid?
            
Antwoord 3
            
Welke redenen ten grondslag liggen aan een overname is aan betrokken bedrijven. Betrokken
               bedrijven proberen naar eigen zeggen hun positie te versterken om de concurrentie
               met partijen van buiten de EU beter aan te kunnen.
            
Ik ben in dit kader sinds mei vorig jaar niet veranderd van mening dat een stevig
               en politiek onafhankelijk mededingingstoezicht cruciaal is om te bewaken dat afnemers
               (zoals in dit geval de NS) niet geconfronteerd worden met te hoge prijzen, afnemende
               kwaliteit en een gebrek aan innovatie als gevolg van een gebrek aan concurrentie.
               Een sterk mededingingsinstrumentarium en gezonde concurrentie vormen de basis voor
               de Europese welvaart. Om de Europese concurrentiekracht te versterken is het naar
               de mening van het kabinet verstandiger om in te zetten op het verzorgen van een gelijk
               speelveld voor Europese bedrijven en het verstevigen van het Europese innovatiebeleid
               dan een eenzijdige focus te leggen op het kunstmatig creëren van Europese kampioenen
               via versoepeling van de mededingingskaders (waardoor fusies en overnames significante
               nadelige gevolgen kunnen hebben voor de concurrentie op de interne markt). Daarnaast
               garandeert een fusie of overname niet automatisch een Europese kampioen: het samenvoegen
               van bedrijven is immers niet altijd een succes gebleken.
            
Vraag 4
            
Hoe kansrijk acht u de overname van Bombardier door Alstom, wetende dat de toezichthouders
               een vergelijkbare overname van Siemens door Alstom vorig jaar hebben afgekeurd? Had
               u liever gezien dat deze overname destijds was doorgegaan en tot een fusie van twee
               Europese bedrijven had geleid?
            
Antwoord 4
            
De beoordeling van de overname zal door de Europese Commissie als onafhankelijk toezichthouder
               gemaakt worden. Ik onthoud mij hierover van commentaar. De fusiepoging tussen Alstom
               en Siemens is destijds door de Europese Commissie geblokkeerd omdat er significante
               mededingingsbezwaren werden geconstateerd. Daarmee zou de fusie van de twee Europese
               bedrijven naar verwachting nadelig zijn geweest voor Nederlandse afnemers (zoals de
               NS) en daarmee ook voor Nederlandse consumenten.
            
Vraag 7
            
Is uw verwachting dat dergelijke overnames of pogingen daartoe in de komende tijd
               vaker zullen voorkomen? Hoe moet de Europese Unie (EU) daar volgens u mee omgaan?
            
Antwoord 7
            
De sterke opkomst van onder andere Chinese bedrijven kan voor marktpartijen een aanleiding
               zijn om samen te willen gaan om op mondiaal niveau beter te kunnen concurreren. In
               de meeste gevallen zal dit vanuit mededingingsoptiek ook geen problemen opleveren.
               Tegelijkertijd is het kabinet van mening, zoals ook aangegeven in het antwoord op
               vraag 3, dat dergelijke fusies en overnames niet mogen leiden tot een significante
               beperking van de mededinging op de interne markt, waar afnemers en consumenten de
               nadelen van ondervinden. Het kabinet is dan ook geen voorstander van het versoepelen
               van het Europese concentratietoezicht. Om de Europese concurrentiekracht te versterken
               is het naar de mening van het kabinet verstandiger om in te zetten op een gelijk speelveld
               voor bedrijven op de Interne Markt en het verstevigen van het Europese innovatiebeleid.
            
Vraag 8
            
Welke mogelijkheden, anders dan in het mededingingsbeleid, ziet het kabinet om de
               internationale concurrentiepositie van zowel Nederlandse als Europese bedrijven te
               versterken, naast de inzet om met nieuw EU-toezicht te komen tot een gelijk speelveld
               voor ondernemingen?
            
Antwoord 8
            
In de kabinetspositie Europese concurrentiekracht2 is de visie van het kabinet uiteengezet op de wijze waarop de concurrentiepositie
               van de EU versterkt moet worden. In deze kabinetspositie is aangegeven dat de EU moet
               inzetten op het versterken van de Interne Markt, het moderniseren, maar niet verruimen
               van de mededingingsregels, een modern industriebeleid en een gelijk speelveld. Voor
               dit laatste punt wordt o.a. gekeken naar multilaterale en bilaterale handelsakkoorden,
               handelsdefensieve maatregelen, betere bescherming van intellectueel eigendom, het
               door u benoemde voorstel voor een Level Playing Field instrument (LPFi exportkredietverstrekking
               en hethet International Procurement Instrument (IPI) en).
            
Vraag 9
            
Wat vindt u van de situatie in het Verenigd Koninkrijk (VK), waar de regering in gesprek
               is met een Chinees staatsbedrijf over aanleg van een hogesnelheidsspoorlijn, dat claimt
               dit sneller en goedkoper te kunnen dan tot dusver door het VK gepland en begroot?
               Zijn er naar u weet Europese spelers die dit project ook hadden kunnen doen? Indien
               ja, welke? Hoe kijkt u naar deze ontwikkeling? Acht u het voorstelbaar dat China op
               deze wijze ook in Nederland en elders op het Europese vasteland voet aan de grond
               krijgt?3
Antwoord 9
            
Het Verenigd Koninkrijk is bezig uit te zoeken welke partij(en) de betreffende hogesnelheidslijn
               het beste kan (kunnen) aanleggen. In dit kader heb ik begrepen dat de betrokken instanties
               geïnteresseerd zijn om te horen hoe de China Railway Construction Corporation (CRCC)
               denkt hieraan een bijdrage te kunnen leveren. CRCC heeft niet meegedaan in de oorspronkelijke
               aanbesteding. Ik heb geen inzicht in de exacte aanbestedingsvoorwaarden die het VK
               gesteld heeft en waarom CRCC daar niet direct aan heeft meegedaan. Op dit moment wordt
               het project in het VK door Europese bedrijven uitgevoerd, zoals o.a. Balfour Beatty,
               Carillion, Costain, en Arup.
            
Het is aan individuele aanbestedende diensten om af te wegen of zij een partij uit
               een derde land, zoals CRCC, toelaten tot aanbestedingen. China is immers geen partij
               bij het Government Procurement Agreement. Dat betekent dat een in China gevestigd
               bedrijf uitgesloten mag worden bij aanbestedingen.
            
Nederland pleit voor een gelijk speelveld tussen Europese bedrijven en bedrijven uit
               derde landen. Specifiek op het gebied van aanbestedingen pleit Nederland daarnaast
               voor wederkerigheid. Dat houdt in dat Nederland wil dat Europese bedrijven in eerlijke
               concurrentie kunnen opereren met bedrijven uit derde landen, en dat Europese bedrijven
               in gelijke mate toegang hebben tot de markt voor overheidsopdrachten in derde landen
               als omgedraaid. In dit verband zet Nederland in EU-verband in op de totstandkoming
               van een effectief International Procurement Instrument.4 Daarover lopen op dit moment onderhandelingen binnen de EU. Nederland wil bovendien
               een gelijk(er) speelveld bevorderen door het creëren van een zogenaamd Level Playing
               Field Instrument.5
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
M.C.G. Keijzer, staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat 
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.