Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Kröger, Laçin en Van Brenk over granuliet
Vragen van de leden Kröger (GroenLinks) Lacin (SP) en Van Brenk (50PLUS) aan de Minister voor Milieu en Wonen over granuliet (ingezonden 10 maart 2020).
Antwoord van Minister van Veldhoven-van der Meer (Milieu en Wonen), mede namens de
Minister van Infrastructuur en Waterstaat (ontvangen 31 maart 2020).
Vraag 1
In welke regelgeving en beleidsstukken ligt vast dat granuliet als grond kan worden
gekenmerkt? Kunt u al deze stukken met de Kamer delen?
Antwoord 1
Granuliet valt onder de reikwijdte van de definitie van grond in artikel 1 van het
Besluit bodemkwaliteit (Bbk). Voor deze definitie is de herkomst van het materiaal
niet bepalend, evenmin als de vraag of het materiaal door de mens is geproduceerd.
Ook materiaal dat vrijwel geen organische stof bevat, zoals granuliet, kan onder de
definitie van grond uit het Besluit bodemkwaliteit vallen. Zie paragraaf 4.3.5 van
de Nota van Toelichting bij het Besluit bodemkwaliteit.
De kwalificatie van granuliet als grond kent reeds een lange voorgeschiedenis. Tot
2009 is granuliet gekeurd conform AP-04 partijkeuringen. Granuliet is op advies van
Fugro gecertificeerd. Sinds 2009 wordt granuliet geleverd als grond, conform BRL-9321
en onder BSB-certificaat Granuliet IZG-039–2.
Om in Nederland een certificaat te verkrijgen, is goedkeuring nodig van de volgende
instanties: een Certificatie-instelling (in dit geval SGS-Intron), Stichting Bouwkwaliteit,
College van Deskundigen, Harmonisatie Commissie Bouw, Toetsingscommissie Bouwstoffenbesluit
en Raad voor Accreditatie. Daarnaast wordt het certificaat periodiek ge-audit, in
dit geval door SGS-Intron.
Zoals aangegeven is vanaf 2009 voor granuliet een BRL-certificaat afgegeven.
Binnen de werkgroep Kwaliteit Bodembesluit (Kwalibo) is in januari 2009 over granuliet
(granietzand) gesproken. Het standpunt van de werkgroep Kwalibo dat granietzand (=
granuliet) de status grond heeft en dat het onder BRL 9321 zal gaan vallen en uit
BRL 9324 (steenslag) zal worden geschreven, is opgenomen in het Monitoringsverslag
2009 Implementatie Besluit bodemkwaliteit (Tabel 7 – Uitvoeringsvraagstukken behandeld
in de werkgroep Kwalibo, toezicht en handhaving) van 31 maart 2010.
In juni 2013 is granuliet opnieuw besproken in het Implementatieteam. Daar is besloten
de geldende indeling (granuliet is grond) niet aan te passen. In 2018 is hierover
opnieuw ambtelijk de discussie gevoerd. In het beleidsstandpunt van DGWB is in oktober
2019 herbevestigd dat granuliet als grond wordt beschouwd.
Vraag 2
Kunt u aangeven door wie wordt bevestigd dat de kwalificatie als «grond» in 2013 voor
granuliet opnieuw werd bevestigd, zoals u in de brief «Reactie op de uitzending van
Zembla over granuliet « van 5 maart 2020 schrijft? Door wie werd dit opnieuw bevestigd?
In welke stukken is dit vast gelegd? Kunt u deze stukken met de Kamer delen?
Antwoord 2
Zie hiervoor het antwoord op vraag 1.
Vraag 3
Waaruit blijkt dat normdocument BRL9321 van toepassing is op granuliet?
Antwoord 3
Het standpunt van de werkgroep Kwalibo dat granietzand (= granuliet) de status grond
heeft en dat het onder BRL 9321 zal gaan vallen en uit BRL 9324 (steenslag) zal worden
geschreven, is opgenomen in het Monitoringsverslag 2009 Implementatie Besluit bodemkwaliteit
(Tabel 7 – Uitvoeringsvraagstukken behandeld in de werkgroep Kwalibo, toezicht en
handhaving) van 31 maart 2010.
