Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Den Boer en Sneller over de lokale noodverordeningen in verband met de bestrijding van het coronavirus
Vragen van de leden Den Boer en Sneller (beiden D66) aan de Ministers van Justitie en Veiligheid, van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en voor Medische Zorg over de lokale noodverordeningen in verband met de bestrijding van het coronavirus (ingezonden 19 maart 2020).
Antwoord van Minister Grapperhaus (Justitie en Veiligheid), mede namens de Ministers
van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
(ontvangen 1 april 2020).
Vraag 1
Klopt het dat de nieuwe aanvullende maatregelen ter bestrijding van het coronavirus
van 15 maart gebaseerd waren op artikel 7 lid 1 wet publieke gezondheid en de wet
op de veiligheidsregio’s?1 Waarom is de wettelijke grondslag voor de bevoegdheid niet vermeld in de brief?
Antwoord 1
Ja. De grondslag van de brief van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
is inderdaad artikel 7, eerste lid, van de Wet publieke gezondheid en artikel 39 van
de Wet veiligheidsregio’s. Het niet vermelden van de wettelijke grondslag was een
omissie.
Vraag 2
Bent u bereid in toekomstige kamerbrieven, wanneer het nieuwe beperkende maatregelen
betreft aangaande het coronavirus, de juridische basis van deze maatregelen toe te
lichten?
Antwoord 2
Ja.
Vraag 3
Kunt u toelichten op welke wijze de besluitvorming over de noodverordeningen die uitvoering
gaven aan de coronamaatregelen, heeft plaatsgevonden?
Antwoord 3
De 25 voorzitters van de veiligheidsregio’s hebben in hun gezamenlijke vergadering
van het Veiligheidsberaad van 16, 23 en 26 maart 2020 afspraken gemaakt over de uitvoering
en handhaving van coronamaatregelen door middel van noodverordeningen. Om eenduidigheid
in de aanpak en handhaving van de coronamaatregelen te bevorderen hebben de voorzitters
van de veiligheidsregio een Model noodverordening COVID-19 en een Handreiking handhavingsstrategie
noodverordening COVID-19 opgesteld. Op basis daarvan hebben de voorzitters voor hun
eigen regio een noodverordening vastgesteld.
Vraag 4
Op welke wijze wordt de democratische controle van deze besluitvorming vormgegeven?
Welke rol is weggelegd voor de gemeenteraden in de democratische controle op het handhaven
van de noodverordening? Kunt u dit uitsplitsen naar grootste gemeenten binnen de veiligheidsregio
die worden geleid door de regioburgemeester en de gemeenten die deze status niet hebben?
Antwoord 4
De bevoegdheden in de Wet veiligheidsregio’s hebben tot doel zo snel mogelijk effectieve
maatregelen te nemen tegen een dreigende ramp of crisis en het handelend vermogen
voorop te stellen. Dit blijkt ook duidelijk uit het feit dat de Wet veiligheidsregio’s
de noodverordening heeft uitgesloten van het bekrachtigingsvereiste dat voor een gemeentelijke
noodverordening geldt (artikel 39, eerste lid, onderdeel b, van de Wet veiligheidsregio’s).
In artikel 40 van de Wet veiligheidsregio’s is bepaald dat de voorzitter van de veiligheidsregio
na afloop van een ramp of crisis van meer dan plaatselijke betekenis, in overeenstemming
met de betrokken burgemeesters in de regio die deel uitmaken van het regionaal beleidsteam,
schriftelijk verslag uitbrengt aan de gemeenteraden over het verloop van de gebeurtenissen
en de besluiten die hij heeft genomen. De voorzitter van de veiligheidsregio beantwoordt,
in overeenstemming met de betrokken burgemeesters, schriftelijk de vragen die de raden
na ontvangst van het verslag stellen.
Indien een gemeenteraad daartoe verzoekt, verstrekt de voorzitter van de veiligheidsregio
na de procedure van schriftelijke verantwoording mondeling inlichtingen over zijn
besluiten. Dat laatste impliceert dat de voorzitter van de veiligheidsregio in de
desbetreffende gemeenteraad persoonlijk verantwoording moet afleggen. Aldus is verzekerd
dat in de gemeenteraad die het aangaat verantwoording wordt afgelegd door de bestuurder
die verantwoordelijk is voor het genomen besluit. De gemeenteraad kan een oordeel
over de besluiten van de voorzitter van de veiligheidsregio uitspreken en dit oordeel
door tussenkomst van de commissaris van de Koning ter kennis brengen van de Minister
van Justitie en Veiligheid. De gemeenteraad heeft niet de bevoegdheid aan een eventueel
negatief oordeel consequenties te verbinden. De uitoefening van het eenhoofdig gezag
op bovenlokaal niveau ontstijgt naar zijn aard het belang van de afzonderlijke gemeenten.
Indien in het publieke proces van het afleggen van verantwoording zou blijken dat
de voorzitter van de veiligheidsregio onjuist heeft gehandeld, zal de Minister van
Justitie en Veiligheid de voorzitter van de veiligheidsregio daarop aanspreken. In
de hierboven beschreven procedure wordt geen onderscheid gemaakt tussen de gemeente,
waarvan de voorzitter veiligheidsregio tevens burgemeester is, en de overige gemeenten.