Op dit moment is BRL 9321 rechtsgeldig. BRL 9321 is vastgesteld door het College van
Deskundigen Korrelvormige Materialen en aanvaard door de Harmonisatie Commissie Bouw
van de Stichting Bouwkwaliteit, bindend verklaard door KIWA BMC.
Granuliet ontstaat, net als industriezand en (gebroken) industriegrind, door zeer
gebruikelijke bewerkingen in de zand- en grindindustrie (breken, scheiden en wassen).
Flocculatie valt onder de bewerking scheiden. Het betreft het laten samenklonteren
of samenvlokken van zwevende stofdeeltjes, die vervolgens door bezinken uit het water
kunnen worden verwijderd.
Als bijlage bij mijn brief van 5 maart jl. aan uw Kamer1 was het productcertificaat opgenomen dat door SGS INTRON Certificatie B.V. op basis
van BRL 9321 specifiek
voor granuliet is afgegeven. Voor het Besluit bodemkwaliteit is dit certificaat een erkend en een
wettig bewijsmiddel. Het is opgenomen in het «Overzicht van erkende kwaliteitsverklaringen
in de bouw» op de website van de Stichting Bouwkwaliteit:
https://www.bouwkwaliteit.nl/dbase/merk/output_brl.php?brlno=9321&merk=…
Het Besluit bodemkwaliteit kent vijf verschillende typen milieuhygiënische verklaringen,
waarmee de kwaliteit van grond kan worden aangetoond. Drie typen verklaringen (partijkeuring,
erkende kwaliteitsverklaring en fabrikant-eigenverklaring) moeten worden geaccepteerd door het bevoegd gezag en twee type verklaringen (bodemonderzoek
en bodemkwaliteitskaart) kunnen worden geaccepteerd door het bevoegd gezag.
Een erkende kwaliteitsverklaring bestaat alleen voor grond waarvoor een beoordelingsrichtlijn
(BRL) is vastgesteld. Aan de producent van grond die voldoet aan de BRL 9321 «industriezand en (gebroken) industriegrind», kan door een door het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat erkende certificerende
instelling een productcertificaat worden afgegeven. Het productcertificaat geldt als
erkende kwaliteitsverklaring die moet worden geaccepteerd door het bevoegd gezag.
De certificerende instelling heeft zich verplicht de aanwijzingen van het Centraal
College van Deskundigen Bodembescherming op te volgen. Tevens staat de certificerende
instelling onder toezicht van de Raad voor Accreditatie en de Inspectie Leefomgeving
en Transport (ILT). Zo wordt de eenduidigheid en kwaliteit van het certificeringsproces
bewaakt.
De vraag of de BRL 9321 van toepassing is werd in de zomer van 2019 neergelegd bij
DGWB. Uitkomst in de brief van DGWB aan RWS op 10 oktober 2019 dat granuliet beschouwd
kan worden als grond en een nieuwe BRL wordt opgesteld heeft de ILT doen besluiten
dat het bestaande certificaat voor granuliet nog kan worden gebruikt tot de nieuwe
BRL als normdocument in de regeling is opgenomen.
Vraag 4
Klopt het dat industriezand en granuliet niet hetzelfde is?
Antwoord 4
Ja, het klopt dat granuliet niet hetzelfde als industriezand is. Granuliet is de handelsnaam
voor de fijnste gradering uit het breek-, zeef- en wasproces van Schotse graniet en
Noors zandsteen.
Vraag 5
Kunt u de stukken met de Kamer delen waaruit blijkt dat in 2009 gepoogd is granuliet
onder de BRL9321 te brengen.
Antwoord 5
Zie hiervoor het antwoord op vraag 1.
Vraag 6
Uit welke regelgeving of stukken blijkt dat granuliet al «voorafgaand aan de inwerkingtreding
van het Besluit bodemkwaliteit (Bbk)» als grond werd beschouwd, zoals beschreven in
de Kamerbrief van 5 maart 2020?
Antwoord 6
Zie hiervoor het antwoord op vraag 1. Strikt gezien werd pas vanaf de inwerkingtreding
van het Bbk het huidige onderscheid tussen grond, bouwstof of baggerspecie doorgevoerd.
Vraag 7
Kunt u de afwijzing vanuit Rijkswaterstaat Zuid, in reactie op de melding voor het
toepassen van granuliet in het project «Over de Maas», met de Kamer delen?
Antwoord 7
Ja, de meldingen gedaan in het kader van het project Over de Maas zijn als bijlagen
bij de brief aan uw Kamer van 5 maart jl. aan uw kamer toegestuurd. Onderdeel van
een aantal van deze meldingen is het oordeel van het bevoegd gezag.
Vraag 8
Klopt het dat er voor grond minder parameters van toepassing zijn om verontreinigingen
te toetsen, dan voor afvalstromen of bouwmateriaal?
Antwoord 8
Nee, dit klopt niet. Voor bouwstoffen zijn juist minder parameters opgenomen dan voor
grond en baggerspecie. Deze zijn opgenomen in bijlage A van de Regeling bodemkwaliteit,
respectievelijk bijlage B.
Voor granuliet geldt overigens dat de concentraties en emissies van contaminanten
zodanig gunstig zijn dat bij toetsing van het materiaal voor elke toepassing als bouwstof
én voor elke toepassing als grond geschikt is. Op basis van het Besluit bodemkwaliteit
kan echter een materiaal niet zowel grond als bouwstof in de zin van het Besluit bodemkwaliteit
zijn.
Vraag 9
Erkent u dat er bij Rijkswaterstaat verschillende belangen door elkaar speelden bij
de beoordeling van granuliet onder het Bbk? Hoe heeft men binnen Rijkswaterstaat deze
belangen zorgvuldig gescheiden?
Antwoord 9
Nee. In het besluitvormingsproces over de status van granuliet is oog geweest voor
de diverse rollen en verantwoordelijkheden.
Er heeft binnen RWS, met betrokkenheid van de ILT en het directoraat-generaal Water
en Bodem (DGWB), een inhoudelijke discussie plaatsgevonden over de vraag of granuliet
toch niet zou moeten worden gezien als «bouwstof», in plaats van als «grond» in de
zin van het Besluit bodemkwaliteit.
De beleids-DG heeft in overleg met RWS vastgesteld dat, gezien de historie en de context,
er geen nieuwe feiten en omstandigheden waren om het toepassen van granuliet als «grond»
niet langer te accepteren en granuliet als «bouwstof» te gaan kwalificeren.
Vraag 10
Is er onderzoek gedaan naar de aanwezigheid van polyacrylamide in het granuliet voor
en na storting bij het project «Over de Maas»?
Antwoord 10
Het hoofdbestanddeel van de toegepaste flocculant (vlokmiddel), Ecopure P-1715, is
een anionische vorm van poly-acrylamide2.
Belangrijk om te vermelden is dat poly-acrylamiden geen Zeer Zorgwekkende Stoffen
(ZZS) zijn. Het vlokmiddel wordt tijdens de productie van granuliet gebruikt om de
hele kleine granietdeeltjes aan elkaar te laten hechten. Samen vormen deze granietdeeltjes
het eindproduct granuliet. Het gehalte aan dit het poly-acrylamide in granuliet is
zeer moeilijk te meten. Het is wel aan de hand van de toegepaste dosering en de stofeigenschappen
van het poly-acrylamide via modelberekeningen te bepalen. Dat is in dit geval gebeurd.
Het berekende gehalte van het poly-acrylamide in granuliet bedraagt circa 96 mg/kg
droge stof.
Uit een poly-acrylamide kan in theorie op twee manieren acrylamide (een ZZS) vrijkomen,
namelijk i) als aanwezige sporen van (vrij beschikbaar) acrylamide residu in een poly-acrylamide
én ii) als gevolg van de afbraak van poly-acrylamide. In het European Union Risk Assessment
Report «acrylamide» (European Chemicals Bureau, Institute for Health and Consumer
Protection, 2002) is aangegeven dat het fysisch-chemisch onwaarschijnlijk is dat acrylamide
vrijkomt bij de afbraak van poly-acrylamide.