Vraag 5
Gelet op het feit dat volgens het legaliteitsbeginsel het bevoegd gezag alleen kan
handelen op basis van een vooraf vastgestelde bepaling en dat dit juist in crisissituaties
belangrijk is, vindt u dat een noodverordening pas kan worden gehandhaafd wanneer
deze vastgesteld, gepubliceerd en dus kenbaar is? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 5
Ja. Bij het vaststellen van een noodverordening door de voorzitter van de veiligheidsregio,
is artikel 176, eerste lid, van de Gemeentewet van toepassing. Daarin is, toegepast
op dit geval, geregeld dat noodverordeningen bekend moeten worden gemaakt op een door
de voorzitter van de veiligheidsregio te bepalen wijze. Er gelden hiervoor – anders
dan voor reguliere bekendmakingen – geen wettelijke vormvereisten.
Overtreding van een uitgevaardigde en afgekondigde noodverordening is strafbaar (artikel
443 van het Wetboek van Strafrecht). Bestuursrechtelijk zijn de voorzitters van de
veiligheidsregio’s bevoegd overtredingen te beletten of beëindigen via de politie
(artikel 172, tweede lid, van de Gemeentewet). Ook voor de bestuursrechtelijke handhaving
geldt dat pas kan worden opgetreden als er een voorafgaand wettelijk voorschrift is
(artikel 5:4 van de Algemene wet bestuursrecht). De bevoegdheid om een last onder
bestuursdwang of onder dwangsom op te leggen, zoals bepaald in artikel 125 van de
Gemeentewet, moet naar mijn mening worden geacht met de verordeningsbevoegdheid mee
te zijn overgegaan naar de voorzitters van de veiligheidsregio’s in het kader van
artikel 39 van de Wet veiligheidsregio’s.
Vraag 6
Klopt het dat niet alle noodverordeningen waren gepubliceerd op het moment dat zij
gehandhaafd werden?2 Wat is uw reactie hierop?
Antwoord 6
Handhaving is alleen mogelijk als daar een deugdelijke wettelijke grondslag voor is.
Mocht handhaving toch ten onrechte hebben plaatsgevonden, dan is het aan een onafhankelijke
rechter om daarover een uitspraak te doen.
Vraag 7
Bent u van mening dat wet- en regelgeving juist in crisistijd kenbaar moet zijn, vooral
als het crisismaatregelen betreft? Zo ja, hoe zet u zich hiervoor in? Zo nee, waarom
niet?
Antwoord 7
Ja, de kenbaarheid van wet- en regelgeving is, ook in crisistijd, belangrijk voor
een effectieve werking en handhaving. De wijze van bekendmaking van wet- en regelgeving
is wettelijk geregeld.
Vraag 8
Op welke plek worden crisismaatregelen gepubliceerd?
Antwoord 8
De maatregelen worden gepubliceerd op www.rijksoverheid.nl en via andere communicatie-uitingen van het Rijk. Op grond van artikel 176, eerste
lid, laatste zin, van de Gemeentewet maakt de voorzitter van de veiligheidsregio de
noodverordening bekend op een door hem te bepalen wijze, zoals www.overheid.nl en de website van de veiligheidsregio.
Vraag 9
Bent u het ermee eens dat ook voor de continuering van de noodverordening er een wettelijke
basis moet zijn? Zo ja, hoe wordt deze (aanhoudend) getoetst? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 9
Zolang deze pandemie om inperking en beheersing vraagt in Nederland, zijn de noodverordeningen
van kracht die gebaseerd zijn op de in het antwoord op vraag 1 genoemde wetgeving.
Als deze noodsituatie zich niet meer voordoet, trekt de voorzitter van de veiligheidsregio
de noodverordening in (artikel 176, zevende lid, van de Gemeentewet). Zoals in het
antwoord op vraag 4 is aangegeven, legt de voorzitter van de veiligheidsregio achteraf
verantwoording af over zijn besluiten, waaronder de noodverordeningen.
Vraag 10
Bent u bekend met het bericht dat Letland vanwege de bestrijding van het coronavirus
bepaalde mensenrechten uit het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en de
fundamentele vrijheden (EVRM) tijdelijk opschort?3 Wat is uw reactie hierop?
Antwoord 10
Het is mij bekend dat Letland de Secretaris-Generaal van de Raad van Europa heeft
genotificeerd van de aldaar afgekondigde noodtoestand en een aantal verplichtingen
onder het EVRM tijdelijk heeft opgeschort. Ik kan niet ingaan op de situatie in Letland.
Wel kan ik aangeven dat voor het inperken van grondrechten in Nederland wetgeving
in formele zin vereist is. In de noodverordeningen die nu van kracht zijn, kan niet
van de Grondwet en de daarin gelegen grondrechten worden afgeweken.
Vraag 11
Bent u het ermee eens dat de Nederlandse coronamaatregelen op dit moment geen opschorting
van het EVRM vereisen en dat deze te rechtvaardigen zijn onder de beperkingsclausules
van die rechten? Kunt u toelichten bij welke maatregelen dit wel het geval zal zijn?
Antwoord 11
De huidige noodmaatregelen passen inderdaad binnen de bestaande beperkingsclausules
van het EVRM.
Vraag 12
Kunt u alle vragen apart beantwoorden?
Antwoord 12
Ja.
Vraag 13
Kunt u de vragen voor 31 maart beantwoorden?
Antwoord 13
Een snellere beantwoording dan vandaag was niet mogelijk.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
F.B.J. Grapperhaus, minister van Justitie en Veiligheid -
Mede namens
H.M. de Jonge, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport -
Mede namens
R.W. Knops, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.