Uit een poly-acrylamide kan in theorie op twee manieren acrylamide (een ZZS) vrijkomen,
namelijk i) als aanwezige sporen van (vrij beschikbaar) acrylamide residu in een poly-acrylamide
én ii) als gevolg van de afbraak van poly-acrylamide.
Poly-acrylamide is geen stof, maar een verzamelnaam voor alle polymeren, waarin het
monomeer acrylamide een onderdeel vormt van de moleculaire structuur. Bij het gebruikte
flocculant is het hoofdbestanddeel een anionische poly-acrylamide. In het European
Union Risk Assessment Report «acrylamide» is aangegeven dat het fysisch-chemisch niet
waarschijnlijk is dat acrylamide vrijkomt bij de afbraak van poly-acrylamide. Uit
wetenschappelijk onderzoek gericht op de afbraak van poly-acrylamide houdende flocculanten,
blijkt dat in de meeste gevallen inderdaad sprake is van afbraak zonder dat er acrylamide
vrijkomt of dat het slechts in zeer geringe hoeveelheden gebeurt. Bij de anaerobe
(zuurstofloze) afbraak van poly-acrylamide is acrylamide als tussenproduct in het
degradatieproces aangetoond. Over het algemeen breekt acrylamide zelf echter zeer
snel af in het milieu, ook onder anaerobe condities, waardoor het onwaarschijnlijk
is dat er sprake is van relevante effecten voor mens en milieu.
Bij gebruik van poly-acrylamiden kan acrylamide vrijkomen als er een klein percentage
vrij residu aanwezig is. Vanwege strenge EU-regelgeving ten aanzien van acrylamide
mag dat percentage nooit hoger zijn dan 0,1% (op gewichtsbasis) van het poly-acrylamide
in een te gebruiken product. Dat geldt dus ook voor het hier gebruikte flocculant.
In de meeste gevallen liggen de concentraties acrylamide in poly-acrylamide overigens
aanzienlijk lager dan de vereiste 0,1%.
In het geval van granuliet zijn – zowel in opdracht van de producent van het materiaal
(juni 2019) als in opdracht van Rijkswaterstaat (resp. december 2019 en februari 2020)
– meerdere monsters geanalyseerd op de aanwezigheid van acrylamide. Gebleken is dat
het gehalte van deze stof beneden de detectiegrens ligt. Dat is de laagste hoeveelheid
van een stof die kan worden gemeten door het laboratorium.
Vraag 11
Wordt de grond en het oppervlaktewater getest op de aanwezigheid van zowel poly- als
acrylamide?
Antwoord 11
Nee, maar dat is ook niet noodzakelijk. De grond (het granuliet) is meerdere keren
geanalyseerd op de aanwezigheid van acrylamide. In alle gevallen is de aanwezigheid
van acrylamide in het granuliet niet aangetoond. De conclusie van de uitgevoerde onderzoeken
is dat er geen negatieve effecten voor mens en milieu zijn. Zie ook mijn antwoord
op vraag 10 en 12.
Vraag 12
Klopt het dat het onderzoek van Royal Haskoning d.d. 29 mei 2010 over flocculant geen
betrekking heeft op de effecten van het storten van granuliet met flocculant in open
water?
Antwoord 12
Nee, de notitie van Royal Haskoning/DHV gaat in op de vraag of en welk effect het
gebruik van het flocculant bij de productie van granuliet zou kunnen hebben op de
milieuhygiënische kwaliteit van de omgeving. RoyalHaskoning/DHV concludeert dat i)
het gebruik van de flocculant in het productieproces niet leidt tot toevoeging van
een verontreiniging en ii) het gebruik van de flocculant bij de productie van granuliet
en de aansluitende toepassing van het product geen effect heeft op de milieuhygiënische
kwaliteit van de omgeving.
Vraag 13
Klopt het dat de onderzoeken die verwijzen naar toepassing van flocculant bij de drinkwaterzuivering
betrekking hebben op de toepassing in een gecontroleerde setting, waarbij voorkomen
wordt dat flocculant in het oppervlakte of grondwater terecht komt? In hoeverre is
de toepassing van flocculant in de drinkwaterzuivering dan te vergelijken met de stort
van granuliet met flocculant als toevoeging in een natuurplas?
Antwoord 13
Een flocculant wordt bij waterzuivering gebruikt voor het verwijderen van ongewenste
stoffen c.q. deeltjes uit water. Dit proces wordt onder andere toegepast bij de zuivering
van grond- en oppervlaktewater tot drinkwater. Het is dan dus van belang om te voorkomen
dat aan het flocculant gehechte ongewenste stoffen c.q. deeltjes in zowel het drinkwater
als het oppervlakte- of grondwater komen.
Bij het productieproces van granuliet wordt het (niet-toxische) flocculant gebruikt
om niet verontreinigde deeltjes te binden en daarmee het scheiden van water te bevorderen.
Overigens wordt ook bij toepassing van een poly-acrylamide houdend flocculant bij
de productie van drinkwater, net als bij granuliet, een zeer strenge norm gehanteerd
voor de maximale concentratie acrylamide.
Vraag 14
Op welke manier is de aanwijzing in het veiligheidsblad onder 6.2, uit het rapport
van Royal Haskoning over Ecopure-1715 (vermijd flocculant in oppervlaktewater) opgevolgd
bij de stort van granuliet bij het project «Over de Maas»?
Antwoord 14
Het veiligheidsinformatieblad (VIB) geeft geen aanwijzingen voor de toepassing van
het geproduceerde granuliet bij het project «Over de Maas». Daar is het ook niet voor
bedoeld. Een VIB is een document met informatie over de risico's van een stof of preparaat
(in dit geval Ecopure P-1715) en aanbevelingen voor het veilig gebruik ervan op het
werk (zoals tijdens het productieproces van granuliet). Deze veiligheidsinformatie
heeft betrekking op het pure product Ecopure P-1715 in onverdunde vorm in de verpakking.
Vraag 15
Is er een verslag van het overleg van het Implementatieteam van 26 maart 2009, waarin
is vastgesteld dat granuliet als grond gekenmerkt kan worden? Kunt u dit met de Kamer
delen?
Antwoord 15
Zie het antwoord op vraag 1 voor de wijze waarop het besluit dat granuliet als grond
gekenmerkt kan worden is vastgelegd.
Vraag 16
Klopt het dat er geen ecologisch onderzoek is gedaan naar de toepassing van granuliet
met focculant in het verondiepen van plassen?
Antwoord 16
Dat klopt. Er is geen project specifiek onderzoek gedaan en dat is ook niet nodig.
Wanneer bij het verondiepen wordt gehandeld conform de eisen van het Besluit bodemkwaliteit
zijn de chemische en ecologische waterkwaliteitsbelangen geborgd. Deze zijn immers
verdisconteerd in de eisen die op basis van het Besluit bodemkwaliteit (zijnde een
AMvB onder o.a. de Waterwet) aan de toepassing van materiaal in oppervlaktewater worden
gesteld.
Vraag 17
Waarom is er nooit een ecologisch rapport gevraagd bij de beoordeling van de melding
onder het Bbk in 2016? Is het gebruikelijk dat voor een dergelijke toepassing wel
een ecologische onderbouwing plaatsvindt? Op basis waarvan is vastgesteld dat granuliet
met toevoeging van flocculant grond is dat een duurzaam onderdeel van de bodem kan
zijn?
Antwoord 17
Zie het antwoord op vraag 16. Wanneer een materiaal voldoet aan alle eisen die het
Bbk stelt aan grond kan het een duurzaam onderdeel van de bodem vormen. Het certificaat
waarmee dit is aangetoond wordt alleen afgegeven als aan alle voorwaarden van het
Bbk wordt voldaan. Met de aanvullende onderzoeken en controles door RWS is herbevestigd
dat granuliet aan de eisen van het Bbk voldoet.
Vraag 18
Kunt u toezeggen dat er ook een ecologisch onderzoek plaatsvindt naar nut en noodzaak
en gevolgen voor het ecosysteem van het storten van granuliet met toevoeging van flocculant,
als onderdeel van de review die u in de brief van 5 maart 2020 heeft aangekondigd?
Antwoord 18
Er zijn verschillende onderzoeken gedaan naar de milieuhygiënische aspecten van het
granuliet dat is toegepast in het project Over de Maas. Op grond van deze onderzoeken
is de conclusie van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat, respectievelijk
Rijkswaterstaat dat het toepassen van granuliet geen schadelijke gevolgen heeft voor
de milieukwaliteit en de leefomgeving en er geen sprake is van strijdigheid met het
Besluit bodemkwaliteit
Toch constateer ik dat er ongerustheid bestaat bij omwonenden en gemeente. Zoals ik
heb gemeld in mijn brief van 5 maart jl. wil ik de zorgen proberen weg te nemen en
zal er daarom in overleg met de gemeente West Maas en Waal en de provincie Gelderland
een review worden uitgevoerd naar de milieukwaliteit van granuliet.
Op 9 maart jl. heb ik hierover een verkennend gesprek gehad met de betrokken wethouder
van de gemeente, waarbij de eerste contouren van de scope van deze review de revue
zijn gepasseerd, namelijk:
I. de milieu hygiënische eigenschappen van granuliet en de effecten van de toepassing
van dit materiaal, en
II. de vraag of het toepassen van granuliet aan het bereiken van de natuurdoelstellingen
– opgenomen in het herinrichtingsplan bij de ontgrondingsvergunning en bestemmingsplan
– in de weg staat.
De review heeft betrekking op het granuliet (afkomstig van Graniet Import Benelux)
zoals dat is / wordt toegepast in het project «Over de Maas». Het betreft derhalve
het materiaal dat een productieproces heeft ondergaan, waarbij het flocculant Ecopure
P-1715 is gebruikt.
Op dit moment is een conceptvoorstel voor de review ingediend bij provincie en gemeente.
Ik heb afgesproken dat de gemeente hierop in de week van 30 maart zal reageren. Ik
informeer uw Kamer uiteraard daarover.
Vraag 19
Kunt u de beleidsbrief, die is gestuurd door Inspectie Leefomgeving en Transport aan
de Directie Water en Bodem van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat, delen
met de Kamer, waarin is aangegeven dat in afwachting van het nieuwe normdocument,
granuliet onder BRL 9321 kon vallen?
Antwoord 19
Er is in 2019 geen beleidsbrief gestuurd door de Inspectie Leefomgeving en Transport
aan de directie Water en Bodem van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat.
In mijn bijgaande Kamerbrief ga ik in op BRL 9321 in relatie tot granuliet en het
standpunt van de ILT.
Vraag 20
Zijn er normen voor polyacrylamide of acylamide in bodem, grond- of oppervlaktewater?
Antwoord 20
Nee, er gelden geen milieukwaliteitseisen voor bodem, grondwater en oppervlaktewater
voor genoemde stoffen. Dit betekent dat voor activiteiten waarbij genoemde stoffen
in bodem, grondwater of oppervlaktewater worden gebracht, de zorgplichten gelden,
die zijn opgenomen in de Wet bodembescherming en de Waterwet. Deze worden zo uitgelegd
dat de kwaliteit van bodem, grondwater en oppervlaktewater als gevolg van een activiteit
niet mogen verslechteren. Uit alle uitgevoerde onderzoeken blijkt dat dit niet het
geval is. Zie ook het antwoord op vraag 11.
Vraag 21
Is er getoetst of het toepassen van granuliet met flocculant een risico is voor de
normen voor grond- en oppervlaktewater met betrekking tot barium?
Antwoord 21
De aanwezigheid c.q. het gehalte van barium in granuliet heeft een natuurlijke herkomst
en heeft derhalve niets te maken met het gebruik van het flocculant tijdens het productieproces.
Vanuit de Regeling bodemkwaliteit is voor grond met een bariumgehalte van natuurlijke
herkomst geen norm of maximaal toegestane waarde van toepassing.
Vraag 22
Waarom meent u dat granuliet grond is, terwijl Deltares het Implementatieteam heeft
geïnformeerd dat naar hun deskundige mening granuliet geen grond is? Waarom is hier
vanaf geweken? Wat is hiermee de status van het Implementatieteam?
Antwoord 22
Het implementatieteam is een werkgroep met vertegenwoordigers uit het bedrijfsleven
en overheden. Onderzoeksinstituten, zoals Deltares, zijn hierin niet vertegenwoordigd.
In opdracht van Granuliet Import Benelux is door Deltares een onderzoek3. In dit rapport is de discussie rond de vraag of granuliet een bouwstof of grond
is niet aan de orde geweest.
Het implementatieteam kan het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat over uitvoeringsvraagstukken
adviseren. De verantwoordelijkheid voor het innemen van een beleidsstandpunt ligt
bij de DGWB.
In mijn brief van 5 maart jl. ben ik ingegaan op de overwegingen die aan de herbevestiging
in 2019 ten grondslag lagen. Bij de standpuntbepaling in 2019 was een belangrijke
factor dat granuliet gedurende de jaren daarvoor bestendig als «grond» was gekwalificeerd.
Er waren gezien de definitie voor grond in het Besluit bodemkwaliteit geen zwaarwegende
argumenten om daarvan af te wijken.
Vraag 23
Waarom wilt u een review? Wat is daar de meerwaarde van?
Antwoord 23
Hoewel uit de verschillende onderzoeken die zijn gedaan naar de milieuhygiënische
eigenschappen van granuliet blijkt dat er geen schadelijke gevolgen voor de leefomgeving
zijn en het gebruikte granuliet aan alle eisen van het Besluit Bodemkwaliteit voldoet,
blijft er ongerustheid in de omgeving of granuliet geschikt is voor het verondieping
van een plas. Om deze ongerustheid weg te nemen zal ik, in overleg met de gemeente
en provincie, een onafhankelijk onderzoek laten uitvoeren naar de gevolgen voor mens
en milieu van het gebruik van granuliet in het project Over de Maas.
Vraag 24
Erkent u dat als de verondieping bij het project «Over de Maas» is afgerond er inmiddels
75.000 kg polyacrylamide in de grond zit?
Antwoord 24
Zoals ik heb aangeven in het antwoord op vraag 10 is het gehalte poly-acrylamide in
granuliet zeer moeilijk te meten.
Ik hecht eraan te benadrukken dat het toepassen van granuliet met het daarbij gebruikte
flocculant geen reden tot zorg geeft. Volgens het bijbehorende Veiligheidsinformatieblad
bevat Ecopure P-1715 geen stoffen die na beoordeling als een PBT (persistente, bio
accumulerende en toxische)- of zPzB-stof (zeer persistente en bio accumulerend) worden
beschouwd. Ook is de uitloging uit het granuliet nagenoeg nihil.
De rapporten en onderzoeken laten zien dat het toegepaste granuliet, inclusief het
flocculant/poly-acrylamide, geen risico’s geeft voor mens en milieu.
Om te proberen de zorgen die omwonenden desondanks ervaren weg te nemen, zal er in
overleg met de gemeente West Maas en Waal en de provincie Gelderland een review worden
uitgevoerd naar de milieukwaliteit van granuliet (incl. het gebruikte flocculant).
Vraag 25
Kunt u deze vragen tijdig voor het debat over het bericht dat de top van Rijkswaterstaat
betrokken was bij de dump van een half miljoen ton afval in een natuurplas beantwoorden?
Antwoord 25
Ja.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S. van Veldhoven-van der Meer, minister voor Milieu en Wonen -
Mede namens
C. van Nieuwenhuizen Wijbenga, minister van Infrastructuur en Waterstaat
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.